Historisch Archief 1877-1940
l Juni '13. No. 1875
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
NIEUWE NED.-INDISCHE POSTZEGEL
Zooals men ziet aan bovenstaand frag
ment van een nieuwe Indische
postenveloppe is de teekening, op de Queen
Victoria zegels geïnspireerd, alweer
weinig gelukkig. Wij hebben in Neder
land reeds enkele uitmuntende sierkun
stenaars, maar de autoriteiten behelpen
zich nog steeds met den eersten den
besten teekenaar.
tlllllllllllllllimillllllllllllllllllllllll
liiiMiiiiiiiiiiMiiiimiiiiiiiiiiiiiii
en vast, elkaar begrenzen, maar, als ver
kruimeld hinderlijke hiaten in het geheel
laten. Het werk is echter nooit suf of voos,
integendeel altijd vurig, maar het is als de
onvoldragen en onsamenhangende uiting
van een, die stotterend van drift, kwalijk
uit zijn woorden kan komen. Zijn inzending
doet nu, verheugend, opmerken een aan
merkelijke aanwinst in vastheid van bouw
en gedragenheid van de voordracht. Ook
aan volledigheid. Het bloemstuk met de
seringen geeft een getuigenis van die ver
rukte aanschouwing der werkelijkheid, zoo
spaarzaam bij de tegenwoordige schilders,
waarop ik in mijn vorig artikel doelde. De
bloemen zijn niet gegeven als een brok
werkelijkheid rijk aan kleuren en sierlijk
van vormen, maar, zich oplossend in de
lichtwemeling van de omgeving, gezien als een
Weeldeverschijning van kleuren in de on
stoffelijkheid van opale glanzen. Het werk
is brillant en teeder tegelijk, en zeer jam
mer is het, dat het bordje met vruchten op den
voorgrond de zuiverheid van het geheel
schaadt. Dezelfde rijkheid, sereenheid zelfs,
van kleuruitdrukking in stil en helder glorend
licht, is in het groote naakt, dat echter
in de uitvorming van de wél schoon
uitrijzende gedaante, nog gebondenener en
gaver kon zijn.
De met ornamenten omstrengelde vrouwe
romp of cariatidefiguur beschouw ik
als een miswassen product, waarbij de uiting
van een natuurlijken aandrift door cerebrale
til* tlWIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIilllllllllltllllll
LXXXIII
De groote toren-telescoop van
Mt. Wilson
Een der machtigste hulpmiddelen van de
sterrekundigen is op het oogenblik de boven
genoemde torentelescoop, die tot het Mt.
Wilson-zpnneobservatorium behoort. Mis
schien zijn de lezers wel bekend met het
uiterlijk van dit zeer eigenaardige bouwwerk,
dat in verschillende tijdschriften afgebeeld
is en o.a. ook te vinden is in het sterrekundige
werk van v. d. Bilt in de Wereldbibliotheek.
Maar gewoonlijk worden de détails van deze
inmenging belemmerd werd. Deze schilder
heeft in zijn ontwikkeling zich meer op
nevenpaden begeven, die buiten zijn koers
liggen. In zooverre is hij ook kind van zijn
tijd met een kunst waaraan het bespiegelend
en redematig karakter sterk geprononceerd is.
Maar juist deze, die nog bevoorrecht is
boven zoovelen met een bruisenden schilder
drift, zal in en door de daad zelf tot den
ideëelen stand van zijn kunst moeten geraken.
Die geornamenteerde vrouwefiguur is, als een
som op de koele berekeningen van decoratieve
of styleerende kunst, tot een wangroei ge
worden, maar in den zelfden lijn ongeveer,
doch nu uit de macht der intuïtie, heeft hij
het bereikt met de Dame in het groen, een
verschijning uit het bewegelijk leven om te
scheppen tot een beeld van schoone even
wichtigheid in een sierlijken en lenigen op
gang van lijnen.
De portretten, scherp en raak van
individueele kenschetsing, konden toch nog meer
verdiept zijn en... voldragener. Het zijn
intusschen als proeven van moderne
portretteerkunst, ongemeene verschijningen (ver
gelijk er alles maar bij uit de omgeving)
maar voor mij althans is treffender
nog om de psychologische doordringing van
het individu, de beeltenis van het meisje
in rood kleed.
Er zijn over Sluijters verschillende mee
ningen, en (ik spreek nu niet over de con
servatieven) lang niet alle toegenegen gezind.
Velen vinden hem te wild of van een gees
telijke ruwheid. Maar voorloopig acht ik het
rechtvaardig beschouwingen over het ethisch
wezen van zijn kunst terzijde te laten, om
de gezonde kracht en de verkwikkende
wakkerheid in dit schilderwerk te erkennen.
Want deze toch ontwikkelt een
geestkrachtige activiteit, die velen hem mogen
benijden ; en daarmee hebben we alvast een
stelligen waarborg, voor den zin van wat hij
doet, al is het dan vaak in onbesuisden ijver.
Een gevaar lijkt me, en heeft me altijd
geleken, zijn rapvaardigheid, die kan
leiden tot oppervlakkigheid. Want tot
zelftoezicht heeft vooral iemand, wien alles
vlot van de hand gaat, zich voortdurend te
begeven. Sluijters is een schilder, die zich
snel en gemakkelijk verplaatst. Het is uit
den aard ook van zijn temperament. Hij past
zich makkelijk aan bij verschijningen om
hem heen en ik weet niet in hoevere dat
onwillekeurig gaat.
Van Dongen deed zijn invloed op hem
gelden, en ik meen nu weer in zijn Dame
in het groen een uitwerking te zien van zijn
kennisname der kleurvisioenen van
Kandinsky. Het is kortzichtig dat als een euvel
bij een schilder op te nemen, want ook bij
de aller grootsten valt dat op te merken. Het
is een voordeel zoeken naar alle zijden tot
zelfcultuur, niet in navolging, maar in ver
kenning van strevingen analogisch met de
eigene. Maar nu is het gevaarlijke bij
Sluijters, dat hij ook behendig en rap zich
zou kunnen aanpassen aan een kunstuiting,
waartoe hij zich minder genegen voelt. Daar
heeft hij echter, toen het werken in den
trant der meesters van de Haagsche School
kijker op niet voldoende duidelijke wijze
afgebeeld; de bij dit artikel gevoegde afbeel
dingen zullen misschien een helderder inzicht
geven in den loop der lichtstralen en de inrich
ting'van het gebouw.
In 1907 was reeds voor het onderzoek der
zon een toren opgericht van 20 meter hoog,
en dit apparaat was eigenlijk meer als een
proefneming bedoeld. Maar het succes was
zoo groot, dat reeds na'een jaar de directeur
Hale het plan opvatte een veel grooter toren
kijker te bouwen. Deze toren moest 45 meter
hoog worden. Beschouwt men den toren
als een kijker, wat hij ook eigenlijk is, dan
begrijpt men wel, dat het opstellen van een
dergelijken langen kijker zö, dat hij naar alle
zijden van den hemel gedraaid kan worden,
een technische onmogelijkheid is. De langste
kijker die op deze wijze draaibaar is opge
steld, is die van de Yerkes-sterrewacht, welke
kijker 21 meter lang is. Reeds eerder had
men veel langer kijkers gemaakt en deze
een vaste, niet draaibare opstelling gegeven.
Daarvoor werd echter een horizontale stand
AFig. 1. LOOP VAN EEN LICHTSTRAAL IN DEN TORENTELESCOOP. De Witte Stippellijn
is een willekeurige invallende zonnestraal. Deze valt eerst op den coelostaat A, een
zeer dikke platte spiegel, die door een uurwerk zoo gedraaid wordt, dat de straal
steeds in dezelfde richting teruggekaatst wordt op den onbewegelijken platten spiegel
B, die de zonnestraal verder verticaal omlaag kaatst, waar de lens L haar zoo breekt,
dat in den voet van den toren een zonnebeeld gevormd wordt.
Fig. 2. TORENTELESCOOP. A, B en L zijn de spiegels en de lens uit fig. 1. Het zonne
beeld wordt gevormd bij F in de observatiekamer in den torenvoet. Onder de observatie
kamer is in den rotsgrond een put gemaakt (met wenteltrap). Op den putbodem
wordt het zonlicht dat bij F passeert, door een spectroscoop ontleed en teruggekaatst
naar de observatiekamer, dicht naast F. Het torengeraamte zelf is dubbel om
windtrillingen onschadelijk te maken. De lichtstralen, die L passeeren, worden door den
koker in den toren beschermd tegen hinderlijk licht van de zijden.
nog een meer profijtelijk bedrijf was, nooit
blijk van gegeven.
Van Gestel acht ik het eveneens geen
uiterlijke nadoenerij, maar verkenning van
de principen der Cubisten bij zijn mathe
matisch opgebouwde schilderingen, al zullen
de strengen in de leer hem niet tot de hunnen
rekenen. Het schilderwerk van Gestel is
gedegener, maar ook logger dan bij Sluijters;
wel meer gevoed, maar tevens te dik en te
wezenlijk van kleur.
Zijn decoratieve bloemstukken zijn echter
dikwijls kloek van bouw en van eigenaardige
kleurvisie, die symbolisch geneigd is. Het
Interieur heeft een zekere harmonie van het
bontgekleurde. Zijn cubistische" proeven
wil ik nemen als een studieoefening, die
gericht is op een van conventionneele
zienswijzen gelouterd vormbegrip, op het
naspeuren van de grondwetten, die het
lijnverloop regelen ten opzichte van ons
zintuigelijk waarnemingsvermogen, op her
kenning der logica in het samenstel van
alle verschijningen. Het werk is echter
methode, een projectie, en verkeert, als het
werk van alle cubisten (d»t daarom nog
volstrekt niet steeds bizaar geknutsel moet
heeten), in het stadium van de
beweginglooze larve, die zich nog niet tot vlinder
ontpopt heeft.
Van de overige jongeren valt niet zooveel
te zeggen. Het schilderijtje van Van der Hem
verdient even luchtig voorbij gezien te wor
den als het gladhandig vervaardigd werd; de
twee portretstudie's zijn wel stevig in elkaar
gezet, of geschroefd, met academische be
kwaamheid, maar... hoefden niet geschil
derd te worden.
Monnickendam lijkt een herboren Jordaens,
maar de bloedrijkheid en de gespierdheid van
dezen vroegeren vlaamschen materialist,
gevulgariseerd tot een hollandsch type. Deze
herleving van de Allegorie is daarmee in stijl!
Maks' werk doet me wel eens denken aan
het geforceerd brutale optreden van iemand,
die verlegen is. Zoo verstout hij zich, met
wat vertwijfelende halstarrigheid, tot dingen
die hij niet omvatten kan. Hij doet groote
machtsgebaren om orde te scheppen in een
bajert van kleurvlakken en onbestemde,
onbestembare vormen. Hij beult zich wel
af geloof ik op zijn werk, maar zijn inspan
ning zal onvruchtbaar blijven, zoolang hij
niet van zijn schilderkunstige braspartijen
zich wat onthouden kan, om soberder maar
heilzamer voedsel te zoeken tot zijn ont
wikkeling in een wel verantwoorde teeke
ning, in een klare en vaste duiding der
vormen. Zijn onbetwistbare maar nog zér
onvolgroeide kwaliteiten komen nog 't meest
uit in 'n enkel figuur of type als No. 140.
Om nu een eind te maken aan deze be
spreking der Lucas-tentoonstelling, waarbij
uitteraard veel van wat te prijzen is, onge
noemd bleef, ik herinner me dan vooral
sommige dingen van Wolter, wijs ik nog
even op de aanwezigheid van ultra-moderne
verschijningen, die wellicht tot de Expressio
nistische richting te rekenen zijn, bij het werk
van Mej. Berg en den heer Schwarz. Voor
vele bezoekers zal dit de aantrekkelijkheid
gekozen; door middel van een draaibaren
spiegel werd het licht van een ster of ander
hemellichaam teruggekaatst en in den onbe
wegelijken kijker gebracht. Iets dergelijks
gebeurt ook hier in den toren-telescoop,
maar de vaste kijkerstand is niet horizontaal
maar verticaal. De buis, die anders de lens
draagt, is vervangen door het torengeraamte
zelf. De toren moet aan verschillende voor
waarden voldoen; de lenzen en spiegels moe
ten zoo stevig opgesteld worden, dat geen
ongewenschte beweging mogelijk is door wind
vlagen en dergelijke invloeden. Deze optische
deelen worden bovendien zoo gemaakt,dathet
heete zonlicht, dat er op valt, geen merkbare
vormveranderingen veroorzaakt door uit
zetting. De zonnestraal moet zoo hoog
mogelijk boven den grond opgevangen
worden; de toren moet zoo hoog zijn, dat
een lens met een grooten brandpuntafstand
kan gebruikt worden, zoodat een zoo groot
mogelijk zonnebeeld verkregen wordt, enz.
De zonnestralen, die natuurlijk alleen als de
zon in het zenith stond, bovenin den toren
zouden vallen, verticaal omlaag, moeten,
daar dit niet het geval is, door spiegels hier
gebracht worden. De wijze, waarop dit ge
schiedt, is door fig. l verduidelijkt, waar de
top van den torenkijker is afgebeeld. De witte
gestippelde lijn geeft den loop van een wille
keurig invallende zonnestraal aan, die door
een opening van den koepel naar binnen komt.
Deze straal valt eerst op een platten spiegel A.,
die bijna een halve meter in middellijn is.
Deze spiegel is draaibaar opgesteld en zijn
draaiingsas is evenwijdig met de aardas en
ligt bovendien in het spiegelend oppervlak
van den spiegel. De draaiing om deze as
wordt veroorzaakt door een klokwerk evenals
bij een gewonen draaibaren kijker. Een derge
lijke spiegel heet een coelostaat. Het klokwerk
geeft een zögroote draaiingssnelheid, dat
een zonnestraal, die op de spiegel valt, altijd
in een bepaalde vaste richting teruggekaatst
wordt. Deze teruggekaatste straal valt (zie
fig. 1) op een tweede platten spiegel B., die
onbewegelijk is, en die de straal terugkaatst,
precies verticaal omlaag. Om de spiegels
zoo weinig mogelijk door de zonnehitte te
laten verwarmen, wat de loop der licht
stralen zeer zou beïnvloeden, heeft men de
spiegels zeer dik gemaakt. De
coelostaatspiegel is liefst 33 centimeter dik, en de andere
spiegel, die 37.5 cM. in middellijn is, heeft
nog een dikte van 27.5cM.! Deze inrichting
heeft het resultaat opgeleverd, dat zelfs, na
het eenige uren lang blootstellen der spiegels
aan het zonlicht, geen belangrijke vorm
veranderingen van dit spiegelend oppervlak
merkbaar waren. Maar laat ons terugkomen
op de lichtstraal, die nu verticaal omlaag
gaat. Deze lichtstraal passeert iets lager de
lens L, die een middellijn heeft van 30 cM.
en die de lichtstralen vereenigt in een brand
punt aan den voet van den toren, waar dus
ook het zonnebeeld gevormd wordt. In fig. 2,
waar de geheele toren zichtbaar is met de
relatieve standen van spiegels en lens uit
fig. l, is het punt F, in de voet van den
toren, de plaats waar dit brandpunt ligt.
Dit punt wordt gevormd in de
observatiekamer, die hier ook te onderscheiden is, en hier
wordt dus het beeld van de zon waargenomen,
dat een middellijn heeft van 44 centimeter.
Er zijn echter nog verdere apparaten aan
gebracht. Onder de observatiekamer is n.l.
een put in den grond gemetseld, die in fig. 2
ook geteekend is, met de daarin loopende
spiraaltrap. Deze put is 24 M. diep en op
zijn bodem bevinden zich de spectroscopische
instrumenten.
Men kan n.l. de zonnestralen bij F dieper
VERDEDIGING VAN STEDEN TEGEN EEN AANVAL VAN LUCHTSCHEPEN
Door een Engelsch ingenieur is voorgesteld op hierbij afgebeelde wijze balonnen
door de lucht te slepen boven bedreigde steden. Het draad dat de balonnen
aan den wagen verbindt die ze voorttrekt kan electrisch geladen worden en
de balonnen vlam doen vatten
hebben van een curiositeit. Het zijn proeven
van abstraheerende verbeelding der
werkefijkheid, en ze zijn gerechtvaardigd ondernomen
zoowel als geëxposeerd te worden gelijk zoo
veel anders. Het onvolkomene hindert hier
echter veel erger om het zonderlinge. Ik wil
me bepalen den raad te geven wat onbe
vangen te bezichtigen de NOS. 201 en 202;
het eerste vooral maar aan te zien als
kleurwerking. Misschien ondervinden er meer,
als ik, hierbij een sensatie. In ieder geval
meen ik dit werk niet zinloos, maar voor
ontwikkeling vatbaar. We zullen dus af
wachten.
W. STEENHOFF
niiiiiimiiiiMiHiiiiiitiiiiiiiiHiiiii mttiiMimtfilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Charivari
De gevaren der beeldspraak
De verwerping der Bakkerswet was
de opgeheven vinger der rechterzijde
tegen minister Talma." (Mr. Tydeman
te Tiel).
Een l^rling moet in een klas, waar
geen orde heerscht wel een gevoel heb
ben als een schip in branding waarvan
het ankertouw breekt." (School en Leven).
Een der flinkste en edelste karakters,
welke in de I7de eeuw den bodem van
iiiiiiiillliliiiiiiiiiiuiiiiiiiiimiiiliiiiiiiiiiiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililliiiii
Fig. 3. WATERSTOFPROTUBERANSEN AAN DEN ZONNERAND, GEFOTOGRAFEERD IN
DEN TORENTELESCOOP. De zonneschijf zelf is afgedekt. De photo is gemaakt door
de lichtstralen, die waterstof speciaal uitzendt, zoodot alle andere stoffen, die op
de zon voorkomen, onzichtbaar zijn. Men kan dus op deze wijze zien welk deel der
zonneverschijnselen aan waterstof te danken is. Op dezelfde wijze is het aandeel
van andere elementen na te gaan.
laten passeeren; zij dalen af in den put, en
b2reiken op zijn bodem de prisma's of een
rooster (glas met tallooze fijne evenwijdige
krasjes, zeer dicht bij elkaar aangebracht).
Het zonlicht wordt hierdoor ontleed in zijn
samenstellende deelen, het zonnespectrum.
Deze stralen worden weer omhoog terug
gekaatst naar de observatiekamer, waar zij
even opzij van F arriveeren. Hier kunnen
zij gephotografeerd worden, waarbij gevoelige
platen van negen decimeter lengte gebruikt
kunnen worden! Het is o.a. mogelijk om
op deze wijze de zon te photografeeren
met een bepaalde lichtsoort en daar elke
? lichtsoort afgezonden wordt door een be
paalde grondstof op de zon, kan men zoo
doende photo's krijgen, waarop b.v. alleen de
calciumdeelen van de zon zichtbaar zijn, of
alleen de waterstofdeelen, enz., wat natuurlijk
voor de bestudeering der zon en de verdeeling
der stoffen erop, van groote waarde is.
Voor bepaalde waarnemingen, waarbij het
gewenscht is, dat een niet zógroot beeld
van de zon gevormd wordt, kan men de
lens L uit fig. l vervangen door een andere
lens met korter brandpuntsafstand, n.l. van
20 of van 10 M. Daar deze lenzen telkens
opgehangen worden op 20 of 10 M. boven
F, blijft het gevormde zonnebeeld steeds in
den observatiekamer vallen.
Technische moeilijkheden bij het bouwen
van de toren zijn op de volgende wijze
opgelost. De hooge toren is natuurlijk zeer
onderhevig aan trillingen door windvlagen.
Hierom heeft men eigenlijk een dubbele
toren gebouwd, ieder geheel compleet en
vrij van elkaar ; nergens steunt de binnenste
toren tegen de buitenste, ledere toren heeft
zijn eigen pijlers. Elk deel van den
buitentoren is hol en bevat het overeenstemmende
deel van den binnentoren. De binnentoren,
die natuurlijk windvrij is, draagt de optische
deelen, terwijl de buitentoren de koepel
draagt en den binnentoren beschut. Overal
is een ruimte van 7.5 cM. gelaten tusschen
de deelen van buiten- en binnentoren, wat
voldoende voorbehoedmiddel is tegen elke
windtrüling.
De koepel bestaat uit twee kwartbollen,
de eene iets ruimer dan de andere. In ge
sloten stand sluiten zij precies. Opengedraaid
schuift de kleinste kwartbol binnen den
binnenkant van den wijderen kwartbol,
zoodat een zijde geheel open is.?Midden door de
toren loopt een vierkante buis omlaag (zie
fig. 2) van plaatijzer, om de lichtstraal, die
de lens is gepasseerd niet te bederven" door
licht van terzijde. Deze ijzeren bus is door
zeildoek beschermd tegen de zonnestralen
van buitenaf.
De put, waarvan de wanden uit beton
bestaan, is in den rotsbodem aangebracht en
heeft het groote voordeel, dat de
temperatuttrschommelingen gedurende het geheele jÉSt
zeer gering zijn, wat van het allergrooiSte
belang is voor het werken met de boven
vermelde prisma's of met het rooster.
De totale hoogte van den toren met den
koepel erbij is bijna 60 M.; er is 150 ton
staal gebruikt bij zijn opbouw. De acht
betonpijlers waarop de buitentoren rust
wegen ieder ongeveer 70 ton, terwijl de vier
pijlers voor den binnentoren ieder 19 ton
wegen. Voor het bewegen van verschillende
instrumenten en onderdeelen, o.a. voor het
corrigeeren der spiegelstanden, worden
electrische motoren gebruikt, waarvan er achttien .
stuks noodig bleken te zijn.
De groote' torenhoogte heeft het voordeel
dat het zonnebeeld veel rustiger is; 's zomers
op de hei zien we de struiken aan den
horizon trillen en beven door de
luchtstroomen, die de heete grond veroorzaakt,
maar de iets hooger gelegen voorwerpen
doen aan dit trillen niet mee, omdat de heete
luchtstroomen niet zoo hoog hun sterken
invloed kunnen uitoefenen. Daar nu de
zonnestraal bij dezen torenkijker hoog in de
lucht opgevangen wordt en dan omlaag wordt
gevoerd, zorgvuldig beschermd tegen
luchtstroomingen onderweg, wordt een zeer rustig
zonnebeeld verkregen.
P. VAN OLST