De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 15 juni pagina 11

15 juni 1913 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

15 Juni '13. - No. 1877 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 een niet onbeteekenende teruggang waar te nemen, waarbij gunstige factoren geen invloed ten goede meer konden uitwerken. Want hoe schitterend het inmiddels.ver schenen jaarverslag van de Koninklijke" ook moge zijn, het vermocht den koers der aandeelen niet op het hooge niveau te hou den, dat in den loop der laatste weken is bereikt geworden. Den overigen soorten verging het niet anders en ook Tabaks- en Rubber-aandeelen moes ten ettelijke procenten prijsgeven, wat uit onderstaande cijfers blijkt. Dordtsche Petroleum 186 pCt. 184VspCt. Geconsolideerde 225 207 Koninklijke 626 619 Perlak Petr. 67 65 Sumatra Palembang 226 221 Orion Petr. 97 89 Bindjey Tabak 107^ 104* Deli Batavia 470 460 Cultuur 151H 146 Maatschappij 583 569 Medan Tabak 227 225 Senembah 540 523 H United Lankat 539 535 Amsterdam Rubber 185 174 Nederl. Rubber 72 % 66 Het ligt voor de hand dat, indien werkelijk de sociaal-economische omstandigheden niet de oorzaak van de déroute zijn, maar als die buiten alle verhouding gaande daling is uit gelokt met tebaatneming van tijdelijk heerschende ongunstige verschijnselen, het dan zér wel mogelijk is, dat het einde nog niet daar is. Doch het kan ook even plotseling verkeeren indien de regeering, wat meermalen is voor gekomen, meent de geldmarkt ter hulpe te moeten komen waarmede misschien het doel van de haute finance zou zijn bereikt? Of ligt dit nog verder? Het blijft eene open vraag. In den loop dezer week zijn verschillende nieuwe uitgiften aangekondigd; daaronder f 3.000.000 6 pCt. Cum. pref. aandeelen a 110 pCt. der Vereenigde Kon. Papierfabrieken van Gelder & Zonen, op f 405.000.?aand. Suikerfabriek Bodjong had de inschrijving plaats a 100 pCt. Die op 150.000.?6 pCt. Cum. pref. aand. B. van R. S. Stokvis & Zn. Ltd. en 75.000.?gewone aandeelen resp. a 97 en 170 pCt. had een buitengewoon gunstig succes. Voorts stelt de Ned. Ind. Escompto Mij. op 24 Juni a.s. ter inschrijving open op f 1.500.000 aandeelen a 130 pCt. en de Hol land la Plate Hypbk. op 18 Juni a.s. op f 1.000.000 5 pCt. pandbrieven a 100 pCt., terwijl bij de Amst. Bank de gelegenheid op Maandag a.s. openstaat om in te schrijven op Krt. millioen 4^ pCt. pandbrieven Hongaarsch Bodencredit a 94 pCt. 13 Juni V. D. M. *, * De economische ontwikkeling van den Balkan Nog steeds verkeert Europa in spanning met het oog op de groote waarschijnlijkheid, dat de Balkan-broedervolken andermaal den strijd zullen aanbinden, thans niet yereenigd , tegen een gemeenschappelijken vijand om * huri Verdrukte broederen te bevrijden, «aar onderling en tegen elkander, omdat zij het niet eens kunnen worden over de verdeeling van den buit. Oostenrijk vooral volgt met ingespannen belangstelling den loop der onderhandelingen tusschen zijn naburen. Men weet aan den Donau zeer goed, dat het daar in het Oosten de echte broeders niet zijn en men bij het beoordeelen van den nieuwen toestand reke ning moet houden met hunne eigenaardige zeden en gewoonten, zoo geheel verschillend van wat men gewoonlijk onder Europeesche beschaving verstaat. De overwinnaars, die nauwelijks een strijd op leven en dood hebben uitgevochten, staan reeds weder met het zwaard in de vuist gereed om een nieuwen strijd te be ginnen. Vier kleine staten, te zamen ongeveer 11 millioen zielen tellend, hebben in enkele maanden tijds een groot rijk met het dubbel aantal inwoners doen uiteenspatten en een kwestie opgelost, waarmede Europa zich eeuwen lang had het hoofd gebroken. Dat die kleine overwinnaars het denk beeld niet van zich kunnen afwerpen, aldus een reuzentaak te hebben volbracht, is be grijpelijk. Volgens een gewoon Europeesch verstand, zouden zij thans meer dan voldaan kunnen zijn. Maar blijkbaar zien zij niet opnieuw tegen het verlies van goed en bloed op, om ieder voor zich een zoo groot mogelijk gedeelte van den buit tot zich te trekken en gunt de een den ander niet, wat te voren bij contract elk hunner was toegewezen. Als middel tot oplossing van het ernstig geschil tusschen de vrienden van gisteren zullen, behalve de druk, door de Euro peesche diplomaten uit te oefenen, onder handelingen worden gevoerd tusschen de premiers van den vier-bond, waarbij zal worden getracht tot overeenstemming te komen door de wederzijdsche economische belangen op den voorgrond te doen treden. Met andere woorden, men wil beproeven . den staatkundigen Balkan-bond, die te niet dreigt te gaan, te herstellen door middel van een tol-unie, welk denkbeeld is uitgegaan van den slimmen minister-president Venezilos van Griekenland. Dit schijnt zeer aannemelijk, maar bij andere overweging komt men al spoedig tot de gevolgtrekking, dat de Balkan-staten elkander niet veel zullen kunnen aanbieden en de vrije goederen-ruil onderling aan geen hunner buitengewone voordeelen zal ople veren, omdat zij allen vrijwel hetzelfde produceeren en zij elkander dus niet van beteekenis hebben aan te bieden. Alle vier toch zijn in hoofdzaak graanproduceerende landen met een belangrijke veeteelt. Zoowel Bulgarije als Servië zoeken mark ten voor hun vee en hun agrarische voort brengselen, maar geen van beiden heeft dit noodig van den ander te koopen. Alleen Griekenland zou bij den ruil kun nen profiteeren, waaruit reeds terstond de slimheid van den vader van het denkbeeld blijkt. Het zou nl. voor zijn zuidvruchten, zijn krenten en zijn goedkoope wijnsoorten in Servië en Bulgarije een markt kunnen vinden, maar kan daartegenover op zijn beurt niets aanbieden, omdat beide anderen zelven op leveren, wat het overigens produceert. In Oostenrijk-Hongarije verzuimt men niel het naburige Servië opmerkzaam te maken op de veel grootere economische voordeelen, die hei zou verkrijgen, door een tol-unie met de monarchie aan te gaan. Het zou dan een markt verkrijgen voor zijn vee, maar Oosten rijk-Hongarije zou daardoor een goed afzet gebied vinden voor zijn industrie. Want deze is in de Balkan-landen nog van bescheiden beteekenis en de bewoners moeten de meeste nijyerheidsvoortbrengelen nog altijd uit het buitenland betrekken. Maar er zijn reeds vreemde kapers op de kust: in Nisceh zal een groot fabriekscomplex voor het vervaardigen van wagons, ijzer constructie, oorlogsmaterieel, munitie en ijzerwaren worden gebouwd, waaraan een ijzer-, staal- en metaalgieterij, alsmede een electrische centrale zal worden verbonden. Het maatschappelijk kapitaal van deze onder neming is voorloopig op 4.500.000 francs bepaald en wordt deels uit Servische bron, maar voornamelijk door Fransche, Duitsche en Engelsche geldgevers gefourneerd, hetgeen den Serviërs blijkbaar meer aangenaam is, dan de hulp van Oostenrijksche financiers. De politieke pntstemmingtegen OostenrijkHongarije is in Servië, na de jongste ge beurtenissen, nog niet genoeg geweken om in de monarchie iets anders te zien, dan de moedwillige overmacht, die Servië heeft be let het grootere gebied, dat het in den strijd had veroverd, ten volle te behouden. Het wil dus liever bij zijn economische ont wikkeling door anderen worden geholpen dan door dezen in zijn oogen baatzuchtigen en afgunstigen nabuur. Financieel en economisch was Bulgarije reeds vór het uitbreken van den oorlog goed vooruitgegaan. Van 1900 tot 1911 waren de inkomsten van zijn budget reeds van 79 millioen tot 190 millioen, de ontvangsten van zijn staatsspoorwegen van 4 millioen tot 30 millioen francs toegenomen. Tot dusver had het een zuinige flnancieele politiek in praktijk gebracht, waarvan het gevolg is dat het een, naar verhouding, ge ringe schuldenlast heeft. Deze bedraagt ongeveer 600 millioen francs, d. i. op een bevolking van 4^ millioen zielen circa 140 francs per hoofd, terwijl de schulden van Servië, bij een kleinere bevolking 670 mil lioen francs bedragen, d. i. 230 francs per hoofd, voor Griekenland 370, Rumenië 230 en Oostenrijk 240 francs. Meer dan de helft van zijn schuldenlast heeft Bulgarije geleidelijk besteed voor zijn spoorwegnet met normale wijdte van ruim 2000 K.M. en voor den kostbaren aanleg der havenwerken van Varna en Boergas, terwijl Servië van een zeehaven verstoken een spoorwegnet heeft van slechts ongeveer 1000 K.M., waarvan een derde deel nog met smal spoor. Bij het in cultuur brengen en het econo misch ontwikkelen van zijn nieuw verworven gebied zal Burgarije een krachtigen steun vinden in zijn goed gevestigde financieele positie, en zijn staatskrediet, waardoor het de taak, die het zich tot doel heeft gesteld, te spoediger en gemakkelijker zal kunnen volbrengen. In veel minder gunstige conditie verkeert daarentegen Servië; men he.eft nog dezer dagen kunnen lezen, dat het van de 30 mil lioen francs, die het te Parijs wilde leenen, slechts 10 millioen kan bekomen, op voor waarden dao og, dat daarvan 6 millioen te Parijs zou blijven ter voldoening van de eerst vervallende coupon van zijn staatsschuld. 13,6 '13 (Slot volgt) v. D. S. Puzzle PERPETUUM MOBILE-PUZZLE In het nr. van l Juni gaf ik dit puzzle op te lossen: Een boer heeft vier-en-twintig varkens. Hij wenscht dit aantal over de hokken I, II, III en IV zóte verdeelen, dat een bezoeker, aan wien hij zijn stal toont, en met wien hij in de rondte loopt in de richting der pijltjes, in ieder volgend hok naar varkens kijkend, er telkens een aantal vindt, dat aan de tien naderbij is dan die in het vorig hok. Gaan zij maar nmaal rond dan is de oplossing gemakkelijk. In I zou men er b.v. drie kunnen plaat sen, in II vijf, in III zes en in IV tien.Vijf is immers dichter bij tien dan drie, zes dichter bij tien dan vijf, tien dichter bij tien dan zes. Ging hij echter met zijn gast verder dan zou hij weer bij drie komen dat niet dichter bij tien is dan tien ... Hoe kan hij zijn wensch verwerkelijken? Over twee weken volgt de oplossing.Wie zendt mij haar vooraf met opgave van den tijd.dien hem het hoofdbreken heeft gekost?" Niemand zond mij haar! Een kleine twintig probeerden er een gooi naar te doen, en de zonderlingste oplossingen" gewerden mij, waaruit alleen viel af te leiden, dat de in zender weinig critisch stond tegenover zijn uitvindingen. Een correspondent scheen mij zeer ver nuftig. Hij schreef: Plaats in I een varken, in II twaalf, in III elf, in IV geen, of gebruik een variatie hiervan. Welnu komt de be zoeker voor het ledige hok, dan kan hij niet genoemd worden naar varkens kijkend" en aldus kan de boer hem altijd, telkens als de bezoeker naar varkens kijkt" op mér var kens wijzen dan in het vorig hok aanwezig waren. De plaatsing der komma's geeft dezen inzender, den heer P. H. E. G. van Manen te Beek, m. i. geen gelijk. Een ander correspondent, wiens naam ik in zijn eigen belang niet noem, een stads bewoner, durfde het volgende schrijven : Ik denk dat de boer in elk hok zes varkens doet, zijn gast voorgaat en telkens even een hok inwandelt. De gast zal dan lederen keer zeven varkens vinden, terwijl in 't pas ver latene er maar zes zijn!" De oplossing van het puzzle is dit: Stal I 8 varkens = 8 II 10 = 10 111 O = O IV 6 =6 Totaal 24 Rondgaande toch krijgt men: Acht Tien is dichter bij tien dan acht NIETS is dichter bij tien dan tien Zes is dichter bij tien dan niets Acht is dichter b&'ti£n dan zes enz. enz,%iz'.! : Dit puzzle staat in'"?Eildón Grange", a tale, by Andrew Clark M. A Uitgevers: Hamilton, Adams & Co. London. Zoo schreef mij de heer J. A. C. Suringar te Haarlem, wien aldus de eer toekomt duizenden een puzzle te hebben voorgelegd, waar niemand weg mee wist. Volgende week een andere opgave. M. J. p. a. Red. Amst. Wbl. v. Ned. * * * Ingezonden Het Koninklijk Veto-recht Geachte Redactie, Mag ik den heer mr. J. G. Blink, die in het vorige nummer van dit Weekblad een artikel schreef over het Koninklijk veto recht even in herinnering brengen het oude Hollandsche rijmpje: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet." Ik zal in dit blad met den heer Blink geen polemiek aangaan over den aard en de strek king van het vetorecht van den Koning (de heer Blink weet natuurlijk wel, dat van veto recht in den juisten zin des woords hier geen sprake kan zijn ; immers niet-sanctionneeren is nog geen veto uitspreken) maar ik zou hem willen vragen, hoe zijn artikel er uit zou zien als het eens geschreven was naar aanleiding van een poging der rechter zijde om een van links tot stand gebrachte wet niet in het Staatsblad te krijgen of door een nadere wet te niet te doen, b.v. de leerplichtwet. 't Is gevaarlijk een wapen te hanteeren, dat tegen ons kan worden gekeerd. En dan, de heer Blink zal toch niet willen beweren, dat de verzekeringswetten principieel rechtsch zijn en daarom verwerpelijk ? Hebben de sociaal democraten niet voor gestemd ? Zou het niet wat anti-democratisch zijn deze wetten die dan toch wat geven, al kan over de wijze waarop ze het geven nog zooveel verschil bestaan, te niet te doen en de arbeiders klasse nog weer jaren te laten wachten, totdat over het principe der verzekering allen het eens zijn, wat misschien nooit gebeurt. En ten slotte waar zoo in doorsnede om de vier of acht jaar de volksovertuiging zich wijzigt, gezien ten minste de verouderde samenstelling der volksvertegenwoordiging, daar zou het een fraaie geschiedenis worden als telkens de legislatieve arbeid van eenige beteekenis, die natuurlijk in mindere of meerdere mate een principieel stempel draagt, teniet zou worden gedaan door een volgende regeering. Gelukkig dan maar dat men tot nog toe van een zoodanig gebruik van het veto"recht der kroon niet heeft willen weten; en bewust. Immers de ontdekking" van Mr. Blink is niet nieuw, reeds in 1878 was er zeer ernstig sprake van een zoodanig gebruik van het veto-reeht. 't Lijkt mij 'nog al logisch dat men den door Mr. Blink aangegeven weg niet heeft bewandeld. In de eerste plaats omdat dan een veto-oorlog zou qritstaan zoo ongeveer om de 4 jaar, en in de tweede plaats, omdat nu toch waarlijk in eJJsgryjEigislatieven arbeid van een regeering vór den objectieven tegenstander nog wel zooveel te waardeeren valt en zooveel algemeene-belangen-behartiging kan worden gezien dat tot paarden middelen geen toevlucht behoeft te worden genomen. En zeker niet bij de verzekerings wetten, die absoluut geen partijwetten zijn. Ten slotte heeft men niet te vragen, is de zaak geregeld naar mijn zin, maar: is de zaak geregeld zoo, dat het algemeen belang gebaat of in elk geval meer gebaat dan geschaad wordt. Laat de heer Blink zich die vraag eens in alle objectiviteit voor leggen. Laat ik hem dit nog ter geruststelling zeggen, dat ik zeer democratisch en niet rechtsch ben. Met dank voor de plaatsing, W. F. DETIGER * * * De bezwaren die de Heer Detiger tegen mijn stukje over de wenschelijkheid van herleving van het koninklijk veto-recht heeft, zijn, meen ik, drieërlei. Daarom heb ik dit onderschrift in drie deelen gesplitst, waar van elk n dier bezwaren te weerleggen tracht. 1. Naar mijne meening is het allereerste vereischte, waaraan een wet moet voldoen, dit, dat zij zich aanpast bij de rechtsovertuiging en de wenschen van de meerderheid des volks; naar mijne meening kan een ge bruik maken van haar veto-recht door de kroon dienen om dat doel te bereiken ; dit is een zuiver wetenschappelijke opvatting, waarvan ik de consequenties gaarne aan vaard en ik begrijp niet, hoe iemand, die mijn artikel goed gelezen heeft, hieraan twijfelen kan! ook voor de gevallen, waarin dit leiden zou tot liet tegenhouden van wetten, die mijn volle sympathie hebben. Evenals de Heer Detiger vraag ook ik niet, of een zaak naar mijn zin geregeld is, maar of de regeling strekt ter bevordering van het algemeen belang; alleen, ik voeg er dit aan toe: of zij dit doet, daarover doet bij ons stelsel een de kiezers wezenlijk representeerend parlement uitspraak. Gemis aan objectiviteit is mij dus in geenen deele te verwijten. 2. De heer Detiger betoogt, dat, gesteld mijn opvatting van het veto-recht ware juist, dit recht volgens die opvatting ten aanzien van de verzekeringswetten toch nog geen toepassing zou kunnen vinden, aangezien ik zelf toch niet zal willen beweren, dat de verzekeringswetten principieel rechtsch zijn en daarom verwerpelijk. Hebben de sociaal democraten niet voorgestemd ?" Mijn ant woord hierop is, dat degenen, wier richting kans heeft om aan het bewind te komen, tegenstanders zijn van het stelsel van wet geving, dat in de verzekeringswetten ge huldigd is, getuige het concentratie-pro gram en de stemmingen in de Kamer. Dat de sociaal-democraten vór hebben gestemd, doet niet ter zake, want zij behooren niet tot de concentratie, die wellicht blijken zal de meerderheid van het Nederlandsche volk te representeeren. Ik geef hier echter toe, dat ik in mijn stuk het geval, waarin ten opzichte der verzekeringswetten naar mijne meening het veto-recht behoorde te worden toegepast, te ruim heb voorgesteld door te spreken van het geval, dat de rechtsche partijen het onderspit delven; dit had moeten zijn: het geval, dat de vrijzinnige concen tratie meer zetels behaalt dan clericalen en sociaal-democraten te zamen. Aan het wezen van mijn betoog verandert dit echter niets. 3. Ten slotte een antwoord op de opmer king van den Heer Detiger, dat er bij mijne opvatting zoo ongeveer om de 4 jaar een veto.-oorlog" zou uitbreken, en dat de legis latieve arbeid van eenige beteekenis telkens door een volgende regeering zou worden te niet gerjaan. Om te beginnen verklaar ik de uitdrukking veto-oorlog" voor misleidend, want de zaak te bezwaarlijk voorstellend. Immers, bij het door mij geschetste gebruik van het veto-recht zal het wezen van een oorlog", nl. twee elkaar te vuur en te zwaard bekampende partijen, niet aanwezig zijn, daar alles wordt uitgemaakt door den boven de partijen staanden Koning, en door hem alleen. Bovendien heeft de Heer Detinger mijn stukje ook wat dit punt betreft niet goed gelezen. Ik wilde den Koning slechts dan zijn sanctie zien opschorten, c.q. gevolgd door het veto, (terecht veronderstelt de Heer Detinger, dat ik natuurlijk wel weet, dat veto" eigenlijk het wezen der zaak niet juist weergeeft; ik gebruikte welbewust den populairen naam), indien tegen het einde eener legislatieve periode zich teekenen voordoen, dat de Kamer de overtuiging des volks wellicht niet meer representeert. Met het in de kern der legislatieve periode tot stand gebrachte heb ik dus het veto-recht niet in verband willen brengen, gelijk ik zeer duidelijk heb doen uitkomen. Als eenig argument des heeren Detiger, dat ik accepteer als ingaande tegen het wezen van mijn betoog, blijft dus over, dat volgens hem bij mijn opvatting wel iedere 4 jaar over het op het laatst der legislatieve periode tot stand gebrachte het koninklijk veto kan worden uitgesproken. Hiertegen merk ik vooreerst op, dat blijkens de Nederlandsche parlementaire geschiedenis, bij lange na niet iedere 4 jaar de richting van het parlement een andere wordt. Verder zal toepassing van haar recht tot opschor ting der sanctie door de Kroon slechts dan behooren te geschieden, als een wankelende meerderheid zoo onkiesch is, om onderwer pen, over welker regeling de partijen ver schillend denken, op het allerlaatst nog even in den door haar begeerden vorm onder den hamer door te jagen. Maar gesteld, dat het eens zoo was, dat mijne opvatting tot een geregelde vierjaarlijksche sanctie-opschor ting zou leiden, dan was ook dat nog voor mij geen reden om hare onbruikbaarheid in te zien. Als in de overtuiging des volks zich een zoo veelvuldige ommekeer doet gelden, dan behoort die ommekeer zich ook in de wetge ving te kunnen afspiegelen. En ik zie niet in, welk bezwaar er tegen kan bestaan, dat de Kroon hare sanctie gedurende b.v. een maand opschort. Verwerpt n der Kamers een wets ontwerp, dan kan de Kroon door haar te ontbinden, wel de kiezers ten allen tijde uitspraak laten doen; waarom moet nu een dergelijke controle op het represen tatief karakter van het parlement niet even eens bestaan wanneer een ontwerp aange nomen is? In het eerste geval acht ons Regeeringsstelsel de Kroon de geschikte macht; waarom in het andere geval, dat van het eerste in wezen niet verschilt, niet eveneens ? Gevaar voor machtsaanmatiging der Kroon, de reden van afsterven voor het oude veto-recht, bestaat bij toepassing van dat recht in het door mij geschetste geval niet. Eenzelfde ontwikkeling als onder in vloed van de veranderde rechtsovertuiging door het koninklijk ontbindingsrecht is onder gaan, behoort ook aan het koninklijk veto recht ten deel te vallen. Vreest men moeilijk heden voor de Kroon, dan is mijn antwoord, dat naar ons Regeeringsstelsel de koning nu eenmaal geen dood orgaan is, maar de macht, die nagaat, of wat zich aan komt melden als de uiting van den volksgeest, dit inderdaad, wel is." Mr. J. G. BLINK * * * Hagenbeck Geachte Redactie! Naar aanleiding van het stukje over Hagenbeck in het vorig nummer van de Groene" zou ik gaarne het volgende willen opmerken: M. i. is in dat stukje het voornaamste hierbij buiten beschouwing gelaten, wat ik in de volgende punten kort zou willen samenvatten: 1. Beseft het publiek wel ten volle wat het voor dieren, die aan de grootst mogelijke vrijheid gewend waren, beteekent om in nauwe hokken te worden opgesloten en aan de willekeur van niet al te zachtzinnige menschen te zijn overgeleverd? 2. Weet het publiek hoc de dieren getemd en gedresseerd worden ? Met lieve woordjes en lekkernijen? Of met honger, zweep, strop, pistool en wat dies meer zij ? Ooggetuigen verhalen van striemen op de huid der leeuwen; stel u zoo iets onteerends voor van een koning"! In het Handelsblad had men kunnen lezen hoe een pistoolschot een pijnlijk geschroeide wonde maakt en eiken avond hoort men de schoten knallen. In de Telegraaf kon men lezen, hoe een dier aan een strop bij pogingen om zijn kwelgeest te bereiken telkens half geworgd werd, tot ten slotte zijn wil neergebeukt werd. Juist, verslaggever, 'dat woord is u zeker ontsnapt, het typeert zoo juist de handel wijze van den bruut, die zich helaas ook mensen noemt, tegenover een weerloos dier ! In verband hiermee deel ik nog mede, dat de duiven, waarmede een dame onlangs in Carréoptrad, niet behulp van een mattenkloppcr worden gedresseerd, zó, dat zij er soms dood bij neervallen! Stel u voor, publiek, een mattenklopper op het teere lijf van een duif! 3. Durft het publiek, zulke dingen wetend, nog met een gerust hart naar een voorstelling te gaan, waarin dieren optreden" en hier door de volle verantwoordelijkheid voor genoemde gruwelen op zich nemen? Ik durf gerust spreken van verantwoordelijkheid van het publiek; immers, het is zoo eenvoudig: blijft het publiek weg van voorstellingen met dieren, dan worden deze niet weer gegeven! 4. Ten slotte, laat het publiek het niet om de dieren, dan nog zijn zulke voorstellingen met wilde dieren als zeer onzedelijk te be schouwen, daar zij, evenals de prikkellectuur, la béte humaine wakker maken, en ons verder dan ooit van vrede en geluk afbrengen. Daarom, n om u zelf, n om de dieren, blijft weg van Hagenbeck en consorten! Amst., 11 Juni 1913 P. C. KAPTIJN De romantisch gekleurde stukjes in de dagbladen over al het liefelijks, dat men bij Hagenbeck ziet, hangen samen met de advertentie-rubrieken dier dagbladen. Wij nemen het stuk van den heer Kaptijn met volle instemming op. Zoolang ons publiek iiet martelen der dieren wil zien bij' rond reizende leeuwentemmers is het niet beter dan het Spaansche publiek dat stierenge vechten bijwoont. RED. Damspel minimi unit iiiiiiiiiiiiiini niii ut iniiiiiniiHnii 10e Jaargang 15 Juni 1913 Redacteur: J. DE HAAS Graaf Florisstraat 15", Amsterdam Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. ONZE CURSUS In onze laatste bespreking van de type slagen behandelden wij een zeer fraaien ingewikkelden slag. Gelijk wij toen reeds zeiden, stellen wij er belang in te weten of gij dezen slag hebt kunnen vinden zonder schijven aan te raken. Bericht dit dus even op. een briefkaartje. Dit is belangrijk, want wij kunnen dan eens nagaan hoe het met uw damkennis gesteld is. Thans volgt de toepassing van dezen slag met zwart. Alle hens dus op dek en gespeeld als volgt. Wit Zwart 1. 33-28 . 18-23 2. 39-33 12-18 3. 44-39 7-12 4. 50-44 2-7 '5. 34-30 20-24 6. 30-25 15-20 7. 40-34 10-15 8. 34-30 24-29 9. 33:24 20:29 10. 44-40 ? Nu is de slagzet mogelijk. ZWART 10. 11. 12. 13. 14. 15. WIT 38:29 40:29 29:18 49:40 25-23 29-33 23:34 18-23 13:44 14-20 12-18 Nu is het duidelijk waarom 2-7 gespeeld werd inplaats van 1-7, daar dan de slag niet opgaat. 16. 23:21 16;49 . De toepassing van den slag, thans voor zwart is dubbel leerzaam. Wederom de toepassing van dezen slag voor zwart. Zie hiervoor onderstaanden stand. ZWART WIT Zwart 19 schijven op 26, 8/16,19/21,23,26. Wit 19 schijven op 22, 28, 32/46, 48, 50. Wit speelt en maakt dam als volgt: Wit Zwart 1. 22-18 13:22 2. 28:17 11:22 3. 33-28 22:33 4. 38:7 2:11 5. 37-31 26:28 6. 39-33 28:30 7. 35-2 Bijna denzelfden stand hebben wij reeds behandeld. Men zegt wel, dat alle ,goede dingen in drieën gaan en daarom geven wij nog een voorbeeld. Thans de toepassing van dezen slag door wit. Wij plaatsen drie voorbeelden, daar het voor alles noodzakelijk is, dat gij dezen slag goed kent. ZWART WIT Stand: Zwart 18 schijven op l, 35, 7;9, 11/19, 23, 29. Wit 18 schijven op 25, 26, 28, 30/32, 35, 37/40, 41/43, 45, 46, 48, 49. Zwart is aan den zet. De afwikkeling is als volgt. Wit Zwart 1. 29-33 2. 38:29 23:34 3. 40:29 18-23 4. 29:18 13:44 5. 49:40 14-20 6. 25:23 12-18 7. 23:21 16:49 CORRESPONDENTIE Beste Lucas. De ingezonden stand is be langwekkend genoeg om in de rubriek een plaatsje te vinden. Is het echter wel juist, dat u een schijf voor bent? Uw oplossing kreeg ik toevalligerwijs nu eerst in handen. Zij is correct. Ik had verzuimd die te ver melden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl