Historisch Archief 1877-1940
13 April '13. - No. 1868
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
VROUWENRUBRIEK
ItMIttltl IIN l Illf f IIWHMHtl
Déwapens neer!?
(Ued van Emancipatie en Sttijd)
De wapens neer! De wapens neer!
Zoo klinkt hei wijd en zijd.
Doch zie: natuur gaat boven leer,
De volkren waapnen zich el meer,
Elk gordt zich aan ten strijd.
Zelfs waar men 't nooit vermoeden zou,
Wijl door der eeuwen duur
Slechts vrede er troonde en liefde en trouw:
Zelfs in t idyllisch kamp der vrouw
Laait thans het oorlogsvuur.
Ja, ook het zwakke vrouw-geslacht
Zien wij in 't strijdperk trêen.
Schoon mild bedeeld met
schoonheidsmacht,
Zoekt ook de vrouw in wapens kracht,
Ze is geen slavin meer, neen l
Ontworsteld aan de slavernij,
Blikt zij thans fier in 't rond;
Zij voelt zich door haar wapen vrij,
Zij duldt niet. langer dwingelandij
Op Neêrlands vrijen grond.
Ze prikt, ze priemt u in 't gelaat,
Ze dreigt u met haar speer...
Ge valt als offer van deez' daad.
Wanneer ge in haar nabijheid staat
Zijt gij niet veilig meer...
Ze steekt, ze boort naar hartelust
Met haar hoed-degenpunt
Heeft zij uw levenslicht gebluscht,
Bedwing uw toorn; zij, strijdbelust,
Heeft 't straks op mij gemunt.
De wapens neer! De wapens neer!
Zoo klinkt het wijd en zijd.
Eilaas; natuur gaat boven leer,
De vrouwen waapnen zich al meer
En gorden zich ten strijde
R'dam, 19/3 '13 WILLY WINZEN
* * *
Allerlei
Voorjaarsmode
. Een Fransch tijdschrift heeft als titelplaat
voorzijn voorjaars-modenummer ëtn geestige
prent van den bekenden Franschen
humoristischen teekenaar Boutet de Monvel: een
slanke, vrouwenfiguur naar de allerlaatste
mode gekleed, met de om de heupen zich
iiiiiiiii iiiiiiiittiiiiiitiiiiiiniiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIM
UI T DE NA TUUR
limillllllllllllllllllllllllUmiUtllllllHIIIMIIIIIIIIIIIIimillllllllllHIHUItll
DXXIV.
Nog een metgezel van den hazelaar
De vierde compagnon in het
hazelaarsgezelschap zou nog merkwaardiger wezen,
zei ik in mijn vorig opstel, dan de daarin
al genoemde.
Al draagt zijn naam niet de gemeenschap
pelijke firma-aanduiding, de plant hoort
stellig en zeker bij de hazelaars, waarschijnlijk
is zijn bestaan alleen verzekerd, wanneer er
een hazelaar bij betrokken is.
Want het is een parasiet, die zelden anders
dan op hazelaars is aangetroffen. Wie hem
zien wil, in leven en bedrijf gaat, dan ook
naar een streek, waar in 't najaar de hazel
noten den boschbodem bezaaien, zooals bij
ons de eikels en beukenootjes. Alleen waar
de hazelaars inheemschen echt wild groeien,
niet aangeplant zijn, daar alleen is er eenige
kans op de kennismaking. . .
Ik had al jaren lang mij het festijn beloofd
van dien hazelparasiet, het schubben-kruid of
den schub-wortel Lathraea squamaria, eens in
volle fleur te zien. Niet in een hortus, maar
echt in zijn eigen gebied. Een paar keer
ben ik er al op uit geweest, in Zuid-Limburg
en een eind over de grens, waar het zonder
linge gewas gesignaleerd is, maar steeds
vischte ik achter het net; ik kon de juiste
plaats niet vinden of het was te laat in den
tijd, want het is een van de vroegste
voorjaarsbloemen, die schubwortel, en bovendien
is zijn bloeitijd maar van zeer korten duur,
een week of zoo.
Dezen keer, in dit voorjaar, hoopte ik,
zou hij mij niet ontgaan; en er was gegronde
hoop op succes; het wasén vroege Paschen
en, zooals ik al verteld heb, de streek, waar
ik de Paaschdagen doorbracht, was een waar
hazelaars-land.
Toch had het maar weinig gescheeld of
ik was hem weer misgeloopen. Terwijl mijn
zoon een kiekje prepareerde van een mooie
groep van longenkruid en sleutelbloemen,
heb ik, daar vlak bij, ruim tweehonderd
hazelaarsvoeten zorgvuldig onderzocht, de
dorre bladeren die er dik lagen, op zijde
geschoven, om de miskleurig paarse
bloeiverbreedende tuniek, de bloezende, korte buste
en het kleine, coquette modenapje. Het is
madame Mode in eigerj persoon, de grpote
heerscheres wier bevelen we blindelings
volgen, en die op «ms hart een groot ver
mogen heeft"?En hier is ze voorgesteld
als de groote vangster van vrouwenharten,
want met haar beide handen biedt ze het
lokaas aan, waardoor ze zeker is van goeden
buit. Aan de roede, die ze voor zich uit houdt
hangen ze te bengelen, de verlokkelijke mo
dellen, de modepopjes, welke aan alle jonge
en oudere dames het schoons voorspiegelen,
dat ze van het nieuwe mode-getijde te
wachten hebben...
We twijfelen niet of de bakvischjes en
andere vischjes zullen in dit lokaas der
schoone en gracieuze hengelaarster bijten,
hoewel zij (het moet mij van het hart) dit
maal wat al te weinig haar best 'gedaan
heeft, om ons iets geheel nieuws te brengen.
De groote mode-omwenteling, waarover reeds
een paar jaar gefilosofeerd wordt, laat nog
altijd op zich wachten, en slechts in n deel
van de kleeding heeft ze zich reeds doen
gelden... helaas!... De chique, prachtige,
groote hoed met haar gelegenheid tot rijke
versiering, haar strikken en linten en bloemen
en veeren, is nagenoeg geheel van 't tooneel
verdwenen. En deze hoed was toch van
zoo groote decoratieve waarde, gaf relief aan
elk toilet en'aan nagenoeg elke figuur, bracht
kleur en leven en lijn in de soms wat al
te sluike mode-silhouet. Ik zal zoo min als
mijne lezeressen den moed en de kracht
hebben, om mij tegen den stroom der mode
te verzetten; maar ik wil hier toch even om
't afscheid van de chapeau-parasol eenige
tranen plengen... Ik sprak in een mijner voor
gaande Allerlei's" reeds over de nieuwe
hoeden, die klein en natuurlijk zijn, weinig
meer doen, dan wat ze doen moeten, n.l.
het hoofd.bedekken; maar die veel minder
de kunst verstaan, om aan het gelaat en
aan het figuur een voordeelig zetje te geven:
om te flatteeren.
Misschien is het mijn conservatisme, dat
mij parten speelt; maar de overgang is ook
zoo choquant-groot, dat men al z'n aan
passingsvermogen noodig heeft, om er aan
te wennen. Ik kan nog niet den rechten smaak
vinden in de bedelaars-dopjes, de zuidwesters,
die met een slappen rand over de oogen
hangen en als een nonnenkap het meest
sprekende gedeelte van 't gelaat overscha
duwen ; ik voel echter reeds wat meer voor
de losjes en artistiek scheef op de krullen
gedrukte baretvormen met smallen rand
en ronde bol, waar de pleureuze-achtige
struisveer achteraan hangt, als een dikke zwie
rige staart van een koordpoedel. Een eigen
aardigheid van al deze hoofddeksels is, dat
de garneering bij allen aan de achterzijde
haar hoogte-punt bereikt.Sy mpathiëker dan de
veeren en pluimen zijn me de fraaie strikken
van zeer breed, zwaar en soliede zijden-lint,
die in twee wijde lussen strak naar ach
teren staan, zoo strak en recht of ze op
bordpapier rusten. Het spreekt van zelf, dat
het goed aanbrengen dezer sobere garneering
stengel uit den grond te zien opduiken;
maar niets wat op een schubwortel leek,
kon ik ontdekken. Ik vond allerlei moois
waarbij ook wel nieuws; dus teleurgesteld
was ik wel niet, voldaan echter ook niet.
Den heelen langen zonnigen middag van
Paasch-twee doorboorden mijn blikken bij Tiet
wandelen door het bosch den grond rondom
de voeten der hazelaars; want daar moest
hij schuilen, zoo hij er al was. Niets evenwel
was er van het begeerde schubkruid te
bespeuren, en ik gaf eindelijk den moed op;
het was dezen keer waarschijnlijk eens te
vroeg in het jaar, of zooals meer voorkomt,
de plant bracht misschien in dit voorjaar
nu juist eens geen bovengrondsche stengels
voort.
Tegen de schemering wandelden wij,
begeleid door zingende roodborstjes, langs
denzelfden boschrand terug den weg op
naar ons hotel; wij spraken er juist over
dat wij zoowat alles gevonden hadden, wat
wij redelijker wijze hier en om dezen tijd
konden verwachten; behalve dan die eene
geheimzinnig verborgen woekerplant. Die
zou dan maar als votum pium bewaard
blijven, om ons een volgend voorjaar weer
eens uit huis te lokken naar dit verre mooie
bosch of naar een ander even mooie en
rijke streek.
Juist op dat oogenblik het is op mijn
woord geen fantasie of jokkentje om belang
wekkend te zijn riep mijn zoon : Kijk eens,
wat ligt daar!" En vlak voor onze voeten,
niet onder de hazelaars, maar op den
wandelweg, lag een helder violette, volstrekt geen
vuilpaarse, afgeplukte bloeistengel. Het was
een volop bloeiende top van den schutwortel,
de lang gezochte Lathraea squamaria. En wat
het malste was, juist op de plek, waar ik in
den voormiddag de hazelaars in den omtrek
zoo goed had afgezocht. Het leek een grap
van een satyr, die ons eens bij den neus
wilde hebben.
Maar het ding was. echt, van hallucinatie
kon geen sprake zijn; misschien zou ik een
oogenblik aan zoo iets hebben gedacht, als
ik moederziel alleen was geweest en
geestesmoe van het zwerven en verzamelen, de
lang begeerde schat voor mijn voeten had
zien liggen.
In een oogenblik lagen bus en tasch en
alles vergt van den smaak en tact der mode
kunstenares.
Elders reeds sprak ik over de garneering
met zeer kleine bloemen van de meest gril
lige kleuren, die een echte frissche
lentegedachte vertegenwoordigt, en op de
creditzijde van het nieuwe mode-seizoen geboekt
moet worden. Fraaier en sympathieker nog
zijn de met een vlindermotief van ge
bloemde tule hoog opgemaakte toques, weïke
zeer flatteus opkleeden en vooral voor kleine
vrouwen bizonder zijn aan te bevelen.
Rijkdom van kleur is de meest naar
voren tredende eigenschap bij de mode
snufjes van thans. De Balkan-politiek
beheerscht heden ten dage het gedachtenleven
van de geheele wereld, en dit is wellicht de
reden dat het Oosten zich ook in onze
westersche mode met oppermacht doet gelden door
Oostersche kleuren en Oostersche vormen,
door rokken, die in gelijkenis zeer dicht
naderen aan de Turksche culotte, nauw en
tegelijk weelderig geplooid, door rijke, breede
ceintuurs, die de geuren en kleuren van
des sultans vrouwen-paleis met zich voeren;
door Bulgaarsche bolero's, Perzische brode
ries, en schoentjes, die in uiterste verfijning
na verwant zijn aan de met edelgesteenten
bewerkte sandalen der prinsessen uit de
Duizend en n nacht."
Slankheid is ook thans nog het hoofdmo
tief van 't toilet, maar de sluikheid is geweken
voor weelderiger drapeering. De heupen wor
den niet meer, gelijk nog slechts een jaar
geleden, geheel geëffend, maar integendeel
lichtelijk opgehoogd doorde sierlijk plooiende
tuniek of gordel.
De bedoeling der modekunstenaressen is
thans, een slankheid te bereiken, die niet
afhankelijk is van gladde strakke lijnen. Op
deze wijze is het mogelijk meer afwisseling
en meer fantaisie te brengen in het toilet.
Op buitengewoon sjieke en origineele wijze
werkt daartoe mede, de reeds in 't kort ver
melde ceintuur, of wat misschien juister is,
de gordel, een geheel nieuwe inventie voor
dit seizoen. Ze sluit zich aan bij de
geplooide opwerking der heupen en is erop
aangelegd, om te zorgen, dat de, daarboven
zich versmallende taille niet zichtbaar
zij, waardoor de zacht golvende lijn, welke de
mode eischt niet gebroken wordt.
Deze ceintuur is het, die vooral door een
Oostersche kleurenweelde en door fijne en
gedislingueerde, meerendeels zeer ongewone
kleurcontrasten met de jupe, aan het toilet
een bizondere charme verleent.
Het is op deze wijze mogelijk bij n
japon telkens andere gordels te dragen
en aldus telkens aan het toilet nieuwe en
verrassende toetsjes te geven. De gordel
wordt gedragen sterk geplooid, en zoo
breed, dat ze zich vaak uitstrekt van de
heup tot onder de borst.
In overeenstemming met dit meer losse
en zwierige van het toilet is ook de blouse,
die weder veel meer dan eenigen tijd geleden
wijd en soepel is. Wat bij het zeer strakke
en zeer geserreerde toilet niet kon, is thans
weder logisch en mogelijk geworden.
overjas vol steenen in de struiken, en vast
besloten niet heen te gaan voor de groei
plaats van den afgeplukten bloeistengel was
ontdekt. Het ding was kort geleden geplukt,
nog niet slap en de breuk nog versch en
vochtig.
Nu gingen vier oogen, gewend aan het
speuren naar natuurvoorwerpen, ook van
de kleinste, vol inspanning aan het werk.
Weer werden alle stronken van de hazelaars
onderzocht. Gejen resultaat; tot wij een eindje
verderop opnieuw op het voetpad uitkwamen,
en daar, open en bloot stonden ze in het
rulle zand en het stof der dorre bladeren,
tien, twaalf bloeitrossen in een kring, een
meter in omtrek; enkele trossen al recht
op in vollen bloei, de meeste nog ineenge
doken en gekromd als bisschops-staven.
Wij knielden er bij neer, om het volop te
genieten dat eerste gezicht van de bloeiende
parasiet; het was inderdaad alleen de dure
reis waard, die blauwpaarse bloemengroep
daar, beschenen door de avondzon, in het
stille bosch.
Het is mij volkomen onbegrijpelijk, hoe
het komt, dat ik ze in den middag niet
ontdekt hebt»Ik moest er haast over ge
vallen zijn. Ze waren stellig niet intusschen
opgeschoten; de grootste tros althans moet
er al een dag te voren gestaan hebben,
daaraan zat al een enkele verwelkte bloem.
Waarschijnlijk ben ik zoo gepreoccupeerd
geweest door mijn meening, dat ik de para
sieten alleen aan den voet van hazelaars
moest verwachten, en dat ik fletspaarse
bloemen moest vinden, dat ik nergens anders
dan daarop mijn zinnen had gezet.
Nu wij er een hadden, volgden er meer;
ook weer op het pad; een andere groep
telde meer dan twintig bloemtrossen; ein
delijk vond ik er ook werkelijk een aan den
voet van een hazelaar. Maar die kwam pas
op en dien heb ik nog maar dadelijk bij het
licht van de roode avondlucht geschetst.
Jonge bloeistengels van schubwortels aan den voet van een hazelstruik.
Bloeitop van Schubwortel (Lathraea
squamaria) nat. grootte, met afzonder
lijke bloem dubbele grootte.
LIBERTYs
NIEUWSTE STALEN &
CATALOGUS FRANCO
WOLLEN
JAPONSTOFFEM
VAN
AF
PER
MTR
MUNTEN UIT DOOR
KLEUR&DUURZAAMHEID
METZ&C
AMSTERDAM
sGRAVENHAGE
EENICE VERTEGENWOORDIGERS IN NEDERLAND
De mouwen worden lang, kort, en
halfkort gedragen. Dit is nagenoeg geheel aan
den wensch der draagster overgelaten, maar
ze zijn onder alle omstandigheden wijd,
nimmer nauwsluitend. Klein-décolletëe is bij
alle jupes en blouses en mantels een voor
schrift dat nimmer verwaarloosd kan wor
den. De hals wordt steeds tot even onder
de hartkuil bloot gedragen en gevuld met
eenitweesnoers collier van paarlen ongekleurde
kralen. Gesloten blouses of hooge kraagjes
zijn absoluut uit den tijd. Alles blijft dus
ook nu, geheel tegen de vroege prognostics
van sommige mode-enthousiasten, die een
gfoote verwijding der jupe verwachtten, bij
de gracelijke slankheid van voorgaande jaren;
maar 't geheel is toch losser en weelderiger,
en biedt belangrijk meer gelegenheid tot
fantaisie en tot het aanbrengen van rijker
versieringen.
ALLEGRA
Ook den volgenden morgen troffen wij weer
een groeiplaats, alweer op open terrein langs
een voetpad aan den zoom van het zelfde
bosch.
Een paar stengels ervan hebben wij met
veel moeite uitgegraven en meegenomen,
om ook anderen de wondere witte schubben
te laten zien, die in den grond verborgen
liggen.
Van blad, groen blad, is niets te bespeuren,
daarvoor is het dan ook een parasiet, die
het aan de bladeren van de hazelaars, en
enkele andere struiken, overlaat uit lucht en
water het plantenvoedsel te bereiden.
De schubwortel zuigt door middel van
napjes het voedend sap uit de jonge wortels
van den hazelaar. Die waard" heeft er, schijnt
het, weinig last van. Dit kan het gevolg zijn
van een andere merkwaardigheid van dit
zonderling geval. Vele der witte schubben, na
melijk, van den onderaardschen stengel, die
de bladeren bij groene zelfwerkende planten
vertegenwoordigen, zijn eigenlijk zoovele
zakjes of vallen, waarin duizenden kleine
dieren van den boschbodem geraken, om er
niet levend en zelfs niet dood weer uit te
komen.
Hoe zoo'n schub van den schubwortel is
gevormd, zegt het figuurtje hierbij voldoende.
De binnenwand van het zakje is bezet met
papillen of haren met knoppen; en die
zuigen" uit het vergane goedje, alles naar
binnen wat bruikbaar is. Zoo voorziet zich
deze woekerplant op een tweede
wijze van het noodige
stikstofhoudend voedsel.
Vroeger werd aangenomen, dat
de diertjes' vooral infusoriën, op
een of andere wijze naar binnen
werden gelokt, en daar gedood
en verteerd; het zou dus een
vleeschetende woekerplant zijn,
maar die dubbele functie is nooit
met zekerheid aangetoond. Het
is een plantenparasiet, die tevens
dierlijken afval kan opnemen, een
saprophyt dus.
De schubwortelistrouwensvan
een familie, die er voor te boek
staat, dat vele leden er van niet
eerlijk door zelfwerken aan den
kost komen:' de familie der
Ratelaars, zij heeten halfpara
sieten of
gelegenheids-parasieten, want ze boren" andere
planten aan, als ze hun kans
schoon zien. Ook onze gewone -._- "- '2
Ratelaars Rhinanthus kunnen op --
plantenwortels parasiteeren, op
gras onder andere. Van vele
soorten Zwartkoorn, of
Melampyrum, is dit met zekerheid aan
getoond. Schubben of bladeren,
in den vorm van dierenvallen,
heeft echter alleen onze Schub
wortel.
E. HEIMANS
Du bist wie eine Blume
Frei nach H. Heine
Du bist wie eine Blume,
So schön, so hold und rein,
Du kannst nicht Strümpfe stopfen,
Klavier doch spielst du fein!
Du kannst nicht braten und sattcen,
Das Kochen ist völligst dir fremd;
Du hast viele nobele Passionen,
Und ich ein zerrissenes Hemd.
Es ist mir, alsob ich die Hande
Sollt' legen aufs Porte-monnaie,
Betend, dasz Gott dich erhalte
Ehe ich pleite geh *)!
G.
*) Bargoensch; beteekent: failliet ga.
iiiiMiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiitiinimiijiiiiiiiiMiiiiiiiii
Een schub doorgesneden onder'het
microscoop; de pijltjes geven de
richting aan naar de opening in de
schub. Rechts: de wand van de holte
met de zuigcellen: 80 maal vergroot
CORRESPONDENTIE
S. v. S. Amst.: De bedoelde stukjes" van
1905 vindt u in n van mijn twee bundels
verzamelde opstellen uit de Groene: Met
Kijker en Bus; dat van 1S04 in het andere
boekje: Wandelen en Waarnemen, beide
zijn bij Van Holkema & Warendorf uitge
geven, ? 1.40.
Schubwortel (Lathraea squamaria). De zuigworteltjes
hechten zich met schijfjes op de wortels van een
hazelaar; in het afgeschoten hoekje: een doorsnede
(vergroot) van den stengel, onder den ,grond^dicht
bij de oppervlakte.