Historisch Archief 1877-1940
Zondag 22 Juni
A°. 1913
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indlêper jaar, WJ vooruitbetaling mail ,
10.Afzonderlflke Nummers jan de Kiosken verkrijgbaar ..... 0.12*
UITGEVERS: VAN HOLKEMA d WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van l?5 regels /1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
/OJS
.030
.0.40
BLOEMLEZING CHARIVARI
Daar van de groote oplage, welke van de Charivari-Bloemlezing gemaakt
Is, nü^ exemplaren over zijn, worden deze algemeen verkrijgbaar gesteld
voor 20 cents, afgehaald aan het Bureau van dit Weekblad, Keizersgracht 333,
Amsterdam, en voor 25 cents franco per post. Door bemiddeling van
iederen boekhandel zijn zij bovendien verkrijgbaar.
De Bfoemlezing is 64 pagina's groot, in de Hollandsche letter gezet en
met teekeningen van Pieter van der Hem royaal uitgevoerd, in drie kleuren
en met vignetten.
INHOUD
Blz. l: Red.: Levensvoorwaarde.
Kroniek: Antipapisme. Mr. A. J. S. van
Lier: Een Naamlooze Vennootschap.
Prot dr. L. Knappert over mej. Nabers
Wolf en Deken. Feuilleton door Arkadi
Awertsjenko. Rinke Tolman over mr.
Troelstra als Friesch dichter. Leopold
Aletrino over Lemonnier. Louis Cou
perus. Schetsje. Ingez. aan Chr.
Nuys. 5: N. Mansfeldt-de W. H.:
Betpoging voor Vrouwenkiesrecht te
Weenen. Hoedenspelden. Allegra.
E. Heimans: Krekels. f5: Portretten
van gekozen Tweede Kamerleden.
7: Portretten vereeniging van Letter
kundigen. Portret landverrader Redl.
Plasschaert: Faturisme. Dr. P. van
Olst: overseinen van afbeeldingen.
8: Charivari. 9: Fin. Kroniek door
v. d. M. 10: De economische ont
wikkeling van den Balkan door v. d. S.
F. Lotsy: V oormoeders der Suffragetten.
11': Verkiezingsfotografie.
Eenheidspuzzle. Vredesengel door Ton van
Tast. Damspel door J. de Haas.
13:, Schaakspel dór R. Loman.
Teekening Joh. Braakensiek: Kuyper onder
Troelstra's behandeling.
Bijvoegsel van Johan Braakensiek: De
Vrijheid werkt zich los.
HUI UUIIIMIIHIIimilllllHIUIIMHIlUIIIIIIIIIIIIIIHIIMimil illlllllllllllllll
N VERRE EN VAN NA
LEVENSVOORWAARDE
De overwinning op hen, die zichzelf
3 bescheidenlijk den volke plegen voor te
Bellen a'8 de dragers van de heerschappij
? Gods in het Nederlandsche Staatkundige
tiestel, is, hoewel nog niet voltrokken,
v*Uerminst onzeker. Een oef !" zal menig
een uit den mond zijn ontsnapt, bij het
:%merken van deze goeddoende
zeker.Verscheidene bladen zijn aan het
reke,ljen gegaan. Zij hebben de cijfers
opge, teld, die coalitie en concentratie plus
sociaal-democraten op zich hebben ver
eenigd, en men kwam tot getallen, die
aantoonen, dat.... (dit is wel te overwegen)
de Coalitie, zelfs bij den sterken storm
loop, waarvoor het terug moest deinzen,
een aantal stemmen op zich vereenigde:
om en nabij even groot als het aantal
der tegenstanders.
Blind zou hij zijn, die in de Coalitie
daarom geen gevaar meer zag. Blind het
liberalisme, indien het meende langer
dan een povere korte wijl het kerkefijk
overwicht te kunnen keeren, zonder dat
het van stonde af aan zijn oude optreden
radicaal wijzigde. Er zijn er onder de
liberalen, die thans reeds huiveren voor
de consequenties van hunne overwinning.
Merkwaardig in dit verband is een ar
tikelen-reeks in het Handelsblad, waaruit
s de groote voorliefde spreekt voor een
Zakenkabinet, dat allerhande, ongetwijfeld
noodige verbeteringen zou kunnen aan
brengen, maar welks hervormende betee
kenis zoo goed als niets beduiden kan.
Het Hbl. prijst aan :
Wij beginnen met een greep uit wat
er nog onafgedaan gebleven is. Wij
vinden dan onder zeer veel meer :
Herziening van het bewijs in burger
lijke zaken (sinds 18 Januari 1907 ge
reed voor openbare behandeling).
Regeling der administratieve recht
spraak (gereed sinds 17 Februari 1905.)
Vereenvoudiging der Kantonnale recht
spraak.
Het Zuiderzee-ontwerp.
Subsidie-regeling voor gemeentelijke
werkloosheidsverzekering.
H.et voorstel Van Hamel-Limburg be
treffende het hooger beroep van het
O. M. in strafzaken.
Herziening van de bepalingen betref
fende onrechtmatige daad.
Uitbreiding der Ongevallenwet tot de
zeevisscherij, tot de zeevaart, tot den
landbouw.
Wijziging van de Gemeentewet tot
verruiming van het belastinggebied der
gemeenten.
Regeling der naamlooze vennoot
schappen.
Herziening van de Ongevallenwet.
Wijziging van de Leerplichtwet.
Uitgifte van grond aan landarbeiders.
Wijziging van de woningwet.
Regeling van het levensverzekerings
bedrijf.
Ons lijkt dit zoo nog al een aardig
lijstje. En wij hebben ons bij de keuze
beperkt tot zaken' van grooteren, som-'
mige zelfs van zeer grooten omvang,
waaraan de Kamer een heele kluif zou
hebben. Allerlei kleiner goed loopt daar
natuurlijk steeds tiisschendpör.
Welnu, als deze zaken van-?grooten
omvang" en dit kleiner goed" de sjot-,
som moesten wezen van de -eindelijke
overwinning op de Rechterzijde behaald,
dan zou een Liberalisme, hetwelk er
vrede mee had, zijnen aftocht wel weer
kunnen voorbereiden. Kan de aanwas
der socialistische stemmen zulken raad
gevers de oogen niet openen? Gevoelen
zij niet, dat de actie van lieden, die'
de toekomst blijkbaar beheerschen,
meer navolgenswaard is, wil men aan
de spits blijven, dan het schippe
ren in de oude kanalen? Een liberalisme,
hetwelk de kracht zou ontwikkelen om
een grondwetsherziening tot stand te
brengen, hetwelk den duizenden, die
socialistisch stemmen, hun eisch vervulde:
Onvervalscht algemeen kiesrecht voor
mannen en vrouwen, zou er op kunnen
rekenen lange jaren voor een groote
hervormingspartij te blijven gelden en
voor een nationale kracht. Voor een partij
dus, die opzijzetting niet zoo gauw zou
behoeven te duchten.
Een Zakenkabinet, bestaande uit
kerkelijken en liberalen ...! dat is het wat
men nu aanraadt: Want, zoo zegt men, de
socialisten aanvaarden tot heden geen ver
antwoordelijkheid. Wij nemen, na de ver
klaringen dersocialistenleiders,gaarne aan,
dat zij geene continue regeeringsverant-.
woordelijkheid zullen aanvaarden, al wor
den de uitlatingen van mr. Troelstra met
den dag minder onplooibaar, maar
zou een krachtig willende phalanx van
vrijzinnigen die socialisten (realpolitiker!)
niet kunnen winnen voor eenig tijdelijk
accoord, net lang genoeg om de Grond
wetsherziening voor het Nederlandsche
volk te brengen?
Er zijn immers maar drie mogelijk
heden :
Men kan, door een verwarde en zwakke
liberalistische periode te doen volgen op
de jongste overwinning, het liberalisme
na het de Meester-échec volkomen, en
voorgoed, disqualificeeren en de Coalitie
bevestigen.
Men kan, zijn eersten lan verlooche
nend, aan zijn oude reactionaire elementen
den voorrang laten en, door een gelukte
afbrokkeling der Coalitie, een
niet-kerkelijk Christelijk-Historisch-vrij-liberaal be
wind inrichten (voor hoe lang?)
Men kan ten slotte inzien, dat het
HU of nooit is: en dat het liberalisme,
wil het nog ooit langdurige macht oogsten,
hervormingen zal moeten zaaien, en wel
andere dan die hooren tot de bovenge
noemde van grooter omvang" plus klei
ner goed". Het liberalisme zal door een
ruim staatspensioen het volk aan zich
moeten binden, en door een
onvervalscht algemeen kiesrecht dat volk in
de gelegenheid stellen hem te steunen.
Daarom: geen wroeten en wenden!
Geen veldtocht met oude generaals:
Place aux jeunes in het Liberalisme en
iets groots verricht! En dadelijk!
Dat is het eenige, waardoor de Coalitie
voor goed zal springen.
KRONIEK
ZELF DE SCHULD
De klacht, dat deze verkiezingen onder
meer in 't teeken stonden van antipapisme,
klinkt in de Roomsche bladen algemeen. Wij
zeiden reeds, dat naar onze meening het
antipapisme te veroordeelen is, maar het
streven om te zorgen, dat de Kath. clerus
geen overwicht krijgt op ons staatkundig
leven, te prijzen. Hier is een zelfde onder
scheid te maken als tusschen antisemitisme
als rassenhaat en antisemitisme als- staat
kundige houding: Wij kunnen ons n.l. denken,
dat een partij van fatsoenlijke staatsburgers,
die allerminst antisemitisch zouden zijn
(dit woord genomen in de eerstbedoelde
beteekenis), tracht te voorkomen een staat
kundig overwicht van het Semitische
element.
Nu klagen de Roomschen. Hebben zij zelf
geen schuld? Welke instelling was als 't
ware geschapen tot het vernietigen van dat
domme antipapisme, dat zij zoo smartelijk
voelen, n.l. het antipapisme als geloofshaat
en vernederende behandeling? Immers de
openbare school. Maar drijft er n enkele
partij met zófanatieken ijver als de Room
sche tot het in kleine geloofsgroepjes zich
verdeelen der bevolking? Het moet en zal
de bizondere school zijn, en mét de kin
deren worden zelfs de geiten reeds naar 't
geloof hunner meesters onderscheiden. Welke
vruchten denkt men van deze afzondering
te plukken? Welke andere dan
antipapistische ?
Zend uw kinderen naar de openbare school,
zend ze erheen als Roomschen. Het antipa
pisme leeft dan niet lang meer.
Maar wilt ge 't niet. Wilt ge de scheiding,
klaagt dan niet over een antipapisme, dat
dór de scheiding al maar erger zal worden.
Een naamlooze vennootschap in
strijd met de openbare orde
Wie in zijn werkkring gedurig de Staats
courant onder oogen krijgt en de daarbij
gevoegde statuten der tallooze naamlooze
vennootschappen, ontmoet wel eens bepa
lingen, die hem aanleiding geven tot be
denking. Toch is er dan niet altijd reden
om de aandacht ook van het publiek hierop
te vestigen.
Het komt ons echter voor, dat de regeering
niet voldoende rekening houdt met het alge
meen belang, doordat zij toelaat dat een
naamlooze vennootschap tot stand komt in
strijd met de openbare orde.
Die overtuiging stelt ons tot plicht de
algemeene aandacht te vestigen op wat naar
onze meening een ernstig gevaar is voor
de goede zeden.
Zooals bekend is kent ons recht de naam
looze vennootschap als rechtspersoon, als
een vermogen of laten wij (ter beperking)
zeggen : een kapitaal, dat zelfstandig fungeert
in het dagelijksche verkeer.
In verband met hetgeen volgt, kan het
van nut zijn er hier met eenigen nadruk op
te wijzen, dat naar Nederlandsch recht (zie
b.v. Asser 3e druk, deel I blz. 536) de
naamlooze vennootschap niet is de volledige
verzameling van aandeelhouders. En het is
b.v. ook niet geheel juist, dat de
Nederlandsche Bank in haar verslag het winst
aandeel, dat volgens de Bankwet aan de
Bank" toekomt, toewijst aan de aandeel
houders".
Van de naamlooze vennootschap zeide
men van ouds in Frankrijk : C'est plutót
une réunion de capitaux que de personnes."
Er wordt kapitaal bijeengebracht ; en dat
wel op de wijze en onder de waarborgen
door het wetboek van koophandel voorge
schreven. Dat kapitaal heeft een zelfstandig
bestaan.
Voor het doel waarmede wij dit opstel
schrijven, kunnen wij over de vele vraag
stukken, die met dit onderwerp in verband
staan, gevoegelijk zwijgen. Mits maar vaststa,
dat een naamlooze vennootschap zonder
kapitaal, naar Nederlandsch recht onbestaan
baar is.
De wetgever is uitgegaan van het denk
beeld, dat de schuldeischers van een naam
looze vennootschap geen verhaal hebben op
de aandeelhouders persoonlijk, maar uitslui
tend op het saamgebrachte kapitaal.
Zoo deelt b.v. Voorduin in deel III blz.
144 mede : De naamlooze maatschappij is
eene uitzondering op het algemeene regt,
niet de leden der maatschappij, maaralleen
het ingebragte kapitaal is aansprakelijk,
dit denkbeeld had, luidens den aanhef van
het Koninklijk Besluit van l December 1833
Staatsblad nr. 60, tot de uitvaardiging van
hetzelve aanleiding gegeven. . ."
En in artikel 7 van ditzelfde Koninklijk
Besluit (houdende algemeene voorschriften
ten aanzien der statuten van naamlooze
vennootschappen) werd voorgeschreven, hoe
ieder jaar binnen veertien dagen na de alge
meene vergadering aan de regeering moesi
worden kenbaar gemaakt dat het kapitaa'
der maatschappij of nog in deszelfs gehee
voorhanden is, of wel een verlies heeft
ondergaan met aanwijzing in het laatste
geval van de hoegrootheid van dat
verlies"... enz.
De regeering toonde er zich van bewust,
dat vór alles gezorgd moest worden voor
de instandhouding van het kapitaal ter bevei
liging van de rechten der schuldeischers.
Die zorg is er eene van openbare orde.
Dat blijkt ook uit het wetboek van koop
handel, hetwelk o. a. in artikel 51 verbiedt,
dat de vennootschap een aanvang neme, ten
ware ten minste tien ten honderd van het
gemeenschappelijk kapitaal gestort zij; in
artikel 47 de bekendmaking beveelt van een
door het kapitaal ondergaan verlies van
vijftig ten honderd en de vennootschap van
rechtswege ontbonden verklaart, indien dat
verlies vijf en zeventig ten honderd beloopt.
In het ontwerp 1890 (Uitgave Belinfante
blz. 93 onder artikel 59) heet het zeer
terecht: tegenover derden lost de naam
looze vennootschap zich op in haar kapitaal".
Met opzet hebben wij hierop wat uitvoe
rig misschien te uitvoerig gewezen,
omdat wij wenschten vast te leggen, dat
inderdaad de zorg voor de instandhouding
van het kapitaal eener naamlooze vennoot
schap, eene is van openbare orde en dat
noch deze noch de goede zeden eenige
ontduiking van de op dit stuk geldende
regelen toelaten.
Dat desniettegenstaande als bijvoegsel bij
de Staatscourant van 29 October 1912 no.
253 de statuten eener naamlooze vennoot
schap (nr. 1505) worden bekend gemaakt,
waarbij... zoodra er gevaar dreigt van de
zijde der schuldeischers, het kapitaal vlug
aan de "aandeelhouders kan worden terug
gegeven, heeft reeds in rechtskundige kringen
de aandacht getrokken, en verdient een
wooxd van>*pcotest in het openbaar.
' Ffefis^waar, men kan bij de volgende
bespreking ons tegenwerpen, dat de vraag
of een naamlooze vennootschap hare eigene
aandeelen kan terugkoopen eene moeilijke
is, die tot vele meeningsverschillen heeft
aanleiding gegeven. En ook in de recht-'
spraak hoe spaarzaam deze in ons land
op dit punt ook te vinden is heerscht
zeker geen eenstemmigheid.
Die vraag kan hier echter ter zijde gesteld:
worden; want welke verschillende meeningen
daarover ook mogen blijken, wel bestaat er
eenstemmigheid hierover, dat het kapitaal
der naamlooze vennootschap behouden moet
blijven als waarborg, als verhaalsobject voor
de schuldeischers. Wat komt daarvan nu
terecht bij de volgende bepalingen in de
gewraakte statuten?
Art. 7. De algemeene vergadering van
aandeelhouders heeft het recht om met
meerderheid^ van stemmen, mits in de be
doelde vergadering ten minste de helft van
het geplaatst maatschappelijk kapitaal ver
tegenwoordigd is, een aandeelhouder als
zoodanig te royeeren. *)
Art. 8. In het geval bedoeld in artikel 7,
alsmede bij faillissement *) van een aandeel
houder, wordt de waarde der hem
toekomende aandeelen, volgens een koers bij
de vaststelling der winst- en verliesrekening
te bepalen, aan den uittredenden
aandeelhouder of aan zijne rechtverkrijgenden
door de vennootschap terugbetaald *) tegen
inlevering der afgegeven recepissen.
Ditzelfde kan eveneens*) geschieden bij
vrijwillig uittreden en bij overlijden *) van een
aandeelhouder."
Wie deze bepalingen toetst aan de in ons
Wetboek van Koophandel vastgelegde grond
beginselen tot instandhouding van het kapitaal
en tijdige waarschuwing van de schuld
eischers bij kapitaalsvermindering, vraagt
zich met verbazing en ergernis af hoe dit
mogelijk is ?
Bij Koninklijk Besluit is, Gelet op de
artt. 36 tot en met 56 van het Wetboek van
Koophandel" ('t staat er!) Op de voordracht
van onzen Minister van Justitie van 21 Sep
tember 1912, Ie afdeeling B, nr. 533," de
Koninklijke bewilliging verleend op de statu
ten eener naamlooze vennootschap, bij welke
geregeld is hoe het kapitaal, bij eenvoudig
besluit van de meerderheid der aandeelhou
ders en zonder eenige openbaarmaking, aan
ieder die wenscht uit te treden" wordt
terugbetaald !
Zoodra er dus gevaar dreigt van de zijde
der schuldeischers, houdt men vlug eene
vergadering van aandeelhouders, maakt een
balans en een winst- en verliesrekening op,
bepaalt den koers van terugkoop op 100 pCt.
(als er nog zooveel geld is!), benoemt een
niet-aandeelhouder tot.liquidateur, treedt allen
uit, en ... de schuldeischers komen voor de
ledige brandkast.
Kan krasser worden gezondigd tegen de
bepalingen van openbare orde ? Bij de
coöperatieve vereeniging blijven de leden,
terwille alweer van de belangen der schuld
eischers, een jaar na hun uittreden nog
aansprakelijk. *
Heeft men op deze vernuftige wijze die
bepalingen willen ontduiken ? Zoo ja, dan
was het aan de regeering daartegen te waken
door wetstoepassing en te voorkomen, dat
ons instituut der naamlooze vennootschap
op zoo ergerlijke wijze worde verhaspeld
Intusschen worden de schuldeischers ver
moedelijk hier de dupe. En vindt dit voor
beeld navolging, komen er meer dergelijke
naamlooze vennootschappen" !, hoe dan de
op zulk eene onzedelijke wijze bedroger
schuldeischers te overtuigen, dat in Nederland
het Recht" wordt hooggehouden ?
Utrecht, Mei 1913 Mr. A. J. S. VAN LIER
*) Wij cursiveeren.
Vaderlandsche Historie
XIX
Leven en werken der juffrouwen
Wol ff en Deken
JOHANNA W. A. NABER, Elisabeth Wolff.
Bekker en Agatha Deken, Uitg. Teyler's
Tweede Genootschap. Haarlem, De
Erven F. Bohn, 1912.
Te schrijven over de juffrouwen Wolf en
Deken is wel bij uitstek op zijne plaats in
deze rubriek Vaderlandsche Historie". Want
een stuk onzer geschiedenis hebben Betje en
Aagje meegeleefd met hare gansche ziel, zij
hebben het helpen maken, zij hebben voor
het welzijn van het vaderland harer dagen
krachtig geijverd, voor tal van zijne stof
felijke en geestelijke belangen met Kenau's
moed op de bres gestaan, maar boven alles
het worde nimmer vergeten de Vader
landsche kunst gediend als hare bezielde
priesteressen. De kunst van het woord, van
de taal in al haren rijkdom, kunst van scherp
zien en prachtige uitbeelding van fijn ver
nuft, van den geestigsten humor en van
eene pverschuimende blijdschap in het leven
en zijne volheid, door ramp noch ongeval
te dooden. Wat ook, op welk gebied men
wil, de beteekenis van Betje en Aagje
geweest zij, als kunstenaressen allereerst
staan zij vór ons en vragen voor hare blijde
kunst bewondering en dankbaarheid.
Mejuffrouw Naber heeft dat zóniet gezien.
Iets meer, iets anders, zegt zij, dan roman
schrijfsters hebben Wolff en Deken willen
zijn. De roman was haar slechts middel,
wapen in den strijd voor vrijheid van den
ken en geweten, voor nationale ontwikkeling
en opvoeding. Ik ontken niet de strekking
ook der romans. Maar de kunst was hier z
echt en rijk, dat zij, met tendens en al, het
schoone heeft voortgebracht, die schoonheid,
die niet voor n tijd, maar nog voor de
volgende geslachten van een opperste beko
ring is. Ongetwijfeld hebben Wolff en Deken
op de staatkundige en godsdienstige ont
wikkeling der natie invloed geoefend, mis
schien hebben zij dit zelven het hoogst
aangeslagen (ofschoon echte kunst hare
dienaren toch altijd, behalve een geheel
bijzonder genot, ook het besef schenkt van
eene meer dan voorbijgaande beteekenis),
maar buiten haar eigen oordeel om, heeft
de geschiedenis geoordeeld. Ik moet hier
aan Andersson denken. Men vertelt, dat hij
zijne treurspelen veel hooger schatte dan
zijne sprookjes. Laat het waar zijn thans
kent de gansche wereld de laatste, de eerste
alleen de literatuur-historicus. Al wat de
juffrouwen Wolff en Deken overigens ge
schreven hebben, heeft groote beteekenis
voor onze kennis van haar zelven, van het
tijdvak, waarin zij leefden, van de stroomin
gen van toen op allerlei gebied het is
alleen de historicus, die er naar grijpt en
er dankbaar van gebruik maakt (ik meen
het recht niet te missen dit te zeggen). Maar
overal waar en zoolang als Nederlands taal
gelezen wordt, zullen duizenden genieten van
de romans en sommige gedichten, omdat daar
aan hun graag gemoed geboden wordt
die menschelijke, die zuivere, die god
delijke kunst, die altijd als weldaad on
dervonden wordt. Er zijn gansche stukken,
in dit werk van Wolff en Deken, di« haar een
wereldroem als van Dickens zouden bezorgen,
zoo zij maar in eene wereldtaal geschreven
hadden. Nu geven zij het niet vertaalde (naar
eigen getuigenis) n het niet vertaalbare
meteen. Maar kunst blijft het en wel be
paaldelijk snaaksche, blijde, tintelende, fijn
humoristische kunst.
De lezer gevoelt, waarom en op welk punt
de biografie van mej. Naber mij onbevredigd
liet. Van Betje en Aagje geeft zij ons veel,
geeft zij wat hare bronnen haar te geven
gunden maar de lachende kunst dezer
beide vrouwen gaf zij niet. Ook niet in de
manier, waarop zij geschreven heeft. Haar
toon is die van wetenschappelijke
geschiedvorsching en -schrijving; maar vergis ik mij,
als ik er die klanken in ontbeer, die den
lezer vertolken, hoe zij zich verkneuterd heeft
in de scheppingen van dit jolig,
vonkenspattend vernuft ? Men schrijft anders over
Kant dan over Reuter, anders over Darwin
dan over Dickens, anders over Renan dan
over Molière, en de pen, die ik voor
Schimmelpenninck, voorVan Hamelsveld, voor
Lucretia van Merken gebruik, dient voor eene
anders gepunte verruild, als ik de kunst der
juffrouwen Wolff en Deken moet laten fon
kelen in de oogen der nakomelingsschap.
Hoewel ik dit oordeel durf verantwoorden,
ben ik nochtans geneigd, van nature boven-.
dien altijd bevreesd een schrijver onrecht
aan te doen, de vraag toe te laten of de fout
niet schuilt bij wie de prijsvraag uitschreven,
waarop mej. Nabers boek het
bekroonde'antwoord is ? Zij vroegen namelijk: Een niet te
omvangrijk, doch degelijk en wat den inhoud
betreft volledig geschrift over de dames Wolff
en Deken, waarin de verspreid liggende ge
gevens omtrent haar en haar werk oordeel
kundig worden verzameld en mede met het
oog op de binnen- en buitenlandsche letter
kunde van haar tijd, vereenigd worden tot