Historisch Archief 1877-1940
25 Mei '13. No. 1874
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
PARKWYCK VAN DEN BOUWMEESTER H. P. BERLAOE NZN., MET WELKS SLOOPING DEZER DAGEN EEN BEGIN WORDT GEMAAKT
Parkwijck
Parkwijck wordt afgebroken; spoedig zal
de aanbesteding voor den nieuwen bouw
plaats hebben en verdwijnt een van Amster
dams interessante voorbeelden van moderne
Nederlandsche bouwkunst.
Dezer dagen bezocht ik het nog eens, en
werd ik weer getroffen door het bijzondere
van dit gebouwtje. Van buiten waardig en
eenvoudig met een natuurlijke schilder
achtigheid ; de stoere muren van diep-roode
baksteen als een fraai-tonig mozaiek, het
Oud-roode pannen dak; het houtwerk frisch
geschilderd met aardig ornament. Van binnen
een interessante baksteen-hal, eenigszins
brutaal maar toch goed en vooral karakter
vol ; een eenvoudige, maar zeer geslaagde
eetkamer, een eigenaardige studeerkamer/
enz., overal belangwekkende onderdeden.
Het geheel een merkwaardig bouw-kunst
werk, van groote verdienste en van krachtige
overtuiging. Het is niet volkomen gaaf, niet
geheel harmonisch. Maar het is krachtig en
breed van goede moderniteit.
Het is een van Berlage's beste en meest
aantrekkelijke scheppingen; het duidelijk
sprekend nationalisme van deze villa, zoowel
in aanleg als in opbouw, heeft menig modern
voelend architect een krachtigen steun ge
geven in zijn streven.
Parkwijck is van cultuur-historische
beteekenis, en voornamelijk uit dat oogpunt
is zijn verdwijning te betreuren.
Reeds elders heb ik er op gewezen, dat
onze tijd vlijtig alle overblijfselen van oude
cultuur bewaart, maar dat tot behoud van
goede voorbeelden van de zich ontwikkelende
nieuwe cultuur zoo goed als niets gedaan
wordt. En toch zijn uitingen als Parkwijck
voor ons, d.w.z. voor den modernen mensen,
van veel meer belang, dan de in hun soort veel
fraaiere, wijl veel compleeter ontwikkelde,
bestaande gebouwen uit de vorige eeuwen.
Toen de afbraak van Parkwijck dreigde,
hebben eenige belangstellenden overwogen,
wat hiertegen te doen zoude zijn. Al spoedig
bleek, dat behoud ter plaatse onmogelijk
was: daarna is nog overwogen, of het mis
schien elders herbouwd kan worden.
Maar bij nader inzien is men op de
gedachte terug gekomen, en m.i. terecht.
Parkwijck toch ontleent heel zijn aanleg,
vorm en beteekenis aan zijn ligging aan de
van Eeghenstraat; d.w.z. de eigenaar, de
heer L. Simons, wilde een eenvoudig, zich
niet opdringend, logisch gebouwd woonhuis,
gelegen in een tuin, met tot achtergrond
het Vondelpark. In verband verder met het
niveau-verschil tusschen tuin en straat
ontstond de geheele distributie en opbouw.
De rationaliteit, geboren uit deze eischen,
gaf de vormen.
Elders zou deze rationaliteit geheel of ge
deeltelijk afwezig zijn, en het gebouw niet
tot zijn recht komen.
Van daar dat verplaatsing ten slotte niet
wenschelijk werd geacht.
J. QRATAMA
IIIMIIIUIHIIIIIlllllMlnMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIMHIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIIII IIMIIIIIIIHMMIMtlMIIIMMIIMMIIIIMIIIMtlMMMIIIIIIMIIMIIIMIIIIIIIIHlMMMMMIIIIMMMmlIlllmlHI
teekeningen van Rembrandt
. Hoewel het sinds lang mijn gewoonte niet
. meer is veilingen te bespreken, wil ik dezen
keer daarvan afwijken, wijl ik anders in
gebreke zou blijven een waarlijk
exceptionneele verschijning op dit gebied onder de
aandacht te brengen. Want het is wel zeker
dat velen met gretigheid zullen rondkijken
op een kijkdag bij Fr. Muller, Maandag 26
Mei, voor de veiling van een buitengewoon
belangrijke verzameling teekeningen van
oude meesters en daarnevens van een uit
32 nummers bestaande collectie
Rembrandtteekeningen.
Deze teekeningen, deels krabbels, deels
eerste concepten voor zijn schilderijen of
etsen, deels ook, plastisch hoog opgevoerde
studie's naar de natuur, geven gelegenheid
tot een verdiepende beschouwing der ge
schapenheid van dit onvergelijkelijk genie, dat
wel in 't bijzonder Noordsch geaard, toch
universeel was in zijn aantasting van het
leven. Universeel naar den geest en daad
werkelijk, van een weergalooze veelzijdigheid.
Want allen vormen uit de realiteit stond hij
met een gelijke doordringende beschouwing
tegenover en had daaraan het onmiddelijke
houvast voor de uitbeelding. Hij was schilder
bovenal en in geen was misschien ooit het
schilderschap zoo in zijn natuur gelegd.
Het teekenen in het vrije, naast zijn schil
deren, was niet zoozeer een voortdurend
studieuze oefening, maar een zich zelf steeds
aanwakkerende verlustigende bezigheid, een
onuitputtelijke bron van verkwikking der
ziel en verheldering van den geest. Daarom
hebben zijn vluchtigste krabbels de over
stelpende macht om de waarheid te doen
erkennen, die in een kunstwerk den onder
bouw vormt van het schoone verschijnsel.
Ik veronderstel, dat voor velen, die er nog
onkundig van waren, dit berichtje een aan
gename tijding zal zijn.
Een catalogus waarin al de te veilen
teekeningen uitnemend zijn gereproduceerd,
werd door de firma uitgegeven.
W. S.
* * *
Een Nederlandsche componiste
uit 1813"
Met belangstelling las ik dezer dagen in
een der dagbladen een mededeeling van de
Muziek-commissie der tentoonstelling De
Vrouw 1813, 1913", welke zich voorstelt een
aantal concerten te organiseeren tijdens deze
tentoonstelling, waar het werk der talent
volle vrouwelijke componisten van den
tegenwoordigen tijd in Nederland, tot uit
voering zal komen. De Commissie beoogt
hiermede, zoo volledig mogelijk een beeld
te geven van den hedendaagschen
compositorischen arbeid der Nederlandsche vrouwen,
in sterk contrast met het nachtelijk duister
van voor 100 jaren, toen er... nog geen
vrouwelijke componisten bestonden.
Ik citeer uit mijn hoofd, en het is dus
mogelijk, dat ik de woorden, welke ik hier
cursiveer, in het courantenbericht eenigszins
anders gerangschikt vond, maar in hoofd
zaak kwam de mededeeling toch hierop neer.
Men is er blijkbaar ten zeerste op gesteld,
den bloeienden toestand der vrouwen-muziek
als een paradepost te boeken op de
creditzijde der vrouwenbeweging... En dit is
nochtans een dwaling... weliswaar een
zeer vergefelijke, maar een dwaling niettemin.
Ze berust (bij al haar propagandistische
vergefelijkheid) op gebrek aan ijver tot
onderzoeken en op gebrek aan historische
kennis.
Ik geloof, dat in verhouding tot het veel
zwakker en veel minder omvattend muziek
leven van haar tijd de vrouw van 1813 (dat
diluvium der emancipatie) er volstrekt niet
slechter vór stond dan thans. Het is bo
vendien een absolute onjuistheid, dat in 1813
in Nederland geen vrouwelijke componisten
waren. Dat er thans meer zijn, en dat ze
(wellicht) beter werk leveren, is geenszins
te danken aan de vrouwenbeweging, (de
muziek is ten allen tijde een domein ge
weest, waar niemand de vrouw in den weg
stond) maar aan de ontwikkeling der Ne
derlandsche muziek in 't algemeen. In 1813
waren er (over 't geheel genomen) hier
slechts enkele componisten van geringe be
teekenis, en thans zijn er een menigte,
onder welke een aantal hoogst-merkwaardige
talenten. Dat er bij die velen ook enkele
vrouwen zijn, spruit logisch uit den
algemeenen toestand voort.
En ... ook in dien ouden tijd (thans ten
onrechte zoo totaal vergeten en genegeerd)
waren er in Nederland een aantal
talentDlNER VAN DEN CERCLE CONSULAIRE TE AMSTERDAM
De Cercle Consulaire te Amsterdam dineert alle jaren ns in gezellig samenzijn. Dit jaar heeft deze semi-diplomatieke kring
den Burgemeester der Hoofdstad aan tafel genoodigd. Van links naar rechts ziet men zittende : l Mr. R. R. W. Jansen, Consul
van Noorwegen; 2 C. A. Broms, Consul-Generaal van Zweden; 3 A. B. Hellmund, Consul van Dominica; 4 President R.
Lehmann, Consul-Generaal van Griekenland; 5 Burgemeester Jhr. mr. dr. A. Roëll; 6 Vice-President W. A. Churchill, Consul
van Engeland; 7 Crone, Consul v. Honduras; 8 J. P. Nord Thomson, Consul-Generaal van Perzië; 9 J. Ruijter, Consul van
Griekenland; 10 F. Meyerdirck, Vice-Consul van Duitschland, Zaandam; 11 J. S. Groen, Vice-Consul van België, IJmuiden.
Staande eerste rij: 12 J. Tas, Vice-Consul van Italië; 13 J. G. Siegers, Consul-Generaal van Turkije; 14 P. W. Sluyterman
van Loo, Vice-Consul van Perzië; 15 Secretaris P. J. A. Schermer, Consul van Haïti; 16 G. van der Aa, Consul-Generaal van
België; 17 Penningmeester M. Merens, Consul-Generaal van Servië; 18 P. C. A. Keeman, Consul van Roemenië; 19 A. Schröder,
Consul van Peru ; 20 H. Mendes de Costa, Consul-Generaal van Montenegro; 21 E. A. v. Ameringen, Vice-Consul van Uraguay ;
22 W. M. M. Diepenbroek, Consul van Monaco ; 23 Hassig, Consul van Zwitserland. Staande tweede rij: 24 A. Ariens
Kappers, Consul van Bolivia; 25 C. W. Dresselhuys Jr., Vice-Consul van Engeland, Tiel; 26 A. B. Henny, Consul van Italië;
27 M. J. P. van Santen, Consul van Liberia.
volle vrouwen, welke de muziek beoefenden,
en onder deze n stille, bescheiden vrouw,
die door de tijdgenooten geniaal" genoemd
werd, en door geheel Nederland en zelfs
daarbuiten gevierd als een groote kunste
nares in den volsten zin van het woord. De
berichten van alle tijdgenooten (en ik vind
er meerdere) zijn daarover eenstemmig en
zonder eenige terughouding.
Deze vrouw was de Haagsche pianiste.
Gertrude van den Bergh, een Hollandsche
dame, in Duitschland geboren(Mühlheim 1 794).
Het volledigst geeft over haar leven
inlichtingen een biographie van den beken
den dr. F. C. Kist in Het Nederlandsen
muzikaal tijdschrift" van 1841.
Zij was als klavierspeelster een leerlinge
van Ferdinand Ries, en haar eerste triomfen
behaalde zij in verschillende steden van
Duitschland. Kist zegt : De bijval, welke
men haar van alle kanten toejuichte, was
onbeschrijfelijk."
In 1811 kwam zij met haar 'ouders in
Nederland, en gaf er (op zestienjarigen
leeftijd dus) in Amsterdam en 's Gravenhage
concerten, welke aller bewondering wekten
en opeens haar roem als klavierspeelster
vestigden.
Van dien tijd af bleef zij in 's Gravenhage
gevestigd, en heeft tot aan haar vroegen
dood (1840) de liefde en bewondering harer
stadgenooten ten volle behouden.
Er is niet de minste twijfel, of zij was
een vrouw van zeer buitengewoon muzikaal
talent. In het tijdschrift Amphion" werden
lange, geestdriftige beschouwingen gewijd
aan haar spel, en een Duitscher huldigde haar
in een gedicht, dat van ongeveinsde bewon
dering getuigt.
Zij beschikte over een technische vaar
digheid, welke geen moeielijkheden kende,
zij muntte uit door haar primavista spel
van de zwaarste partituren, en ook van ge
schreven muziek. Haar muzikale smaak was
zeer ernstig en zeer vooruitstrevend. Zij
speelde bij voorkeur Beethoven en Bach.
Vooral dit laatste feit is voor dien tijd
hoogst merkwaardig.
Weldra breidde zij haar werkzaamheid
uit, en stichtte in 1821 een zangvereeniging,
die onder haar directie stond en tot 1838
bloeide. Haar bescheidenheid hield haar steeds
meer terug van optreden in 't publiek, en
zij wijdde zich nu gedurende een aantal
jaren voornamelijk aan het geven van
pianoen zanglessen, en toonde zich een voortref
felijke opvoedster. Tevens besteedde zij al
haar vrijen tijd aan de studie van het con
trapunt en de muziektheorie. Haar huis
werd het middelpunt van het muziekleven
te 's-Gravenhage, dat zij in letterlijken zin
beheerschte, en aan haar kring van vrienden
schonk zij de verassing van menige com
positie van haar hand. Kist deelt mede, dat
eenige van haar compositiën gedrukt werden ;
maar dat de meest belangrijke in manuscript
gebleven zijn, en hij noemt van deze : Een
quartet voor twee violen, alt en bas, eenige
liederen zonder woorden, een Rondo
eenige praeludiums, | fuga's en fantaisiën
voor piano.
En zou het nu niet interessant en aardig
(en belangrijk, wie weet het?) zijn, indien
de Muziek-commissie der tentoonstelling
De Vrouw" door noesten ijver er in slaagde,
de muziek dezer begaafde Componiste uit
1813, dezer discipelin van Bach en Beetho
ven, die een strijkkwartet en fuga's schreef
nog eens weder voor den dag, en naast de
muziek van 1913 tot uitvoering te brengen?
Indien men daartoe de rechte methode volgt,
is het bijna zeker, dat men nog wel hier of
daar zal aantreffen, wat nu verloren schijnt.
Niets zal mij liever zijn dan (mocht men
het wenschen) bij dezen opsporingsarbeid
met raad en daad te helpen. Zonder veel
zoeken vond ik reeds, dat de Bibliotheek
te Königsberg van haar bezit Douze
variations pour Ie Clavecin ou pianoforte sur
l air: Ein Madchen oder Wdbchen". Ik
geloof, overigens, dat het in 't geval van
de tentoonstelling De vrouw 1813?1913 '
plicht is een historisch getrouw beeld te ge
ven en dat daartoe geen arbeid te omvang
rijk en te groot mag zijn.
Anna Gertrude Elisabeth van den Bergh
stierf den Men September 1840op47jarigen
leeftijd te 's-Gravenhage aan kanker in de
borst. Zij werd door geheel muzikaal Ne
derland betreurd" en met vorstelijke eer be
graven. De heeren Vegens, Calisch, Lübeck
en C. Kruseman droegen de slippen van het
lijkkleed, en aan haar groeve zong een
mannenkoor met begeleiding der hofkapel . . .
Aan wie de schuld, dat deze buitengewone
vrouw thans vergeten is. Misschien is dit
gedeeltelijk te wijten aan haar eigen be
scheidenheid, want zij miste geheel de
kunst der persoonlijke reclame. Maar men
doe' haar dan ook nu bij voortduring geen
onrecht en brenge hulde aan de componiste
uit 1813 naast de vrouwelijke componisten
van onzen eigen tijd.
Nog een andere Nederlandsche componiste
uit dien tijd was Clémentine gravin de
Lannoy, een zeer begaafde dilettante. Van
der Straeten in zijn Musique aux Pays-bas"
(Deel IV p. 402 e.v.) vermeldt met bizonderen
lof enkele werken van haar. Sedert 1799 was
zij de echtgenoote van Graaf de Lannoy,
die in 1836 stierf. Haar eigen geboorte- en
sterfjaar zijn niet bekend.
J. D. C. VAN DOKKUM
Model eener Politieke Rede
LEIDDRAAD VOOR DEN JONGEN VERKIEZINGS
REDENAAR
(Wij geven hier een model, dat door
redenaars van elke richting gebruikt kan
worden. Men vuile slechts namen in, en
voege er hier en daar een enkel détail tus
schen. De volgorde der uitdrukkingen kan
naar omstandigheden gewijzigd worden. Maar
men schrappe er geene.)
M.M. H. H.! Laat mij beginnen met hier
een eeresaluut te brengen aan het aftredend
lid. Daar, waar een zoo hoogstaand man
zich tot scheiden genoopt ziet, daar past ons
een woord van hulde. Hij is in 's lands ver
gaderzaal steeds warm opgekomen voor de
belangen van dit district, hij, een man, ge
ëerd door geestverwant en tegenstander,
stond steeds onverflauwd voor onze begin
selen op de bres, waar het gold een lans
te breken voor hetgeen aan zijne belangen
was toevertrouwd. Moge een welverdiend
otium cum dignitate zijn deel worden. M. M.
H. H. ! Indien de teekenen mij niet bedriegen,
dan staan wij thans aan den vooravond van
(Uit Weekblad van Indië)
JAVAANSCHE POLITIE
De gewapende politieagenten te Batavia
houden intensief de wacht
de korte spanne tijds, die ons nog scheidt
van een feilen stembusstrijd. De tegenpartij
loopt te hoop en gaat den boer op om de
goegemeente zand in de oogen te strooien.
Maar waar gaat het hier om, M. M. H. H.,
waar gaat het hier om ? Het gaat niet om
neen, M. M. H. H., daar gaat het niet om,
daar gaat het niet om. Het gaat om
Daar gaat het hier om!! Onze tijd staat
in het teeken van de, en vergt
reuzeninspanning van onze krachten. Laat ons
dan de handen ineenslaan om het ijzer te
smeden, als het heet is! En wat trachten de
heeren van de overzijde ons nu in de schoe
nen te schuiven ? Wij gaan daar niet op in.
Beslist niet. Van tweeën een. Of pal staan
voor onze beginselen, en schouder aan schou
der ter stembus optrekken, f het hoofd in
den schoot leggen, en de tegenpartij in de
kaart spelen. Maar in stee van een eeresaluut
te brengen aan de voortvarendheid en werk
kracht van wie thans achter de groene tafel
hebben plaats genomen, speelt men de
obstructie tegen het laat-maar waaien-systeem
uit, en in stee van schouder aan schouder
op de bres te staan waar het gaat om het
hoog houden onzer beginselen, daar voert
men struisvogelpolitiek en komt men, juist
nu we ons begeesterd onder de vaan onzer
voormannen moesten scharen, van zekere
zijde weer roet in het eten gooien. M. M.
H. H., dit is de zwakke stee. ? Dit spreekt
boekdeelen.
Wij moeten eindelijk het
laat-maar-waaiensysteem laten varen, en of Rome, of Dordt
uitschakelen. Het non possumus worde ons
shiboleth, en het oogenblik is gekomen om
tusschen die partij en de onze het
tafellaken te verscheuren. Zoudt gij werkelijk
meenen, dat een zoo gezaghebbend orgaan
als de zoo weinig ruggegraat tegen de
aanvallen der sche pers zou toonen als
niet zekere Juni-gebeurtenissen in het zicht
waren ? Op de verdachtmakingen van dat
blad ga ik overigens niet in. Ik ga daar be
slist niet op in. De heeren der overzijde
trachten nu onze bondgenooten tegen ons
uit te spelen. Laten de heeren liever de
hand in eigen boezem steken. Zij hebben
een schoone gelegenheid laten voorbijgaan
om te zwijgen.
Hun leuze, die door een corrupte pers is
opgeblazen tot een strijdkreet, is gebleken
een valsche leuze te zijn. Meermalen is aan
getoond, en aan de hand van de cijfers aan
getoond, dat onze partij beslist hoogstaande
mannen telt, mannen van overtuiging en
van karakter, aan wie wij schouder aan
imiMimMuiiMuiiiiMiiiiiliimMilMimiimiiHitHiliiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiii
Wijzerplaten voor 24 uren
Sedert de Fransche openbare diensten de
uren van den dag tellen, in plaats van twee
maal van n tot en met twaalf, van n
tot en met vier en twintig, is de behoefte
ontstaan aan wijzer
platen, voor klokken
zoowel als voor hor
loges, waarop die ver
deeling in 24 uren
werd aangegeven. Nu
is het niet bizonder
zwaar de in
spoorgidsen, dienstregelin
gen enz., aangegeven
uren te herleiden naar
den ouden stijl, door
van de uren na 's mid
dags 12 uur (midi)
eenvoudig twaalf af te
trekken. Op deze ma
nier herleid is 19 uur
26 minuten: 7 uur 36
min. nam., een tijd, die
pp elke klok of op
ieder horloge op te
sporen is.
Doch deze rekenkundige bewerking" van
den officieelen tijd scheen den meesten
menschen bezwaarlijk te vallen, terwijl een
wijzerplaat in 24 in plaats van 12 gelijke
afstanden verdeeld en een uurwerk, dat twee
keer zoo langzaam liep, een omwenteling in
de uurwerk-industrie zou teweeg brengen.
De oplossing werd dan ook in andere richting
gezocht en... gevonden.
De nieuwe wijzerplaat, voor horloges en
klokken, heeft op de plaatsen der uurcijfers
kleine venstertjes. Achter de wijzerplaat is
een cirkelvormige schijf bevestigd, waarop
de cijfers voor de uren dubbel zijn aange
geven, aldus: 1,13; 2,14; 3,15, enz. Voor de
periode van middernacht tot 's middags 12
uur bevinden zich de cijfers van l tot en
met 12 achter de venstertjes en is de tijd
dus op de gewone wijze af te lezen. Doch
precies om 12 uur 's middags verspringt de
schijf met cijfers door een vanzelfwerkend
mechaniek en in plaats dat, na twaalf, het
uurwerk wederom n wijst, is het thans
dertien uur.
Een mécanicien te Bordeaux is de auteur
van deze vinding, welke door de posterijen
en spoorwegen alreeds is geaccepteerd.
Lezers, die dezen zomer Parijs bezoeken,
kunnen zich dan aan de stations precies te
12 uur 's middags en 's nachts overtuigen
van de tijdwisseling.
M. C.