De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 6 april pagina 1

6 april 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1867 Zondag 6 April A°. 1913 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden ? l. 50, f r. p. post/ 1.65 Voor Indifi per jaar, bij vooruitbetaling , , mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . 0.12r' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?0.25 .0.30 .0.40 PREMIE CHARIVARI De bloemlezing uit Charivari, met omslagteekening in drie kleuren en vignetten van P. van der Hem, groot 64 pagina's, is verschenen en voor de abonnés verkrijgbaar. De prijs is, per exemplaar, ten kantore afgehaald 20 cents, per post ontvangen 25 cents. De Uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam, Keizersgracht 333 iiiliiiiiiiMiii:iiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiMiiMlliiiiiiiiiiiiiii IIMIIIMMMIMMIIIHIIIIIMIIHIIIIIII INHOUD MMtlllMtUimitllMIIMIIMIHIIIIIMIIIIIIinillllllllllHMIIIUII.illlllinlIIIIIII Red.: Kunstmatige opwinding: 18131913. F. M. K.: De Inboorling. Kroniek: Pierpont Morgan. 2: Feuil leton door Sam. Goudsmit. Van den Eeckhout over twee boeken van Raymond Poincaré. Balthazar Verhagen over de muziek bij den Gysbreght. 3: Inge zonden : Sigarenmakers-uitsluiting. 5 : N. Mansfeldt-de W. H.: Tutti Frutti, de Vereeniging v. Huisvrouwen. Allegra. E. Heimans : De Hazelaar. 6: Matthijs Vermeulen: Het 25-jarig bestaan van het Concertgebouw; en over Busoni. 7: Gerard Ras over Friederike Brion en Goethe..?Dichterlijk Bloc-note. 8 : Charivari. Portretten van H. Gompertz en H. Morden. 9: Fin. Kroniek door v. d. M. 10: Brief van den heer P. Lutiusjr. over Baron Rud. Lehmann. //: Schaak spel door Rud. Loman. Damspel door J. de Haas. Teekening van Joh. Braakensiek: Pierpont Morgan. Bijvoegsel van Johan Braakensiek: Het vijfentwintig jarig bestaan van het Concert gebouw. iiiiiiniiiiiiniiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiMniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniiniiii Kunstmatige opwinding 1813?1913 Uit welk brein, zoo vroegen wij op 5 Mei van het vorig jaar, mag de oer gedachte zijn ontsproten om in 1913 feest te vieren ter herdenking van onze glorielooze vrijwording en om aldus een periode in de herinnering op te dringen, waar over elk Nederlander het best deed te zwijgen" ? zie, wij mochten vorige week er nog op wijzen, hoe bij een huldiging in een tooneelzaaltje van de IJmuidensche red ders, van volkskracht" nog altijd wei nig bleek, thans honderd jaar na dien slappen tijd maar toch, wij meenden het vorig jaar en wij meenen het heden: het grootste deel van onze natie is, zij het ook nog niet flink genoeg, toch zeker nuchter genoeg geworden, om voor het opvijzelend redevoeren over 1813 en het geestdriftwekken voor onze heldendaden van toen, zooal niet den neus dan toch de schouders op te halen. Vraag rechts en links wat uw kennissen ervan denken: De 1913-kermis ondergaat ons volk als een, 'n beetje malle, zegening van boven. Dit is de waarheid. Men oordeelt, dat de handel en de Nederlandsche nijverheid, en vooral de winke liers en hotelhouders er een duit mee zullen verdienen, en daar men overigens aan alle commissieleden van alle steden, van alle provincies alle ridderorden gunt... ziet men de feesten komen! Als het voor het nageslacht noodig mocht wezen een bewijs te kunnen over leggen van de te prijzen algeheele afwe zigheid van 1813-geestdrift in ons huidig vaderland, dan zou het volgend geschrift kunnen dienen. Het is eene circulaire, die ook wij ontvingen en welks beteekenis voor de kennis van onzen tijd ons als het ware vriendelijk uitnoodigt het zoo spoedig mogelijk gemeen goed te maken : . Amsterdam, 28 Maart 1913. Aan Heeren Hoofdredacteuren van het Weekblad De Amsterdammer." Mijne Heeren, Als lid van de Amsterdamsche Com missie voor: Plan 1913", en krachtens opdracht van het Uitvoerend Comitédier Commissie, ben ik zoo vrij Uwe aandacht op haar arbeid te vestigen. De Commissie is thans bezig de noodige gelden te verzamelen, maar vindt daarbij niet de gewenschte medewerking. Zeer veel Amsterdammers, ook onder de meer ontwikkelden, blijken niet goed meer te weten, wat er eigenlijk in 1813 is voorgevallen. Zij verkleinen de daden der mannen, die toen zijn opgetreden, omdat zij zich niet meer herinneren van hoeveel belang dat optreden is geweest en met hoeveel gevaren het gepaard is gegaan. Het gevolg van die onbekendheid met de geschiedenis is eene groote lauwheid voor de feesten die aanstaande zijn en eene zeer geringe neiging om daarvoor bij te dragen. De Commissie zou dus zeer gaarne zien, dat de Hoofdredactiën der verschil lende bladen, die in Amsterdam ver schijnen, of daar veel gelezen worden, zoo spoedig mogelijk, en in elk geval in den loop der maand April a.s., eenige historische artikelen deden verschijnen van de hand der Hoofdredacteuren zelve, of van bevoegde historici, waarin de groote gebeurtenissen van het jaar 1813 nog eens helder en populair worden uit eengezet en waarin vooral gewezen wordt op het groote belang, dat Nederland toen had, om zich zelf te bevrijden en niet door anderen bevrijd te worden. De Hoofdredactie van De Nederlan der" heeft reeds in dien geest gehandeld, evenals die van enkele andere bladen en daarom vertrouwt de bovengenoemde Commissie, dat ook Uwe Hoofdredactie, voor zooveel nog noodig, aan haar wensch gevolg zal willen geven. Als misschien in de maand September aanstaande Hare Majesteit de Koningin persoonlijk in de Hoofdstad des Rijks zal verschijnen, om aan de openbare feesten deel te nemen, mag er aan de geestdrift en aan den luister dier feesten niets ontbreken en wie is beter bij machte dan de Pers, om hier de leiding te nemen en de noodige voorlichting te verstrekken. Gaarne zal ik verder de gewenschte inlichtingen geven en inmiddels teeken ik mij, na beleefde groeten, met de meeste Hoogachting, Uwer Redactie dienstw. dn. H. VERKOUTEREN, Prinsengracht 512. In dezen brief staan natuurlijk eenige zinnetjes enkel voor den vorm. De on bekendheid" van het publiek met de daden der mannen", die ondanks veel gevaren" zijn opgetreden, is natuurlijk maar bij wijze van spreken vermeld. Waar het om te doen is blijkt uit de voorlaatste alinea: Als misschien inde maand September aanstaande HareMajesteit, enz.... mag er aan de geestdrift, enz.... niets ontbreken (o zoo!), en wie is (men schijnt ons erg noodig te hebben, want werden wij ooit zoo gevleid?) beter bij machte dan de Pers, om hier de leiding te nemen en de noodige voor lichting te verstrekken"... vertaal: de geestdrift te fabriceeren, die er nu een maal niet is en tot onze wanhoop niet komen zou! Wij hopen aan den wensch van deze officieele Commissie, zooveel als in onze macht is te voldoen. Wij hopen bij ge legenheid iets te vertellen over onze ontzaggelijke heldendaden van 1813, toen nadat Napoleon aan de Beresina was vernietigd, en daarna zijn laatste nieuwe lichtingen van kleine knapen in den volkerenslag bij Leipzig waren weggesmolten als een kaars zegt Hugo in een hoogoven wij met voorzichtigheid te Scheveningen onze pantalons hebben natgemaakt om Willem van Oranje aan het strand te dragen. Voorloopig spreekt de circulaire der Commissie voor zichzelve. Zij zegt aan wie het nog niet wist: Als straks in September de officieele heeren en lintjesbelustigden zullen redevoeren honderduit, en het feestgerucht niet van de lucht af zal wezen, dan is het toch niets anders dan een opgemaakte geschiedenis, een kunstmatige opwinding. Als men een Commissie benoemt tot Tempering van Kunstmatige 1813-Geestdrift, willen wij een bijdrage gaarne storten. De inboorling" Begint onze eeuw, wat haren leeftijd aangaat, thans over het tanden krijgen heen te komen, zij zal, naar het schijnt, verheffen niet allén de vrouw en het kind, doch ook den inlander". De ver korting der afstanden in het wereldverkeer vermindert natuurlijk ook de dis tantie tusschen zijn brein en het onze. En, ook te zijnen opzichte geldt de stel ling: waar kennis komt, baart zij den drang naar verkrijging van rechten. Die thesis is niet nieuw, maar zij verdient nu en dan in het licht te worden gesteld. Wij zijn er reeds eenigszins aan ge wend geraakt met meer of minder ernst op te vatten den Japanner, Chinees, Pers, Siamees, Britsen Indiër, zelfs den Egyptenaar. Met goed gevolg zijn zij al werkzaam op menig veld, dat, nog niet zoolang geleden, als het uitsluitend eigendom van den blanke werd be schouwd. Zij hebben den Europeaan gebezigd om door hem te worden onder wezen en hier is bereids aangebroken het oogenblik, daar zal spoedig het moment komen *van het optreden des voormaligen discipels als leermeester van het eigen volk, opdat de leden daarvan voortaan zullen zijn te beschouwen als geëmancipeerde!!. Terwijl een en ander ons, Westerlingen, tot bescheidenheid noopt, beginnen wij in te zien dat de studie van het zieleleven, in zijne verschillende uitingen, des Oosterlings, de moeite waard is. Chulalongkorn van Siam heeft getoond moderne heerschersgaven te bezitten, de Perzische Behaïmaakt indruk door zijne vaste over tuigingen, wij bewonderen de schoone, sobere lijnen van een Hokusaïen Wu Ting Fang heeft bewezen in beleid niet onder te doen voor westersche diplomaten. Dit alles is gelukkig, want wederzijdsche waardeering kan nu komen en aldus de algemeene beschaving worden vooruitgebracht. Maar, het houdt hierbij niet op. Wij geraken langzamerhand tot het contact van gelijkheid met rassen, die gerekend werden nog veel lager te staan dan de bovenvermelde. Wij wrijven ons even de oogen uit als wij lezen dat Arthur C. Parker, archeoloog van den Staat van New-York een Irokees is, behoorende tot het ras, dat men be schouwt als uitstervende, waarvan nog slechts driehonderduizend zielen in reservations" wonen, dat de werken van Charles A. Eastman, een andere Roodhuid, in het Duitsch worden vertaald, dat Dr. WaKoe-Te-Mo-Me, een volbloed Sioux, het evangelie verkondigt te Standing Rock in den staat van Dakota, dat de Indianen Robert L. Owen en Charles D. Carter den Staat van Oklahama vertegenwoor digen resp. als Senator en als Afgevaar digde, in het Parlement der Vereenigde Staten. Dan de negers. Men herinnert zich het tumult, toen de bekende Booker T. Was hington van Tuskegee Alabama, de foremost representative of his race", door President Roosevelt op White House" werd ontvangen; ook waaide er veel stof op bij de benoeming van den coloured gentleman" M. H. Lewis als as sistent van den Advocaat-Generaal in de stad aan de Potomac. Thans hoort men er te nauwernood iets meer van. Terwijl Charles Banks, millionnair, katoenplanter, de meest invloedrijke koopman met don kere huid in de Vereenigde Staten is, behooren tot zijn ras de befaamde advokaat Nelson, de als slaaf geboren Bis schop George W. Clinton en Professor Georgc W. Carrer, autoriteit op het ge bied van modernen landbouw. Steeds vermeerdert in de Vereenigde Staten het aantal advocaten, predikanten, tooneelspelers, zakenmannen, landbou wers, schrijvers van eene anders getinte huid als de onze, ook van die van ge mengd bloed, en zulks ondanks liet nog steeds toegepast lynchen, trots luiheid, omkoopbaarheid en ontoerekenbaarhc'id, welke den tien millioen zwarten nog altijd tot op zekere hoogte eigen zijn; in weerwil van bepalingen, die de tegen woordigheid van een zwarte in een tram voor blanken verbieden alsmede van het feit dat Booker T. Washington in hotels en restaurants de deur wordt gewezen en dat de bovenste galerij in de theaters Niggerheaven" word genoemd. Hun aantal wordt grooter, want het onderwijs en het leeren geschiedt hoe langer hoe veelvuldiger. Alleen voor Indianen bestaan in Amerika ongeveer 300 onderwijsinstellingen, behalvd zestig zendingsscholen van verschillende ge loofsrichting. In Britsch-Indië strijden vele knappe nlandsche koppen, zoowel onder de Hindoe's als onder de Mohamedanen, voor de rechten hunner rasgenooten. Al daar en elders zijn, onder vele anderen, be kend de namen van een Sir Pherozeschah Mehta, Sir Djemschied Jeejeebhoi, Sir Ibrahim Rahim-tula, van een Gandhi, van een Honourable" Gokhale, die onlangs laar Zuid -Afrika ging om zich op de hoogte te stellen der grieven van de aldaar gevestigde Britsen-Indiërs. Te Bombay teruggekeerd, gaf hij er, met groote welsprekendheid, in eene open bare vergadering, verslag van zijne ver richtingen. Scènes of enthusiasm, such as were in evidence, when Mr. Gokhale appeared on the platform, have rarely been seen in Bombay. It was a forest of waving arms, one continuous roar of cheering" schrijft een plaatselijk blad. Daar waren Pari's, Mohamedanen en andere inlanders. Heden is het een Britsch-Indiër, een Chinees, een Roodhuid, die onze aandacht vraagt; morgen wordt wellicht beroemd, op het een of ander gebied, een zoon van Tibet, Mongolië of Java. En, al moge het vooralsnog een lange weg zijn, welke leidt tot cie erkenning van rechten aan den inboorling van ver schillende pluimage, toch moet dat pad gebouwd worden door, en tot heil van, ons zelven. Want, het zedelijk stand punt van den blanken man zal hooger worden, naarmate hij zijne naasten, van welk ras zij ook zijn mogen, beter be oordeelt, rechtvaardiger behandelt. Het egoïsme, in zijne verschillende vormen van: eigenwaan, haat, vooroordeel, kan zich, onder allerlei soort van macht spreuken lang en goed verbergen. Toch moet die mensen nog geboren worden, die zoo zeker van zich zelven is dat hij, op den langen duur, zijn binnenste niet toont, wanneer hij spreekt over zijne broeders, al staan deze op nog zoo lagen trap; dat hij niet ontmaskerd wordt en gedwongen door de omstandigheden, tot het geven van suum cuique. Mag men afgaan op verschijnselen van onzen tijd, als die waarop boven gewezen werd, dan ligt voor de hand de overtuiging dat de toekomst niet behoort aan hen, die den inboorling zijne rechten nog lang willen onthouden. Het onderwijs filtert overal door als een levend water. Eppur si muove! Dat intusschen, bij de overgangen ten deze, behoedzaamheid, gematigdheid, takt onzerzijds dringende voorwaarden zijn voor de goede behartiging der belangen van de wereldburgers in het algemeen, behoeft niet te worden betoogd. F. M. K. KRONIEK MlI.LIARDAIRS EN HUN LOFREDENAARS In Rome, bij de graven der martelaren, is Pierpont Morgan gestorven. De kranten berichten, dat zijne dochter, die hem in zijn laatste oogenblikken ter zijde stond, van Keizer Wilhelm een telegiam van deelne ming ontving, terwijl de Koning van Italië, de Paus, en de gezanten der Groote en Kleine Mogendheden in het hotel, waar Morgan overleed, hunne deelneming be tuigden of lieten betuigen. Morgan was een bankier, dat wil voor dezen tijd zeggen: hij was een leider van industrieele ondernemingen op groote schaal, een trusten-formeerder en -beheerscher, een figuur van het eerste plan in de evolutie der staat-huishoudingen: Daarin leider-zijn beteekent natuurlijk in laatste instantie alleen: zien hoe de zich omvormende omstandig heden willen, dat men zich leiden laat. Maar dit zien en het, daarnaar, op groote wijze handelen is het werk van de grooten alleen. Hoe zwak en on-onderscheidend de massa is, blijkt dezer dagen het best uit de artikelen, die men Morgan wijdt. De man, die op ge weldige wijze zichzelf zocht in zijn oeconomisch optreden, en die honderden millioenen verzamelend, daarvan Croesus-geschenken afstond aan hospitalen en bibliotheken, en fabelachtige grappen uithaalde toteigen-roem (hij betaalde millioenen voor schilderijen, die tienduizenden waard waren), moet nu bij journalisten, die als ze vorsten of andere machtigen zien, kippenvel krijgen van eerbied, een philanthroop" heeten en kunstminnaar." Het is wel mogelijk, dat deze harde staalkoning, die tegenover arbeiders-bewegingen zich stelde als een ouderwetsch militair tegenover een soldaten-oproer, iets had van wat Shakespcare genoemd heeft the milk of hnman kindness en dat hij in zijn borst het hart meedroeg van een Barmhartigen Sama ritaan,., maar uit hospitalen-schenkingen en uit het opdrijven van schilderijen-prijzen kan dit moeilijk blijken ! Wat had de man dan met zijn geld moeten doen ? Er scheepsladingen truffels van eten ? Of het bij kisten vol in de zee doen verdwij nen zooals Polycrates het zijn ring deed? Raymond Poincaré: Idees Contemporaines, 1906. Questions et Fignres Politiqnes, 1907. Eugène Fasquelle, diteur, Paris. Het a'uvre" van den tegenwoordige!! President der Fransehe Republiek karakteriseeren kon aantrekkelijk schijnen, want, anders dan alle andere Staatshoofden, heet hij niet alleen, maar is hij, en op aangename wijze, een vriend der Muzen". Bij den boekverkooper zijn ceuvre", dat uit drie der bekende gele deeltjes bestaat, bestellend, dachten wij drie literaire werken te zullen ontvangen, door den politicus in vrije uren, in tijden van gedwongen rust of staatkun- . dige teruggetrokkenheid, voor eigen vol doening en voor zijn vrienden geschreven.... Nu kon men er maar twee meer leveren (de kleine oplaag van Causes littcraircs et artistiqucs schijnt uitverkocht), en de inhoud was al mede een leelijke tegenvaller: immers geen vrucht daarin van bezonken gedachten, van harmonischer, van stille uren (dit had ge kund': heeft zelfs Pierpont Morgan in vroeger jaren niet ook gedichten gepubliceerd ?) maar... een aantal redevoeringen nog al plomp naast elkander gezet, een naa' con férences, een enkel artikel uauiuij, zuoais ze geschreven of gesproken werden door den advocaat, den afgevaardigde, den minister. Toch kan zooiets, als de jaren aan de actuali teit van het behandelde hebben te kort gedaan, nog belangrijk blijven voor den lezer, indien de auteur in cultuurbeteekenis boven zijne tijdgenooten van de schouderen opwaarts" hoog heeft uitgestoken. Dit is met staats hoofden, hoe vreemd het een Marsbewoner moge schijnen, op onze planeet niet het geval, dan indien een enkele ivaa! het lot heel grillig heeft willen \v,-;-n K-j de staats hoofden par droit de ruissant-f'' k'.vam het in hun grooten tijd wei voor. hij de zeer enkelen par droit de conquOte" ontmoet men het natuurlijk vaker, men ziet het, uit den aard van het kiesrecht zeif, nimmer bij wie staatshoofd werden ,,nar droit d' lcction ': Zijn deze niet, ook al zijn ~r,a de besten, de uitbroedsels der Middelmatigheid? Wij hebben in dit Weekblad, direct bij zijne verkiezing, erop gewezen, iioe, na een aantal weinig gecultiveerde geesten, een intellectueel" van goede allure het Elys epaleis betrekken ging. In de negenhonderdhoofdige horde van de Fransehe dubbelvertegenwoordiging, voor vijf en negentig procent politieke zaakwaarnemers zonder eenig hooger geestelijk leven, beteekende Poincarésteeds een van de meest beschaaf den onder de uitzonderingen. Maar. ... de gaarne bemiddelende advocaat die hij is, de bemiddelde homme du monde, de beminne lijke minister, de bescheiden afgevaardigde had toch die trek van te universeele bemin nelijkheid, te algemeen bewonderde bescha ving, die presidenten" kenmerkt, en den grooten mannen niet eigen is. Het is erger uitgekomen dan wij om die reden reeds vreesden; een leelijke tegen valler bezorgde ons de lezing weldra nog maar de doorbladering dezer boek werken" van den financieeleii-deskundigeadvocaat-minister-kunstkenner: Mooi pleidooi of goede journalistiek met een gevoileerde pose van gewichtigheid, degelijke salonfahigkeit met een zachten glans van letterkundige bedrevenheid: iets prettig beschaafds maar niets oorspronkelijks, iets overtuigends maar niets meesleepends, iets welgetimmerds maar niets robuusts: een talent met hoegenaamd niets geniaals. Iemand, die om dit alles aller oogen tot zich trekt in 't zeer tijdelijke heden; een man, waarvan zijne minderen-naar-den-geest fluisteren, dat hij 't ver zal brengen, en die het, tot genoegen van alle intellectueelcn (zijns gelijken) in goede eere ver brengt, dien zijn bekende uitgever, de algemeene oordeellooze waardeering volgend, aanduidt met l'artiste au gout délicat et averti" en over wien hij, de pijnlijke tijdelijkheid derhoogvereerde gaven niet ziende, aldus spreekt: Nombreux taient ceux qui, comme nous, frappés de iélévation d'idées et de la belle tenue littéraire des discours et des crits de M. Raymond Poincaré, souhaitaient qu'on les réunit sous la forme du livre". Dit laatste was een vergissing! Poincar schittert in het staatkundig en maatschappe lijk leven. Hij schittert niet in een boek. Dit stelt andere, minder voorbijgaande eischen... Uit een rede, gehouden te Chateau-Thierry in Champagne, bij gelegenheid van een La Fontaine-herdenking, moge het volgende als karakteristiek van die lévation d'idées, waarvan Fasquelle spreekt, worden gegeven :

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl