De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 4 mei pagina 5

4 mei 1913 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

4 Mei '13. - No. 1871 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V OOR N E D E R L A N D VROUWENRUBRIEK IIIIIIUllUtMIIIIIItlllltlHIIttlllMHIlHllllllllllllIHIIIIIIItMMMIIIIIIIHIIIIMI Om en bij de Tentoonstelling De Vrouw 1813-1913" IV Niet enkel voor modeberichten, ook voor tooneelkritieken begon de stof te ontbreken, toen in Februari 1794 om het voortduren van den oorlog de schouwburgen op last der Staten gesloten werden. Als een eeresaluut aan de Engelsche hulptroepen publi ceerde de Redactie thans den tekst en de muziek van het God save the King en gaf zij afbeeldingen vaticonstitutioneele oorringen, waarop de aanvangswoorden van dit lied gegraveerd waren. In warme sympathie voor het ongelukkige Fransche koningspaar opende zij den derden jaargang mét het portret van de prinses van Lamballe, de afschuwelijk vermoorde vriendin van koningin Marie Antoinette; ook werd niet verzuimd om bij de muziek van M, Perey eene vertaling te geven van de aria Pe Gevangene, die, naar beweerd werd, door Marie Antoinette in den Temple, na de terechtstelling van Lodewijk XVI zoude zijn gedicht. Maar dat alles kon het gemis van eigenlijk modenieuws niet vergoeden. Het publiek was nu eenmaal nièt^te voldoen met de Duitsche mode plaatjes, .die in plaats van Fransche werden opgenomen. Evenmin wilde het genoegen nemen met de aanteekening van de Redactie bij de afbeelding van eenen fransch officier en eenen gemeenen," deze namelijk, 't is niet .te ontkennen, of dit paar maakt een tamelijk comicq figuur, schoon het gemakke lijk is te begrijpen, dat soldaten en officieren na eenigen tijd te velde geweest te zijn, of in eene bezette stad gelegen te hebben, er niet zo elegant uitzien als Kadetjes, wier bezigheeden tusschen het Koffihuis, de Pa rade en het Ballet verdeeld zijn. Wij zullen ons daarom wel wagten voor stekelige aan merkingen, daar moedige verdeedigers eener zaak (zij zij dan welke zij zij) met het be toon van hunnen uitersten vlijt, nimmer verdienen uithoofde hunner kleeding in een belagchelijk licht gesteld te worden. Mis schien dat afbeeldingen genomen van de replicerende troepen der Gecombineerde Mogendheden bij wijlen ook Pourtraits zou den opleveren, die, in het afgetrokkene be schouwd, de lagspieren in beweging zouden brengen. Wij geeven dus alleen de origineeltjens om aan onze Landgenooten eenig denkbeeld te geeven van het aanzien eens Franschen sans-calotte, laatende *voor het ovörige onze Leezers en Leezeressen over zich te vermaaken met de beschouwing deezer beeldtjens, of zich te bedroeven, dat nog op het einde van deeze verlichte acht tiende eeuw de sabels en musketten de verschillen der Europeesche Volkeren moe ten beslissen, eveneens, of nog erger, als onder de wilde natiën, waarop de Europeaansche Christen als op onbeschaafde ? heidenen nederziet. O Tempora, O Mores!" Zulk eene taal kon in die dagen van opgezweepten politieken hartstocht, waarin niemand onzijdig blijven kon of mocht, aan patriotten, die de Fransche troepen als broeders en bondgenooten wilden inhalen, iiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiniHiiihiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiit UIT DE NA TUUR DXXVI Zij wandelen niet meer naar buiten Er is maar een korte tijd van het jaar, dat ook hier de menschen, die heelemaal niet aan de natuur doen, toch zonder aansporing uitroepen: wat is dat mooi!" Inderdaad op het gezicht van een rij bottende iepen of bij het hooren van een zingenden merel kan pok de stads-zakenmensch, die voor zoo iets. anders niet veel voelt, een oogenblik onder de bekoring geraken van het machtig mooie onzer voorjaarsdagen. Het ligt, geloof ik dan ook niet aan mijn stadsgenooten, dat er zoovelen zijn, die alleen bij hooge uitzondering lust toonen om mee te genieten van het lentefeest, die nooit of nimmer eenige moeite doen om het klein, heel klein beetje kennis te verwerven, dat een voorwaarde is voor- het begrijpen en waardeeren van de schoonheden der natuur, die op de mooiste lentedagen in de stad blijven rondslenteren, of in de koffiehuizen hun troost zoeken. Waar het dan wel aan ligt ? Het is gebrek aan tijd- en gelegenheid om vaak te wan delen en er aan te wennen. Wanneer een stadsmensch, die niet gewoon is naar buiten te trekken, op een warmen goddelijk mooien zonnedag zooals we in deze week er enkele kregen, zich er dan toch eens toe laat over halen, een wandeling buiten de stad te doen, er wat vroeger voor opstaat en zich wat haastiger kleedt dan op een anderen Zondag, dan loopt het maar al te vaak op een teleur stelling uit. Waarheen uit Amsterdam ? Al naar de buurt waar men woont, naar 't Oos ten de Meer" door naar Diemen en Mui den, naar 't Zuiden langs den Amstelveenschen Weg op; naar het Westen de Haar lemmer Weg op of naar den overkant op Buiksloot aan. Maar wat duurt het lang, eer men iets bereikt, van bosch of duin en wei of hei, waar men werkelijk buiten is; waar men in het gras of het mos kan liggen uitrusten, waar de kinderen vrij kun nen spelen en waar het zoo ruim en groot en mooi is, dat het er ook bij druk bezoek op Zon- en Feestdagen nog stil en plechtig kan zijn. Tien tegen een, dat de meesten het geen half uur ver brengen; op die warme voor jaarsdagen valt werkelijk het loopen in den straffen zonneschijn en in de volle geurige lucht niet gemakkelijk; en, is de omgeving in het begin van de wandeling" nu juist niet aanlokkelijk, dan voelt men al spoedig gauw neiging om terug te keeren of maar aan den drukken wandelweg te blijven zit ten; de kinderen zeuren uit slaperigheid; ze worden moe en lastig, de nieuwe schoenen doen wat pijn; bij de mannen kan de boord wat te nauw of te wijd zitten, evenals de meeste Zondagskleeren. Er zijn er die het wat langer volhouden, dat zijn de jongens en meis jes tusschen twaalf, zestien, en die komen dan ook werkelijk wel eens buiten; maar de rest zeilt gewoonlijk tegen elven of twaalven een van de vele groote en kleine koffie huizen binnen en komt er niet weer uit, voor het zoo langzamerhand tijd wordt om haar huis terug te keeren. In plaats van in de vrije lucht, hebben dan heel wat mannen hun Zondag doorgebracht in tabaksrook bij het biljart, de vrouwen in den speeltuin om al evenmin behagen als aan prinsgezinden, die alleen nog van het bondgenootschap met Engeland heil en redding wachtten. Aanvankelijk had het Kabinet van Mode en Smaak zoo grooten bijval gevonden, dat de eerste jaargang moest worden herdrukt; maar reeds in het vierde jaar was het debiet zoo geslonken, dat de uitgevers de serie in het begin van 1795 sloten met een afscheid, waarbij zij verklaarden, naar oud-vaderlandschen trant in dichtmaat, Vier jaaren agtereen, geliefde Landgenooten! Werd maandlyksch voor uw oog dit Kabinet ontslooten. Veel Modes zaagt gy op, en veelen onder gaan, Met de onbestendigheid der wisselzieke maan... Maar thans, daar Vest bij Vest van Neerland wordt bestormd, De watervloed, door kunst, van beemden meiren vormt, Daar onze handel kwijnt, de schoone kunsten derven, Daar Roof- en Plunderzugt met haare benden zwerven, De Kryg met Hongersnood zich zelfs op Hollands erf Vertoonen zal, in 't kort, daar een gemeen bederf Aan Hollands welvaart en gantsch Neerland is beschooren, Kan u nog Modepraal, nog Kleederpraal bekooren. Op uwen ondergang houdt gij het oog gericht, En sluit thans voor vermaak uw oog en harte digt. Thans zou het dwaasheid zyn, geliefde Landgenooten, Indien we in deezen stand ons Kabinet niet slooten... Zij hoopten het in betere tijden nog eens te heropenen, maar er kwam niet van. (Wordt vervolgd) JOHANNA W. A. NABER * * * Allerlei Eieren eten Een opmerker heeft ons medegedeeld, dat men de nationaliteit van verschillende per sonen kan opmaken uit de manier, waarop ze zich te goed doen aan een smakelijk kippeneitje bij 't ontbijt. De Engelschman gebruikt de eieren niet langer dan drie minuten gekookt. Hij zet het ei met den spitsen kant naar onderen in het eiërdopje, zoodat slechts het kleinste gedeelte zichtbaar blijft. De Spanjaard kookt het ei nagenoeg in 't geheel niet. Hij laat het slechts n minuut in 't kokend water liggen, slaat het dan door midden, vangt den inhoud op in een glas en slurpt dit leeg, alsof het een glas bier ware. Is er geen glas bij de hand, dan maakt hij den eierdop bovenaan een weinig open en zuigt aldus het ei leeg. De Italiaan laat het ei in koud water op zetten en zoodra het water kookt, is 't voor hem eetbaar. Hij stort nu den inhoud uit op een gewoon plat bord en sopt dezen met kleine stukjes brood op. De Duitscher gebruikt zijn eieren zeer op de kinderen te passen. Van de natuur hebben ze niets gezien, ze zijn eigenlijk niet eens de stad uit geweest; nog minder is er van de zon geprofiteerd dan zij deden, die in overvolle stadsparken zijn gebleven. De lust is er af, en van een herhaling komt in den regel niets. dun gekookt en drinkt ze uit den dop op. Men dient de eieren steeds voor in zeer groote en plompe eiërdoppen. De Amerikaan eet bijna altijd de eieren hard gekookt. Wanneer hij 't ei gepeld heeft, snijdt hij het in twee helften en werpt deze in een glas. Hij doet er vervolgens een weinig boter bij, benevens een goede hoe veelheid zout en peper, roert dat alles door elkander en eet het met een lepel op. Indien ge soms in een hotel iemand ziet, die een hard-gekookt ei in schijfjes op een boterham snijdt, of een, die van een dun gekookt ei met een mes het kopje afslaat en het dan heel netjes en zonder morsen uitlepelt,... wees er dan van overtuigd, dat gij een landgenoot voor u hebt, want deze manier van eiër-eten is de speciaal Holland sche. * * * Een les Een vriend van mij maakte plagend de opmerking, dat de vrouwen, hoe knap zij ook zijn, sommige heel eenvoudige dingen maar volstrekt njet leeren kunnen, o. a. (zei hij,) van een tram af te stappen, die niet geheel stil staat!" Met een schamper lachje ging hij voort: Ik houd altijd mijn hart vast, als ik 't een of ander haastig juffertje den sprong zie wagen, want dat geschiedt steeds met levensgevaar. Voor zij de trede afstappen, draaien ze zich geheel om, en springen precies den verkeerden kant uit. In negen en .negentig van de honderd gevallen gaat dat op." En dit gebeurt niet alleen in Amsterdam", vervolgde hij, met nog immer sarcastischer glimlach, maar zelfs in NewYork. Daar echter, in 't praktische land bij uitnemendheid, past men tegen dit euvel een onfeilbaar middel toe: de onderste ruit van 't achterbalcon der trams is op de NewNew-Yorker wagens een ... spiegel en dit behoedt de dames voor levensgevaar. Ze ver zuimen onder het afstappen nooit, daar even een steelschen blik in te werpen en op deze wijze blijven zij op het kritieke moment, met het lichaam in de richting der voortbewe ging en bereiken veilig den vasten bodem." Grappig gevonden is 't zeker en een geestig lesje voor haar... wie de schoen past. Ik las echter kort geleden, dat de kinderen op de New-Yorksche scholen praktische lessen krijgen in de goede manier om van een tram te stappen, en dit schijnt me nog wel zoo afdoende. * * * Hoedcpennen Het hoedenspelden-gevaar begint eenigszins te wijken en Madame Mode is zelf de redster uit dezen nood. Nu de hoeden kleiner zijn, draagt men kleine hoedenspelden, en daar vele hoeden omgeslagen of hoog-opstaande randen hebben, blijven de scherpe, dreigende punten binnen boord en zelfs ge heel onzichtbaar. Als de zuinige huismoeders er nu maar niet toe komen, orn bij de nieuwe, kleine dopjes, die de lente ons bracht, de groote oude hoedespelden van den winter af te dragen, want dan zijn we er nog erger aan toe. Overigens een jubellied op de wijsheid van ons aller gebiedster: de mode, die met n tooverslag volbrengt, wat met duizenden klachten niet bereikt werd. Er 'is hier en in Aidère grooten steden eenige jaren geleden e,n poging gedaan om de menschen te leeren wandelen, en uitkijken naar het natuurleven dat ook vlak bij de groote centra niet ontbreekt. Heel wat vrije Zondagen zijn er geofferd door hen, die als geleider bij excursies optraden; het waren bijna Pinksterbloem LIBERTY GEÏLLUSTREERDE CATALOGUS FRANCO NIEUWE MODELLEN JAPONNEN BLOUSES KldDERKLEEDinC BLOUSE VAN WASCHBARE WITTE LIBERTY ZYDE FL METZ&e AMSTERDAM s C RAVEN H AC E EENICE VERTECENWOORDICERS IN NEDERLAND Odeur Bella te G. klaagt me haar nupd en vertelt, dat iemand tegen haar gezegd heeft, dat 't niet netjes is om naar odeur te ruiken. Ik weet 't, kindlief, dat 't Hollandsch-boersche fatsoen schuw is van reukwateren en 't voor onbehoorlijk houdt een zakdoek uit te halen, die een geur verspreidt van Violette de Parme. Mijn Goudsche neefjes en mijn Bunniksche nichtjes mogen het mij echter ten goede houden, dat ik dit klein-burgerlijk benepen fatsoens-begripje niet deel. Ik houd van wat wél luidt en van wat wél riekt... ik heb in 't minst geen afkeer van reukwatertjes, en ik zou bijna geneigd zijn te zeggen: Het is een bewijs van ondegelijkheid in een vrouw, wanneer ze niet van odeur houdt". Maar.... hoed U voor overdrijving. Stort niet een half fleschje odeur uit over uw toilet, maar bedien U druppelsgewijze. U zelf te omhullen met een wolk van geur is niet gracieus Het mag maar even aan gestipt zijn... brise de Mai", een fijn etherisch tintje van geur. Dan alleen is het gedistingueerd. En deze odeur moet steeds van de allerfijnste zijn. Fransche odeurs verdienen de voorkeur, de Duitsche zijn doorgaans benauwd en daardoor parvenualle geestdriftige leden van een natuurhisto risch vereeniging, die zich aangeboden had den, om zoo ook anderen te leeren genieten van wat zij aan natuurschoon, om en bij de stad hadden gevonden; door den steun van Ons Huis o.a. kregen de lui er bericht van. In het eerst scheen het te gelukken, werk lieden, kantoormenschen en winkeliers, die anders nooit uitkwamen, trokken er op uit, geheele huisgezinnen gingen mee; jong en oud, zoo scheen het, voelde er wat voor. Maar wat heeft het kort geduurd. Je moest zoo ver loopen, eer je buiten het bereik van meeloopende straatjongens was; zoo ver ook, eer je een zijwegje op kon, dat niet met prikkel draad was afgezet. En hadden de leiders eens een goed plekje getoond en geëxploi teerd, dat je in een goed uur of zoo, be reiken kon, dan stonden daar den volgenden keer boeren of daglooners klaar om de stadslui, die er hun gras vertrapten te ont vangen, en in den regel geschiedde de af wijzing niet in vriendelijke bewoordingen; dikwijls hadden de letders moeite een vecht partij te voorkomen. Zelf ben ik eens met mijn gezelschap smadelijk weg verjaagd van den Spaarndammerdijk en thuisgebracht tot dicht bij Amsterdam; de lui, die beweerden het gras van den dijk gepacht te hebben, hadden zich van flinke stokken voorzien en wij moesten terug, mochten nog geen bloempje van den berm plukken. Er is geen vrije natuur in de buurt der groote steden. De nieuwe straten kruipen als onoogelijke polypen-armen over het om liggende land, dit is de stad in aanbouw, en zij verstikken alle groen; vuil papier, afval van allen aard valt er neer of waait er rond en maakt het onzindelijk en vies; de mooieplekjes, detraditionneele boschjes en moerasjes, waar oude natuurvrienden wonderen van verhalen, liggen dik onder het zand, waarmee het lage land wordt opgehoogd ; daar groeit dan een macht van brandnetels, koolzaad soms ook brem en melde. Ja, daar in die ruwe ruigten en op heel wat overgeschoten en verborgen hoekjes, kan het ondanks den stadsafval, die er rondwaait of vast ligt, toch wel heel mooi zijn; voor ingewijden in de natuurkennis namelijk. Daar zijn door jongens, die nu al student of dokter zijn, indertijd heel wat rari teiten ontdekt en bijzondere verschijnselen waargenomen. Maar dat is alleen iets voor de jongelui, die al wat weten van de natuur en er dus wat voor voelen. Het publiek" dat je zoo gaarne Zondags uit de kroeg en ook wel een beetje van het voetbalterrein weg zou willen halen, kun je daar niet brengen. Er za! in de toekomst wel eenige verbe tering komen ; de stadsbesturen gaan het nut van heel groote open tuinen in de onmid dellijke nabijheid van de steden wel inzien; maar heel veel zal het niet worden, de grond is te duur in Holland, en het arbeidersvolk vraagt niet om natuurgenot, omdat het dit niet kent. Wie het wel kent en begeert en het betalen kan, spoort eerst een half uur en is er dan voorloopig nog midden in; want voor hen, die ze weten te vinden, zijn er nog wel plekjes, waar je tamelijk vrij kunt wan delen, van de natuur genieten, al wordt dat ook jaar op jaar minder en duurder, en moet je er steeds langer voor sporen. Maar al kun je dan bij de stad ook haast nergens meer door de weide loopen er achtig. Pénétrante geuren als Verveine en Lilas, zware parfums als Héliotrope, Foin nouveau, Jasmijn enz., zijn niet aan te be velen. De geur moet licht en frisch zijn als b.v. fijne Violette, Roses-thé, Trèfle incornal. Een frisch en gedistingueerd reuk water is het Engelsche Lavender-water". Dit verveelt nimmer. Ik hoop thans, m'n Lezeresje, dat ik uw hart heb gerust gesteld en ik wil U een gulle bekentenis doen: ik houd zelf ook dol van odeur, maar alleen van de heel fijne soorten, en dan in kleine hoeveelheden. Geur, indien ge wilt, maar doe het als een lentekoelte, die over een bloembed streek. ALLEORA De Grove-School" (Rectificatie). Het adres voor inlichtingen aangaande de Grove-school" is niet Haagstraat 7, zoo als vermeld in De Amsterdammer" van 20 April 1913, doch H o o istraat 7, 's G ravenhage. langs dat gaat nog, voor wie jonge of sterke beenen heeft wanneer ge maar een klein eindje spoort, hebt ge altijd althans van verre een gezicht er op. En dat is in deze dagen iets buitengewoons; een Hollandsche of Friesche weide omstreeks Hemelvaart behoort zonder twijfel tot het beste, dat er in het voorjaar aan natuurschoon te genieten valt. Het bosch en het park met zijn talrijke nuances van het bottend groen tref je overal op de wereld ; dat is vooral mooi, dan ook voldoende bekend en gewaardeerd en gepre zen; maar onze weelde-weide, de onafzien bare graslanden met hun nog volle slooten, met hun artistieke knotwilgen, hun zwart, rood, wit en bonte koeien, die daar bij dui zenden grazen in die groote vlakke, kleurenvolle prairie, gelegen tusschen de spoor lijnen over Rotterdam, Haarlem en Amster dam, Gouda, Utrecht. Die bloemenvelden zijn minstens even mooi, en veel natuur lijker dan de bloembollenmozaïk, die op zijn eind loopt. Dat is iets, dat lang niet zoo be kend is, als het moest zijn, dat lang niet zoo geprezen wordt als het verdient. Gaat ge, na het volle genieten, den indruk ontleden, die dat zoo innig harmonische geheel deze in het kleine varieerend, in het groote zich gelijk blijvende compositie op u maakt, dan zult ge als de drie hoofdmo tieven voor de totealttint van het vlakke land onderscheiden de pinksterbloem de boterbloem en het madeliefje. Dat heerlijk fijn lila van de pinksterbloem is eigenlijk het voornaamste; waar dat ontbreekt, ver flauwt, verdoft de heele kleur van de weide; en als die prachtbloem uitgebloeid is, kun je nog wel mooie boterbloem-plekjes vinden, of een enkel hoekje waar de blauwe veronica of eereprijs den grond kleurt, of waar een goudgele vlek in het groen, door dotterbloemen, die het nuanceeren overneemt, maar met de kleurenweelde is het gedaan. Dat komt ook al doordat de pinksterbloem vol strekt niet altijd, overal dezelfde lila-tint heeft; die wisselt af van waar violet tot seringen-lila, en gaat daardoor heen tot bijna wit, tot het fijnste teerste geaderd bleek paars, dat een kleurgevoelig jong meisje zich voor haar voorjaarsbloesje denken kan. Wilt ge u zelf eens een verrassing bezorgen, pluk dan dezer dagen op een pinksterbloemweide eens een groot bouquet er van ; zorg dat ge niet alle van dezelfde plek neemt, loop onder het plukken door naar het hoogere gedeelte van het veld, dan naar de moerassige plekjes en naar de bescha duwde slootkanten, dan zult ge zonder er juist naar te zoeken, zooveel verschillende kleuren en vormen samenbrengen, dat uw ruiker een waar pronkjuweel wordt. Er is niet eens een mooie vaas bij noodig, al staan ze juist in een breede bronzen of geel koperen vat of urn al bijzonder goed. Een paar riet- of linkbladen kunnen het groen wat versterken, want dat zit in den regel wat laag, om het in de vaas voldoende tus schen de bloemen te brengen. ? Wat ge in een stil en vrij kwartiertje nog voor bijzonders aan deze bloemen kunt opmer ken, heb ik u, geloof ik, al eens al verteld; ik zal het nazoeken, zoo niet, dan vertel ik het een volgende keer. E. HEIMANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl