De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 18 mei pagina 7

18 mei 1913 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

18 Mei 'ia No. 1873 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het Ministerie van Binnenlandsche Zaken te 's-Qravenhage. (Tijdbeeld) iiimitliiiiiitiiiiiiiiiiiilillliiiiiifiiilllltiiiiiiiimiMiiMiiimiiiiimiiiliiiiii (Tentoonstelling St. Lucas i De tentoonstellingen van Lucas, hoe men het M gehalte ook beoordeelen moge, zijn belangwekkend, wijl ze wellicht meer dan een andere een uitzicht geven op de boven drijvende bewegingen onder de tegenwoor dige kunstbeoefenaars in ons land. Ik hoor dat er van de inzendingen een overgroote hoeveelheid werd teruggezonden en te ver moeden is, dat de moderne fractie in de vereeniging, die, zoo ik me niet vergis nu in de jury de overhand heeft, een en ander zal geweigerd hebben, dat tegenover veel van wat er geëxposeerd wordt bij onpartijdige beoordeeling, minstens even verdienstelijk was. Doch, waar is de uitspraak die niet yppreen aanzienlijk deel beslist naar persoon lijke 'meéningen en persoonlijke voorkeuren, vooral zoo die uitgaat van menschen voor wien in de onpartijdigheid een gevaar ligt. Tenzij een tentoonstelling het nadrukkelijk karakter draagt van een in n richting strevende afgesloten groep, zal een jury van uitsluitend vaklieden steeds, onwillens, onrechtvaardigheden plegen jegens tal van inzenders. Dat wordt,algemeen, als 't ware instinctmatig, begrepen en opmerkenswaardig in dien zin is het, dat vele ouderen van naam en onmiskenbare begaafdheden op Lucas tentoonstellingen steeds afwezig blijven, terwijl veel jongeren als in een sauve qui peut" zich aanpassen aan de moderne opvat tingen van kleur en schilderwijs. Het palet wordt anders opgemaakt, met nieuwe verzen, waarbij de bruinen zooveel mogelijk gebannen zijn; en op een schoon doek wordt er begonnen. Herhaaldelijk zijn de verrassingen van een schilder die te voren gewend was zijn werk uit donkere en bruine finten op te maken, in eens tot de helle kleuren overslaat van de z.g. luministische richting. Zoo is, wanneer men de groote zaal bin nen gaat, bijpa alles om ons heen lichte-laaie, kleur, die echter dikwijls ook wel aan kleu rige kalk doet denken. Want natuurlijk kan aan de schilderproeven in luministischen trant, de fleurigheid even goed slechts een schijntje zijn als voorheen bij de schilde rijtjes van stemmiger toonwerking. Daar zijn er pok die wel al te voorbarig die moderniseerings-kuur Hebben ondernomen, niet gedachtig aan het spreekwoord : werp geen iiiiiniiHHiiiiiHiiiiiiHiiiiMiMiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiMHimniiiiiiiiiiiiiti ENSCHAPPELyKEV LXXXII Een onderzeesche kruiser Terwijl Frankrijk zijn vijanden tracht te overtreffen op luchtgebied, is Rusland bezig aan een ander uiterste; in plaats van zich boven het gewone niveau te verheffen, kruipt het diep onder het normale peil. Het Russische gouvernement is van plan op een zoo snel mogelijke wijze de vloot, die door de Ja panners zoo gehavend is dat haar vroeger rangnummer in de rij der oorlogsvloten be denkelijk is achteruitgegaan, weereen grootere gevechtswaarde te verzekeren. Zonder eenigen twijfel zal er gegoocheld worden met tien duizenden tonnen waterverplaatsing, met tientallen centimeters wijdte der geschutmonden, met allermodernste geschuttorens waarbij twee, drie stukken geschut per toren, met de grootst mogelijke gebieden die zij maar bestrijken kunnen. Maar Rusland heeft ook nog een ander pad ingeslagen, misschien wel een soort binnenpad, dat een merkbare verkorting geeft van den weg, die afgelegd moet worden eer het einddoel bereikt is. Op gebied van onderzeesche booten is nog heel wat te grasduinen en daarom is het volgende plan ontworpen. Terwijl de nieu were en nieuwste onderzeesche booten een waterverplaatsing hebben van ongeveer 800 ton als zij geheel ondergedompeld zijn, wil oude schoenen weg vór ge nieuwe hebt." Ze hadden nog wel wat kunnen wachten om zich de moeite te besparen van een aanstaande nieuwe gedaanteverwisseling. Inderdaad is het zeer twijfelachtig of het gebruik van onvertemperde lichte kleuren een zoo drin gende voorwaarde is om op de hoogte van zijn tijd" te schijnen; de allermodernste strevingen zijn al weer lang over het Luminisme heen gegroeid. Ik wil hiermee niet zeggen, dat de toenemende overheersching van het hellere kleuraspect in de schilderijen geen verheugend verschijnsel is; integendeel, daarin is het gelukkige teeken dat er uit den staat van verdooving wordt geraakt waarin bij ons de zoolang vertroetelde en ver troebelde stemmingskunst de schilders had gebracht. En de hernieuwde inspanning op een nieuw thema, al is er weinig overtuiging achter het werk, is altijd heilzaam. Maar men moet blijven inzien dat recepten overal even goedkoop verkrijgbaar zijn, dat met lichte koele kleuren even loszinnig op een uiterlijk effect kan worden gewerkt als met donkere warme tinten, en, waar vroeger een reeds beschilderd doek een geliefden en dankbaren ondergrond was tot het verkrijgen van een gebronsden en rijpen toonaard, ook het schoone linnen, even als het vlekkelooze papier, zich voordeelig er toe leent om met enkele onvermengde en helle kleuren een levendig en schijnbaar lichtstralend effect te bereiken. Waarmee maar wil gezegd zijn, dat een schilder vér af kan zijn van den geest die een nieuwe rich ting bezielt, al went hij zich in de praktijk ook de hebbelijkheden van de uitdrukkings wijze aan, dat de projectie van een tooverlantaarnplaatje bij minstens evenveel vormrijkheid tintelender van kleur kan zijn dan vele neo-impreszimnistische uitingen, ook, dat bij een onderneming in de richting van de coratieve kunst, een kleur-welige, sierlijk geornementeerde lap, of een ceramiekvlak, zonder inmenging der fantasie van den kun stenaar, maar niet zoo is over te brengen, te copiëeren in schildervorm. Want in dezen moeielijken tijd is het verwonderlijk, hoe vele vooruitstrevenden een verbijsterend luchthartige opvatting van eens' kunstenaarswerkzaamheid schijnen te hebben. Alle methoden, alle opvattingen, alle kunstleuzen, alle kleurgamma's zijn goed, zoo, in de praktijk, de geest van den kunste naar er slechts aanleiding vindt om vlam te vat ten. Zooals in de natuur alle willekeurig aan gebrachte kleur naar zekere voorwaarden van belichting en associatie met de omgeving, weer den schoonen schijn van het natuur lijke aanneemt. Zoo breekt een kunstenaar bij een overtuigde uitzegging zich niet het hoofd over den keus zijner woorden. Maar velen denken al schilderend, terwijl zij moeten schilderen al denkend. W. STEENHOFH * * * De opening van De Onafhankelijken" . (Ingezonden) Het leven is vol tegenstelling", zoo zuchtte ik Zaterdag, toen ik de opening bijwoonde van de Onafhankelijken". Aan de eene zijde van den Amstelveenschenweg een groot somber gebouw, aan de andere zijde een helder wit gebouw, dat blinkt in de zon. Het eene de gevangenis: het paleis van de afhankelijken"; het andere een tentoon stellingsgebouw; het paleis van de onafhankelijken". Vlaggen wapperen boven de Onafhan kelijken". Het is bij drieën. De opening zal plaats hebben. Het is gezellig druk in het gebouw, een beetje benauwd. Veel dames, veel heeren; veel schilders en veel kunstkoopers. De aanwezigen worden bijeengeroepen. Men is vol spanning. Men verwacht nieuwe theorieën, nieuw streven. Stilte alom. Een heer met een puntbaardje beklimt een stoel, dus het spreekgestoelte. Hij blijkt een weinig zenuwachtig te zijn en naar de eerste woorden te zoeken. Dan inéns: Dames en Heeren". Men wacht op het volgende. De pauze duurt n minuut. Ik dank u allen voor uwe aanwezigheid." Pauze. De spreker trekt aan z'n punt baardje en staart voor zich uit. Twee minuten verloopen. Men heeft ten onrechte iets buitengewoons verwacht." Pauze. De spreker staart naar den grond, alsof op de planken geschreven staat, wat hij zeggen moet. De pauze duurt 5 minuten. De aanwezigen fluisteren, lachen heimelijk. Het is benauwd in de zaal. De spreker zoekt nog steeds naar woor den, welke hij niet vinden kan. Geen hulp komt opdagen, zijn toestand is hopeloos. Hij staat daar als de v e r p e r s o o nlijkte onafhankelijkheid en a fhankelijkhei d." EEN ONAFHANKELIJK TOESCHOUWER * * * Het Standaard-Prinsesselied Het in De Standaard verschenen Prinsesse lied, in 't vorig nummer van dit Weekblad overgedrukt, heeft mij dermate getroffen, dat ik mij niet heb kunnen weerhouden er nog eens op terug te komen. Het was goed, het was mooi, maar volmaakt was het niet. Mag ik mijnerzijds een steentje ter volmaking bijdragen, opdat dit gebouwtje, gegrift als het moge worden in ieder vaderlandsch hart, in nog ruimere mate den stempel drage van populariteit en actualiteit ? Ik zou b.v. dit: O, als zij gingen Daar hand in hand, Kwam in verrukking Het Vaderland," op de levenden willen toepasselijk maken, en wat uitbreiden, b.v. zó: O, als zij gane Daar hand in hand Komt in verrukking Het Vaderland. En als zij stane Zoo fier, zoo braaf, Dan smelt in trane De Telegraaf. En als zij rijde Zoo door de stad, Dan glimlacht blijde Het Handelsblad. En als zij blikken Met blijden lach, Dan barst in snikken 't Nieuws v. d. Dag. Ja, als zij zoene Uit louter min, Heeft zelfs de Groene Wel schik er in. L'Art et les Artistes Zestiende-eeuwsch Cubisme: Teekeningen van Albrecht Dürer Maar waar' z', o, jammer! Verkou'n, dan schoot De Rotterdammer Zijn eigen dood. En verder. Met niet genoeg te waardeeren ijver heeft de Prins zich van den beginne af op onze taal toegelegd, maar het zoo moeilijk te verliezen Duitsche accentje schijnt nog lang niet verdwenen.Zou nu een onschul dig grapje hier op niet als een voortreffelijk pendant kunnen dienen van het couplet met de lieve Moe"? Zó: (Strofe) (Anti-strofe) Kom wuif nog eenmaal Praat met 'n accentje Ons vriendelijk toe Zoo'n beetje, ja ? Zoo deed ook vroeger Zoo doet nog altijd Uw lieve Moe."(Stand.) Uw beste Pa. Nu zou het aardig zijn voor afwisseling de kleine zelf sprekend in te voeren, als : Wanneer ik doo'moe Na bedje ga, Dan krij' 'k van Opoe Een plak sjukla. In het volgende couplet, verrassend door zijn paradoxale rhythme: De oude Koning Rust rij aan rij Met zijn vaderen Een heldenrij." zou men beter de maat aangeven door dubbelrijm en duidelijker spelling, aldus: Hij rust, meneeren, Rust zij aan zij Met zijn vadeeren, Een heldenrij. Zoo geamendeerd zal het Prinsesselied een ware aanwinst zijn voor de vaderlandsche poëzie, en strekken ter aanwakkering van den Oranjegeest. De Standaard brenge ons meer zulke liederen. Vooral nu de N.R.Ct. lang niet meer zulke vaderlandslievende beschrijvingen geeft als zij vroeger placht, neme de Standaard de taak over. Het zij mij vergund dit, om in den stijl te blijven, uit te drukken in de volgende regelen: Dat onze landaard Oranje blijft, Komt, dat de Standaard Die verzen schrijft. O, schrijf dan tot er Weer vuur ontbrandt Bij de Nieuwe RotterDamsche krant. CHARIVARIUS Charivari Wij hadden het voorrecht ons (e bevinden onder het gehoor van den Minister van Binnenlandsche zaken, toen Z. E. in de groote zaal van het stadhuis zijne rede uit sprak bij de opening van het nieuwe Hals museum te Haarlem, en het is ons een genoegen onzen lezers het voornaamste uit deze toespraak te kunnen mededeelen. Zie hier: Ik ben al dikwijls hier in Haarlem geweest, maar nog nooit in deze zaal, en nu ik zie hoe prachtig die is, nu spijt dit mij wel. (Gelach). De schilderijen van Hals zijn prachtig en blijven altijd mooi, en van de tegen woordige schilders weet men soms vol strekt niet wat zij willen. (Hilariteit). Het is altijd iets eigenaardigs iets te openen, want vór dat het open is, weet je niet wat er in is, maar is het een maal open, dan zie je 't alles voor je. Ik hoop dat Haarlem vele schilders zal leveren, wier werken net zoo waardig gehuisvest zullen zijn als de schilderijen van Hals. En hiermede, mijnheer de Voorzitter, ik bedoel waarnemende Bur gemeester, verklaar ik het museum voor geopend." (Toejuichingen). * Plagiaat uit de Charivari Uw reuzenkunst zal nooit verbleeken." (F eestzang, Hulde aan Frans Hals.) * Onder het opschrift Christelijk" heeft de Standaard een serie artikelen gegeven, waarin betoogd wordt, dat dit woord in drieërlei categorie wordt gebezigd, n.l. confessioneel, waar sprake is van de kerk van Christus, sociaal, b. v. bij de Christelijke zondagsviering, en zedelijk, b.v. in de uitdrukking: hoe is 't Christelijk mogelijk ?" Nadat wij al wat er in deze artikelen beweerd wordt, gelezen hadden, hebben wij itiiiiimmtiHiiiliti Fig. 2. LENGTEDOORSNEE EN PLATTEGROND VAN DEN ONDERZEESCHEN KRUISER. 1. Torpedo-lanceerbuizen; 2. ruimte voor het leggen van mijnen; 3. Dieselmotoren voor de voortbeweging als de boot boven water is; 4. accumulatoren, die de stroom leveren voor de electrische motoren, (5) die de boot onder water voortstuwen; 6. uitzichtstoren, die omlaaggehaald kan worden binnen de scheepsromp; 1. draaibare geschuttoren met snelvuurgeschut (8); deze toren kan ook binnen den scheepsromp geborgen worden; 9. horizontaal roer voor het duiken; 10. gepantserde bovenbouw Rusland een onderzeeschen kruiser bouwen die een inhoud heeft van meer dan zes maal de inhoud der grootste bestaande onderzee booten, en wel van vijfduizend vierhonderd ton. Het is volstrekt nog niet zoo gemak kelijk de tot nu toe bereikte tijdelijke grens zóontzaggelijk ver te overschrijden want hoe grooter de bedoelde booten worden des te moeilijker is de oplossing van de vraag hoe zij snel in den ondergedompelden toe stand gebracht kunnen worden en hoe zij dan goed handelbaar kunnen blijven. Fig. l geeft een afbeelding van den Russischen on derzeekruiser, in actie, terwijl fig. 2 een lengte doorsnede van de boot geeft en een plattegrond. Deze kruiser wordt beschreven als een Fig. l. RUSSISCHE ONDERZEESCHE KRUISER VAN 5400 TON soort onderzeesche torpedo-dreadnought, die tegelijk als mijnenlegger kan gebruikt worden, terwijl hij geheel ondergedompeld is. De torpedo-uitrusting zal bestaan uit zes en dertig lanceerbuizen, n.l. zestien aan stuurboord en evenveel aan bakboord en verder nog twee aan den boeg en twee aan den achtersteven. Zestig Whitehead torpedo's worden mee gevoerd. Bovendien kunnen 120 mijnen meegevoerd worden op n tocht. Als de boot drijft,verplaatst zij 4500 ton; dat wil dus zeggen dat dan een kleine duizend kubieke meter boven water uitsteekt, zoodat dus de boot vrij opvallend is. Zooals men weet, kan men een boot dieper doen liggen door water in te pompen: immers het volume van de boot verandert hier niet door, terwijl het gewicht grooter wordt. Daar de wet van Archimedes bekend ge noeg is, n.l. dat een voorwerp in water een opwaartschen druk ondervindt gelijk aan het gewicht van het verplaat ste water, en dat verder bij een drijvend lichaam deze opwaartsche druk juist gelijk is aan het gewicht van het lichaam, zal iedereen in zien, dat, bij het zwaarder worden van de boot, drijven alleen mo gelijk is als de boot dieper gaat liggen zoodat meer zeewater verplaatst wordt en de opwaartsche druk dus stijgt tot hij weer gelijk is aan het toegenomen scheepsgewicht. Om de boot geheel onder water te krijgen moeten dus een kleine duizend kubieke meter water in de daarvoor bestemde compartimenten gepompt worden (pompt men het water er later weer uit, dan gaat de boot natuurlijk weer hooger liggen). Bij een schip dat niet voor oorlogsdoeleinden dient, zou er geen ernstig bezwaar zijn tegen het opnemen van dergelijke groote hoeveel heden water maar bij een oorlogsschip als het hier bedoelde is vlugheid alles. Wordt de boot in drijvenden toestand aangevallen, dan kan haar in den tijd, noodig voor het volpompen, heel wat schade door den vijand worden toegebracht. Nu is het Russische schip zoo gebouwd dat in drie minuten tijds (tenminste voorloopig op papier!) de duizend kubieke meter water ingenomen zullen zijn; vermoedelijk zal het echter wel wat langer duren en om nu de boot in dien tijd te be schermen is zij voorzien vaneen draaienden geschuttoren (die in fig. l nog boven water uitsteekt) met vijf snelvuurkanonnen die een loopmiddellijn hebben van ruim elf c.M. Allicht ook met het oog op dit soort aan vallen is het platte en het schuine gedeelte van den bovenbouw gepantserd, evenals de geschuttoren, met pantserplaten van vijf tot ruim zeven centimeter dik. De lengte van den kruiser zal 133 meter zijn, de diepgang als de boot drijft 7 M., en als de boot geheel ondergedompeld is bijna 10 M. Voor de voortbeweging langs de zeeoppervlakte worden explosiemotoren gebruikt met een vermogen van 18000 paardekracht. Voor deze motoren kan een voor raad van 300 ton vloeibare brandstof ge borgen worden, zoodat zeer groote tochten ondernomen kunnen worden. Met een vaart van 11 knoopen kan een tocht van ruim 30.000 K.M. gemaakt worden, zoodat deze kruiser van de Oostzee kan varen naar de Russische oorlogshavens aan de Stille Oce aan zonder nieuwen stookvoorraad noodig te heben. Een maximale vaart van 25 knoo pen kan ontwikkeld worden. Is de boot echter ondergedompeld dan maakt men ge bruik van electrische motoren met een vermo gen van 4400 paardekracht, die een maximale vaart kunnen geven van 14 knoopen, onder water. De benoodigde electrische stroom wordt geleverd door accumulatoren; er is voldoende stroom beschikbaar om bij een 6 knoopsvaart een weg van ruim 450 K.M. af te leggen. Zoowel de uitzichtstoren, die midscheeps is aangebracht, als de geschuttoren die meer naar voren te vinden is, zijn zoo gebouwd dat zij omlaag gedraaid kunnen worden en dan, in elkaar geschoven als de deelen van een verrekijker, binnen de pantserlaag van de bovenbouw opgeborgen zijn, zoodat de waterweerstand zeer verminderd wordt, Hoe gevaarlijk deze kruisers zullen zijn blijkt uit een vergelijking met de torpedobootvernielers, die ongeveer duizend ton tonnemaat hebben met slechts drie of vier lanceerbui zen voor torpedo's. Deze zeer snel varende oorlogsschepen zijn in staat een vaart te maken van 28 tot 32 knoopen, maar zij zijn niet gebouwd om aan snelvuurgeschut weer stand te bieden. De onderzeesche kruiser, die dit geschut voert, is in staat om een volle laag, van zestien torpedo's tegelijk te geven, onder de waterlijn, en kan boven dien zich onder water verbergen wat een torpedobootvernieler niet kan doen. De verdere inrichting van de onderzee kruiser is gemakkelijk uit de figuren op te maken. P. VAN OlST

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl