De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 4 mei pagina 1

4 mei 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1871 Zondag 4 Mei A°. 1913 AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. -P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden /1.50, f r. p. post / 1.65 Voor Indlë per jaar, bij vooruitbetaling . , mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van l?5 regels/1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?0.25 .0.30 .0.40 INHOUD HkutmHnftniiHrHiiitiififiiiiiiiiiiiMiiiiuiiiiiuiiMiiMiiiiKiiiiiiiiiiiiiiiii Blz. l: A. Gr A. Elias Schovel: Tariefverhooging van de baan. Kroniek: Advocatuur. E. Boekman: Werkge versarbeidsbeurzen. 2: Feuilleton naar de Villiers de l'Isle-Adam. Honor de la Baignoire over Tolstoi's Het Levende Lijk" bij Royaards. Hessel Jongsma over Buitenlandsche Romans. 5: Mr. Florence Yzenhoed Grevelink : Bij de lady-detective. Ingez. van H. Heijermans met antw. Fr. Mijnssen, van Harry Heiier over de Nachtwacht, van Van WeezelDura over Nord Thomson.?5: Joha. W. A. Naber: de Vrouw 1813 en de Mode. Allegra. Rectificatie De Groveschool. E. Heimans: Zij wan delen niet meer naar buiten. 7 : Catharina van Rennes: de Dalcrozeschool téHellerau. Matthijs Vermeulen over 't Driedaagsch muziekfeest. Op lossing Vraagstuk. Dichterlijk Bloc note over de hoedepen. 8: Het Stadhuis op den Dam. Portret prof. Louis Renault. De Waag te Hoorn. Charivari. Fin. Kroniek door v. d. M. met portret John. Pierpont Morgan Jr. Econ. Kroniek door v. d. S. 13: Schaakspel door Rud. Loman. Damspel door J. de Haas, Teekening van Joh. Braakensiek: de Bizondere School. Bijvoegsel Johan Braakensiek: de Bizondere School. HET TARIEF VAN DE BAAN Een eigenaardig feit trekt de aandacht. Het is nog nimmer een Kabinet gelukt hier te lande een protectionistisch tarief in te voeren. Noch Mr. Godin de Baufort, noch Mr. Harte, noch Mr. Kolkman zagen er kans toe; Kolkman zelfs niet, niettegenstaande de enorme meerderheid, waarover het huidig Kabinet beschikt. De verkiezingen naderen, en de inge diende tariefwet ligt sedert lang onbe wegelijk als een zware steen, dooder dan dood. Rechts doet iedereen, alsof hij er niets van begrijpt. Zelfs de Standaard", die toch wel het naadje van de kous kent. Dit blad schrijft: Nog altoos blijft het een raadsel hoe 't tot een uitstel der tariefwet, en dat nog al met stille trom, gekomen is. Anders komt er in de pers van achteren nog wel eens iets los, maar ditmaal geen woord, geen syllabe. Het lijkt mysterieus." Precies, het lijkt, maar het is niet mysterieus". Ook hier is het mysterieuse" gelijk meestal, op eenvoudige wijze te verklaren. In de laatste vijftig jaren is er in zake ons grenstarief maar n maatregel van eenig belang mogelijk gebleken. Het is Piersons wet geweest omtrent de heffing van invoerrecht naar de waarde der goe deren. Zij berustte op een bij uitstek logische gedachte: Het invoerrecht op de waarde werd op schandelijke wijze ontdoken. Voor goederen, bijv. die met een invoer recht van 5 pCt. der waarde waren be last, werd door allerhande kunstgrepen maar 2' /4 a 3 pCt. der werkelijke waarde betaald. Pierson kwam nu op het geluk kige denkbeeld een wet te ontwerpen, waardoor de heffing naar de waarde beter werd verzekerd. Practisch kwam de maatregel neer op een verhooging van het invoerrecht, want het misbruik had al zoo lang geduurd, dat het voor het buitenland feitelijk was of het invoer recht niet 5 pCt. maar ten hoogste 3 pCt. bedroeg en nu door Pierson van 3 tot 5 pCt. werd verhoogd. Had hij de zaken willen laten zooals zij waren, dan had de door hem voorgestelde maatregel moe ten gepaard gaan met een verlaging van het recht van 5 op 3 pCt. Het staat te bezien, of niet zelfs dan nog het eind resultaat een bate voor de schatkist ware geweest, wegens de nu noodzakelijk juis tere aangifte der waarde. Een bate, zoo niet dadelijk, dan toch na enkele keeren, vloeiend. Pierson had echter niet een uitsluitend theoretischen maatregel op het oog. Hij hoopte wel degelijk, dat zijn wet een hoogere opbrengst aan de schatkist zou verzekeren. Dit doel is volkomen be reikt. l Diplomatie, handel en industrie heb ben zich echter door de bewering, dat men alleen een betere heffingswijze op tiet oog had, niet laten verschalken. Het regende protesten, en de importeurs ge troostten zich iedere inspanning om de uitvoering van de wet te bemoeilijken, ia, zelfs liefst onmogelijk maken. In het aegin was de visitatie aan de grens, zooals van zelf spreekt, zeer scherp. Herhaaldelijk, wanneer de importeurs de strengheid van de nieuwe wet moesten gevoelen, stuurden zij hun diplomaten naar den Kneuterdijk, om aan te toonen, dat de Douane zich vergiste en dat de waarde juist was aangegeven. Het ge lukte echter bijna altijd te bewijzen, dat de overgelegde facturen valsch waren, de aangegeven waarde te laag, en dat de wet naar behooren was toegepast. Desniettegenstaande was er toch nog heel wat tact en plooibaarheid noodig om netelige conflicten te vermijden. Meermalen moest men schipperen, maar ten slotte zegevierde Piersons beleid en de nieuwe wet is geworden het. grootste succes, dat in de laatste jaren op belastinggebied is bereikt. De opbrengst van ons grenstarief is aan zienlijk gestegen. Dit resultaat mag ons echter niet verblinden. Piersons wet heeft het vet van den ketel geschept. Tarief herziening kan nog wel succes hebben, maar zooveel millioenen meer dan Pierson kreeg, kan men er niet meer uithalen, zonder andere groote levensbelangen te schaden. Als men zich dat alles herinnert en er aandenkt, dat Pierson's maatregel alleen reeds op administratieve gronden afdoende tegenover het buitenland kon worden verdedigd en dat daaraan geener lei politieke bijbedoelingen tegenover het een of ander land konden worden toegeschreven, dan begrijpt men, welke groote moeilijkheden en diplomatieke pro testen te wachten zijn, zoodra men in grijpende tariefherzieningen beoogt, zoo als die van Mr. Kolkman, welke herzie ningen duidelijk en klaar ten doel hebben een ommekeer te brengen in onze jaren en jaren lang gevolgde en beproefde handelspolitiek. In die protesten of zin spelingen op die protesten zal men dan ook de oplossing moeten zoeken van het raadsel: hoe 't tot een uitstel der Tariefwet, en dat nog al met stille trom, gekomen is." De Regeering kan toch moeilijk zeggen: Ik zal dat tarief nu maar terugnemen, want het buitenland moet er niets van hebben. A. G. A. ELIAS SCHOVEL * * * KRONIEK ADVOCATUUR Eenigen tijd geleden kwam de vraag ter sprake of de Amsterdamsche Stadsadvocaat wel zitting kon hebben in het college van Gedeputeerde Staten, waar hij zou hebben mee te werken aan bevestiging of verwer ping van door hemzelf voorbereide Amster damsche besluiten. Mr. J. A. Levy heeft toen de stelling ver dedigd, dat een advocaat geen dienaar is, de stadsadvocaat geen ambtenaar. De advo caat staat Het Recht bij, niet staat hij met zeker opzet belangen in rechten bij. Dat is tegenwoordig zoo! Wij zijn dan ook vooruitgegaan sedert 1848, getuige een merkwaardige passage in de omvangrijke studie van prof. dr. H. Brugmans over den eigendom van het z.g. Paleis op den Dam. In 1848 meende de burgerij, die zich aan de zaak trouwens niet gelegen liet liggen, dat het oud-Stadhuis rijks-eigendom moest wezen, en burgemeester Huidekoper leefde ook in die vage opinie. Totdat de contro leur der directe belastingen hem vroeg, of het Paleis als eigendom van Z. M. den Koning moest worden aangemerkt. De bur gemeester zag toen de stukken eens in, en meteen bleek hem waarlijk geen wonder, zegt prof. Brugmans daarover eenigen twijffel te bestaan," en, huiverig den con troleur een bepaald antwoord te geven, wendde hij zich tot den stadsadvocaat. Deze stond voor dezelfde moeilijkheid als de Burgemeester; hij had blijkbaar wel een meening over de zaak, maar aarzelde deze in geschrifte vast te leg gen. Was (hem) alleen de regtsvrage onderworpen, of het paleis aan de stad in eigendom behoorde of niet", dan zou hij daarop met behulp der documentenwel een antwoord kunnen geven. Maar dat werd hem niet gevraagd, maar iets geheel anders, waarbij de vrage niet alleen te passékomt van regt, maar van belang en van de middelen en wijze van handelen om dat belang niet te compromiteeren". In deze moeilijkheid ziet de stadsadvocaat geen uitweg; in tegendeel hij keert de zaak om; terwijl hem om advies wordt gevraagd, vraagt hij omgekeerd aan den Burgemeester, welk advies deze eigenlijk wenscht. Het valt hem bezwaarlijk aan het verzoek van Burgemeester en Wethouders te vol doen, zoolang hij volstrekt niet weet in welken geest of bedoeling Burgemees ter en Wethouders besloten hebben te antwoorden". Daarom vraagt hij een onderhoud met dat college. Als men zulke dingen leest verheugt men zich toch, dat mr. Levy in heel wat hooger stemmenden zin, op oud-Romeinsche wijze de advocatuur van tegenwoordig heef t kunnen bespreken. In 1848 ging men blijkbaar slordig met de ideale goederen om. * * Werkgevers-Arbeidsbeurzen De afgeloopen maanden waren voor hen, die den strijd op economisch terrein tusschen werkgevers en werknemers gadeslaan, zeer leerzaam. Niet zoozeer om het aantal, doch voornamelijk om den aard en den omvang der in dat tijdvak voorgekomen conflicten. Uit de voornaamste toch was duidelijk te leeren, onder welke vormen ze in de naaste toekomst zich het meest zullen vertoonen. Het eerst was er de staking der typografen te Amsterdam: een plaatselijke loonactie, gevolgd door een uitsluiting. Daarna die der sigarenmakers: een loonactie in enkele plaatsen, gevolgd door een algemeene uit sluiting. Als laatste belangrijke: een loon actie der kleermakers voor een bepaald deel van het bedrijf, eveneens gevolgd door een algemeene uitsluiting. Onder de bewijzen voor den vooruitgang der Nederlandsche industrie behoort ook deze, dat thans geen enkele belangrijke strijd meer gaat tusss&fia een aantal arbeiders en hun werkgevers, maar tusschen de organisaties van beide partijen. Deze wederzijdsche versterking van weermacht heeft echter tot noodzakelijk gevolg een scherper worden der ontstaande geschillen. Geraken de leden van een bepaalde plaats in conflict, de macht van het geheele land staat gereed hen in hun overigens misschien localen strijd te steunen. Reeds in de genoemde voorbeelden was op te merken, dat, terwijl iedere strijd in den aanvang of plaatselijk was, f voor een bepaald deel van een bedrijf begonnen, de stakingen bin nen zeer korten tijd gevolgd werden door algemeene uitsluitingen. Dit georganiseerd zijn van beide partijen laat trouwens de aanwending ook van andere machtsmiddelen toe. Nauwelijks was de hier boven eerstgenoemde strijd achter den rug, of reeds lazen we in het vakblad der typogra fen van geruchten, volgens welke de Amster damsche boekdrukkerspatroonsvereeniging het plan had een eigen arbeidsbeurs op te richten. (Naar wij vernemen, is, als eerste stap daartoe, voorloopig een informatiebureau" gesticht, Rokin 60, Amsterdam). Het misluk ken der geproclameerde uitsluiting, na het neerleggen van den arbeid door de gezellen, schijnt deze patroons dus geleid te hebben tot het bedenken van een ander middel tegen stakingen, dat in een industrieel ontwikkeld land als bijv. Duitschland reeds tot de af gedankte gaat behooren. Van algemeener standpunt bezien, dan al leen met het oog op een bepaald bedrijf, wil dit laatste natuurlijk niet zeggen, dat het voor een economisch en industrieel zoo veel kleiner land als het onze misschien niet toch nog dienst zou,kunnen doen, hoe wel het te betwijfelen valt, indien we den hier bestaanden toestand kennen en tevens de ervaringen opgedaan in het buitenland met dit middel. Het bericht van het typografenblad geeft ons gelegenheid hieromtrent iets mede te deelen en aan te toonen, hoe gering de wer king van een eigen arbeidsbeurs is, waarde machtsmiddelen staking en uitsluiting ge organiseerd kunnen worden aangewend. Volgens een opgave van den heer J. Gerritsz in nr. l van het Tijdschrift der Natio nale Vereeniging tegen de Werkloosheid. bestonden in ons land op l Maart 1912 vijf plaatsingbureaux van werkgevers of hun or ganisaties, verder een werfbureau voor de Rotterdamsche reeders en drie werfbureaux van afzonderlijke reederijen. Het doel van deze bureaux was, volgens de onderzoekin gen door den Heer Gerritsz ingesteld, niet het uitoefenen van invloed op den strijd om betere arbeidsvoorwaarden tusschen werk gevers en werknemers, maar uitsluitend het verkrijgen van goede werkkrachten. We behoeven ons over het ontbreken van een strijdkarakter aan deze arbeidsbemidde ling niet te verwonderen, want al zal wel eens een enkele dezer eerstgenoemde plaat singbureaux niet uitsluitend op de vakbe kwaamheid der aangemelde personen gelet hebben, ze hadden niet noodig een strijd karakter te dragen, ook al omdat ze slechts bestaan in economisch weinig beteekenende bedrijven, n.l. in het banketbakkers-, het barbiers- en kappers- en het hotelhoudersbedrijf. Het is een eigenaardig bewijs voor de langzame ontwikkeling der vakbeweging in ons land, dat waar de werkgevers in de ove rige, en belangrijke, bedrijven de oprichting van arbeidsbeurzen in het buitenland toch zagen, er dus niet onbekend mee waren, ?een behoefte voelden dit strijdmiddel te mporteeren. De strijd van organisatie tegen organisatie is hier nog betrekkelijk jong, ter wijl voordien niet veel omslag noodig was om ongewenschte elementen te verwijderen of te trachten een opkomende organisatie vleujellam te slaan. Er bestond geen reden ge bruik te maken van een zoo kostbaar mid del het bleef dan ook uit. En waar zou voor de werkgevers thans reden bestaan van dit middel gebruik te maken? Slechts in die bedrijven natuurlijk waar de macht der arbeiders een naar hun meening te grooten omvang gaat aannemen. Doch deze macht kan zich slechts uiten in organisatie en zouden de werkgevers juist daartegen moeten trachten een eigen ar beidsbeurs te stichten? Het spreekt, dat de tegenstand der arbeidersorganisaties zich fel zou uiten tegen zulk een pogen. De zaak, van werkgeversstandpunt bezien, staat voor Holland dan ook aldus: In een deel der in dustrie is de oprichting van eigen arbeids beurzen als strijdmiddel mogelijk maar onnoodig, in een ander deel noodig maar on mogelijk, in ieder geval gewaagd, om het hevige verzet dat er ongetwijfeld door zou worden uitgelokt. Zooals reeds gezegd, bezitten echter de meeste groote en industrieel ontwikkelde landen sinds eenige tientallen van jaren z.g. arbeidsbeurzen, welker eenige bestaansreden is of was: het zooveel mogelijk uit de werk plaatsen verwijderd houden van leden .der vakorganisaties, waardoor verwacht werd dat aan de industrie een gewenschte rust zou worden verschaft. Gewoonlijk echter was in zulke landen de oprichting dezer beurzen zelve het gevolg van 't bestaan van arbeidsbemiddeling door arbeidersorganisa ties en beteekende zij een soort verdediging tegen beweerde terrorisatie. Wat is nu de ervaring geweest met deze eigen arbeidsbeurzen ? Zijn zij wel zulke krachtige strijdmiddelen gebleken, als men zich bij de oprichting voorgesteld had? Een beschouwing harer ontwikkeling toont het tegendeel aan. Vooral Duitschland is hier voor leerzaam, daar de strijd om de arbeids beurs in dit land een zeer hevige is geweest en feitelijk thans nog niet is opgelost. De eerste belangrijke werkgevers-arbeids beurs, op moderne leest geschoeid, werd in 1889 in de ijzerindustrie te Hamburg opge richt met het uitgesproken doel de macht van de bestaande arbeidsbeurs der vakvereeniging te breken. Men deed dat op deze wijze: geen arbeider werd in de bedrijven der leden van het Verband der Eisenindustrie Hamburgs" werk gegeven, wanneer hij niet eerst in de beurs een kaart gekregen had. Haar groote beteekenis heeft deze arbeidsbeurs echter te danken aan het door haar ingevoerde stelsel van dwang naar twee zijden: niet alleen verplichtte zij de werklieden een arbeidskaart aan de beurs te halen, maar zij verplichtte ook de werk gevers in dit bedrijf geen werklieden aan te nemen, dan die, welke door haar van een kaart waren voorzien. Wie geen kaart kreeg, werd dus geheel uit het bedrijf gestooten. Dit Hamburgsche stelsel werd door alle na 1889 opgerichte werkgevers-arbeidsbeurzen overgenomen. In den dwang, hier door de werkgeversor ganisatie opgelegd ook aan haar eigen leden, zit reeds een duidelijk verschil met de arbeidsbeurs, ingesteld als middel tot het verkrijgen of vergrooten van macht, en de arbeidsbeurs, wier werken uitsluitend gericht is op het nader tot elkaar brengen van werk gever en werknemer, welke dus niet noodig heeft de werkgevers tot een gebruikmaking harer diensten te verplichten. Bij een on partijdig beheer ligt er niettemin ook voor de arbeiders ongetwijfeld veel goeds in de dwang tot gebruikmaking van de arbeids beurs. Bij dit stelsel behoeft het bijv. niet meer voor te komen, dat een werkgever aan de poort van zijn fabriek een plakkaat moet hangen, waarop hij kennis geeft arbeiders noodig te hebben. Evenmin behoeven de arbeiders hierbij van fabriek tot fabriek te loopen en steeds weer dezelfde in het eind vernederende vraag te doen of er werk voor hen is. Deze en soortgelijke voordeelen echter liggen uitsluitend in het stelssl van verplicht gebruik en niet juist in het beheer door werkgevers. Door dit obligatorisch stelsel hebben deze beurzen, wat haar technische inrichting be treft, een groote vlucht genomen en de be middeling der arbeidersorganisaties verre overtroffen. Met den tijd hebben zij ook veel van hun scherpe kanten verloren. Thans is het zoover dat de leiding der belangrijk ste dezer instellingen in het geheel geen onderzoek meer doet naar de politieke over tuiging der werkzoekenden en zich er niet over bekommert of ze lid zijn van een be paalde vakvereeniging, doch zich uitsluitend bepaalt tot de rol van bemiddelaar. Dui delijk komt deze veranderde houding uit in hetgeen de Deutsche Arbeitgeberzeitung" den 24en Juli 1910 schreef na een bespreking van het Hamburgsche stelsel: Het wordt aan de zijde der werkgevers niet bestreden, dat oorspronkelijk bij de op richting van arbeidsbeurzen de gegronde en gerechtigde bedoeling meegesproken heeft, in gevallen van staking een zekere controle over de arbeiders te kunnen uitoefenen. Men is echter spoedig tot de overtuiging geko men, dat dergelijke, op strijd ingerichte, arbeidsbeurzen niet op vredestijd ingericht zijn, waaruit zich daarna de nieuwere, door het Hamburgsche stelsel vertegenwoordigde richting der arbeidsbeurs ontwikkeld heeft. Dit stelsel waartoe men algemeen overge gaan is, heeft het zij nogmaals en uit drukkelijk uitgesproken geen ander doel dan dat, wat door woord en begrip arbeids bemiddeling" aangegeven wordt. Het doel is hier uitsluitend om behoorlijke en geschik te arbeiders voor de industrie te krijgen en op de hun toekomende arbeidsplaats te brengen. Van maszregelungen" van welken aard ook, is geen sprake." 1) Hoewel de laatste regels van dit citaat ze ker niet van oppervlakkigheid ontbloot zijn, is het in het algemeen waar, dat het doel dezer beurzen voor een groot deel gewijzigd is. Deze wijziging is zeker verblijdend, 'maar doet tevens kennen het fiasco, gemaakt door hen die de arbeidsbeurs als strijdmid del bedoelden en haar als zoodanig gebruikt hadden willen zien. Want in het oog ge houden moet worden, dat deze verandering niet vrijwillig plaats vond, maar gedwongen, na het inzicht van dit fiasco. De bedrijven toch, waarin het eerst de obligatorische ar beidsbeurzen gesticht zijn, waren die, waar in de macht der arbeiders het sterkst ge voeld werd, waarin hun organisaties het grootst waren. De macht dezer organisaties wilde men knotten, zoo mogelijk vernietigen. En wat was het resultaat? Dat in de twee bedrijven, waarin de opzet der beurs het grootst was en de verwachtingen het sterkst waren gespannen, nl. in de metaalindustrie en het bouwbedrijf, de arbeidersvereenigingen zich het sterkst gecentraliseerd hebben, zoodat hun organisaties het aantal van 100,000 leden reeds verre gepasseerd zijn. En in het bedrijf, waarin de werkgevers arbeidsbeurs het modernst en het grootst is het Hamburgsche havenbedrijf zijn de arbeiders aangesloten bij het Zentralverband met meer dan 225,000 leden. De er kenning trouwens hoe weinig de arbeids beurzen tegen zulke lichamen kunnen uit richten, leveren de werkgeversvereenigingen zelve door met de arbeidersorganisaties col lectieve contracten te sluiten door welke hun beter den industrieelen wapenstilstand gewaarborgd wordt dan door een eenzijdig beheerde arbeidsbeurs. Bovendien, waar het ontstaan dezer ge centraliseerde vakbonden zelf het gevolg is der industrieele ontwikkeling, moet thans ieder pogen ze uit elkaar te slaan op een mislukking uitloopen. Aan de bereiking van dit doel, met behulp van arbeidsbeurzen, denkt dan ook niemand meer, hoogstens hecht men nog aan de waarde dezer instellingen als strijd middel bij stakingen. Ook hier echter worden ze steeds machteloozer. Kleine stakingen, welke door een gering aantal werkwilligen machteloos kunnen worden gemaakt, worden ieder jaar zeldzamer. Door het vollediger worden der collectieve contracten in be drijven waar krachtige vereenigingen tegen over elkaar staan, wordt de kans hierop geringer; komen ze echter voor, dan vindt bijna geen enkele plaats zonder voorkennis der organisaties. Hoe zou nu in bedrijven, waar deze collectieve contracten bestaan, (en dit aantal vermeerdert dagelijks) waar bijna geen staking dus meer een enkelen werk gever, doch het geheele bedrijf of een ge heele plaats betreft, een arbeidsbeurs der werkgevers in staat zijn een voldoend aan tal werkwilligen te leveren? Bij enkele de zer beurzen geldt dan ook reeds de bepa ling, dat in tijden van staking geen bemid deling verleend wordt, een bepaling die zeer sociaal lijkt, doch niets meer is dan een schoon gebaar, daar de arbeidsbemiddeling in zulk een geval reeds vanzelf zoo goed als geheel stilstaat. Dat deze toenemende waardeloosheid ook gevoeld wordt in de kringen der belang hebbenden, blijkt bijv. duidelijk uit de wijze waarop getracht wordt de nog steeds be staande bestrijding door de arbeidersorga nisaties te breken, nl. door dezen bij het sluiten van collectieve contracten te willen dwingen de beurzen te erkennen. Niet alleen zou, werd dit bereikt, hierdoor de tegenstand gebroken zijn, maar bovendien zouden de organisaties mede de verantwoording dra gen voor alle daden die door de leiding der beurs, misschien wel tegen haar eigen leden, gepleegd zouden worden. Volkomen terecht kon dan ookde voorzitter van den Duitschen havenarbeidersbond met het oog op de in 1906 te Hamburg opgerichte arbeidsbeurs der Hafenbetriebsverein zeggen: de ar beidsbeurs door tarief erkennen. Dat hebben wij uit beginsel afgewezen, want, wanneer men een arbeidsbeurs bij contract erkent, moet men er ook voor zorgen, dat de rege lingen der werkgevers worden nagekomen. En dat willen en kunnen wij slechts, wan neer ons de pariteit gewaarborgd wordt." 2) Dat dit laatste heel goed mogelijk is, wordt om een bekend voorbeeld aan te halen, bewezen door het collectieve contract gesloten in het boekdrukkersbedrijf in Duitsch land, waarin de arbeidsbemiddeling geregeld wordt en een overeenkomst opgenomen is tot het gemeenschappelijk onderhouden van 1) Aangehaald bij Kessler, Die Arbeitsivachweise der Arbeitgeberverbande", pag. 127. 2) Protokol des 11. Verbandstages des Verbandes der Hafenarbeiter und verwandten Berufsgenossen Deutschlands abgehaWen am 9 10 Mai 1910. Seite 93.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl