Historisch Archief 1877-1940
N'. 186$
Zondag 20 April
A°. 1913
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr, H. P. L. WIESSING
.Abonnement per 3 maanden /l.50, f r. p. post/ 1.65
Voor Indie per jaar, bij vooruitbetaling mail , 10.
.Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ..... 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels /1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
.0.30
.0.40
INHOUD
?m«linillhlMIMIMItlltlllllllllllllHIIIIIIIIIIIM111IIMMIIIIIIi:illlllllllllllllt
Blz. l: Red.: Belgische politieke sta
king. Mr. S. Vellenga: Reorganisatie
van het Buma-leen. Mr. M. C. Nijland:
Kleine blanke slaven. 2: Feuilleton
door Augusta Peaux. Frans Coenen
over Levensleer van Virginie Loveling en
Cyriel Buysse. Matthijs Vermeulen
over Gustav Manier. 5: M. C. over
Vrouwen als uitvindsters. Allegra.
E. Heimans: de Wolspinner. 7.-Red.:
de Zeppelin IV te Lunéville. Van den
Eeckhout over Alfonso XIII.
Plasschaert over J. Voerman. J. Gratama
over de reclame-billetten van het Comit
voor 1913. Officieel portret van
Poincaré. Dichterlijk Bloc-note over
prof. van Vollenhoven. 8 : Beethovens
Negende Symphonie. Charivari.
Portretten van minister-president baron
de Broqueville, Paul Hymans en Emile
van der Velde. Fin. Kroniek door v.
d. M. 9: Duitschlands vermogen door
v. d. S. //: Schaakspel door Rud.
Loman. Damspel door j. de Haas.
Teekening door Joh. Braakensiek: Het
ontwerp ambtenaars-pensioen en de groote
steden.
Bijvoegsel van Johan Braakensiek: De
intocht der kinderen Belgiëns door het
Hollandsen diep.
ONVERRE EN VAN N A
BELGISCHE POLITIEKE
STAKING
Gelijk dr. Kuyper in 1903 te
's-Gravenhage, doet thans te Brussel de leider der
kerkelijken, Woeste, zich voortdurend
begeleiden door een tweetal rechercheurs.
Politiek is in laatste instantie geweld,
maar wanneer zij zich als geweld ineens
duidelijk openbaart, doordat hier een
gewoon Kamerlid" als Woeste voor
zorgen neemt als een kleine dictator,
verandert met het vocabulair ook de
heele houding.
In 1903 was er ten onzent ineens geen
sprake meer van gemeenschappelijkheid
van belangen tusschen proletariaat en
burgerij, en de theoretici van de tem
pering (echte pacifisten van de
binnenlandsche oeconomie), stonden voor de
scherpste belangen-tegenstellingen. Een
krachtige figuur als Kuyper, maakte geen
dan de noodzakelijkste praatjes meer, en
gedroeg zich, met groote troepenmacht in
den rug, als een Westersche Diaz of
Huerta der lands-oeconomie : Geflankeerd
door een paar weldoorvoede en gewa
pende stille agenten deed hij voortaan
zijn wandeling.
Woeste ziet op dit oogenblik de zaken
al even reëel. Hij ontkent, blijkens zijn
gepubliceerde uitlatingen, geen oogenblik,
wat de mindere goden in zijn partij
misschien willen bedekken : dat de her
vorming van het kiesrecht een groot
materieel belang beteekent voor de arbei
dersklasse en een nadeel voor de achter
lijke, burgerlijke en boersche groepen
en hun onnadenkenden aanhang, van
welk heele stelletje hij het hoofd is.
Wij zullen ons niet laten dwingen,"
zegt hij, door het proletariaat." Hij
zegt het nu nog smalend en uit de groote
hoogte van zijn kerkelijken,
plattelandschen invloed, uit den sterken toren van
zijn meervoudig kiesrecht, straks mis
schien vindt hij mildere woorden, en komt
hij,?als die practisch-bloemrijke patriciër
deed, die het uitgeweken proletariaat
van zijn tijd weer binnen Rome wilde
lokken, tot eenzelfde verzoenende ver
gelijking: Gij, die den arbeid hebt neer
gelegd, gij vergeet, dat Rome is als een
man met hoofd, met armen, beenen en
een buik. Gij zijt die beenen, die armen,
gij vult die buik; zoo kan Rome's hoofd
denken en handelen". Misschien vindt
Woeste zulke, of meer bij dezen tijd
passende lokwoorden, dit is zeker,
dat hij hoopt het zonder deze te mogen
doen, want het proletariaat van thans
is er niet meereen, zoo naïef en primitief
als het vroeg-Romeinsche....
Woeste weet, dat het om de macht
gaat", zooals ook kleineren weten in
stakingsdagen. Hij weet, dat door het
bestaand meervoudig kiesrecht hetwelk
een dubbele stem gaf aan elk, die een
klein huisje bezit of een stuk land
de massa der kleine boeren als een op
zettelijk versterkte dommekracht den in
vloed tegenwerkt van die arbeidersklasse,
die de armen en beenen" zijn van het
maatschappelijk lichaam en die, van een
industrieel land als België, voor zoo
groot deel den buik" vullen.
De historie wordt alleen gevormd on
der den druk van geweld. Pacifisten van
ons 1913 droomen over bespoediging van
den wereldvrede op initiatief van een
machtelooze natie en maken aldus van
den wereldvrede een dampuzzle, waarbij
wie geen dammen heeft en bijna geen
steenen de wet stelt; pacifisten van de oeco
nomie zouden nu, naar analogie daarvan, in
België (wij vreezen zonder succes) ereis
de mogelijkheid kunnen bestudeeren der
verkrijging van eenvoudig kiesrecht door
de benadeelde klasse, zonder dat deze
tot geweldmaatregelen zich aangordt....
Een nieuwe Roeping van Holland-sche
geleerdheid rijst aldus aan de kim. Een
Nederlandsen professor geve het Bel
gische proletariaat nu eens het middel
aan de hand om, zonder oeconomische
vernielingen aan te richten als deze
algemeene staking is, Woeste ervan te
overtuigen, dat hij de reactie terrein doe
prijsgeven en zelf van zijn machts-zetel
dalen moet!
Heemskerk en zijne reactionairen zul
len deze Belgische gebeurtenissen bestu
deeren met een begrijpelijke belangstel
ling. De Nederlandsche en Belgische toe
standen zijn wel niet dezelfde, de Neder
landsche en de Belgische stakers-optoch
ten zijn niet even gevaarlijk voor eene
Regeering, maar er blijft ter verge
lijking over, en in zulk een
politiekoeconomische worsteling, als thans bij
onze buren plaatst grijpt, ligt voor een
Regeering een les. Ook voor hen, in de
welgesteldere lagen van ons volk, die niet
in een voortdurende bevestiging van ver
kregen toestanden de som van alle wijs
heid zien : Voor dezulken, die niet met de
reactionnaire wolven willen meehuilen,
kan het dezer dagen duidelijk wezen,
dat plannen als van ons Ministerie, om
de reactie in de kieswet nog krachtiger
aan het woord te doen komen, slechts
zulke maatschappelijke schokken veroor
zaken kan, als door alle Belgische libe
ralen er thans een betreurd wordten...
mede bekostigd.
Het staat te vreezen, dat van de alge
meene werkstaking in België geen dade
lijke vruchten zullen worden geplukt.
Een enkele losse belofte van een minister
president in angsten, als die van de
Brocqueville, dat hij wel eens zou over
wegen en wel eens zou zien, indien
eerst... enz., geeft geen andere zeker
heid: dan dat de Regeering erop rekent
bij het ophouden van deze algemeene
werkstaking weer het spel van uitstel en
parlementairen tegenstand te kunnen uit
lokken en doorvoeren ... en haar gang te
kunnen gaan. Eerst de wapens neer
leggen ... heeft zeker aan geen enkel
vijandelijk leger ooit goede waarborg
toegeschenen van overwinning.
Al verliezen de voorstanders van gelijk
kiesrecht wederom dezen strijd, de zege
die hier eene Belgische regeering mocht
bevechten, zal nooit anders kunnen wezen
dan een Pyrrhus-overwinning. Nog een
of twee zulke, en de heeren zullen moeten
wijken. Een strijd als deze zuivert toch
altijd de politieke atmosfeer.
Reorganisatie van het
Bumaleen
Zeer zeker mag het een groot voorrecht
worden genoemd, dat men na afgelegd eind
examen aan Gymnasium of Hoogere Burger
school in staat is zijne studiën aan de
Academie te voltooien. Hoe klein even
wel zijn de gelukkigen in getal voor wie
dat groote voorrecht is weggelegd. Econo
mische en intellectueele bezwaren staan
menigeen in den weg om het hooger onder
wijs aan een onzer Universiteiten te kunnen
volgen en met leede oogen moeten dezulken
aanzien, dat anderen wel en zij niet de
Academie kunnen bezoeken.
Wijlen Lieuwe Annes Buma heeft dat
ingezien en begrepen en wat meer zegt dan
verstandig inzicht en helder begrip: hij heeft
bij testament bepaald,dat twee jongelieden ge
durende vijf jaren uit de inkomsten van
landerijen in staat zouden worden gesteld
om hunne studiën aan eene Universiteit te
voltooien. Dit leen wordt thans door n
persoon beheerd, terwijl de leden van den
Raad der Gemeente Sneek onder toezicht
van het College van Gedeputeerde Staten der
provincie Friesland optreden als privisoren.
Op het beheer als zoodanig worden
gewoonlijk geene aanmerkingen gemaakt;
wij willen dan ook gaarne aannemen, dat
dit geschiedt volgens redelijke eischen,
welke men aan de beheer-kunst mag stellen,
maar wat gedurende de laatste jaren in het
bijzonder de aandacht trekt der Commissie,
belast met nazien van de rekeningen en de
begrootingen, dat zijn de enorme
jaarlijksche uitkeeringen, waarvan de studeerende
jongelieden profiteeren. Zoo bleek bij de
openbare behandeling anno 1911, dat aan
de beide beneficianten ?2500 per persoon
was toegeteld en ?2730 per persoon gedu
rende het jaar 1912.
Beurzen of leenen van dergelijke enorme
uitkeeringen zijn in n woord te weelderig.
Stellen zulke bedragen aan den eenen kant
de studenten in staat hun levensstandaard
te hoog op te voeren of geven zij aanleiding
tot eene te weelderige levenswijze, ook van
den maatschappelijken kant mag worden
overwogen, dat er meer bekwame jonge
mannen zijn, die reikhalzend uitzien naar
de mogelijkheid om student te zijn in den
besten zin des woords, doch wegens econo
mische hinderpalen niet kunnen studeeren.
Aanleiding tot dergelijke hooge uitkeeringen
is in de eerste plaats, dat de waarde der
landerijen sedert den dood van wijlen den
heer Buma voornoemd aanmerkelijk is ge
stegen en dat het Buma-leen een geldleening
heeft aangegaan om daarvan eene
boerenplaats te bouwen en verbetering van het
land te bevorderen, terwijl van die leening
slechts een klein gedeelte jaarlijks wordt
afgelost. Loste dat leen in stee van ?500
jaarlijks af ?2500, dan zou er anno 1912
geen ?2730, doch ?1730 kunnen worden
uitgekeerd. Voorwaar een voldoend bedrag
voor hem die op andermans kosten studeert!
Nu kon men dergelijke belangrijke uit
keeringen verdedigen op grond, dat de erf
later bij testament heeft bepaald, dat uit de
opbrengst der daarvoor bestemde goederen
twee jongelieden zullen studeeren en geen
drie of vier. Naar de letter is dit waar.
Maar dan dient men niet uit het oog te
verliezen, wat des erflaters bedoeling is ge
weest en deze bedoeling wordt duidelijk
als men artikel 8 van het betrokken testament
leest, waar wij lezen:
Geen beurs zal worden gegeven aan
iemand die of wiens ouders voldoende mid
delen hebben om de kosten van zijne studiën
te hoeden".
Wijlen de heer Buma heeft, zooals boven
werd vermeld, gewild, dat bekwame jonge
lieden, wier ouders niet in staat waren aca
demische opleiding te betalen, in de gelegen
heid zouden worden gesteld om te kunnen
studeeren.
Stellen wij deze bedoeling op den voor
grond, dan rijst de vraag van zelve als
vraag van zuiver practischen aard op: welk
bedrag dient jaarlijks aan de beneficianten
te worden uitgekeerd. En dan meenen wij
te mogen beweren, dat een persoonlijke
toelage van 1200 gulden per jaar ruim vol
doende is. Een dergelijke pensie zou dit
groote voordeel hebben, dat de schulden
last van dit Buma-leen in veel sneller tempo
kon worden afbetaald en dat in het vervolg
wel vier, in ieder geval wel drie personen
van dat leen zouden kunnen profiteeren.
Op het ongezonde van dien toestand is
sinds jaren her door de betrekkelijke
Raadscommissiën der gemeente Sneek gewezen,
doch tot heden te vergeefs. Wel werd door
het College van Gedeputeerde Staten van
Friesland bij missive van 5 October 1911 te
kennen gegeven, dat eene conferentie tusschen
eenige leden van Gedeputeerde Staten en
van den Raad der Gemeente Sneek den toe
stand van het Buma-leen zouden kunnen be
spreken en wel werd op voorstel van den
Voorzitter van den Raad der Gemeente
Sneek d.d. l November 1911 besloten om
aan het College te melden, dat de Raad er
prijs op stelde, dat eene conferentie zal wor
den gehouden. Doch de Vroedschap te Sneek
wacht tot heden te vergeefs!
Ontbreekt soms aan het College van
Gedeputeerde Staten de noodige onpartijdig
heid en voortvarendheid, omdat... juist een
zoon van den heer H. Pollema een der
gelukkige beneficianten is, aan wien het
laatste jaar een bedrag werd uitgekeerd van
?2730, zooals boven is vermeld?
Wij hopen en vertrouwen, dat het College
van Gedeputeerde Staten, trots het belang
van zijn medelid, den heer H. Pollema
voornoemd, krachtige pogingen zal aan
wenden om tot eene reorganisatie van het
Bumaleen te komen.
Gemeld artikel geeft duidelijk de bedoe
ling des erflaters aan: onvermogende ouders
in staat te stellen om hunne kinderen eene
academische opleiding te laten geven.
Hoe menigeen heeft langs dien weg eene
eervolle en gewichtige betrekking of maat
schappelijke positie veroverd. Hoezeer wordt
er tegenwoordig naar gestreefd door de
oprichting van ambachtsscholen en han
delscursussen het onderwijs in den besten
zin des woords meer populair, meer toe
gankelijk te maken. Dat heeft ook wijlen de
heer Buma bedoeld en dat schoone doel kan
worden bevorderd door eens krachtig de
reorganisatie van het Bumaleen te bevor
deren. Dan kunnen noodelooze uitgaven
worden vermeden, de schulden worden afbe
taald en bovendien maatregelen worden
genomen, waardoor de vergeving van het
leen alleen wordt beperkt tot de kinderen
van ouders, die uit hun eigen middelen de
academische opleiding niet kunnen be
kostigen.
Sneek.
Mr. S. VELLENGA
Kleine blanke slaven
Motto: La misère del'homme?
Il faut voir celle de la femme.
La misère de la femme ? 11 faut
voir celle de l'enfant.
VICTOR Huoo: Les Miscrables.
Voor eenigen tijd verscheen van Henriette
Arends, voormalig politie-adsistente te
Stuttgart, een boekje, dat tot titel draagt: Kleine
weisse Sklaven", en een aanklacht is tegen
haar land, en in 't algemeen tegen de maat
schappij. Volwassen menschen toch, zoo
schrijft ze, worden door de wet tegen wille
keur beschermd, maar vele jonge kinderen,
en voornamelijk de natuurlijke, niet erkende,
staan bloot aan een mishandeling, welke
soms den dood tengevolge heeft. En, de
daders worden meestal zoo licht gestraft,
dat het anderen niet afschrikt.
De schrijfster haalt ontzettende voorbeelden
van kindermishandeling aan. Als slechts de
helft, van wat ze mededeelt, waar is, dan
is haar j'accuse" begrijpelijk.
Haar brochure is een samenvatting van
tallooze, haar uit de praktijk bekende, door
de behandeling voor de rechtbaik, of uit
krantenberichten ruchtbaar geworden ge
vallen van ergerlijke kindermishandeling,
soms echter geruimen tijd geleden gebeurd.
Dat de schrijfster overdrijft, is zeker. On
getwijfeld is het boekje met eenartendenz
geschreven, maar het is een feit, dat, niet
tegenstaande alles, wat in Duitschland ten
bate der verwaarloosde jeugd wordt ver
richt, toch een groot percent dezer kinderen
aan de aandacht van de politie en de
vereenigingen, die zich het lot der misdeelde
jeugd aantrekken, ontsnapt. De schrijfster
hoopt, door hare mededeelingen, de oogen
van velen te openen.
Het boekje bevat, na een interessante in
leiding, vier hoofdstukken: I Der Kinder
handel, 11 Kinderarbeit und Misshandlung,
111 Ich klage an en IV Reformvorschlage.
Noch het kultuurvolk der Grieken, noch
de in zoo menig opzicht geestelijk hoog
staande Romeinen, beschermden de jeugd.
Kindermoord en -doodslag waren door de
wet geoorloofd, ja werden soms voorge
schreven. Het Christendom maakte hieraan
een einde. Eerst sinds dien tijd kan men
van een georganiseerde verzorging van
vondelingen spreken. De Christelijke kerk
zorgde voor vondelingengestichten met
draaibakken naar de straatzijde geopend, waarin
de kinderen, van welke men zich wilde
ontdoen, gelegd konden worden. Deze instel
lingen zijn echter later ontaard.
Vincentius a Paolo maakt melding van
een door een weduwe in Parijs opgericht
vondelingengesticht, dat hij in 1638, na haar
dood, bezocht. Als bewijs van slecht toezicht,
het volgende: De zalen waren vol rook en
onwelriekende uitwasemingen; de kleine
kinderen, met hun oude gezichtjes, lagen
op vuile bedjes zonder bedekking; eenigen
streden met den dood. Niemand reikte hun
een koelen dronk; doode lagen tusschen
levende kinderen in. Vincentius a Paolo
hoorde, dat men de kinderen voor 20 sous
aan bedelaars verkocht, die hen schandelijk
verwaarloosden. Hij zag, dat daarin ver
andering moest komen, en beijverde zich
om giften voor een nieuw vondelingengesticht
te verzamelen. Lodewijk Xlll stond een
jaarlijksch bedrag van 8000 livres toe. Aan
Vincentius a Paolo is het te danken, dat aan
vondelingen een beter lot werd beschoren.
Van de nog bestaande groote vondelingen
gestichten, welke uitnemend zijn ingericht,
mogen genoemd worden die, welke in 1672
te Moskou en in 1770 te Petersburg werden
opgericht. De kinderen die hierin werden
opgenomen, ontvingen van Katharina II
bijzondere voorrechten. Tot 1797 was het
de gewoonte, dat zij er tot hun meerder
jarigheid mochten blijven. Thans worden
zij, na een verblijf van drie of meer maanden,
op 't platteland uitbesteed. Zijn zij volwassen
geworden, dan ontvangen zij een uitrusting
voor een waarde van 100 roebels, het recht
zich in alle deelen van het Rijk te vestigen,
de bevoegdheid om huizen en gronden te
koopen, industrieelen te worden, en zijn
gedeeltelijk van belasting en van militairen
dienst vrijgesteld. Ook na hun intrede in
de maatschappij genieten zij nog de bescher
ming van de stichtingen hebben geen andere
verplichting, dan nog zes jaren in Rusland
te wonen en aan de inrichting jaarlijks een
roebel als gedachtenisgeschenk te geven.
De grootste inkomsten vloeien de Russi
sche vondelingengestichten uit de speel
kaartenbelasting toe. Behalve weezen en
verlaten, natuurlijke kinderen, worden ook
echte kinderen opgenomen, als hun ouders
niet in staat zijn hen op te voeden, of als
hun moeder ziek en niet in staat tot wer
ken is.
In 1903 is in Rusland een wet afgekon
digd, volgens welke tusschen onechte en
echte kinderen geen onderscheid meer wordt
gemaakt. De eerste mogen nu ook den naam
huns vaders dragen, en kunnen met de echte
kinderen erven. De vader is verplicht
voor het natuurlijk kind en voor de moeder
te zorgen, zoolang zij het brood niet kun
nen verdienen.
Ook in Spanje hadden de vondelingen
groote voorrechten. Door een ordonnantie
van Karel IV van den 5en Januari 1794
werd o. a. bepaald, dat degenen, die von
delingen voor bastaard uitscholden, streng
gestraft zouden worden. In elke provincie
is een vondelingengesticht, dat meestal
groote inkomsten heeft.
In Portugal zorgen de gemeenten voor de
opvoeding der natuurlijke kinderen. Een
bron van inkomsten voor de vondelingen
gestichten zijn de loterijen. 5 pCt toch van
de gewonnen prijzen moet daaraan wor
den afgedragen.
Zooals bekend is, voelde Napoleon I veel
voor vondelingengestichten metdraaibakken.
Hij wilde in elk arondissement van Frankrijk
er een oprichten, maar heeft zijn plan niet
geheel kunnen volvoeren. Het was echter
geen medelijden, dat hem dreef. Het verbod
van zijn Code: la recherche de la
paternitéest interdite" had vooral ten doel
hem materiaal voor zijn legers te verschaf
fen. Hij zag in de verlaten, op staatskosten
opgevoede knapen, goede soldaten.
Terwijl het meerendeel der vondelingen
gestichten bij hun oprichting van
draaibakken werden voorzien, waarin de von
delingen, meestal 's nachts, heimelijk gelegd
werden, en waaruit zij, nadat een bel was
overgegaan, door een beambte van de in
richting werden opgenomen, is later de
draaibak afgeschaft, omdat ze tot veel mis
bruiken aanleiding had gegeven. Want niet
slechts verlaten, ongelukkige moeders legden
haar kinderen er in, doch ook ouders, die
te veel kinderen naar hun zin hadden. Bo
vendien dreigde bij kouden winternacht
het gevaar, dat de kinderen soms van verre
gebracht, bevroren. De draaibakken werkten
het in de hand, dat de natuurlijke band
tusschen moeder en kind werd afgesne
den, en dat men b.v. van gestolen kinderen
gemakkelijk kon afkomen.
In de meeste vondelingengestichten, b.v.
te Parijs, is het dan ook regel geworden,
dat men de vondelingen op het bureau moet
brengen. De moeder behoeft daar haar naam
of dien van den natuurlijken vader niet te
noemen.
In vele protestantsche landen zijn de
vondelingengestichten opgeheven. Daardoor
wilde men de onzedelijkheid tegengaan en
het verantwoordelijkheidsgevoel van moeder
en ouders tegenover hun kinderen opwekken.
Vondelingen worden nu door
liefdadigheidsvereenigingen of van staats- of gemeente
wege opgevoed.
Henriette Arendt gelooft, dat dit niet vol
doende is, om duizende, arme, verlaten kin
deren voor mishandeling te vrijwaren of
den kinderenhandel tegen te gaan, en meent,
dat deze juist in onzen tijd, althans in
Duitschland, schrikbarend toeneemt.
Zij onderscheidt bij dien kinderhandel vier
soorten:
het bekende engeltjes-maken";
het verkoopen en wegschenken van kinde
ren, met of zonder schadeloosstelling;
het afstaan van kinderen om er ontucht
mede te bedrijven;
het verkoopen of verhuren* van kinderen
aan beroepsbedelaars, landloopers, enz.
Op de bladzijden 18 tot 138 van haar
werkje, geeft de schrijfster een reeks voor
beelden van deze kinderhandel, bijna niet
te gelooven in onzen beschaafden tijd, en
eindigt het hoofdstuk aldus: Ik had een
visioen: een lange rij van duizenden kinde
ren, die zich moede en troosteloos door een
verzengende woestijn voortsleepen en door
de zweep van hun begeleiders worden aan
gezet. Alle heffen zij de handjes, als om
hulp, omhoog, in aller oogen is de bede om
medelijden en erbarmen te lezen. Maar
niemand ziet hen, niemand trekt zich
hunner aan, en zoo schrijden zij voort, den
dood te gemoet, uitgeput en mishandeld.
Geen van hen heeft liefde of vreugde ge
kend. En dit visioen kon ik nog hebben in
onze Eeuw van het kind", niettegenstaande
wij geen wetten meer hebben, die kinder
handel, -moord of -doodslag toestaan, noch,
als de Spartanen, spelonken, waarin wij zieke
en zwakke kinderen mogen werpen. Is de
afgrond, welken ik in dit hoofdstuk in korte
trekken schilderde, niet veel verschrikke
lijker? Hem worden millioenen kinderen
toegevoerd, niettegenstaande wij er ons op
beroemen een kultuurvolk te zijn en in een
Christelijken Staat te leven!
Daarop laat schrijfster op de bladzijden
138?198 een relaas volgen over den zwaren
arbeid die dikwijls, niet het minst in Ame
rika, van kinderen wordt geëischt en over
de wijze, waarop jonge kinderen soms mis
handeld, ja gemarteld worden.
Staat en maatschappij werken in Duitsch
land samen om de jeugd te beschermen,
maar het schijnt wel, dat de wet er is om
ze te overtreden. Frappante staaltjes worden
hiervan medegedeeld. Waarop Henriette
Arendt de maatschappij die er bijna dage
lijks getuige van is, welk verschrikkelijk lot
vele arme, verlaten kinderen heeft getroffent
en die nog zoo betrekkelijk weinig heeft,
gedaan, om dat lot dragelijker te maken en
hen te helpen, aansprakelijk stelt.
In het laatste hoofdstuk geeft de schrijf
ster vele middelen tot verbetering aan, welke
o. i. echter gedeeltelijk te ver zouden gaan.
Werden die maatregelen genomen, dan zou
het verantwoordelijkheidsgevoel bij vele
moeders sterk verslappen. Zij doelt hierbij
voornamelijk op Duitschland, en is er blijk
baar onkundig van, dat in het naburig
Nederland verschillende van haar wenschen
reeds in vervulling zijn gegaan, en een
complex van wetten op de Kinderbescher
ming is ontstaan, die ons land, te dezen
opzichte, aan de spits der beschaafde vol
keren stellen.