Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l Juni '13. No. 1875
Kasteel te Deurne, Noord-Brabant
(Uit: Kasteelen, Buitenplaatsen, Tuinen en Parken van Nederland)
Oud-Hollandsch Bloempaterre van het Kasteel Middachten, Gelderland
(Uit: Kasteelen, Buitenplaatsen, Tuinen en Parken van Nederland)
Kasteelen, Buitenplaatsen, Tuinen
en Parken van Nederland, met 470
Afbeeldingen; tekst van HESSEL
JONGSMA; Amsterdam, Scheltema
en Holkema's Boekhandel (K.
Groesbeek en Paul Nijhoff)
Eenigen tijd geleden schreef Prof. L.
Knappert in dit Weeklad over de uitgave
van Elzevier: Nederlandsche Kasteelen
en hun Historie, met tekst van wijlen
E. W. Moes en K. Sluyterman. Ongeveer
tegelijkertijd verscheen, in minder
wetenschappelijken stijl gehouden, maar il
lustratief naar mij dunkt nog fraaier,
een dergelijke uitgave: Kasteelen van
Nederland, een uitgebreide verzameling
bevattend van de uitstekende
afbeeldinfen, die in den loop der jaren in het
jdschrift Buiten" verschenen zijn. Dit
is dus journalistieke arbeid, waaraan geen
jarenlange historische studie voorafging,
maar de opmerkelijke frischheid en zeld
zame verzorging der afbeeldingen, waar
uit dit (eerste?) groote boekdeel bestaat,
en de daarmee gepaard gaande, onge
dwongen geschreven en onderhoudende
bijschriften van den heer Jongsma, doen
mij met genoegen ook op deze Kasteelen"
de aandacht vestigen.
Wij hebben burchten der middeleeuwen
nog vele in ons land, meestal heel droef
geestige en wel eens grimmige, nu en dan
ook, indien de tooverroede van weelde,
en verfraaiingszin ze aanraakte vroolijk
aandoende huizingen, kanteelige,
rondbekoepelde, in een nederig land uit
ziende als groote heeren tusschen het
klein volk der dorpen. Men nadert ze,
als ze bewoond zijn, ook nu nog met
een zeker ontzag. Deze oude schutsen der
door oorlogsgeweld zoo dikwijls platge
treden landstreken hebben reeds spoedig
deze heure maatschappelijke beteekenis
verloren, maar ze toch alleen verloren in
zooverre zij burchten waren tegen den be
legerenden krijgsman, niet in hare geslo
tenheid en overheerschend overwicht
over den vroeger beschermden en weldra
alleen uitgebuiten omwoner. De kasteelen
zijn spoedig niet anders geweest dan de
voor vroeger tijd weelderige roofnesten,
waar de goeddoorvoede adelaarsjongen
met vast tribuut hun min of meer sier
lijk leven doorbrachten.
Toen kwam de tijd der burgerlijke
overheersching, onze gouden eeuw. Zoons
en kleinzoons van winkeliers in laken
en van handelaars op den Oost kochten
zich oud-adellijke woningen of werden
er in den dienst der Republiek of der
groote steden, gelijk de dichter Hooft op
het Kasteel te Muyden, gehuisvest: Bal
juw van Gooiland. Zij dreven er de
praallievendheid ver, hun geld spandeerend
aan rijken Renaissance-uitbouw, aan tui
nen in Lenötre's stijl, of zuinig de woning
Kasteel Nederhorst den Berg, Noord-Holland
(Uit: Kasteelen, Buitenplaatsen, Tuinen en Parken van Nederland)
beheerend naar de overgeleverde manier
der Hollandsche vaderen. Menige spruit
van adellijk bloed, die door oude banden
aan een landstreek- verbonden, in de
ridderschap zich gehandhaafd had, en
het feudaal leven wist te rekken in een
achterlijke omgeving, voerde zijn kleuren
op de burchtblinden en de boerenhoeven
van zijn gebied. Het is wonderbaarlijk,
dat bij het uitsterven dezer geslachten,
bij de nieuwe eischen die het leven stelde,
bij oproer en oorlog, nog zoovele kas
teelen de lotswisselingen hebben weten
te trotseeren en dikwijls geslachten lang
in dezelfde familie gebleven zijn.
Niemand ontkomt, ook in dezen mo
dernen tijd, en ook al ontnam den be
zoeker een intensief groote-stadsleven
alle eenvoudige verwondering, aan een
zeker ontzag bij het nadertreden aan een
bewoond kasteel. Het kleed maakt den
dominee, en de opdiening is de helft
van den maaltijd: een
ge- - bouw dwingt den bezoeker
een indruk op, reeds vór hij
den bewoner gezien heeft. Niet
voor niets ontving Napoleon
op een verhevenheid staande,
en de purperen, huishooge bal
dakijn in eene kathedraal boven
het gemijterde hoofd van den
Bisschop doet den eerbied der
geknielde menigte in even
redigheid stijgen. Uiterlijkheid
sleept ons innerlijk mee. De
buitenstaander voelt zich tot
ontzag voorbereid bij het zien
der tot grootschheid zich ont
plooiende kasteelvormen, en
de bewoner, indien daarvoor
ontvankelijk genoeg, neemt
van het majesteitelijke zijner
huizing iets over in zijn inner
lijk leven. Dit laatste moet
tenminste bij een deel der
bewoners mogelijk wezen.Wie,
die op zijn gevoelsleven de
engheid of de sierlijke
ruimteverhoudingen van een vertrek,
van een trappenhuis, ontwaar
de, zal dit loochenen?
Ik zeide reeds, dat men met
genoegen in den tekst bladert.
Voorzoover een niet op his
torische details belust publiek
in de geschiedenis der Neder
landsche Kasteelen op aange
name wijze wil grasduinen, is
deze telkens korte, nooit ver
moeiende en doorgaans aan
gename toelichting voor haar
doel geëigend. Van haastige
correctie zijn sporen, en zeker
ware het beter, dat men den
bewerker in staat gesteld
hadde, zoo niet alle de tien
tallen kasteelen, dan toch een
zeker aantal in hun eigenaar
dige omgeving te zien en alzoo
mér te doorleven. Doch, gelijk
ik gezegd heb, het doel der uit
gave zijn de op blank papier uitgevoerde,
meerendeels groote illustraties geweest.
Het Loo voorop, dan Soestdijk, de wit ge
pleisterde nieuwere gevels dezer konink
lijke verblijven, de luxueuze zalen en
trappen, dik met tapijten belegd,marmeren,
ondanks zonlicht koude voorportalen,
dunne priëelgangen in natuurlijk" ge
houden tuinen, rijke plafonds, fijne antieke
kasten, opwaarts strevende
schoorsteenen. De parketvloer van het Huis ten
Bosch met zijn Jordaensen (Frederik
Hendrik-zaal), de zonderlinge Chineesche
zaal in dat verlaten iustslot, het is alles
met groote nauwkeurigheid in beeld ge
bracht.
Meer dan deze, wat hun gevels be
treft, tot helaas op krakelingenblikjes
en sigarendoozen afgebeelde paleizen
(maar hier heel anders gereproduceerd!),
trokken mij die verweerde en dikwijls
met wingerd begroeide kasteelen aan,
die achteraf in verre provincies de heerlijk
heid vormen van een gewestelijke dorps
heid : zulke zorgvuldig bewaarde, vaak
uit kleine beurs onderhouden familie
goederen, hebben iets intians, iets
gerechtvaardigds en iets droomerigs, dat de
blinkende, killere lust-sloten missen. Ook
vindt men er voorbeelden van architec
tuur onder, waarbij onze koninklijke
paleizen niet halen kunnen! Het hier
afgebeelde Nederhorst met zijn fijne ver
houdingen doet denken aan de tengere
ledematen van het edelwild, waarop, in
vroeger tijd, men uit zulke heeren
woningen ter jacht ging....
Uitgaven als deze zijn beter dan ge
schiedenisboeken in staat, belangstelling
in het Nederlandsche leven van vroeger
tijd in breede groepen te wekken.
VAN DEN EECKHOUT
* * *
Lucas-tentoonstelling
in.
Het talent van Sluijters wordt
geleidelijkaan meer erkend, schreef ik, en dan is het
wel eigenaardig, dat dezelfde gronden voor
de vroeger algemeene ergernis in zijn werk
nog bestaan. Hij .schildert nog heele partijen
in een gelaat met puur groen, en de haar
dos van een vrouw met vurig rcod en even
eens groen; ook met het blauw is hij al
even kwistig, wel eens te kwistig, als
toen hij de jas van dat mansportret schil
derde. En al is het ook waar, dat zijn
talent nu een staat van verderen uitgroei
vertoont, dan kan daarbij geen sprake zijn
van omkeer of zwenking. De lijn, die zijn
ontwikkeling te vervolgen heeft, is naar
het doel van meerdere gaafheid in het kleur
wezen en verstelliging in de vormduiding.
Een schilderwerk van Jan Sluijters heeft
menigmaal gemis aan gebondenheid; het
vormverloop is op vele plaatsen onderbro
ken, uitgedrukt in lijnen, wel rijk aan pittige
accentuatie's, maar met onvoldoende span
ning, alsof zij uit einden en eindjes bestaan,
die aan elkaar gehecht zijn.
De schilderfactuur zelf is dan haperend,
zoodat de kleurpartijen met al haar hevig
heid schrilheid soms niet, gestolten