Historisch Archief 1877-1940
15 Juni '13. - No. 1877
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
een niet onbeteekenende teruggang waar te
nemen, waarbij gunstige factoren geen
invloed ten goede meer konden uitwerken.
Want hoe schitterend het inmiddels.ver
schenen jaarverslag van de Koninklijke"
ook moge zijn, het vermocht den koers der
aandeelen niet op het hooge niveau te hou
den, dat in den loop der laatste weken is
bereikt geworden.
Den overigen soorten verging het niet anders
en ook Tabaks- en Rubber-aandeelen moes
ten ettelijke procenten prijsgeven, wat uit
onderstaande cijfers blijkt.
Dordtsche Petroleum 186 pCt. 184VspCt.
Geconsolideerde 225 207
Koninklijke 626 619
Perlak Petr. 67 65
Sumatra Palembang 226 221
Orion Petr. 97 89
Bindjey Tabak 107^ 104*
Deli Batavia 470 460
Cultuur 151H 146
Maatschappij 583 569
Medan Tabak 227 225
Senembah 540 523 H
United Lankat 539 535
Amsterdam Rubber 185 174
Nederl. Rubber 72 % 66
Het ligt voor de hand dat, indien werkelijk
de sociaal-economische omstandigheden niet
de oorzaak van de déroute zijn, maar als die
buiten alle verhouding gaande daling is uit
gelokt met tebaatneming van tijdelijk
heerschende ongunstige verschijnselen, het dan
zér wel mogelijk is, dat het einde nog
niet daar is.
Doch het kan ook even plotseling verkeeren
indien de regeering, wat meermalen is voor
gekomen, meent de geldmarkt ter hulpe te
moeten komen waarmede misschien het doel
van de haute finance zou zijn bereikt? Of
ligt dit nog verder?
Het blijft eene open vraag.
In den loop dezer week zijn verschillende
nieuwe uitgiften aangekondigd; daaronder
f 3.000.000 6 pCt. Cum. pref. aandeelen a
110 pCt. der Vereenigde Kon. Papierfabrieken
van Gelder & Zonen, op f 405.000.?aand.
Suikerfabriek Bodjong had de inschrijving
plaats a 100 pCt.
Die op 150.000.?6 pCt. Cum. pref.
aand. B. van R. S. Stokvis & Zn. Ltd. en
75.000.?gewone aandeelen resp. a 97
en 170 pCt. had een buitengewoon gunstig
succes.
Voorts stelt de Ned. Ind. Escompto Mij.
op 24 Juni a.s. ter inschrijving open op
f 1.500.000 aandeelen a 130 pCt. en de Hol
land la Plate Hypbk. op 18 Juni a.s. op
f 1.000.000 5 pCt. pandbrieven a 100 pCt.,
terwijl bij de Amst. Bank de gelegenheid
op Maandag a.s. openstaat om in te schrijven
op Krt. millioen 4^ pCt. pandbrieven
Hongaarsch Bodencredit a 94 pCt.
13 Juni V. D. M.
*, *
De economische ontwikkeling van den
Balkan
Nog steeds verkeert Europa in spanning
met het oog op de groote waarschijnlijkheid,
dat de Balkan-broedervolken andermaal den
strijd zullen aanbinden, thans niet yereenigd
, tegen een gemeenschappelijken vijand om
* huri Verdrukte broederen te bevrijden, «aar
onderling en tegen elkander, omdat zij het
niet eens kunnen worden over de verdeeling
van den buit.
Oostenrijk vooral volgt met ingespannen
belangstelling den loop der onderhandelingen
tusschen zijn naburen. Men weet aan den
Donau zeer goed, dat het daar in het Oosten
de echte broeders niet zijn en men bij het
beoordeelen van den nieuwen toestand reke
ning moet houden met hunne eigenaardige
zeden en gewoonten, zoo geheel verschillend
van wat men gewoonlijk onder Europeesche
beschaving verstaat.
De overwinnaars, die nauwelijks een strijd
op leven en dood hebben uitgevochten,
staan reeds weder met het zwaard in de
vuist gereed om een nieuwen strijd te be
ginnen. Vier kleine staten, te zamen ongeveer
11 millioen zielen tellend, hebben in enkele
maanden tijds een groot rijk met het dubbel
aantal inwoners doen uiteenspatten en een
kwestie opgelost, waarmede Europa zich
eeuwen lang had het hoofd gebroken.
Dat die kleine overwinnaars het denk
beeld niet van zich kunnen afwerpen, aldus
een reuzentaak te hebben volbracht, is be
grijpelijk. Volgens een gewoon Europeesch
verstand, zouden zij thans meer dan voldaan
kunnen zijn.
Maar blijkbaar zien zij niet opnieuw tegen
het verlies van goed en bloed op, om ieder
voor zich een zoo groot mogelijk gedeelte
van den buit tot zich te trekken en gunt
de een den ander niet, wat te voren bij
contract elk hunner was toegewezen.
Als middel tot oplossing van het ernstig
geschil tusschen de vrienden van gisteren
zullen, behalve de druk, door de Euro
peesche diplomaten uit te oefenen, onder
handelingen worden gevoerd tusschen de
premiers van den vier-bond, waarbij zal
worden getracht tot overeenstemming te
komen door de wederzijdsche economische
belangen op den voorgrond te doen treden.
Met andere woorden, men wil beproeven
. den staatkundigen Balkan-bond, die te niet
dreigt te gaan, te herstellen door middel van
een tol-unie, welk denkbeeld is uitgegaan
van den slimmen minister-president
Venezilos van Griekenland.
Dit schijnt zeer aannemelijk, maar bij
andere overweging komt men al spoedig tot
de gevolgtrekking, dat de Balkan-staten
elkander niet veel zullen kunnen aanbieden
en de vrije goederen-ruil onderling aan geen
hunner buitengewone voordeelen zal ople
veren, omdat zij allen vrijwel hetzelfde
produceeren en zij elkander dus niet van
beteekenis hebben aan te bieden.
Alle vier toch zijn in hoofdzaak
graanproduceerende landen met een belangrijke
veeteelt.
Zoowel Bulgarije als Servië zoeken mark
ten voor hun vee en hun agrarische voort
brengselen, maar geen van beiden heeft dit
noodig van den ander te koopen.
Alleen Griekenland zou bij den ruil kun
nen profiteeren, waaruit reeds terstond de
slimheid van den vader van het denkbeeld
blijkt.
Het zou nl. voor zijn zuidvruchten, zijn
krenten en zijn goedkoope wijnsoorten in
Servië en Bulgarije een markt kunnen vinden,
maar kan daartegenover op zijn beurt niets
aanbieden, omdat beide anderen zelven op
leveren, wat het overigens produceert.
In Oostenrijk-Hongarije verzuimt men niel
het naburige Servië opmerkzaam te maken
op de veel grootere economische voordeelen,
die hei zou verkrijgen, door een tol-unie met
de monarchie aan te gaan. Het zou dan een
markt verkrijgen voor zijn vee, maar Oosten
rijk-Hongarije zou daardoor een goed afzet
gebied vinden voor zijn industrie. Want deze
is in de Balkan-landen nog van bescheiden
beteekenis en de bewoners moeten de meeste
nijyerheidsvoortbrengelen nog altijd uit het
buitenland betrekken.
Maar er zijn reeds vreemde kapers op de
kust: in Nisceh zal een groot fabriekscomplex
voor het vervaardigen van wagons, ijzer
constructie, oorlogsmaterieel, munitie en
ijzerwaren worden gebouwd, waaraan een
ijzer-, staal- en metaalgieterij, alsmede een
electrische centrale zal worden verbonden.
Het maatschappelijk kapitaal van deze onder
neming is voorloopig op 4.500.000 francs
bepaald en wordt deels uit Servische bron,
maar voornamelijk door Fransche, Duitsche
en Engelsche geldgevers gefourneerd, hetgeen
den Serviërs blijkbaar meer aangenaam is,
dan de hulp van Oostenrijksche financiers.
De politieke pntstemmingtegen
OostenrijkHongarije is in Servië, na de jongste ge
beurtenissen, nog niet genoeg geweken om
in de monarchie iets anders te zien, dan de
moedwillige overmacht, die Servië heeft be
let het grootere gebied, dat het in den strijd
had veroverd, ten volle te behouden. Het
wil dus liever bij zijn economische ont
wikkeling door anderen worden geholpen
dan door dezen in zijn oogen baatzuchtigen
en afgunstigen nabuur.
Financieel en economisch was Bulgarije
reeds vór het uitbreken van den oorlog
goed vooruitgegaan. Van 1900 tot 1911 waren
de inkomsten van zijn budget reeds van 79
millioen tot 190 millioen, de ontvangsten
van zijn staatsspoorwegen van 4 millioen
tot 30 millioen francs toegenomen.
Tot dusver had het een zuinige flnancieele
politiek in praktijk gebracht, waarvan het
gevolg is dat het een, naar verhouding, ge
ringe schuldenlast heeft. Deze bedraagt
ongeveer 600 millioen francs, d. i. op een
bevolking van 4^ millioen zielen circa 140
francs per hoofd, terwijl de schulden van
Servië, bij een kleinere bevolking 670 mil
lioen francs bedragen, d. i. 230 francs per
hoofd, voor Griekenland 370, Rumenië 230
en Oostenrijk 240 francs.
Meer dan de helft van zijn schuldenlast
heeft Bulgarije geleidelijk besteed voor zijn
spoorwegnet met normale wijdte van ruim
2000 K.M. en voor den kostbaren aanleg der
havenwerken van Varna en Boergas, terwijl
Servië van een zeehaven verstoken
een spoorwegnet heeft van slechts ongeveer
1000 K.M., waarvan een derde deel nog met
smal spoor.
Bij het in cultuur brengen en het econo
misch ontwikkelen van zijn nieuw verworven
gebied zal Burgarije een krachtigen steun
vinden in zijn goed gevestigde financieele
positie, en zijn staatskrediet, waardoor het
de taak, die het zich tot doel heeft gesteld,
te spoediger en gemakkelijker zal kunnen
volbrengen.
In veel minder gunstige conditie verkeert
daarentegen Servië; men he.eft nog dezer
dagen kunnen lezen, dat het van de 30 mil
lioen francs, die het te Parijs wilde leenen,
slechts 10 millioen kan bekomen, op voor
waarden dao og, dat daarvan 6 millioen te
Parijs zou blijven ter voldoening van de eerst
vervallende coupon van zijn staatsschuld.
13,6 '13 (Slot volgt) v. D. S.
Puzzle
PERPETUUM MOBILE-PUZZLE
In het nr. van l Juni gaf ik dit puzzle op
te lossen:
Een boer heeft vier-en-twintig varkens.
Hij wenscht dit aantal over de hokken I, II,
III en IV zóte verdeelen, dat een bezoeker,
aan wien hij zijn stal toont, en met wien hij
in de rondte loopt in de richting der pijltjes,
in ieder volgend hok naar varkens kijkend,
er telkens een aantal vindt, dat aan de tien
naderbij is dan die in het vorig hok.
Gaan zij maar
nmaal rond dan
is de oplossing
gemakkelijk. In I
zou men er b.v.
drie kunnen plaat
sen, in II vijf, in
III zes en in IV
tien.Vijf is immers
dichter bij tien dan
drie, zes dichter
bij tien dan vijf,
tien dichter bij tien dan zes. Ging hij echter
met zijn gast verder dan zou hij weer bij
drie komen dat niet dichter bij tien is dan
tien ...
Hoe kan hij zijn wensch verwerkelijken?
Over twee weken volgt de oplossing.Wie
zendt mij haar vooraf met opgave van den
tijd.dien hem het hoofdbreken heeft gekost?"
Niemand zond mij haar! Een kleine twintig
probeerden er een gooi naar te doen, en de
zonderlingste oplossingen" gewerden mij,
waaruit alleen viel af te leiden, dat de in
zender weinig critisch stond tegenover zijn
uitvindingen.
Een correspondent scheen mij zeer ver
nuftig. Hij schreef: Plaats in I een varken,
in II twaalf, in III elf, in IV geen, of gebruik
een variatie hiervan. Welnu komt de be
zoeker voor het ledige hok, dan kan hij niet
genoemd worden naar varkens kijkend" en
aldus kan de boer hem altijd, telkens als de
bezoeker naar varkens kijkt" op mér var
kens wijzen dan in het vorig hok aanwezig
waren. De plaatsing der komma's geeft
dezen inzender, den heer P. H. E. G. van
Manen te Beek, m. i. geen gelijk.
Een ander correspondent, wiens naam ik
in zijn eigen belang niet noem, een stads
bewoner, durfde het volgende schrijven :
Ik denk dat de boer in elk hok zes varkens
doet, zijn gast voorgaat en telkens even een
hok inwandelt. De gast zal dan lederen keer
zeven varkens vinden, terwijl in 't pas ver
latene er maar zes zijn!"
De oplossing van het puzzle is dit:
Stal I 8 varkens = 8
II 10 = 10
111 O = O
IV 6 =6
Totaal 24
Rondgaande toch krijgt men:
Acht
Tien is dichter bij tien dan acht
NIETS is dichter bij tien dan tien
Zes is dichter bij tien dan niets
Acht is dichter b&'ti£n dan zes
enz. enz,%iz'.! :
Dit puzzle staat in'"?Eildón Grange", a
tale, by Andrew Clark M. A
Uitgevers: Hamilton, Adams & Co. London.
Zoo schreef mij de heer J. A. C. Suringar
te Haarlem, wien aldus de eer toekomt
duizenden een puzzle te hebben voorgelegd,
waar niemand weg mee wist.
Volgende week een andere opgave.
M. J.
p. a. Red. Amst. Wbl. v. Ned.
* * *
Ingezonden
Het Koninklijk Veto-recht
Geachte Redactie,
Mag ik den heer mr. J. G. Blink, die in
het vorige nummer van dit Weekblad een
artikel schreef over het Koninklijk veto
recht even in herinnering brengen het oude
Hollandsche rijmpje: Wat gij niet wilt dat
u geschiedt, doe dat ook een ander niet."
Ik zal in dit blad met den heer Blink geen
polemiek aangaan over den aard en de strek
king van het vetorecht van den Koning (de
heer Blink weet natuurlijk wel, dat van veto
recht in den juisten zin des woords hier
geen sprake kan zijn ; immers
niet-sanctionneeren is nog geen veto uitspreken) maar
ik zou hem willen vragen, hoe zijn artikel
er uit zou zien als het eens geschreven was
naar aanleiding van een poging der rechter
zijde om een van links tot stand gebrachte
wet niet in het Staatsblad te krijgen of door
een nadere wet te niet te doen, b.v. de
leerplichtwet.
't Is gevaarlijk een wapen te hanteeren,
dat tegen ons kan worden gekeerd. En dan, de
heer Blink zal toch niet willen beweren, dat de
verzekeringswetten principieel rechtsch zijn
en daarom verwerpelijk ? Hebben de sociaal
democraten niet voor gestemd ? Zou het
niet wat anti-democratisch zijn deze wetten
die dan toch wat geven, al kan over de wijze
waarop ze het geven nog zooveel verschil
bestaan, te niet te doen en de arbeiders
klasse nog weer jaren te laten wachten, totdat
over het principe der verzekering allen het
eens zijn, wat misschien nooit gebeurt. En
ten slotte waar zoo in doorsnede om de vier
of acht jaar de volksovertuiging zich wijzigt,
gezien ten minste de verouderde samenstelling
der volksvertegenwoordiging, daar zou het
een fraaie geschiedenis worden als telkens
de legislatieve arbeid van eenige beteekenis,
die natuurlijk in mindere of meerdere mate
een principieel stempel draagt, teniet zou
worden gedaan door een volgende regeering.
Gelukkig dan maar dat men tot nog toe
van een zoodanig gebruik van het
veto"recht der kroon niet heeft willen weten;
en bewust. Immers de ontdekking" van
Mr. Blink is niet nieuw, reeds in 1878 was
er zeer ernstig sprake van een zoodanig
gebruik van het veto-reeht.
't Lijkt mij 'nog al logisch dat men den
door Mr. Blink aangegeven weg niet heeft
bewandeld. In de eerste plaats omdat dan
een veto-oorlog zou qritstaan zoo ongeveer
om de 4 jaar, en in de tweede plaats, omdat
nu toch waarlijk in eJJsgryjEigislatieven arbeid
van een regeering vór den objectieven
tegenstander nog wel zooveel te waardeeren
valt en zooveel
algemeene-belangen-behartiging kan worden gezien dat tot paarden
middelen geen toevlucht behoeft te worden
genomen. En zeker niet bij de verzekerings
wetten, die absoluut geen partijwetten zijn.
Ten slotte heeft men niet te vragen, is de
zaak geregeld naar mijn zin, maar: is de
zaak geregeld zoo, dat het algemeen belang
gebaat of in elk geval meer gebaat dan
geschaad wordt.
Laat de heer Blink zich die vraag eens in
alle objectiviteit voor leggen. Laat ik hem
dit nog ter geruststelling zeggen, dat ik
zeer democratisch en niet rechtsch ben.
Met dank voor de plaatsing,
W. F. DETIGER
* * *
De bezwaren die de Heer Detiger tegen
mijn stukje over de wenschelijkheid van
herleving van het koninklijk veto-recht heeft,
zijn, meen ik, drieërlei. Daarom heb ik dit
onderschrift in drie deelen gesplitst, waar
van elk n dier bezwaren te weerleggen
tracht.
1. Naar mijne meening is het allereerste
vereischte, waaraan een wet moet voldoen,
dit, dat zij zich aanpast bij de
rechtsovertuiging en de wenschen van de meerderheid
des volks; naar mijne meening kan een ge
bruik maken van haar veto-recht door de
kroon dienen om dat doel te bereiken ; dit
is een zuiver wetenschappelijke opvatting,
waarvan ik de consequenties gaarne aan
vaard en ik begrijp niet, hoe iemand,
die mijn artikel goed gelezen heeft, hieraan
twijfelen kan! ook voor de gevallen,
waarin dit leiden zou tot liet tegenhouden
van wetten, die mijn volle sympathie hebben.
Evenals de Heer Detiger vraag ook ik niet,
of een zaak naar mijn zin geregeld is, maar
of de regeling strekt ter bevordering van
het algemeen belang; alleen, ik voeg er dit
aan toe: of zij dit doet, daarover doet bij
ons stelsel een de kiezers wezenlijk
representeerend parlement uitspraak. Gemis aan
objectiviteit is mij dus in geenen deele te
verwijten.
2. De heer Detiger betoogt, dat, gesteld
mijn opvatting van het veto-recht ware juist,
dit recht volgens die opvatting ten aanzien
van de verzekeringswetten toch nog geen
toepassing zou kunnen vinden, aangezien ik
zelf toch niet zal willen beweren, dat de
verzekeringswetten principieel rechtsch zijn
en daarom verwerpelijk. Hebben de sociaal
democraten niet voorgestemd ?" Mijn ant
woord hierop is, dat degenen, wier richting
kans heeft om aan het bewind te komen,
tegenstanders zijn van het stelsel van wet
geving, dat in de verzekeringswetten ge
huldigd is, getuige het concentratie-pro
gram en de stemmingen in de Kamer. Dat
de sociaal-democraten vór hebben gestemd,
doet niet ter zake, want zij behooren niet
tot de concentratie, die wellicht blijken zal
de meerderheid van het Nederlandsche volk
te representeeren. Ik geef hier echter toe,
dat ik in mijn stuk het geval, waarin
ten opzichte der verzekeringswetten naar
mijne meening het veto-recht behoorde te
worden toegepast, te ruim heb voorgesteld
door te spreken van het geval, dat de rechtsche
partijen het onderspit delven; dit had moeten
zijn: het geval, dat de vrijzinnige concen
tratie meer zetels behaalt dan clericalen en
sociaal-democraten te zamen. Aan het wezen
van mijn betoog verandert dit echter niets.
3. Ten slotte een antwoord op de opmer
king van den Heer Detiger, dat er bij mijne
opvatting zoo ongeveer om de 4 jaar een
veto.-oorlog" zou uitbreken, en dat de legis
latieve arbeid van eenige beteekenis telkens
door een volgende regeering zou worden te
niet gerjaan. Om te beginnen verklaar ik de
uitdrukking veto-oorlog" voor misleidend,
want de zaak te bezwaarlijk voorstellend.
Immers, bij het door mij geschetste gebruik
van het veto-recht zal het wezen van een
oorlog", nl. twee elkaar te vuur en te zwaard
bekampende partijen, niet aanwezig zijn, daar
alles wordt uitgemaakt door den boven de
partijen staanden Koning, en door hem alleen.
Bovendien heeft de Heer Detinger mijn stukje
ook wat dit punt betreft niet goed gelezen.
Ik wilde den Koning slechts dan zijn sanctie
zien opschorten, c.q. gevolgd door het veto,
(terecht veronderstelt de Heer Detinger, dat
ik natuurlijk wel weet, dat veto" eigenlijk
het wezen der zaak niet juist weergeeft; ik
gebruikte welbewust den populairen naam),
indien tegen het einde eener legislatieve
periode zich teekenen voordoen, dat de
Kamer de overtuiging des volks wellicht
niet meer representeert. Met het in de kern
der legislatieve periode tot stand gebrachte
heb ik dus het veto-recht niet in verband
willen brengen, gelijk ik zeer duidelijk heb
doen uitkomen. Als eenig argument des
heeren Detiger, dat ik accepteer als ingaande
tegen het wezen van mijn betoog, blijft dus
over, dat volgens hem bij mijn opvatting
wel iedere 4 jaar over het op het laatst der
legislatieve periode tot stand gebrachte het
koninklijk veto kan worden uitgesproken.
Hiertegen merk ik vooreerst op, dat blijkens
de Nederlandsche parlementaire geschiedenis,
bij lange na niet iedere 4 jaar de richting
van het parlement een andere wordt. Verder
zal toepassing van haar recht tot opschor
ting der sanctie door de Kroon slechts dan
behooren te geschieden, als een wankelende
meerderheid zoo onkiesch is, om onderwer
pen, over welker regeling de partijen ver
schillend denken, op het allerlaatst nog even
in den door haar begeerden vorm onder den
hamer door te jagen. Maar gesteld, dat het
eens zoo was, dat mijne opvatting tot een
geregelde vierjaarlijksche sanctie-opschor
ting zou leiden, dan was ook dat nog voor
mij geen reden om hare onbruikbaarheid in
te zien. Als in de overtuiging des volks zich een
zoo veelvuldige ommekeer doet gelden, dan
behoort die ommekeer zich ook in de wetge
ving te kunnen afspiegelen. En ik zie niet in,
welk bezwaar er tegen kan bestaan, dat de
Kroon hare sanctie gedurende b.v. een maand
opschort. Verwerpt n der Kamers een wets
ontwerp, dan kan de Kroon door haar te
ontbinden, wel de kiezers ten allen tijde
uitspraak laten doen; waarom moet
nu een dergelijke controle op het represen
tatief karakter van het parlement niet even
eens bestaan wanneer een ontwerp aange
nomen is? In het eerste geval acht ons
Regeeringsstelsel de Kroon de geschikte
macht; waarom in het andere geval, dat
van het eerste in wezen niet verschilt, niet
eveneens ? Gevaar voor machtsaanmatiging
der Kroon, de reden van afsterven voor het
oude veto-recht, bestaat bij toepassing van
dat recht in het door mij geschetste geval
niet. Eenzelfde ontwikkeling als onder in
vloed van de veranderde rechtsovertuiging
door het koninklijk ontbindingsrecht is onder
gaan, behoort ook aan het koninklijk veto
recht ten deel te vallen. Vreest men moeilijk
heden voor de Kroon, dan is mijn antwoord,
dat naar ons Regeeringsstelsel de koning
nu eenmaal geen dood orgaan is, maar de
macht, die nagaat, of wat zich aan komt
melden als de uiting van den volksgeest,
dit inderdaad, wel is."
Mr. J. G. BLINK
* * *
Hagenbeck
Geachte Redactie!
Naar aanleiding van het stukje over
Hagenbeck in het vorig nummer van de
Groene" zou ik gaarne het volgende willen
opmerken:
M. i. is in dat stukje het voornaamste
hierbij buiten beschouwing gelaten, wat ik
in de volgende punten kort zou willen
samenvatten:
1. Beseft het publiek wel ten volle wat
het voor dieren, die aan de grootst mogelijke
vrijheid gewend waren, beteekent om in
nauwe hokken te worden opgesloten en aan
de willekeur van niet al te zachtzinnige
menschen te zijn overgeleverd?
2. Weet het publiek hoc de dieren getemd
en gedresseerd worden ? Met lieve woordjes
en lekkernijen? Of met honger, zweep, strop,
pistool en wat dies meer zij ?
Ooggetuigen verhalen van striemen op de
huid der leeuwen; stel u zoo iets onteerends
voor van een koning"! In het Handelsblad
had men kunnen lezen hoe een pistoolschot
een pijnlijk geschroeide wonde maakt en
eiken avond hoort men de schoten knallen.
In de Telegraaf kon men lezen, hoe een
dier aan een strop bij pogingen om zijn
kwelgeest te bereiken telkens half geworgd
werd, tot ten slotte zijn wil neergebeukt werd.
Juist, verslaggever, 'dat woord is u zeker
ontsnapt, het typeert zoo juist de handel
wijze van den bruut, die zich helaas ook
mensen noemt, tegenover een weerloos dier !
In verband hiermee deel ik nog mede, dat
de duiven, waarmede een dame onlangs in
Carréoptrad, niet behulp van een
mattenkloppcr worden gedresseerd, zó, dat zij er
soms dood bij neervallen! Stel u voor, publiek,
een mattenklopper op het teere lijf van
een duif!
3. Durft het publiek, zulke dingen wetend,
nog met een gerust hart naar een voorstelling
te gaan, waarin dieren optreden" en hier
door de volle verantwoordelijkheid voor
genoemde gruwelen op zich nemen? Ik durf
gerust spreken van verantwoordelijkheid van
het publiek; immers, het is zoo eenvoudig:
blijft het publiek weg van voorstellingen
met dieren, dan worden deze niet weer
gegeven!
4. Ten slotte, laat het publiek het niet om
de dieren, dan nog zijn zulke voorstellingen
met wilde dieren als zeer onzedelijk te be
schouwen, daar zij, evenals de prikkellectuur,
la béte humaine wakker maken, en ons verder
dan ooit van vrede en geluk afbrengen.
Daarom, n om u zelf, n om de dieren,
blijft weg van Hagenbeck en consorten!
Amst., 11 Juni 1913
P. C. KAPTIJN
De romantisch gekleurde stukjes in de
dagbladen over al het liefelijks, dat men bij
Hagenbeck ziet, hangen samen met de
advertentie-rubrieken dier dagbladen. Wij
nemen het stuk van den heer Kaptijn met
volle instemming op. Zoolang ons publiek
iiet martelen der dieren wil zien bij' rond
reizende leeuwentemmers is het niet beter
dan het Spaansche publiek dat stierenge
vechten bijwoont. RED.
Damspel
minimi unit iiiiiiiiiiiiiini niii ut iniiiiiniiHnii
10e Jaargang 15 Juni 1913
Redacteur: J. DE HAAS
Graaf Florisstraat 15", Amsterdam
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
ONZE CURSUS
In onze laatste bespreking van de type
slagen behandelden wij een zeer fraaien
ingewikkelden slag. Gelijk wij toen reeds
zeiden, stellen wij er belang in te weten of
gij dezen slag hebt kunnen vinden zonder
schijven aan te raken. Bericht dit dus even
op. een briefkaartje. Dit is belangrijk, want
wij kunnen dan eens nagaan hoe het met
uw damkennis gesteld is.
Thans volgt de toepassing van dezen slag
met zwart. Alle hens dus op dek en gespeeld
als volgt.
Wit Zwart
1. 33-28 . 18-23
2. 39-33 12-18
3. 44-39 7-12
4. 50-44 2-7
'5. 34-30 20-24
6. 30-25 15-20
7. 40-34 10-15
8. 34-30 24-29
9. 33:24 20:29
10. 44-40 ?
Nu is de slagzet mogelijk.
ZWART
10.
11.
12.
13.
14.
15.
WIT
38:29
40:29
29:18
49:40
25-23
29-33
23:34
18-23
13:44
14-20
12-18
Nu is het duidelijk waarom 2-7 gespeeld
werd inplaats van 1-7, daar dan de slag
niet opgaat.
16. 23:21 16;49 .
De toepassing van den slag, thans voor
zwart is dubbel leerzaam.
Wederom de toepassing van dezen slag
voor zwart. Zie hiervoor onderstaanden stand.
ZWART
WIT
Zwart 19 schijven op 26, 8/16,19/21,23,26.
Wit 19 schijven op 22, 28, 32/46, 48, 50.
Wit speelt en maakt dam als volgt:
Wit Zwart
1. 22-18 13:22
2. 28:17 11:22
3. 33-28 22:33
4. 38:7 2:11
5. 37-31 26:28
6. 39-33 28:30
7. 35-2
Bijna denzelfden stand hebben wij reeds
behandeld.
Men zegt wel, dat alle ,goede dingen in
drieën gaan en daarom geven wij nog een
voorbeeld. Thans de toepassing van dezen
slag door wit. Wij plaatsen drie voorbeelden,
daar het voor alles noodzakelijk is, dat gij
dezen slag goed kent.
ZWART
WIT
Stand:
Zwart 18 schijven op l, 35, 7;9, 11/19,
23, 29.
Wit 18 schijven op 25, 26, 28, 30/32, 35,
37/40, 41/43, 45, 46, 48, 49.
Zwart is aan den zet. De afwikkeling is
als volgt.
Wit Zwart
1. 29-33
2. 38:29 23:34
3. 40:29 18-23
4. 29:18 13:44
5. 49:40 14-20
6. 25:23 12-18
7. 23:21 16:49
CORRESPONDENTIE
Beste Lucas. De ingezonden stand is be
langwekkend genoeg om in de rubriek een
plaatsje te vinden. Is het echter wel juist,
dat u een schijf voor bent? Uw oplossing
kreeg ik toevalligerwijs nu eerst in handen.
Zij is correct. Ik had verzuimd die te ver
melden.