De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 15 juni pagina 7

15 juni 1913 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

tt Juni'13. No. 1877 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het tentoonstellingsterrein van E. N. T. O. S. te Amsterdam, ten noorden van het Y op de oude Vogelwijkslanden (het Tolhuis); het hoofdgebouw en de tuinaanleg naar het ontwerp van den architect Walenkamp hebben nog meer dan op deze ontwerpteekening te zien is, iets luchtigs en zwierigs, dat zeer gunstig afsteekt bij het klepperende coulissen-feest van het (onvermijdelijke?) Oud-Holland dat er aan grenst. De opzet van deze tentoonstelling is breed en getuigt van grooten zin voor orde en overzichtelijkheid iiiiitmiiiiiiitiiiuiiimi kan nagaan, van de Akademiën te Athene, Brussel, St. Petersburg, eindelijk ook eeredpctor der universiteit te Athene, met wie hij door Kontos lange jaren in betrekking stond. Mr. J. CH. NABER. Wijlen S. A. NABER, in den tijd van zijn hoogleeraarschap te Amsterdam, 1890 oorspronkelijk voor de studie bestemd, door tegenslag van het lot, zich in eene andere carrière had moeten' schikken. Na de lagere school gewierd hem klassiek onderwijs, doch mondjesmaat, op het Haagsche gymnasium; daarna studeerde hij, hoewel zich meest aangetrokken gevoelende tot de mathema tische wetenschappen, uit aanmerking, dat dezen toenmaals weinig avenir opleverden, de klassieke letteren te Leiden onder de geniale leiding van Bake, Peerlkamp, later ook Cobet, en promoveerde aldaar den 12en December 1850 op eene dissertatie, waarin de 'echtheid der redevoering van Andocides over de ontwijde mysteriën onderzocht en bestreden werd. In later jaren was hij zelf de eerste, om dit proefstuk voor geen coup de mattre uit te maken. Niet geheel onbe middeld, ontwikkelde hij zich degelijker op buitenlandsche wetenschappelijke reizen door het bezoek van Duitsche universiteiten en, naar het voorbeeld van zijn leermeester Cobet, door het maken van palaeographische studiën in de groote handschriften-verzame lingen te Parijs. In later jaren, toen hij vijf kinderen had op te voeden, maakte hij zich wijs, dat reizen voor hem geen bekoring had. Middelerwijl begon het onderwijs beiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiMiiiiiMiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiimutiiiiimmmmmiimiiiiiiiiiiiiiu i iiiiiiiiiMiitiiiiiitMiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiMMiiiiiHfMti is op spiegelgladde balvloeren en waar champagne de eenige drank is, die in aan merking komt. Waar alles draait om de liefde van schoone jongelingen en tooneelspeelsters met Asta-Nielsen-eigenschappen en wanneer de hartstocht het meest drama tische punt bereikt schijnt te hebben, de naïeve onschuld van een rein kinderhart de bijna gevallene tot reinheid terugvoert. Nu, sedert kort, heeft de bond van Duitsche filmspelers een officieele beurs in de Mohrenstrasse opgericht, een beurs voor Schattenschieber", waar het publiek niet meer zoo interressant is als in het filmcafé. Dikke, walmende rook hangt er in de mime lokalen, die rondom een diepen, smallen binnenhof liggen, waaruit een droef geestige avondschemering in de door electrische lampjes spaarzaam verlichte stikwarmte ruimten dringt. In het midden staan kleine ronde marme ren koffiehuistafeltjes, langs de muren sofa's. Daartusschen zijn nauwe gangen, waarlangs een witte kellner zijn blad draagt. Eenigs zins verborgen een deur van het bureau, waar alles geregeld, alles geregistreerd wordt. Aan den muur hangt een bord, waarop met groote letters te lezen staat: Voor kinderen onder zestien jaar is de toegang verboden", een verbod dat streng gehand haafd wordt, want geen van de kinderstam gasten van het filmcafévertoonen zich hier. Rustig zitten de Schattenschieber" bij twee of drie man of in grooteren kring te zamen. In de dompige atmosfeer schijnen hun gestalten bijna silhouetachtig. De meesten hebben typische tooneelspelerskoppen met scherpe intelligente trekken en door schmink Wijlen S. A. Naber, in 1870: Rector van het Gymnasium te Kampen slag op hem te leggen. Na eenigen tijd klassieke talen gedoceerd te hebben aan het instituut van den heer M;nsing te Rijswijk, verwierf hij eene aanstelling van meer beteekenis als conrector aan het Gymnasium te Haarjem en zag zich daardoor in de ge legenheid gesteld, een eigen huishouden te vestigen. Zijne uitverkorene was mejuffrouw A. E. l'Honoré, met wie hij bijna 58 jaren door een allergelukkigst huwelijksleven verbonden is geweest. Zij schonk hem zes kinderen, waarvan slechts een, kort na de geboorte, den ouders weder ontnomen werd. Overigens bleef hem vijf-en-vijftig jaar lang in dien engsten kring ieder verlies bespaard. Van Haarlem, waar hij den intiemen omgang van Coenraad Busken Huet en den lateren hoogleeraar Buys genoot, liet hij zich verleiden naar Indië te trekken, ten einde daar als eerste rector van het Gymnasium Willem 111 de grondlegger te worden der klassieke studiën onder de tropen. Om in zulk een onderneming te slagen was echter, hetzij hij de man niet, hetzij de tijd nog niet aange broken. Geheel ontgoocheld, wat deze zaak betreft, zag het vaderland hem met de zijnen reeds binnen anderhalf jaar terug (1861/2). Hierop volgen een paar ambtelooze jaren, doorhem te Leiden gesleten en grootendeels gewijd aan verbreeding en verdieping zijner klassieke studiën, o.a. door eene reis naar Italië. Dit leven voor de studie alleen kon hem echter op den duur niet behagen, ofschoon eene schikking met de Indische regeering het hem mogelijk maakte. Dies liet hij zich eene benoeming tot conrector, later tot rector, van het Zwolsche Gymna sium welgevallen en bleef daar als zoodanig werkzaam tot 1870, toen hij als hoogleeraar in de klassieke vakken naar Amsterdam ver huisde, waar hij tot het einde van zijn leven (30 Mei 1913) eerst als werkend, toen als rustend, hoogleeraar is gebleven. Hij had reeds toen, twee-en-veertig jaren oud, een nuttig besteed veelzijdig leven achter den rug, als wetenschappelijk man door zijne uitgaven van Photius (1865) en Fronto (1867), als paedagoog door de opleiding van jonge mannen, het lidmaatschap van schoolcommissiën, het schrijven van toenmaals nog al gerucht makende opvoedkundige brochures, ook zelfs als arbeider op, wat men nu zou noemen, sociaal gebied door het ijverig waar genomen secretariaat der Maatschappij tot nut van den Javaan. Weinig zal hij gedacht hebben, dat nogmaals een leven van tweeen-veertig jaren, al weder in nuttige en tot het einde toe onafgebroken werkzaamheid te besteden, thans voor hem aanving. Maar wel zal het hem min of meer bewust zijn geweest, dat hij aan een keerpunt zijner ontwikkeling stond, en dat voortaan de man van wetenschap, die in hem was, bij het breeder uitslaan zijner vleugelen, meer en meer over al het andere den boventoon zoude gaan voeren. Naar mate hij zich zelf op dit gebied steeds hooger eischen ging stellen, won natuurlijk zijn wetenschappelijk werk steeds aan belangrijkheid, kwam hij steeds dichter bij eene eerste plaats onder de Nederlandsche philologen, maar evenzeer is het duidelijk, dat het beeld van zijn persoon nu meer en meer voor het gros zijner tijdgenooten terugweek naar de hoogten en diepten van het philologisch onderzoek, waar slechts weinigen zich behagelijk gevoelen. Zou zoude hij dan waarschijnlijk reeds bij zijn leven door de meerderheid vergeten zijn, indien hem niet bij het klimmen zijner dagen het denkbeeld ware gekomen, een monument der herinnering en der piëteit te stichten voor eenige belangwekkende landgenooten, met wie de omstandigheden des levens en dieper geestverwantschap hem eenmaal ver bonden hadden deels, door de gevoelens van bewondering, die hij hun had toegedragen, deels ook door innige vriendschap, die zij bij hem hadden opgewekt. Zoo zijnde vier tijdgenooten", zoo Allard Pierson herdacht" ontstaan, en zullen vooreerst nog de herinne ring ook aan hun biograaf levendig houden. De wetenschappelijke verdiensten van dezen overledene zullen door anderen beter en onpartijdiger gewaardeerd worden. Hij, die deze regelen schrijft, acht zich daartoe niet geroepen, maar wel, om er op te wijzen, hoe weinig het gewone lot van den ouderdom: vereenzaming, dezen grijsaard zelfs in zijne laatste levensjaren heeft getroffen. Waar zijn vrienden stierven, schoot nieuwe vriendschap welig voor hem op. De plaats, die zijn boe zemvriend mr. E. J. Kiehl in 1873 ledig had gelaten, werd eenige jaren later bezet door eenen groote onder de grooten, Allard Pierson; sedert deze stierf (1895), deelden haar een aantal jongere tijdgenooten, deels leden der Societas Graeca, deels redacteuren der Mnemosyne, de beide troetelkinderen van hun zooveel ouderen vriend. Moet nog vermeld, dat het zijn wetenschappelijken arbeid ook in ruimeren kring niet aan waardeering heeft ontbroken? Hem sierde het ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw. Hij was lid en onder-voorzitter der Koninkl. Akademie van Wetenschappen, correspondeerend lid, voor zoover de familie Schattenschieber Wie eenigszins met de uitdrukkingen van den Berlijnschen volksmond bekend is, zal zeker wel eens het woord Schieber" ont moet hebben. De Berlijnsche menigte duidt daarmede den wielrenner, jockey, of ander mensch aan, die zijn medemenschen tracht te bedriegen. Het woord Schattenschieber heeft echter met deze beteekenis niets te ma ken. Het is de vakterm voor een beroep, dat gedurende de laatste jaren een zeer groote uitbreiding gevonden heeft. Met Schatten schieber bedoelt men hier Filmtooneelspelers". De Schattenschieber zijn gedeeltelijk interessante wezens. Natuurlijk treft men onder hen het gewone type van den tooneèlspeler, naast het type van den verloopen tooneelspeler. Doch verder vindt men er een groot contingent van maatschappelijke schipbreukelingen, die met een overvloed van fantasie en romantische opvattingen behebt, in geen vaste werkzaamheid een on derkomen vinden kunnen. Nog voor korten tijd was de plaats waar de Schattenschie ber samenkwamen, een koffiehuis aan de Friedrichstrasse, waar. de filmregisseurs dan ook verschenen. De sfeer van dit caf was inderdaad vol van al het fantastische dat van de schreeuwende aanplakbiljetten der volksbioscopen in nog schreeuwender titels op de verwende zenuwen der be zoekers moet werken. Wanneer! men het Filmcafé" bezocht, kwam men voor de zon derlingste kleedingcombinaties te staan. Een aantal bezoekers waren in rok met een bloem in het knoopsgat, dames in baltoilet, ande ren in sportkleeding. Men zag er verder goedgekleede heeren met beschaafde manieren, oude dames, rijk aan schmink, arm aan schoonheid; lonkende burgerlijke bakvischjes, oude eenigszins verarmoede tooneelspelers en jeugdige liefhebberh'guren. Daartusschen hier en daar asphaltgrisettes. Een wonderlijk mengsel van filmwereld en demi-monde, waartusschen verder nog een slag van halfrijpe kinderen, van aardige blonde en zwarte kereltjes, als heertjes aan gekleed, van hoogopgeschoten meisjes met lange dunne beentjes in korte halvekousen onder korte rokjes uit, met stroogele krullende lokken en onkinderlijke brutale gezichten. Geregeld met een paar asphaltgrisettes vertoonde zich hier een groote dikke figuur, met strengen blik en ruige blonde snor, het type van een geheimen politieagent. Toe vallig ontdekte ik dat ook bij Schatten schieber" was. Hij speelde altijd maar n soort rol, de rol van politieagent. Nog voor een jaar was hij het in werkelijkheid. Een paar arrestaties, waarvoor niet de minste aanleiding bestond en die hij op aandringen van zijn liefje gedaan had, hadden hem zijn uniform gekost. In de werkelijkheid was hij politieagent af, niet in de filmwereld. Daar deed hij ongestoord zijn arrestaties en zoo natuurlijk en goed moet hij het doen, dat men zou meenen met een werkelijk politie agent te doen te hebben. In het filmcaf leefde ook nog een beetje van het prestige dat hij eens in goede dagen bezeten had en nooit praatte een der asphaltgrisettes met hem of ze sprak hem plechtstatig, zonder den minsten spot met Herr Komissar" aan. Een gewoon type van het filmcaféwas ook de jonge man met lange, kunstig gefriseerde lokken, wat je zoo het type van een mooien jongen" zou noemen. Ook dit type is in de filmwereld vaak hetzelfde wat hij in de werkelijke wereld niet meer zijn kan, opluisteraar van feestelijkheden, claqueur, hartenveroveraar en nietsdoener. Ook hij behoort waarschijnlijk tot de Schat tenschieber", die hun koffie niet kunnen betalen, doch droomen van een wereld van luxe, waarin zij dagelijks voor de camera van den operateur spelen, een wereld, waarin men altijd auto rijdt, waarin donkere zigeuners weemoedig slepende wijzen en wilde walsen fiedelen, waar het leven een eeuwige twostep vergeelde huid. De vrouwen zijn betrekkelijk gering in aantal, Ze. maken den indruk van mindere rang tooneelspeelsters. Démeesten zijn 'echter'jong en slank. Eensklaps ontdek ik een mannenkop, dien ik meer gezien heb. Het is de jórige ingenieur die door den rijken Amerikaanschen bankier uitgezonden werd om . goudmijnen te ontdekken. Duizenden ponden sterling kost de onderneming alleen aan expeditiebnkosten. Hier in dekinobeurs leent de goudmijnontdekker een halve mark van zijn buurman om zijn kop koffie te kunnen betalen. Wonderlijke tegenstelling van filmwereld en werkelijkheid! Plotseling komt er beweging in de beurs. Een regisseur treedt binnen, een notitieboek en een pak formulieren in de hand. De be langstelling in de geheele zaal is opgewekt De strijd om het engagement begint. De blik van den regisseur glijdt zoekend van rechts naar links. Dan blijft hij een oogenblik staan en nadert vervolgens een tafel. Morgen vrij?" Ja." U heet?" De naam klinkt. Goed." Een formulier wordt ingevuld. Morgen om negen uur hier, dit papier meebrengen." Het engagement is achter den rug. In het rijk der Schattenschieber" is veel woorden gebruiken overbodig: Ten tweede male klinkt: Morgen vrij ?" Wij zijn allen en altijd vrij, klinkt het met galgenhumor uit een hoek. Enkelen dringen zwijgend om den regis seur, vol hoop gekozen, vol angst voorbij gegaan te worden. Gaan zitten, heeren, gaan zitten", zegt een bediende. Er wordt gehoorzaamd totdat de volgende regisseur verschijnt. ? Klokslag acht uur wordt de beurs geslo ten en de Schattenschieber" schuiven in het drukke gewoel der straten wég. Arme Schattenschieber", die grootendeels voor 5 mark daags de nieuwe veelbeminde Muze dienen, wel te weten wanneer ze het geluk hebben geëngageerd te worden. (N. Ct.) * * * MIIIIIIIIIUIIIIilMlMlltllllHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIlllllllllllMHtllMIIIIIIIIIIIIIIHI ALBERT NEUHUYS, de groote Nederlandsche schilder, vooral beroemd om zijn binnenhuizen. Foto grafie dezer dagen genomen tijdens een kort verblijf in Nederland van den in Zürich gevestigden kunstenaar IIIIMIIIIIItlllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllUIIIIIIIMIIIIIMMIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIMIIIIMIIIII Foto Martelhoff E. DE BOER?VAN RIJK Mevrouw E. de Boer?van Rijk als Kniertje in Heyermans' Op Hoop van Zegen". Schilderij, ter eere van de 40 jarige tooneelloopbaan der groote actrice 'van ons realistisch tooneel door Eduard Frankfort vervaardigd en bestemd om een plaats te krijgen in 's Rijksmuseum

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl