De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 20 april pagina 7

20 april 1913 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

April'13. - No. 1869 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De Zeppelin IV op het manoeuvre-veld van Lunéville Niet aan het juiste adres DE ZEPPELIN IV ONDER DE HOEDE VAN FRANSCHE OFFICIEREN De Illustration geeft bovenstaande af beelding op haar eerste pagina. Zou het een miskenning zijn van de Fransche edelmoedigheid als wij vooronderstelden, dat de vervaardiger der cliché, waarvan de afdrukken vele duizenden een vroolijk ogenblik zullen bezorgd hebben, met leedvefmaak een weinig geretoucheerd heeft aan de trekken der Fransche en Duit sche officieren, die op de fotografie voor kwamen? De lach van de Lunévillesche officieren is er zóduidelijk op, de bittere spijt van de Duitschers, die daar staan, venegen met zichzelf, heeft zóiets koddig-eerlijks, dat men haast niet gelooven kan aan zooveel Franschgezindheid in het toeval der momentopname. Zooals men weet hielden de Duitsche militaire autoriteiten de constructie der Zeppelins, voor oorlogsdoeleinden, strikt geheim. Juist had het officieuze regeeringsorgaan, de Nord-Deutsche, op l April een communiquéverspreid, dat den jour nalisten op het hart drukte toch vooral geen mededeelingen te doen over de samenstelling der bestuurbare luchtbal lonnen bij het Duitsche leger in gebruik, of op 3 April daalde deze Zeppelin IV, op een twintig kilometer van de Duitsche grenzen, tusschen Fransche manoeuvreerende cavalerie in, en kon vrijelijk worden bekeken en bestudeerd. Toen de ballon omlaag kwam zag men de inzittenden met witte zakdoeken wuiven, als wilden zij te kennen geven niet tot verovering van Frankrijk aldus te landen. De wijze, waarop de groote Duitsche pers dezer dagen eenige studentenrelletjes, tegen een paar Duitschers te Nancy en elders ontstaan, opblaast en er genoegdoening voor vraagt, doet de onderstelling wagen, dat zij op 't gezicht van de Franschen den glimlach over deze geschiedenis met den Zeppelin zoo gauw mogelijk wil doen besterven. miiimmimimimiiMiiiimi iiimimiimni IIIINHII nu i i i immuun nu IIMIIIII geen ambt, waarvoor geschikte candidaten zógroot in aantal te vinden zijn (ondanks alle risico), als het ambt van erfelijk staatshoofd. Geen post, waar, achter den bekleeder ervan, de opvolger reeds zoo pijnlijk nauwlettend te wachten staat op zijn beurt, kruit en dynamiet op den koop toe nemend. Schiet een koning dood, en ge hebt een anderen. Toch houden zich deze kroondragende landsvaders niet allen even koninklijk op 't ogenblik van een aanslag: Meestal zijn zij dan, meer dan ooit, zónder verve, zonder spontaniteit, zonder grootheid hoegenaamd: zij laten zich als een konijn doodschieten, of, ziende dat het mis was, duiken zij ineen, doen den koetsier aan porren en rijden zoo hard ze kunnen er vandoor, niet goed begrijpend wat men toch van hun Majesteiten wil, het hart vol weerzin en vol angst tegen die donkere menschenmenigte, waaruit het gevaar voortkomt. Alfonso van Spanje heeft nooit ge faald in jeugd en, als er aanleiding toe was, nooit in grandezza, zoo dikwijls de dood hem onverhoeds onder het oog keek. De serie moordaanslagen, op hem ten uitvoer gelegd, vult een heel waschlijstje, en zij, die de maat schappij wilden reinigen van deze Spaansche koninklijkheid, hebben hun best ge daan! Alfonso scheen die bloedige pogin gen steeds te aanvaarden als een droevig sacrament van beproeving en vorstelijke genade. En hij was a la hauteur, dat moet gezegd zijn. In Parijs, toen hij met den ouden glimlachenden papa Loubet van de Opéra kwam en over den gladden houtvloer van de rue de Rohan door een snel koppel paarden werd voortgereden naar de Tuilerieën, een kleinen gouden en geciseleerden helm op het hoofd, sprong vlak achter hem een bom, wierp den ruiter, die naast zijn portier reed, uit het zadel, en wekte wilde paniek om hem heen. Verschrikte pikeurs zetten de paarden *an, en ongelooflijk snel ging het verder. Toen geen dertig seconden na de ontploffing passeerde Alfonso het gouden ruiterbeeld van jeanne d'Arc, edelste zinnebeeld van Fransche geest kracht, ridderlijkheid en vrijheidsliefde. Alfons XIII was nog heel jong. Men had hem misschien gezegd, dat hij halverwege de Tuilerieën- een gouden ruiterbeeld zou zien van de Maagd van Orleans, en dat hij goed deed deze te salueeren: Het is om het even. Wie den koning, met de paniek nog daverend achter hem, hier in volle lengte heeft zien opstaan in de lage landauer, den helm grijpen en met jong gebaar Jeanne d'Arc heeft zien groeten, vergeet die geste niet. ALFONSO XIII Men las nu hoe een anarchist de ALFONSO XIII Alfonso 'Men moet al een bitter beetje inzicht hebben in de menschenwereld, om te meenen iets nuttigs te hebben verricht, als men een koning tot zijn vaderen heeft verzameld. Er is immers nog altijd teugels greep van zijn paard en op hem mikte, hoe Alfonso toen, met de tegen woordigheid van geest van een vaardig officier in den oorlog, den dood weer ontmoetend midden in een vredelievende stad, zijn paard deed steigeren en den dood ontkwam. Dit, nu eens flinke, dadenreeë', dan weer nobele, hooge van zijn houding verleent aan Alfonso's koning-zijn iets van kinderlijk-menschelijke en aristocratische charme, die bij het verburgerde koningschap anders niet of nauwelijks meer voorkomt. Het verouderde ambt heeft aldus, zoo geen diepere reden van bestaan, dan toch een charmant excuus. VAN DEN EECKHOUT * * * J. Voerman (Rotterd. Kunstkring) Het is reeds lang geleden dat ik in Elzevier een artikel over Voerman schreef, of liever een artikel over vele andere dingen schreef, en daarin ook iets besprak van het werk van dezen schilder. Sommige dingen, die toen bovenal waarden waren, zijn veranderd in waarschijnlijkheden; waarschijnlijkheden hier en daar zijn werklijkheên gebleken. Toch bleven enkele meeningen, in dit artikel neergeschreven, bestaan. Het is nog steeds mijne meening dat de bloemstukken van Voerman door te velen overschat zijn. Op andere wijzen dan in het bewuste artikel moet ik hier hetzelfde herhalen. De schil dering van bloemen kan zijn klassiek; impressionistisch, of détailleerend nauw keurig. Onder klassiek dat is, in eenvoud blijvend, ware en is te verstaan die wijze Van uitdrukken van het schoon der bloemen, die van het sculpturale voldoende ver blijft en tot het absolute lichtspelen voldoende nadert. De klassieke schildering van bloemen geeft een evenwicht tusschen den vorm en het lichtvlagen. Uit den laatsten tijd is als vertegenwoordiger van dit klassieke bloem stuk te noemen: Fantin Latour. Hij definieert niet zoo nauwkeurig, dat de geest van den toeschouwer niet even vrij" kan blijven; hij heeft het lichtspel genoeg recht gedaan in vele zijner werken om het kijken mee te doen deinen, even, op het rustig zoete spel zijner lichtgolven. Impressionistisch is in zijn meest bekende bloemstukken Floris Verster. Somtijds was deze in zijn waskrijtwerk strak en stil door spanning, maar het meest geëerde werk, van bloem en blad ensteel de voorstelling gevend, is impressio nistisch. De grootste kracht is daar gegeven aan het verschil tusschen en den weerstand tusschen twee of meer kleuren. De vorm volgt willig deze zucht om de kleurbotsingen groot en schoon te maken; werklijk lijken deze werken op hevig geïnstrumenteerde muziek. Het typisch" bloemstuk van Voerman verschilt vanVerster(van. den meest gekenden, impressionistischen Verster) door een nauw lettend volgen van de vormen; door, zeker, contour en lijnenspel: van vorm te stellen boven het uitbundige ivan kleurensonoriteit. Daardoor is het r verwant met het bloemstuk van Fantin Latour dan met genoemd Hollandsch werk. Toch is het ver het mindere van het Fransche. Het geteekende" is bij Voerman te groot, gezien in de samenstelling," tegenover de dracht der kleur. Gedeeltelijk komt dit gebrek aan kleur, die trillend even over wat als haar vorm gezien wordt, moest vloeien; gedeeltelijk komt dit tekort aan kleur voort uit de zucht tot doorschijnendheid, welke doorschijnend heid gedeeltelijk in magerte der verwen gezocht is. Door deze dingen ontstaat een armoede in het daimonische, in de kleurconstructie. Doordat de vorm" niet is als de kleur, ontstaat een gevoel van tekort. Daarenboven is de aanschouwing van Fantin Latour in alle opzichten dieper; alles com bineert zich uit een diepren geest; het aantal daimonische en apollinische kwali teiten ; eigenschappen van ontroering en van bouw geven een andere som dan bij Voerman. De bloemstukken, vooral de bestudeerde aquarellen, doen mij nog steeds, als eens, schriel en schamel aan. Ze zijn te veel ge lijkend op den behangselpapieren achter grond, dikwijls bij ze te vinden. Onbeschaafd zijn ze echter niet. Maar meer dan het bloem stuk is Voerman's vee-stuk, hemel-en-wolkenvol schilderij. Hoe ziet hij dat? Hoe ont wikkelde hij zich hierin. Langs welk begin kwam hij tot deze periode ? Er is hier en juist te spreken over een invloed der Franschen. Misschien is Diaz te noemen bij het schilderij, een boschgezicht dat b.v. het Boymans Museum bezit (een alleszins onjuiste aankoop!); denaam van den Franschman ware te paren aan de beschouwingswijze waaruit dit werk voort kwam. Maar dit schilderij is van een tijd stip dat zijn werk zooals het nu zich voor doet begonnen is, en tevens van het uur dat hij drootnrig beschouwen wisselen wou tegen zucht naar helderheid. Het is niet te ontkennen dat uit de droomrige periode, uit zijn zoo-wat grijzen tijd werken bestaan, die hij in grootheid niet overtrof en in eenvoudig samen-gevat geval. Bij het per soonlijker worden heeft hij de ruimte in de lijn en de diepten der kleur iets ver loren. Het is bij varieerende aanschouwingswijzen voor eenzelfde persoon altijd: wat geven en wat nemen. De eerste werken van den Voerman, zooals hij nu als persoonlijkheid gecóteerd staat in de Hollandsche schilderkunst van dezen tijd, zijn gemakkelijk te scheiden van de lateren. De teekening" der dieren overheerscht het modelleeren in de verf, en geeft aan het geheel de schraalheid, die bij deze werk wijze zoo goed als niet te vermijden Is. Langzamerhand wordt de kleur minder troebel; er zijn minder zwartheden (door de moeiten van .de techniek ontstaan). Het ge heel, met zijn als op liggende platen neergedrupte en dan gestolten verf, heeft meer vastheid in den bouw bij meer luchtigheid in de kleur. Het werk wordt feitelijk min der impressionistisch; en volgt daarin de beweging van sommige andere uitingen rond den schilder. De wolken en de hemels worden met hun spiegel, IJsselstroom, het hoofddoel. De koeien, gevlekte, brengen beweeglijkheid met hun zwart en wit, en rood en wit, en de zucht tot teekenen en lijnentrekken en vangen in een ommetrek kan zich toonen in een enkle bies in de rivier, of in kleine groepen van deze, of in het nauwlettend volgen van een deel der PRESIDENT POINCARÉLAAT ZIJN OFFICIEEL PORTRET MAKEN Zoolang eenig officieel Parijsch schilder het portret van den nieuwen President der Fransche Republiek niet vervaardigd heeft, moeten de duizenden patriot tische burgemeesters van Frankrijk zich met een groot formaat fotografie naar het leven" tevreden stellen omjhet in hun mairie op te hangen. Een oneerbiedig fotograaf heeft bovenstaande opname gemaakt, waarop men ziet, hoe de roem zonder steuntje in den nek niet verkregen wordt oevers, die vooruitstekend als de eene boog van een baai, veel op 't werk gevonden wordt. Deze dingen schildert en teekent Voerman in zijn Hattem (n'y touche pas!) waar hij sinds 1889? huist. Maar naast deze riviergezichten en weigezichten maakt hij ook nu nog, stadsgezichten van zijn woon plaats. Ook daarin is, immers onderdeel van het Werk, de kleur helderder op gaan klinken en ik herinner mij dat een dier werken, Hattem gezien bij zachte zon, met tuintjes, latten langs de schuttingen, bloeienden boom, en achterzij van huizen mij, even toch, Vermeer's stadsgezicht liet herzien in ge dachten (hoeveel minder rijk echter) en tevens zie ik er nu iets in van een geest die Tholen heeft als hij: eigenaardigheid van bewoners van eenzelfde stad, argeloos heid in de keuze? En bij dit rijst nog de vraag: is 't de IJsel die helder maakt in hun kleur hen die bij en langs hem wonen want er is een oud-eeuwsch voorganger die dit alzoo is! Slot-som. Voerman blijkt dus een per soonlijkheid te zijn als schilder van riviergezicht, van landschap, van stadsgezicht en stilleven. Dit is een hoedanigheid, die telt. Hij blijkt zich ontwikkeld te hebben niet als een meteoor, verschijnend en reeds vliedend, maar gestadig-aan. Invloeden zijn in hem te bespeuren; ook in het schilderen zijner interieurs zijn deze duidelijk. Hij heeft dus eigenheid, en houdt tevens verband met het omringende. De vraag blijft nog te stellen: hoe groot is zijne persoonlijkheid, te midden zijner tijdgenooten; te midden der groote Schilders ? Te midden der groote schilders en hoe hij daartusschen zou staan, blijve hier onbesproken. Wie klinkt bij na men van klinkklaar goud? Te midden zijner tijdgenooten is het schatten gemakkelijker. Hij blijkt dan geen beeldenstormer te zijn zooals Breitner eens was tegen het voor gaande. Hij mist de allure van den opstan deling, Voerman. Hij mist tevens het niet te stelpen en niet te stoppen van zulk een lémentaire kracht. Hij vervalt minder in moeiten omdat hij minder is. Maar hij is een die, op kop pige wijze, zichzelf ontplooit. Hij heeft meer neiging tot het trekken van de lijnen dan de rasechte Breitner dat had; maar hij zoekt zonder zich uit te putten, de eigen linie. Hij is niet zoo diep van toon als Verster; hij is door zijn zien van bloemen elegisch gestemden naturen liever. Hij is niet intellec tueel; er is geen glasklaar samenvatten in hem, maar hij is beschaafd, hij is fijn, mag hij wellicht zich ruig voor doen. Ge zoudt hem eer bij Dysselhoff kunnen zetten, een kunstgenoot,dan-bij genoemden schilder. Met Tholen heeft hij de Oudhollandsche neiging tot rivieren en schepen gemeen; met dezen anderen buurtgenoot" Zijn wolken-bouw is sierlijker eer dan grootsch, al lijkt hij dit wellicht; met J. Maris is dit een verschil. Hij is in zijn luchten niet zoo aarzellooszuiverals Gabriel dat kon zijn, een serie van zijn werken, zooals nu in den kunstkring geeft ietwat den indruk, dien de Engelschen met dainty"' bepalen. Hij trekt soms pp het zuivere blanke in Vermeer, maar zózeer en tevens zoo doorvoed is zijn kleur niet. Wat ik eens schreef van dat hij wellicht de schaal had maar niet het ei, was te hard. Hij heeft schaal en ei, sierlijk en zuiver; maar het is toch een der eerste der eieren die een kieken legt. Voerman is niet groot, maar begaafd en koppig: met zuiveren wil; geen meester in den wijden zin van het woord; toch geen volger; soms zelfs een ontginner. PLASSCHAERT De Reclameplaten voor het Plan 1913 Dat van meer dan n zijde protest is aangeteekend tegen de reclameplaten voor het Plan 1913, is verheugend. De getrouwe lezer van dit blad zal zich herinneren, dat de platen zijn afgebeeld en aan kritiek onderworpen in dit Weekblad, nummer 1858 van 2 Februari 1913. De Centrale Commissie voor Plan 1913 nam in hare 12de Vergadering van Febr. jl. te Utrecht, volgens een mededeeling in de N. R. Ct., kennis van bewijzen van goed en afkeuring van haarpropaganda-materiaal". Naar aanleiding van de critiek besloot zij het volgende in het verslag op te nemen: De commissie stelt zich niet voor, het allen naar den zin te kunnen maken, ook niet in dit opzicht, dat zij hetgeen over haar wordt geschreven steeds zal beantwoorden. Zij zal evenwel trachten met de critiek haar voordeel te doen, mits deze tijdig komt. Zij meent hierbij in herinnering te moeten brengen, dat toen de vraag zich voordeed, aan wie het ontwerpen van een reclameplaat ware op te dragen, de commissie de, Dichterlijk Bloc-note Vollenhoveniana \. DE CHINEEZEN VAN EUROPA Als beeld van Onafhankelijkheid Hindert mij die boerenmeid! 'k Zag op de reclameprent Holland liever als... agent." Maar Europa, naar ik vrees, Ziet, achter deern of diender, de Chinees. o 2. Prof. mr. VAN VOLLENHOVEN EN ZIJN STOUTE DAAD" Prof, die zijt mér dan dat: Profeet Van al wat groot en forsch en boud is, Goed, dat ge Vollenhoven heet, Want heel uw dankbaar volk weet, Dat zijn van Vollenhoven... Stout is. o 3. HET PLAN-VAN VOLLENHOVEN IN DEN DOOFPOT Laat ons thans het dolle loven, Zetten wij het bolle boven: 't Plan van- onzen Vollenhoven, Die ons eenen knol wou stoven: Holland-de Diender: En als ik 't u gebied l" De Mogendheden: Ik doen 't niet, ik doen 't niet, ik doen 't lekker niet!" Bevatlijk en eenvoudig" maar ik loof God, Dat wij de proef eerst namen in De Doofpot. DlAMA,NTSLIJPER inlIMIIIIllnlIlltHIIIIIIIIMMIlllIIIMMMIIIIIIIIIMUnlUIIIIIIIIIIJIIIMIIIIIIIII in ons land zoo buitengewoon moei lijke, keuze tusschen de kunstenaars van verschillende richting heeft ver meden door een openlijke uitnoodiging in de voornaamste dagbladen te plaatsen om haar te helpen aan een schets van of een denkbeeld voor een reclameplaat. Dit deed zij om zoo onpartijdig mogelijk te werk te gaan. Verder neemt zij dit standpunt in, dat men van hare reclame in de eerste plaats mag wachten, dat deze doeltreffend zij. Zij is er van over tuigd, dat zij op het gebied der buitenlandsche reclame dan ook niet beter kan worden voorgelicht dan door de vertegenwoordigers der grootespoorweg en stoomvaartmaatschappijen, die lid zijn ha rer commissie, en die doorlangdurige ervaring weten, welk soort van reclame haar geld waard is". Dit officieele communiquégeeft een goed beeld van het artistiek inzicht van de com missie, en maakt het achteraf begrijpelijk, dat de commissie met de bekende minder waardige en verouderde platen voor den dag kwam. De eerste zin is al typeerend: De com missie stelt zich niet voor, het allen naar den zin te kunnen maken." Ja, dat zal wel waar zijn; maar daar gaat het hier niet om. Misschien vindt de meerderheid van het Nederlandsche volk de platen der commissie wel mooi, maar daarvoor vertegenwoordigt deze meerderheid dan ook... de ergste middelmatigheid. De commissie, die niet alleen Nederland, maar vooral ook alle vreemde naties op het Nederlandsche feest 1913 in viteert, had moeten begrijpen, dat zij dit op de fraaiste en duidelijkste wijze moest doen, dat hierbij de eer van de huidige Nederlandsche sierkunst in het spel was. Dat zij dit blijkbaar niet beseft heeft, dat zij de beteekenis dezer kunst blijkbaar niet eens beseft, of tenminste onderschat, dat wordt haar, en terecht, kwalijk genomen, te meer, daar zij niet als particulier, maar min of meer namens Nederland optreedt. Verder schrijft de commissie, dat zij even wel zal trachten met de critiek haar voordeel te doen, mits deze tijdig komt." Kritiek te leveren op de reclameplaten vór zij ver schenen waren, was onmogelijk, aangezien het voorbereiden dezer platen (en hier schuilt een fout) geheel onbekend was. Had de com missie eerst de schetsplannen gepubliceerd of er een deskundig oordeel over gevraagd, zeer zeker zou dan dezelfde kritiek niet achterwege zijn gebleven. De commissie verdedigt zich verder, door er op te wijzen, dat zij een openlijke uit noodiging in de voornaamste dagbladen heeft geplaatst om haar te helpen aan een schets van of een denkbeeld voor een reclameplaat. Ik las die advertentie in dien tijd, maar nam haar natuurlijk niet au serieux. Geen enkel ernstig kunstenaar zal er aan denken op een dergelijke, bovendien preliminaire, advertentie, waarbij noch van een belooning noch van een jury gesproken wordt, in te gaan, en zij kan alleen uitgaan van een com missie, die naïef en onwetend staat tegenover kunstbelangen, die haar zijn toevertrouwd. De commissie schijnt zelfs niet te beseffen, dat er een goed geregeld systeem van prijsvragen is. Vandaar dat zij een ernstig

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl