Historisch Archief 1877-1940
W* f875
Zondag l Juni
A°. 1913
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 n
Voor Indie per jaar,
Afzonderlijke Numm
aanden / 1.50, f r. p. post / 1.65
3lj vooruitbetaling . . . mail 10
rs aan de Kiosken verkrijgbaar ..... 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/ 1.25, elke regeJ meer .... ?0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . , 030
Reclames per regel . . . ... ,040
BLOEMLEZING CHARIVARl
Daar van de gnote oplage, welke van de Charivari-Bloemlezing gemaakt
is, nog exemplarë over zijn, worden deze algemeen verkrijgbaar gesteld
voor 20 cents, afgèaald aan het Bureau van dit Weekblad, Keizersgracht 333,
Amsterdam, en vjor 25 cents franco per post. Door bemiddeling van
tederen boekhandel zijn zij bovendien verkrijgbaar.
De Bloemlezingis 64 pagina's groot, in de Hollandsche letter gezet en
met teekeningen vn Pieter van der Hem royaal uitgevoerd, in drie kleuren
en met vignetten.
MHIIHMIIIIIIIItllllllllllUIIIIIIIIIIMinilBIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIII
111:1 iniiiiilltlllllillllllMll
INHÜUD
MMI^HII
Illlllllllllllllll
B/z. ? : Red.: De kerllijken en de crimi
naliteit. Het Leger :s Heils zwijgt.
Kroniek. Dwaze ve iezingslectuur.
Rotterdamsche Stadlisbouw. 2:
Feuilleton door Elinj van Stuwe.
Karel van de Woesiie over Carmina
van dr. P. C. Boutens - Hessel Jongsma
over de Kindercpuran der Tuchtunie.
5: Finsch nationaa heldendicht.
Allegra. E. Heim s: In het natte
bosch. 6: Van < i Eeckhout over
Kasteelen enz. met ekst van Hessel
Jongsma. W. Stïihoff: St.
Lucastentoonstelling III. : Nieuwe
Ned.Ind. Postzegels. Verteer tegen militaire
luchtschepen. DrjP. van Olst: De
froote Torentelescoa Charivari.
: Fin. Kroniek doöv. d. M. Ver
mogensbelasting (sloi door v. d. S.
11: Puzzle: De 24 vkens. DamspeJ
door J. de Haas. - 13: Schaakspel
door Rud. Loman. - Teekening van
Joh. Braakensiek: dw. Grey en de
Balkanstaten.
Bijvoegsel: Johan Bakensiek over den
droom der Antirevojionairen.
IIIIIIIIIIIHIMIHIIIIHIIIIIIHIIIIIIIIIII^IIIMMIIIMIMMIHHIIIIIMIIHMMIII
ANVERREBVANNAB!
HET C4IAILLE"
In een eerste artfcl in het Tijdschrift
voor Strafrecht heft mr. W. Bonger
geantwoord op debewering, die men
zoo vaak van keielijk-politieke zijde
kon vernemen, als DU de ontkerstening
der maatschappij in b.v. de openbare
school!) de grootstoorzaak vormen van
de zoogenaamd veiteerderende crimina
liteit.
Het is een leeiflme, zeer objectieve
en, jegens de kerkejken zelf, milde studie,
waarvan wij de Ifcing wel willen aan
bevelen aan al dieop het oogenblik weer
hoogmoedige cletfalen, die het land
luidruchtig doortrkken met de propa
ganda der rechtsoe beginselen", welke
toch zooveel heil zullen storten over ons
arme land!
Ten duidelijksteblijkt uit deze brochure,
dat dit optreden in elk geval
boerenbedrog is.
Want ons dunlt, dat zelfs de grootste
vijand van de, natturlijk altijd onder voor
behoud te hanteren Statistiek na lezing
dezer analyse zd moeten toegeven, dat
een kerkgenootschappelijk verband en
kerkelijke invlc<den niets hoegenaamd
vermogen tot beteugeling van den stroom
der maatschappelijke vergrijpen.
In dit opzicht is de studie concluant.
Zpoals wij zeiden is ze zelfs mild. Zij
begint met door cijfers aan te toonen,
dat in Nederland, en voorzoover de statis
tiek strekt ook in het buitenland, 1°. het
ongeloof wasten de criminaliteit vermin
dert, 20. de criminaliteit het meest voor
komt bij de lidmaten der R.K. Kerk, ver
volgens bij de leden der protestantsche
kerkgenootschappen, dan bij de Israëlieten,
en het allerminst bij hen, die zich hebben
opgegeven als tot geen kerkgenootschap
behoorend (thans, zooals men weet, rond
5 pCt. der bevolking omvattend.)
De heer Bonger vond, dat op 100,000
van iedere groep der bevolking van 10
jaar en daarboven het jaarlijks gemid
delde van veroordeelden per 31 Dec. 1904
(periode 1901?1909) bedroeg:
voor alle misdrijven : de protestanten
308.6, de katholieken 416.5, de Israëlieten
212.7, de ongodsdienstigen 84.2,
voor diefstal: de protestanten 40.0, de
katholieken 54.8, de Israëlieten 25.5, de
ongodsdienstigen 9.6,
voor sexueele misdrijven: de protes
tanten 5.1, de katholieken 7.1, de Israë
lieten 4.1, de ongodsdienstigen 1.6.
Hij vond, dat de protestanten steeds
een zeker gemiddelde bewaren, de katho
lieken bijna altijd bovenaan staan, en dat
voor sommige speciale misdrijven (op
lichting, verduistering, heling) de Joden
het winnen".
Toen heeft de schrijver gevraagd: Als
aldus bewezen is, dat criminaliteit door
ongodsdienstigheid»'niet in de hand ge
werkt wordt, kan men dan integendeel
dien clericalen beschuldigers voorhouden,
dat kerkelijkheid misdadige gevolgen
openbaart in haar adepten? Neen, is zijn
antwoord geweest, dat is maar schijn!,
en met de zachtmoedigheid, die de goede
wetenschap behoort te kenmerken, heeft
hij, wij hopen tot schaamte van eenige
hardroepende verkiezingshelden, op grond
van een uitgebreid feitenmateriaal aan
getoond, dat kerkelijkheid met
misdadigheid zoo goed als niets te maken heeft....
Het ligt niet, heeft hij bewezen, aan
d^aangehangen kerkleer, dat de massa der
als R. K. opgevoede mannen
percentsgewijs meer veroordeeld worden voor dief
stal, moord en verkrachting dan de
protestanten (zooals de statistiek on
afwijsbaar aantoont), en dat een pro
testant in die' dingen den Jood, en de
Jood den ongodsdienstige vooruit" is.Men
moet vragen: welk sociaal milieu vormen
de groote massa der katholieken en dier
anderen? En dan ontwaart men, dat de
katholieken, die zoo groote criminali
teitscijfers nebben, maatschappelijk ach
terlijk zijn: voor een overgroot deel be
staan uit boeren en andere afhankelijke
elementen, dat zij bijna alle bierbrouwe
rijen van Nederland in hun gewesten
hebben, en dat bij hen het alcoholgebruik
nog het sterkst is. Uit deze en dergelijke
oorzaken verklaart de schrijver dan hun
belangrijk grootere criminaliteit.
Wij zeiden : ziedaar van ongodsdiens
tige zijde een wel zachtmoedig antwoord
op het decenniën lang vernomen kabaal
van de verwilderende werking des
ongeloofs."
Sprak nog niet kort geleden mr. baron
van Wijnbergen, een der machtigste
politieke drijvers van de Coalitie en een
invloedrijk man in het politiek-katholieke
kamp, over het canaille, dat links stemt"?
Heeft er ooit een autobandietenstreek
ergens ter wereld plaats, zonder dat
alle dagbladen van het vlekkelooze
Zuiden onze Openbare School de oor
zaak noemen van een stijgende crimi
naliteit (die juist aan het dalen was!)?
Welnu al die propagandisten voor
verkerkelijking van ons maatschappelijk
bestaan mochten, vór zij den Staat met
hun kerkelijkheid willen schoon wasschen
van zijn zonden, een les nemen in eigen
kring! Zij zullen dan zien, dat econo
mische achterlijkheid en drankmisbruik
de groote factoren geweest zijn voor de
criminaliteit der hunnen. Zij zullen dan
niet vermogen te ontkennen, dat diegenen
het 't best met hun landgenooten meenen,
die op zoo groot mogelijken
oeconomischen bloei en op zoo groot mogelijke
sociale hervormingen bedacht zijn, de
kerken, vanwege haar maatschappelijk
failliet, haar taak latend enkel en alleen
voor het innerlijk leven.
* * *
Het Leger des Heils
Naar aanleiding van de artikelen over
het Leger des Heils, welke de heer Hessel
Jongsma in dit Weekblad gepubliceerd
heeft, *) ontvingen wij eene klacht. Mej.
E. V. M. schreef ons:
N ij m e ge n, Mei 1913.
Aan de Redactie van
de Amsterdammer.
Met belangstelling las ik de artikelen
van den heer Hessel Jongsma over het
Leger des Heils in uw blad opgenomen.
*) Later in brochurevorm, a 25 ets. per exem
plaar door hem verkrijgbaar gesteld: Bij
Hessel Jongsma, Admiraal de Ruyterweg 126,
Amsterdam.
Ik heb voor het Leger steeds veel
sympathie gehad, maar nu door de artike
len van den heer H. Jongsma kreeg ik er
een anderen kijk op, wat mij zeer speet.
Nu verwondert het mij zeer dat het
Leger de zaak niet weerlegt, men moet
een zaak toch steeds van twee kanten
beschouwen om een oordeel te kunnen
vellen, daarom hoop ik dat U in uw
veelgelezen blad die artikelen ook zult
plaatsen.
Zou het niet meer dan jammer zijn
indien het Leger veel van zijn vrienden
verloor, omdat men eenzijdig oordeelt.
U zoudt zeker velen aan u verplichten,
indien u deze kwestie hiermee niet liet
eindigen.
Het ligt niet aan ons te zorgen, dat
deze kwestie hiermee" niet geëindigd is!
Het is niet de eerste maal dat een terecht
in de Amsterdammer gevonnisde in zwij
gen zijn kracht zoekt. Ons blad trad zoo
vaak op voor de een of andere goede
zaak van recht, en het afnemen van
maskers aan 't onedelaardig gelaat van
winzucht, van heerschzucht of van
zichop-stelten-zettende solidaire lafheid is
reeds zoo'n oude traditie van dit Groene
Weekblad", dat men niet iederen keer,
weken achterna, van ons verwachten
kan een nawoord, er op wijzende hoe
de aangevallene al wederom zich schuil
hield.
Schuldigen zijn gewoon te zwijgen. De
knapsten onder hen -zoeken een middel
om aan den invloed van het z.g. waar
dige" stilzwijgen, dat op de massa altijd
eenigen vat heeft, iets toe te voegen, dat
door schijn van autoriteit nog meer indruk
mag maken. Zij vinden b.v. een foutje
bij den aanvaller en zenden dan in die
waardige" bewoordingen, welke
zoovelen, die steeds zichzelf zoeken, zich
weten eigen te maken, een ingezonden
stuk waarin op die fout gewezen wordt
onder toevoeging van zinsneden in dit
genre: Daar het overige nog veel minder
der waarheid getrouw is dan het hier aan
gewezene kunnen wij het oordeel verder
gerust aan den lezer overlaten." Dat trekt
heel dikwijls. Of wel de man met het slechte
geweten vindt een gezaghebbend persoon
bereid zijn meening te publiceeren, geba
seerd op door hem, den beschuldigde, ver
strekte gegevens! Zoo deed het Leger des
Heils. Het vroeg den voorzitter der
Accountants-vereeniging, mr. E. J. Korthals Altes,
de boeken van het Hoofdkwartier in te
kijken. Die heer, door het Leger des Heils
aangewezen,' gaf een rapport uit, op een
deel der Legerboeken en op eenzijdige
inlichtingen van het Hoofdkwartier geba
seerd, een rapport waarvan de heer Hessel
Jongsma duidelijk vermocht aan te too
nen, dat het een deel van zijn beschul
digingen in principe waar maakte en het
andere vél grootere en ernstigere deel
niet raakte. Maar... de heer accountant
trad ook buiten de accountancy. Na zijn
cijfers (d. w. z. de cijfers van het Hoofd
kwartier'.) te hebben gegeven, sprak hij
in den toon van een rechtbank over de
gedane beschuldigingen. Daar had deze
accountant natuurlijk niet de minste be
voegdheid toe.
Toen de heer Hessel Jongsma, die op
ons verzoek in 't begin van 1912 een
uitgebreide enquête begon over het maat
schappelijk werk van het Leger des Heils,
deze enquête een vol jaar lang had door
gezet, daarvoor in en buiten onze tegen
woordigheid talrijke samenspraken had
gehouden met voor- en tegenstanders
van het Leger, daarvoor bijna alle voor
name en ettelijke onvoorname instellingen
van het Leger door het heele land be
zocht had, daarvoor allerlei lectuur door
worsteld had, was het even belachelijk
als ongepast, dat een louter eenzijdig
ingelicht accountant, die door zijn
presidentieele functie bovendien eenige ver
antwoordelijkheid jegens zijn collega's
droeg, met een enkel deftig zinnetje den
indruk trachtte te vestigen, alsof het
Leger, door een lasteraar aangevallen,
vrij uitging!
Dit was niet zooals het behoorde,
maar het had natuurlijk wel eenig gunstig
effect voor het Heilsleger. HetHeilslegeris
met die handvol zóblij geweest, dat het
daarna, ondanks de groote schade die
het door 's heeren Jongsma's artikels
leed (geringere, waarschijnlijk vél ge
ringere opbrengst der collecten), zich
muisstil is gaan houden.
Muisstil. En toch was het het Leger
bekend, dat ons Weekblad voor een
verweer, komende van Het Leger zelf,
open stond
Wij hadden toch aan een der
majoorschen", hoofd van het
Muziekdepartement van het Leger des Heils, die met
eenige opmerkingen den indruk, door
den heer Jongsma gewekt, trachtte te
verzwakken, geschreven, dat ons Week
blad voor een verweer, komend van het
Leger of van iemand die kon worden
verondersteld uit naam van het Leger
te spreken, zijne kolommen gaarne zou
openzetten.
Die majoorsche" staat in voortdurend
contact met het Hoofdkwartier en is lid
van den Board, die over een mogelijke
beantwoording van 's heeren Jongsma's
en Bianchi's artikels (in de Tel.) herhaalde
malen vergaderd heeft!
Welnu. ... de tijd snelde voorbij. Het
Leger vond talrijke deuren, waar het
vroeger welkome woorden hoorde en
klinkende munt ontving, voor zich ge
sloten ; zooals ons iemand schreef : ik
ben jaren lang, télang, een mak slacht
offer geweest. . . ."
Het Leger voelt de gevolgen der publi
catie van haar bedrijf. . . en het zwijgt.
Wij hebben, omdat hier zulk een groot
lichaam in 't spel was, een uitzondering
willen maken op onze gewoonte om op
een te kaak stelling niet nog eens terug
te komen. Wij zullen ook maar zelden
meer van die gewoonte afwijken. Als
men in ons Weekblad op een zaak niet
ziet teruggekomen, dan kan men er
muurvast op vertrouwen, en dat weten
de trouwe lezers ook wel, dat de
aangeklaagde zich schuil hield, omdat hij
verstek liet gaan.
KRONIEK
VERKIF.ZINGSLITERATUUR
Om te bewijzen, dat men als Katholiek
gehouden is op een man van de politieke
coalitie te stemmen, ook al is men de hevigst
denkbare tegenstander van Kolkmans
Tariefplannen (vele Katholieken verklaren thans
wél voor een Katholiek te willen stemmen,
doch alleen indien hij tegen die Tariefplannen
is), beroept zich, in het dagblad De Maasbode,
iemand, die R. K. Pr." teekent, op het
volgende geval.
Het gebeurde te Brugge bij de senaats
verkiezing in 1878.
In October 1878 was er verkiezing
van den gemeenteraad. De meerderheid
en het bestaan der vrije scholen hing
er van af. Onder de kiezers was een
oude man, Franciscus de Busscher,
klokkenluider in de kathedraal te Brugge.
Hij was erg ziek, getroffen door eene
beroerte.
Daags vór de verkiezing was hem
de dokter komen bezoeken en had hem
streng verboden ter stembus te gaan,
want, zeide hij, het ware eene onvoor
zichtigheid en gij zoudt zeker op weg
doodvallen.
Vader De Busscher sliep slecht dien
nacht ; 's morgens vroeg riep hij zijne
vrouw: Wanne" zeide hij, geef mij
mijne beste kleederen, ik ga stemmen."
Maar manlief, onmogelijk, gij weet,
wat de dokter u gisteren gezegd heeft."
Dat zijn mijne zaken," antwoordde
hij, en dat gaat den dokter niets aan."
Men liet zijn oudsten zoon Louis halen,
om vader te dwingen in zijn bed te
blijven ; Louis," zeide hij, toen zijn
zoon binnenkwam, gij moet mij helpen."
Maar vader, het zal u het leven
kosten."
Louis," zeide de vader, met tranen
in de oogen, het zou er op ne stem
kunnen aankomen, en ik wil niet met
die schuld op mijn geweten voor God
verschijnen."
Vader," zeide Louis, gij hebt gelijk,
ik zou het ook doen."
Men liet een rijtuig halen en voor
zichtig werd de oude man erin gedragen.
Op weg gevoelde hij zich slechter:
Louis," zeide hij, wakker het paard
wat aan, ik zou te laat kunnen komen."
Aan het kiesbureau gekomen, nam
men hem met vier mannen op, en zoo
kon hij zijn stembriefje in de hand van
den president leggen. Hij was uitgeput
en kreeg een nieuwen aanval van be
roerte. De eerwaarde heer De Huister,
die in het kiesbureau was, gaf hem de
laatste absolutie en men droeg hem in
het portaal der kapel van het H. Bloed.
Op weg kwam hij weer een weinig bij.
Louis," zeide hij, hebt gij gestemd?"
Maar, vader, ik kan u toch niet ver
laten, gij zijt stervende."
Louis, ik kan sterven zonder uwe
hulp, maar bij de verkiezing kan het
op ne stem aankomen ; haast u, ga
snel naar het bureau. Ik schenk u mijn
laatsten zegen."
Louis liep naar de stemming. . . .
Toen hij terugkwam, was vader De
Busscher gestorven als martelaar van
den kiesplicht.
Maar dank zij de ne stem van vader
De Busscher waren de vrije scholen gered
en daalde de criminaliteit in Brugge (zie
het hoofdartikel !) ? Nu weet men, dat op
een voorstander van Kolkmans Tariefwet
stemmen, voor een Kath. tegenstander van die
Tariefwet geboden is! Indien eenig lezer
nog melodramatischer verkiezingslectuur in'
handen krijgt dan het bovenstaande, houdt
dit Weekblad zich aanbevolen!
uimiimiimiililiilMt
Rotterdammers lichtschuw ?
Neen! zal men zeggen.
Ook wij zijn op die plotselinge, op die
prikkelende, op die bijna kwetsende vraag:
zijn Rotterdammers lichtschuw ?" geneigd
ontkennend te antwoorden !
Toch lijkt het er op of zij lichtschuw
zijn....
Men oordeele slechts.
In Rotterdam wenscht een gemeenteraad
een nieuw monumentaal Stadhuis. Het mag
vijf m i 11 i oen gulden kosten, en de Rotter
damsche burgerij ziet van te voren met be
grijpelijke spanning en trots er naar uit, hoe
haar Stadhuis wel wezen zal. De burgerij
van Hollands groote koopstad aan de Maas,
en trouwens heel Nederland, is benieuwd te
zien hoe uitstekend en hoe schoon dit bouw
werk wordt, dat, door grooten bloei rijk
geworden, Rotterdam zich bouwt. Zoo iets
is een nationale gebeurtenis, en die bereidt
men zorgvuldig voor. Men is zich bewust,
dat ook naar de innerlijke kracht en schoon
heid, die van zulk een Stadhuis uitgaat, in
de naaste en in verre toekomst het peil zal
worden gemeten van onze hedendaagsche
cultuur en meer in 't bijzonder het peil van
de Rotterdamsche.
Men stond dus, dat moet ieder toen het
plan opkwam gevoeld hebben, voor een be
langrijke gebeurtenis. Daarom heeft men
niet aan n persoon, zelfs niet aan n
college de beslissing in handen gegeven.
Over een Jury, een Raadhuiscommissie en
den Gemeenteraad heeft men gepoogd de
verantwoordelijkheid te verdeelen.
Nu komt echter het zonderlinge. Onlangs
verluidde, dat het oordeel der Jury (d. w. z.
van een meerderheid in de Jury) en dat het
oordeel der Raadhuiscommissie gevestigd
was. Voor een bepaald ontwerp, hetwelk,
temidden van andere ook zeer opmerkelijke,
was ingezonden,gevoelden diebeidelichamen
het meest. Meteen zette de Burgemeester
op de agenda van de a.s. Raadszitting van
5 Juni de beslissing over die buitengewoon
ingrijpende vraag welk ontwerp men kiezen
zou, d.w.z. welk gebouw voor verscheidene
menschengeslachten Rotterdam zou repre
senteeren.
Een gelukkig initiatief nam toen een der
raadsleden, de heer' Spiekman. Hij vroeg:
laten wij de ontwerpen eerst eens tentoon
stellen, opdat ieder ze zien kan, en laat ons
dan in volle vrijheid beslissen. Men kan
toch nooit weten welk gelukkig advies ons
nog gewordt. Men kan nooit weten, hoe
dankbaar wij later wezen zullen, dat, be
halve de meeningen van jury, raadhuiscom
missie en onszelf, wij de opinie van het
publiek en van vele Nederlandsche kunst
autoriteiten hebben kunnen vernemen !
Neen !
Dit Raadslid heeft ten antwoord gekregen:
dat, mocht de Raad een langeren tijd van
overweging wenschen, B. en W. hiertegen
geen bezwaar zouden hebben. Het college
bleef echter groot bezwaar zien in een
publieke tentoonstelling van de ontwerpen,
vór de Gemeenteraad zijn besluit geno
men heeft."
Welk een op lichtschuwheid gelijkende
houding is dit! Welk een zwakke houding
ook, als men er tenminste bij volhardt.
Zouden Rotterdams Burgemeester,
Rotterdams Raad en deze Jury zoo weinig zich
zelf zijn, dat zij de uiting van anderer advies,
hetwelk men immers volstrekt niet zal be
hoeven te volgen, vreezen ?
Vreezen zij de uiting van meeningen ?
Dit is toch wel heel vreemd!
Men moet zich moedenken om een excuus
te vinden, dat zou kunnen worden te berde
gebracht. Misschien komt, hebben wij ge
dacht, de burgemeester, die zich al eens
vroeger plechtig en met een schijn van
eerbied op de jury beroepen heeft (na
haar eerst naar zijn wil gezet te hebben),
vertellen, dat nieuwe-adviezen-uitlokken zou
zijn te kort doen aan den eerbied voor dit
college.... Maar dan heeft men toch wel
bedacht, dat het tentoonstellen en b.v. voor
ieder in reproductie verkrijgbaar stellen van
de ontwerpen misschien wel gelukkige ad
viezen kan doen ontstaan, allerminst echter
lijkt op adviezen uitlokken! Dan heeft men
verder toch wel in 't oog gehouden, dat bij
de oprichting van een zoo representatief
openbaar gebouw, dat vijf millioen gulden
moet kosten, alle kleine rücksichten ten
opzichte van eigen onfeilbaarheidjesbehooren
te vervallen ten bate van het algemeen
belang ?
Het is werkelijk te wenschen, dat men, bij
een zoo groot gebeuren, den koninklijken
weg zal bewandelen !