De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 20 april pagina 1

20 april 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 186$ Zondag 20 April A°. 1913 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr, H. P. L. WIESSING .Abonnement per 3 maanden /l.50, f r. p. post/ 1.65 Voor Indie per jaar, bij vooruitbetaling mail , 10. .Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ..... 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels /1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?0.25 .0.30 .0.40 INHOUD ?m«linillhlMIMIMItlltlllllllllllllHIIIIIIIIIIIM111IIMMIIIIIIi:illlllllllllllllt Blz. l: Red.: Belgische politieke sta king. Mr. S. Vellenga: Reorganisatie van het Buma-leen. Mr. M. C. Nijland: Kleine blanke slaven. 2: Feuilleton door Augusta Peaux. Frans Coenen over Levensleer van Virginie Loveling en Cyriel Buysse. Matthijs Vermeulen over Gustav Manier. 5: M. C. over Vrouwen als uitvindsters. Allegra. E. Heimans: de Wolspinner. 7.-Red.: de Zeppelin IV te Lunéville. Van den Eeckhout over Alfonso XIII. Plasschaert over J. Voerman. J. Gratama over de reclame-billetten van het Comit voor 1913. Officieel portret van Poincaré. Dichterlijk Bloc-note over prof. van Vollenhoven. 8 : Beethovens Negende Symphonie. Charivari. Portretten van minister-president baron de Broqueville, Paul Hymans en Emile van der Velde. Fin. Kroniek door v. d. M. 9: Duitschlands vermogen door v. d. S. //: Schaakspel door Rud. Loman. Damspel door j. de Haas. Teekening door Joh. Braakensiek: Het ontwerp ambtenaars-pensioen en de groote steden. Bijvoegsel van Johan Braakensiek: De intocht der kinderen Belgiëns door het Hollandsen diep. ONVERRE EN VAN N A BELGISCHE POLITIEKE STAKING Gelijk dr. Kuyper in 1903 te 's-Gravenhage, doet thans te Brussel de leider der kerkelijken, Woeste, zich voortdurend begeleiden door een tweetal rechercheurs. Politiek is in laatste instantie geweld, maar wanneer zij zich als geweld ineens duidelijk openbaart, doordat hier een gewoon Kamerlid" als Woeste voor zorgen neemt als een kleine dictator, verandert met het vocabulair ook de heele houding. In 1903 was er ten onzent ineens geen sprake meer van gemeenschappelijkheid van belangen tusschen proletariaat en burgerij, en de theoretici van de tem pering (echte pacifisten van de binnenlandsche oeconomie), stonden voor de scherpste belangen-tegenstellingen. Een krachtige figuur als Kuyper, maakte geen dan de noodzakelijkste praatjes meer, en gedroeg zich, met groote troepenmacht in den rug, als een Westersche Diaz of Huerta der lands-oeconomie : Geflankeerd door een paar weldoorvoede en gewa pende stille agenten deed hij voortaan zijn wandeling. Woeste ziet op dit oogenblik de zaken al even reëel. Hij ontkent, blijkens zijn gepubliceerde uitlatingen, geen oogenblik, wat de mindere goden in zijn partij misschien willen bedekken : dat de her vorming van het kiesrecht een groot materieel belang beteekent voor de arbei dersklasse en een nadeel voor de achter lijke, burgerlijke en boersche groepen en hun onnadenkenden aanhang, van welk heele stelletje hij het hoofd is. Wij zullen ons niet laten dwingen," zegt hij, door het proletariaat." Hij zegt het nu nog smalend en uit de groote hoogte van zijn kerkelijken, plattelandschen invloed, uit den sterken toren van zijn meervoudig kiesrecht, straks mis schien vindt hij mildere woorden, en komt hij,?als die practisch-bloemrijke patriciër deed, die het uitgeweken proletariaat van zijn tijd weer binnen Rome wilde lokken, tot eenzelfde verzoenende ver gelijking: Gij, die den arbeid hebt neer gelegd, gij vergeet, dat Rome is als een man met hoofd, met armen, beenen en een buik. Gij zijt die beenen, die armen, gij vult die buik; zoo kan Rome's hoofd denken en handelen". Misschien vindt Woeste zulke, of meer bij dezen tijd passende lokwoorden, dit is zeker, dat hij hoopt het zonder deze te mogen doen, want het proletariaat van thans is er niet meereen, zoo naïef en primitief als het vroeg-Romeinsche.... Woeste weet, dat het om de macht gaat", zooals ook kleineren weten in stakingsdagen. Hij weet, dat door het bestaand meervoudig kiesrecht hetwelk een dubbele stem gaf aan elk, die een klein huisje bezit of een stuk land de massa der kleine boeren als een op zettelijk versterkte dommekracht den in vloed tegenwerkt van die arbeidersklasse, die de armen en beenen" zijn van het maatschappelijk lichaam en die, van een industrieel land als België, voor zoo groot deel den buik" vullen. De historie wordt alleen gevormd on der den druk van geweld. Pacifisten van ons 1913 droomen over bespoediging van den wereldvrede op initiatief van een machtelooze natie en maken aldus van den wereldvrede een dampuzzle, waarbij wie geen dammen heeft en bijna geen steenen de wet stelt; pacifisten van de oeco nomie zouden nu, naar analogie daarvan, in België (wij vreezen zonder succes) ereis de mogelijkheid kunnen bestudeeren der verkrijging van eenvoudig kiesrecht door de benadeelde klasse, zonder dat deze tot geweldmaatregelen zich aangordt.... Een nieuwe Roeping van Holland-sche geleerdheid rijst aldus aan de kim. Een Nederlandsen professor geve het Bel gische proletariaat nu eens het middel aan de hand om, zonder oeconomische vernielingen aan te richten als deze algemeene staking is, Woeste ervan te overtuigen, dat hij de reactie terrein doe prijsgeven en zelf van zijn machts-zetel dalen moet! Heemskerk en zijne reactionairen zul len deze Belgische gebeurtenissen bestu deeren met een begrijpelijke belangstel ling. De Nederlandsche en Belgische toe standen zijn wel niet dezelfde, de Neder landsche en de Belgische stakers-optoch ten zijn niet even gevaarlijk voor eene Regeering, maar er blijft ter verge lijking over, en in zulk een politiekoeconomische worsteling, als thans bij onze buren plaatst grijpt, ligt voor een Regeering een les. Ook voor hen, in de welgesteldere lagen van ons volk, die niet in een voortdurende bevestiging van ver kregen toestanden de som van alle wijs heid zien : Voor dezulken, die niet met de reactionnaire wolven willen meehuilen, kan het dezer dagen duidelijk wezen, dat plannen als van ons Ministerie, om de reactie in de kieswet nog krachtiger aan het woord te doen komen, slechts zulke maatschappelijke schokken veroor zaken kan, als door alle Belgische libe ralen er thans een betreurd wordten... mede bekostigd. Het staat te vreezen, dat van de alge meene werkstaking in België geen dade lijke vruchten zullen worden geplukt. Een enkele losse belofte van een minister president in angsten, als die van de Brocqueville, dat hij wel eens zou over wegen en wel eens zou zien, indien eerst... enz., geeft geen andere zeker heid: dan dat de Regeering erop rekent bij het ophouden van deze algemeene werkstaking weer het spel van uitstel en parlementairen tegenstand te kunnen uit lokken en doorvoeren ... en haar gang te kunnen gaan. Eerst de wapens neer leggen ... heeft zeker aan geen enkel vijandelijk leger ooit goede waarborg toegeschenen van overwinning. Al verliezen de voorstanders van gelijk kiesrecht wederom dezen strijd, de zege die hier eene Belgische regeering mocht bevechten, zal nooit anders kunnen wezen dan een Pyrrhus-overwinning. Nog een of twee zulke, en de heeren zullen moeten wijken. Een strijd als deze zuivert toch altijd de politieke atmosfeer. Reorganisatie van het Bumaleen Zeer zeker mag het een groot voorrecht worden genoemd, dat men na afgelegd eind examen aan Gymnasium of Hoogere Burger school in staat is zijne studiën aan de Academie te voltooien. Hoe klein even wel zijn de gelukkigen in getal voor wie dat groote voorrecht is weggelegd. Econo mische en intellectueele bezwaren staan menigeen in den weg om het hooger onder wijs aan een onzer Universiteiten te kunnen volgen en met leede oogen moeten dezulken aanzien, dat anderen wel en zij niet de Academie kunnen bezoeken. Wijlen Lieuwe Annes Buma heeft dat ingezien en begrepen en wat meer zegt dan verstandig inzicht en helder begrip: hij heeft bij testament bepaald,dat twee jongelieden ge durende vijf jaren uit de inkomsten van landerijen in staat zouden worden gesteld om hunne studiën aan eene Universiteit te voltooien. Dit leen wordt thans door n persoon beheerd, terwijl de leden van den Raad der Gemeente Sneek onder toezicht van het College van Gedeputeerde Staten der provincie Friesland optreden als privisoren. Op het beheer als zoodanig worden gewoonlijk geene aanmerkingen gemaakt; wij willen dan ook gaarne aannemen, dat dit geschiedt volgens redelijke eischen, welke men aan de beheer-kunst mag stellen, maar wat gedurende de laatste jaren in het bijzonder de aandacht trekt der Commissie, belast met nazien van de rekeningen en de begrootingen, dat zijn de enorme jaarlijksche uitkeeringen, waarvan de studeerende jongelieden profiteeren. Zoo bleek bij de openbare behandeling anno 1911, dat aan de beide beneficianten ?2500 per persoon was toegeteld en ?2730 per persoon gedu rende het jaar 1912. Beurzen of leenen van dergelijke enorme uitkeeringen zijn in n woord te weelderig. Stellen zulke bedragen aan den eenen kant de studenten in staat hun levensstandaard te hoog op te voeren of geven zij aanleiding tot eene te weelderige levenswijze, ook van den maatschappelijken kant mag worden overwogen, dat er meer bekwame jonge mannen zijn, die reikhalzend uitzien naar de mogelijkheid om student te zijn in den besten zin des woords, doch wegens econo mische hinderpalen niet kunnen studeeren. Aanleiding tot dergelijke hooge uitkeeringen is in de eerste plaats, dat de waarde der landerijen sedert den dood van wijlen den heer Buma voornoemd aanmerkelijk is ge stegen en dat het Buma-leen een geldleening heeft aangegaan om daarvan eene boerenplaats te bouwen en verbetering van het land te bevorderen, terwijl van die leening slechts een klein gedeelte jaarlijks wordt afgelost. Loste dat leen in stee van ?500 jaarlijks af ?2500, dan zou er anno 1912 geen ?2730, doch ?1730 kunnen worden uitgekeerd. Voorwaar een voldoend bedrag voor hem die op andermans kosten studeert! Nu kon men dergelijke belangrijke uit keeringen verdedigen op grond, dat de erf later bij testament heeft bepaald, dat uit de opbrengst der daarvoor bestemde goederen twee jongelieden zullen studeeren en geen drie of vier. Naar de letter is dit waar. Maar dan dient men niet uit het oog te verliezen, wat des erflaters bedoeling is ge weest en deze bedoeling wordt duidelijk als men artikel 8 van het betrokken testament leest, waar wij lezen: Geen beurs zal worden gegeven aan iemand die of wiens ouders voldoende mid delen hebben om de kosten van zijne studiën te hoeden". Wijlen de heer Buma heeft, zooals boven werd vermeld, gewild, dat bekwame jonge lieden, wier ouders niet in staat waren aca demische opleiding te betalen, in de gelegen heid zouden worden gesteld om te kunnen studeeren. Stellen wij deze bedoeling op den voor grond, dan rijst de vraag van zelve als vraag van zuiver practischen aard op: welk bedrag dient jaarlijks aan de beneficianten te worden uitgekeerd. En dan meenen wij te mogen beweren, dat een persoonlijke toelage van 1200 gulden per jaar ruim vol doende is. Een dergelijke pensie zou dit groote voordeel hebben, dat de schulden last van dit Buma-leen in veel sneller tempo kon worden afbetaald en dat in het vervolg wel vier, in ieder geval wel drie personen van dat leen zouden kunnen profiteeren. Op het ongezonde van dien toestand is sinds jaren her door de betrekkelijke Raadscommissiën der gemeente Sneek gewezen, doch tot heden te vergeefs. Wel werd door het College van Gedeputeerde Staten van Friesland bij missive van 5 October 1911 te kennen gegeven, dat eene conferentie tusschen eenige leden van Gedeputeerde Staten en van den Raad der Gemeente Sneek den toe stand van het Buma-leen zouden kunnen be spreken en wel werd op voorstel van den Voorzitter van den Raad der Gemeente Sneek d.d. l November 1911 besloten om aan het College te melden, dat de Raad er prijs op stelde, dat eene conferentie zal wor den gehouden. Doch de Vroedschap te Sneek wacht tot heden te vergeefs! Ontbreekt soms aan het College van Gedeputeerde Staten de noodige onpartijdig heid en voortvarendheid, omdat... juist een zoon van den heer H. Pollema een der gelukkige beneficianten is, aan wien het laatste jaar een bedrag werd uitgekeerd van ?2730, zooals boven is vermeld? Wij hopen en vertrouwen, dat het College van Gedeputeerde Staten, trots het belang van zijn medelid, den heer H. Pollema voornoemd, krachtige pogingen zal aan wenden om tot eene reorganisatie van het Bumaleen te komen. Gemeld artikel geeft duidelijk de bedoe ling des erflaters aan: onvermogende ouders in staat te stellen om hunne kinderen eene academische opleiding te laten geven. Hoe menigeen heeft langs dien weg eene eervolle en gewichtige betrekking of maat schappelijke positie veroverd. Hoezeer wordt er tegenwoordig naar gestreefd door de oprichting van ambachtsscholen en han delscursussen het onderwijs in den besten zin des woords meer populair, meer toe gankelijk te maken. Dat heeft ook wijlen de heer Buma bedoeld en dat schoone doel kan worden bevorderd door eens krachtig de reorganisatie van het Bumaleen te bevor deren. Dan kunnen noodelooze uitgaven worden vermeden, de schulden worden afbe taald en bovendien maatregelen worden genomen, waardoor de vergeving van het leen alleen wordt beperkt tot de kinderen van ouders, die uit hun eigen middelen de academische opleiding niet kunnen be kostigen. Sneek. Mr. S. VELLENGA Kleine blanke slaven Motto: La misère del'homme? Il faut voir celle de la femme. La misère de la femme ? 11 faut voir celle de l'enfant. VICTOR Huoo: Les Miscrables. Voor eenigen tijd verscheen van Henriette Arends, voormalig politie-adsistente te Stuttgart, een boekje, dat tot titel draagt: Kleine weisse Sklaven", en een aanklacht is tegen haar land, en in 't algemeen tegen de maat schappij. Volwassen menschen toch, zoo schrijft ze, worden door de wet tegen wille keur beschermd, maar vele jonge kinderen, en voornamelijk de natuurlijke, niet erkende, staan bloot aan een mishandeling, welke soms den dood tengevolge heeft. En, de daders worden meestal zoo licht gestraft, dat het anderen niet afschrikt. De schrijfster haalt ontzettende voorbeelden van kindermishandeling aan. Als slechts de helft, van wat ze mededeelt, waar is, dan is haar j'accuse" begrijpelijk. Haar brochure is een samenvatting van tallooze, haar uit de praktijk bekende, door de behandeling voor de rechtbaik, of uit krantenberichten ruchtbaar geworden ge vallen van ergerlijke kindermishandeling, soms echter geruimen tijd geleden gebeurd. Dat de schrijfster overdrijft, is zeker. On getwijfeld is het boekje met eenartendenz geschreven, maar het is een feit, dat, niet tegenstaande alles, wat in Duitschland ten bate der verwaarloosde jeugd wordt ver richt, toch een groot percent dezer kinderen aan de aandacht van de politie en de vereenigingen, die zich het lot der misdeelde jeugd aantrekken, ontsnapt. De schrijfster hoopt, door hare mededeelingen, de oogen van velen te openen. Het boekje bevat, na een interessante in leiding, vier hoofdstukken: I Der Kinder handel, 11 Kinderarbeit und Misshandlung, 111 Ich klage an en IV Reformvorschlage. Noch het kultuurvolk der Grieken, noch de in zoo menig opzicht geestelijk hoog staande Romeinen, beschermden de jeugd. Kindermoord en -doodslag waren door de wet geoorloofd, ja werden soms voorge schreven. Het Christendom maakte hieraan een einde. Eerst sinds dien tijd kan men van een georganiseerde verzorging van vondelingen spreken. De Christelijke kerk zorgde voor vondelingengestichten met draaibakken naar de straatzijde geopend, waarin de kinderen, van welke men zich wilde ontdoen, gelegd konden worden. Deze instel lingen zijn echter later ontaard. Vincentius a Paolo maakt melding van een door een weduwe in Parijs opgericht vondelingengesticht, dat hij in 1638, na haar dood, bezocht. Als bewijs van slecht toezicht, het volgende: De zalen waren vol rook en onwelriekende uitwasemingen; de kleine kinderen, met hun oude gezichtjes, lagen op vuile bedjes zonder bedekking; eenigen streden met den dood. Niemand reikte hun een koelen dronk; doode lagen tusschen levende kinderen in. Vincentius a Paolo hoorde, dat men de kinderen voor 20 sous aan bedelaars verkocht, die hen schandelijk verwaarloosden. Hij zag, dat daarin ver andering moest komen, en beijverde zich om giften voor een nieuw vondelingengesticht te verzamelen. Lodewijk Xlll stond een jaarlijksch bedrag van 8000 livres toe. Aan Vincentius a Paolo is het te danken, dat aan vondelingen een beter lot werd beschoren. Van de nog bestaande groote vondelingen gestichten, welke uitnemend zijn ingericht, mogen genoemd worden die, welke in 1672 te Moskou en in 1770 te Petersburg werden opgericht. De kinderen die hierin werden opgenomen, ontvingen van Katharina II bijzondere voorrechten. Tot 1797 was het de gewoonte, dat zij er tot hun meerder jarigheid mochten blijven. Thans worden zij, na een verblijf van drie of meer maanden, op 't platteland uitbesteed. Zijn zij volwassen geworden, dan ontvangen zij een uitrusting voor een waarde van 100 roebels, het recht zich in alle deelen van het Rijk te vestigen, de bevoegdheid om huizen en gronden te koopen, industrieelen te worden, en zijn gedeeltelijk van belasting en van militairen dienst vrijgesteld. Ook na hun intrede in de maatschappij genieten zij nog de bescher ming van de stichtingen hebben geen andere verplichting, dan nog zes jaren in Rusland te wonen en aan de inrichting jaarlijks een roebel als gedachtenisgeschenk te geven. De grootste inkomsten vloeien de Russi sche vondelingengestichten uit de speel kaartenbelasting toe. Behalve weezen en verlaten, natuurlijke kinderen, worden ook echte kinderen opgenomen, als hun ouders niet in staat zijn hen op te voeden, of als hun moeder ziek en niet in staat tot wer ken is. In 1903 is in Rusland een wet afgekon digd, volgens welke tusschen onechte en echte kinderen geen onderscheid meer wordt gemaakt. De eerste mogen nu ook den naam huns vaders dragen, en kunnen met de echte kinderen erven. De vader is verplicht voor het natuurlijk kind en voor de moeder te zorgen, zoolang zij het brood niet kun nen verdienen. Ook in Spanje hadden de vondelingen groote voorrechten. Door een ordonnantie van Karel IV van den 5en Januari 1794 werd o. a. bepaald, dat degenen, die von delingen voor bastaard uitscholden, streng gestraft zouden worden. In elke provincie is een vondelingengesticht, dat meestal groote inkomsten heeft. In Portugal zorgen de gemeenten voor de opvoeding der natuurlijke kinderen. Een bron van inkomsten voor de vondelingen gestichten zijn de loterijen. 5 pCt toch van de gewonnen prijzen moet daaraan wor den afgedragen. Zooals bekend is, voelde Napoleon I veel voor vondelingengestichten metdraaibakken. Hij wilde in elk arondissement van Frankrijk er een oprichten, maar heeft zijn plan niet geheel kunnen volvoeren. Het was echter geen medelijden, dat hem dreef. Het verbod van zijn Code: la recherche de la paternitéest interdite" had vooral ten doel hem materiaal voor zijn legers te verschaf fen. Hij zag in de verlaten, op staatskosten opgevoede knapen, goede soldaten. Terwijl het meerendeel der vondelingen gestichten bij hun oprichting van draaibakken werden voorzien, waarin de von delingen, meestal 's nachts, heimelijk gelegd werden, en waaruit zij, nadat een bel was overgegaan, door een beambte van de in richting werden opgenomen, is later de draaibak afgeschaft, omdat ze tot veel mis bruiken aanleiding had gegeven. Want niet slechts verlaten, ongelukkige moeders legden haar kinderen er in, doch ook ouders, die te veel kinderen naar hun zin hadden. Bo vendien dreigde bij kouden winternacht het gevaar, dat de kinderen soms van verre gebracht, bevroren. De draaibakken werkten het in de hand, dat de natuurlijke band tusschen moeder en kind werd afgesne den, en dat men b.v. van gestolen kinderen gemakkelijk kon afkomen. In de meeste vondelingengestichten, b.v. te Parijs, is het dan ook regel geworden, dat men de vondelingen op het bureau moet brengen. De moeder behoeft daar haar naam of dien van den natuurlijken vader niet te noemen. In vele protestantsche landen zijn de vondelingengestichten opgeheven. Daardoor wilde men de onzedelijkheid tegengaan en het verantwoordelijkheidsgevoel van moeder en ouders tegenover hun kinderen opwekken. Vondelingen worden nu door liefdadigheidsvereenigingen of van staats- of gemeente wege opgevoed. Henriette Arendt gelooft, dat dit niet vol doende is, om duizende, arme, verlaten kin deren voor mishandeling te vrijwaren of den kinderenhandel tegen te gaan, en meent, dat deze juist in onzen tijd, althans in Duitschland, schrikbarend toeneemt. Zij onderscheidt bij dien kinderhandel vier soorten: het bekende engeltjes-maken"; het verkoopen en wegschenken van kinde ren, met of zonder schadeloosstelling; het afstaan van kinderen om er ontucht mede te bedrijven; het verkoopen of verhuren* van kinderen aan beroepsbedelaars, landloopers, enz. Op de bladzijden 18 tot 138 van haar werkje, geeft de schrijfster een reeks voor beelden van deze kinderhandel, bijna niet te gelooven in onzen beschaafden tijd, en eindigt het hoofdstuk aldus: Ik had een visioen: een lange rij van duizenden kinde ren, die zich moede en troosteloos door een verzengende woestijn voortsleepen en door de zweep van hun begeleiders worden aan gezet. Alle heffen zij de handjes, als om hulp, omhoog, in aller oogen is de bede om medelijden en erbarmen te lezen. Maar niemand ziet hen, niemand trekt zich hunner aan, en zoo schrijden zij voort, den dood te gemoet, uitgeput en mishandeld. Geen van hen heeft liefde of vreugde ge kend. En dit visioen kon ik nog hebben in onze Eeuw van het kind", niettegenstaande wij geen wetten meer hebben, die kinder handel, -moord of -doodslag toestaan, noch, als de Spartanen, spelonken, waarin wij zieke en zwakke kinderen mogen werpen. Is de afgrond, welken ik in dit hoofdstuk in korte trekken schilderde, niet veel verschrikke lijker? Hem worden millioenen kinderen toegevoerd, niettegenstaande wij er ons op beroemen een kultuurvolk te zijn en in een Christelijken Staat te leven! Daarop laat schrijfster op de bladzijden 138?198 een relaas volgen over den zwaren arbeid die dikwijls, niet het minst in Ame rika, van kinderen wordt geëischt en over de wijze, waarop jonge kinderen soms mis handeld, ja gemarteld worden. Staat en maatschappij werken in Duitsch land samen om de jeugd te beschermen, maar het schijnt wel, dat de wet er is om ze te overtreden. Frappante staaltjes worden hiervan medegedeeld. Waarop Henriette Arendt de maatschappij die er bijna dage lijks getuige van is, welk verschrikkelijk lot vele arme, verlaten kinderen heeft getroffent en die nog zoo betrekkelijk weinig heeft, gedaan, om dat lot dragelijker te maken en hen te helpen, aansprakelijk stelt. In het laatste hoofdstuk geeft de schrijf ster vele middelen tot verbetering aan, welke o. i. echter gedeeltelijk te ver zouden gaan. Werden die maatregelen genomen, dan zou het verantwoordelijkheidsgevoel bij vele moeders sterk verslappen. Zij doelt hierbij voornamelijk op Duitschland, en is er blijk baar onkundig van, dat in het naburig Nederland verschillende van haar wenschen reeds in vervulling zijn gegaan, en een complex van wetten op de Kinderbescher ming is ontstaan, die ons land, te dezen opzichte, aan de spits der beschaafde vol keren stellen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl