Historisch Archief 1877-1940
29 Juni '13. - No. 1879
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
JOUWT TE NUNSPEET.
v' Mooie boachrijke terreinen.
Spoor, Tram, Eloctriaoh licht, Telephoon
Inlfobtinsren M.ii «DE VELUWE",Nuonneet
l
St. MORITZ-DORF
ENGADIN
HotelLAMARGNA.
Prachtig, nieuw gebouwd Hotel Ie R.
met alle Comfort ingericht. Heerlijk
mooi gelegen, met uitzicht op het Meer
en Gebergte. Tegenover het Station.
KAMERS VAN AF Fr. 4.-.
Met aanbeveling van het Internationaal
Verkeersbureau, Amsterdam.
DELAONAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
B«ofd-Agent r*or Nederland t
J. LEONARD LAHB,
Stadhouderskade
AKSTEBDAJL
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jouet
Epernay.
Conccssionnaires,
Sauter& Polis, Maastricht.
De dikken zijn niet altijd de eerlijken,
mijnheer de rechter, merkte Poestosjkina
op. Laatst hebben we net zoo'n dikkerd bij
ons gehad, als u, hij dronk, hing de beest
uit en wou toen door een achterdeur ver
dwijnen, maar hij kon er niet uit. Ik handel
in was en waskaarsen en wensch niet, dat
het heilige geld aan zoo'n gemeene smerige
instelling weggesmeten wordt, zei-ie. Maar
hij was stom-dronken. Ik vind...
Houd u stil, getuige.
Dat dat flesschetrekkers zijn. Dat zijn
de dikkerds!
Houd uw mond, getuige, anders laat
ik u er uit zetten. Hebt u nog iets, mijnheer
de officier?
Een vraag Getuige Koraoelova, ik
begrijp, dat men u Groesja noemt, maar
gedoopt bent u, Pelagea, en wanneer u
vol§ens het vaststaande gebruik gedoopt bent,
an bent u ook christin; dat staat trouwens
ook in uw doopakte. U weet wel, dat de
heilige doop het wezen van de christelijke
leer omvat.
Nu hij een thema gevonden had, werd
hij strenger. De president fluisterde.
Let op, meteen begint hij van een pas
te spreken, en luider, den offiicier in de
: rede vallend:
Getuige, u begrijpt, u bent nu eenmaal
gedoopt; dus ook christin, geeft u dat toe?
Neen.
Daar heeft u 't nu, mijnheer de officier,
ze geeft niet toe.
't Begon vervelend te worden. Onzin,
vrouwepraatjes, koppigheid hielden de gang
der zaak op. En bij dejaangeboren, geheim
zinnige verachting van den man voor de
vrouw, kwam nog het gevoel van
beleediging: hoe bescheiden ze zich ook voordoet,
het heeft den schijn, of ze beter is dan de
anderen, beter dan de rechters, beter dan
de gezworenen, dan het publiek. De electri
sche lampen branden en alles is mooi, maar
die' vrouw is koppig. En niemand lacht meer.
De werkman met het dunne baardje is
melancholiek geworden en zegt: Als ik
je. maar eens de waarheid kon zeggen, die
zou je wel begrijpen. Zijn buurman ant
woordt, zonder om te zien : Jij altijd met
je vuisten, bewijs haar liever... Houd u
maar stil, dat begrijpt u niet. De vuisten
hebben we ook van God ontvangen. Waar
hebben ze uw baard uitgetrokken ? Dat
gaat u niets aan. Ze is nu eenmaal zoo en
blijft zoo. De gerechtsdienaar sist, de
gesprekken verstommen, allen kijken met
belangstelling naar de rechters, die beraad
slagen.
Hoor eens, Leo Arkadjewitsj, dat is
God weet wat, dat is een gekkehuis, zegt
een der rechters opgewonden. Moeten wij
rechtspreken, of doen zij het ? Ik dank u
hartelijk voor zoo een genoegen.
Wat wilt u dan ? U denkt zeker, dat
dat met opzet antwoordt rood wordend
de president. Kijkt u haar eens aan, die
Kravtsjenko, ze zal u met de oogen ver
slinden. Die zullen ons hier eens een
nieuwe ketterij verkondigen, en ik mag dat
opschrijven; dank u wel. En toch kan ik
het niet verbieden, we zijn er nu eenmaal
mee begonnen. Wilt u iets zeggen, mijnheer
de president der gezworenen ? Mag ik u
dan verzoeken kort te zijn, we hebben toch
al een half uur verloren.
De toegesprokene had een buitengewoon
intelligent uiterlijk. Hij had veel en dicht
haar, als een dichter of een jonge priester,
zijn polsen waren mager en smal, en hij
sprak met lichte inspanning, alsof het zijn
woorden moeilijk viel den tegenstand der
lucht te overwinnen. Tijdens de gesprekken
met Koraoelava had hij een lijdende hou
ding aangenomen, en nu was in zijn stem
ook iets lijdends:
Dat is heel ongelukkig, wat u daar
zegt getuige, en ik heb innig medelijden
met u. Maar u moet toch begrijpen, dat
men het wezen van het Christendom niet
zoo, door het met de zonde in aanraking te
brengen, hoonen mag. Het Christendom is
in zijn wezen door mystieke banden met
God verbonden. f
Pardon, viel de president in de rede,
Koraoelova, u weet immers, wat mystiek
beteekent ?
Neen.
Ze begrijpt het woord mystiek niet,
president. Drukt u de beteekenis wat een
voudiger uit, want u ziet, op hoe een
betreuHYPOTHEEEBANE VOOR AMERIKA,
's-Gravenhage, Anna Paulownastraat97.Directie: H.S.GRATAMA Jzn.
5 Werkende in Canada en het Koord- Westen der Yereenigde
Staten van Amerika.
X>O"tS. TJ /%. TVTT>'g=lT^T'Fr5^C7"ir51Vr
groot ?1000.-, ?500.?en ?100.?. Verkrflgbaar a 1OOV2 pCt.
i
Rott, Hypotheekbank v. Neder).
Yolteekend Maatsch. Kapitaal /5.000 000.
Reserve ? 595.485.24Ji
Geeft geld op eerste hypotheek zonder
vooruitbetaling van rente Inlichtingen te
bekomen ten kantore der Bank, Gedempte
Bierhaven 25, of bühare Agenten.
De Directie:
ED.HOYBB, Mr. W. v. ROSSBM, Mr.Ta. BEBPMAKEB
De Hollaodsche Voorschotbank.
HAARLEM, JAUSWEG 42.
Bijkantoren: Amsterdam, Damrak 99.
Rotterdam, "Wiinhaven 129a.
's-Gravenhage,Ged.Bargw.38
Maastricht, Breedestraat 24.
De Bank verstrekt gelden tot elk bedrag
met een minimum van ? 5OO en verkoopt
4 K pCt. Schuldbrieven in stukken van
? 1000, ?500, ? 100 en ? 50.
Nieuw comfortabel Hotel; 80 bedden, groot res
taurant, voortreffelijke keuken, heldere Munchener
en Pilsener bieren, lift, electr. licht. Baden. Centr.
verw. Omnibus en garage. Kamers van fr. 2.50?fr 5.
GEBRS. SCHINDLER.
LUZERN. Hotel MONTANA.
Het eenigste Hotel eersten rang, verhoogd gelegen. Rustig, stofvrij. Door een
particuliere lift met den promenadeweg aan het meer verbonden.
WOXiSEIiEY-CARS.
Het bekende Engelaohe merk.
Q-etLeel g-enJ.ieoli.loos.
Direct lever~foa.a.r.
Inlichtingen en prijsopgave verstrekt de vertegenwoor
diger voor Zuid-Holland:
P. OVERGAAUW, Balistraat 85-87, 's-Gravenhage.
renswaardige trap van ontwikkeling zij staat.
Het aangezicht van Christus is het begin
en het einde. De hemel opende zich na de
besnijdenis en er is geen zonde, geen deugd
en geen rijkdom. Het onderbroken, angstige
fluisteren is het embryo van alle sfinxen.
President, ik begreep er ook niets van.
Zoudt u niet wat eenvoudiger...
Eenvoudiger kan ik niet, zei lijdend de
president der gezworenen. De mystiek eischt
een eigen taal, dat is het nabijzijn bij God.
Koraoelova, u begrijpt 't toch wel ?
Slechts de nabijheid tot God is noodig, anders
niets.
Mooie nabijheid van God in onze zaak!
Ik heb niet eens een olielampje branden. De
anderen wel, maar ik niet.
Laatst, kwam getuige Kravtsjenka
tusschenbeide met een diepe basstem, laatst
gooide een gast met een kalen kop bier in
het oliebakje. Ik schold hem hondsvot, maar
hij antwoordde: Houd je mond, stneerpoets,
het licht Gods straalt ook in de duisternis.
Ja, dat zei-ie.
Getuige Kravtsjenka, geen anekdoten
alsjeblieft. Wat wilt u, getuige?
Getuige, een inspecteur van politie in
parade-uniform laat zijn sporen rinkelen:
Excellentie, veroorloof mij de zaal
met getuige Koraoelova te verlaten.
Waarom?
Vanwege den eed. Ik ben gauw klaar,
excellentie, en dan legt ze den eed af.
Neen,zei Koraoelova,verbleekend,zonder
den inspecteur aan te zien. Deze wendde
zijn hoofd ter zijde, zonder de geridderde
borst te bewegen.
U zult zweren!
Neen!
Dat zullen we zien.
Dat zullen we zien.
Genoeg, genoeg, riep de president woe
dend. Gaat u alsjeblieft weer op uw plaats,
mijnheer de inspecteur. We hebben uw
diensten voorloopig niet noodig.
Sporen-rinkelend ging de inspecteur van
politie naar zijn plaats. In het publiek wordt
druk en luid gefluisterd. De werkman, op
de hand van Koracelova zegt:
Hou je nu goed, wijf, je tanden zullen
ze poetsen, dat ze glimmen als een Samowar.
Nu, nu, u overdrijft, mijnheer, houd u
maar stil, u begrijpt niet, hoe de vork aan
de steel zit. Waar hebben ze u toch uw
baard uitgetrokken?
Uitgetrokken nu goed, uitgetrokken.
Zegt u me maar liever, of ze hier niet
ergens een buffet derde klasse hebben. Men
moet een hartversterking nemen voor de
gemoedsrust van de dochteren Gods.
Stil daar, riep de president.
Herstel de orde, deurwaarder.
De gerechtsdienaar gaat op zijn teenen naar
de tribune. Bij zijn nadering wordt alles stil
en dan verwijdert hij zich weer, op zijn teenen.
De reporter schrijft druk de smalle
papierstrookjes vol, maar op zijn gezicht ligt ont
zetting, want hij voorziet, dat de censuur
in geen geval zal toelaten, wat hij daar schrijft.
Zooals u wilt, maar er moet nu toch
een eind aan komen zegt de rechter.
Het wordt een schandaal.
Misschien dat... Nu, wat wilt u nog
meer, mijnheer de verdediger? Alles is toch
opgehelderd. Gaat u zitten.
Herhaaldelijk heeft mijnheer de sub
stituut-officier het woord gehad zegt de
verdediger, borst en hals eenigzins uitrekkend.
En u wilt het dus ook hebben ?
vraagt hoofdschuddend met een ironischen
glimlach de president. Nu goed, spreekt
u, als u iets op het hart hebt, maar weest
u vooral kort.
De verdediger wendt zich tot de ge
zworenen :
De geestige opmerkingen op theologisch
gebied van den heer substituut-officier en
den inspecteur van politie...
Mijnheer de verdediger valt de
president hem scherp in de rede, niet
persoonlijk worden, alstublieft.
De verdediger wendt zich tot de groene
tafel en buigt:
Ik gehoorzaam.
Daarna ziet hij de gezworenen open, ge
heel aan, en bedenkt zich plotseling met
gebogen hoofd. Zijn beide handen houdt
hij ter hoogte zijner borst, en de oogen
vast gesloten, de wenkbrouwen gefronst;
hij ziet er uit als een verliefde, of als
een, die niezen wil. En de gezworenen,
evenals het publiek zien hem met veel
belangstelling aan, in afwachting van wat
hij zal gaan zeggen. Alleen de rechters, die
zijn oratorische gewoonten kennen, blijven
onverschillig. Langzaam verheft de verde
diger zich uit dien toestand van nadenken,
bij tusschenpoozen: eerst vallen krachteloos
zijne handen neer, dan opent hij de oogen
en daarna eerst, alsof het tegen zijn wil was,
komen de oratorische woorden:
Heeren rechters en gezworenen!
En hij spreekt zeer ongewoon. Nu eens
fluisterend, maar toch zoo, dat allen hem
verstaan, dan weer schreeuwend, een ander
maaf bedenkt hij zich weer en staat dan
stil als verlamd, den blik op een der gezwo
renen gericht, totdat deze met de oogen
begint te knippen en ergens anders heen ziet.
Heeren rechters en gezworenen. Gij
hoordet zooeven den belangrijken dialoog
tusschen getuige Koraalova en den inspec
teur van politie, de betekenis daarvan zal
voor u geenszins verBbrgen'zijn. De gewel
dige middelen in," aa.Qftiefkijig genomen,
waarover ons stadsbestuur beschikt, aan den
anderen kant lettende op de noodlottige
pogingen van dat bestuur, de verdoolden
weer in den schoot der moeder Kerk terug
te leiden...
Mijnheer de verdediger wat beduidt dat ?
roept de president opgewonden uit.
Ik kan niet toestaan, dat u een oordeel
velt over de wettig aangestelde autoriteiten.
Ik zal u het woord ontnemen.
De substituut-officier zegt bescheiden
maar snel:
Ik zou de woorden van den verdediger
wel willen notuleeren.
Zonder op den officier te letten, buigt
zich de verdediger nogmaals tot de recht
bank :
Ik heb 't gehoord. Ik wilde alleen maar
zeggen, heeren gezworenen, dat juffrouw
Koraoelova, voor zoover ik haar begrepen
heb, haar denkbeelden niet zal laten varen,
zelfs niet, wanneer we haar met brandstapel
of inquisitie-folteringen gingen dreigen. In
juffrouw Koraoelova hebben we het omge
keerde te zien van een christen-martelares,
die, in naam van Jesus Christus, Jesus Christus
verloochent, terwijl ze neen" zeggend, eigen
lijk ja" bedoelt.
Een grootsch, mooi beeld rees er, ondui
delijk, maar aantrekkelijk voor de oogen
van de verdediger op, zijn vingers werden
koud, en met een opgewonden stem, waarin
slechts de helft zijner oratorische kunst te
hooren was, ging hij voort:
Zij is chistin, christin, en dat zal ik u
bewijzen, heeren. De mededeelingen der
getuigen Poestosjkina en Kravtsjenko en de
bekentenissen van juffrouw Koraoelova zelf,
hebben ons voldoende aangetoond op
welke wijze het zoo met haar gegaan is.
Een onervaren, zich van niets bewust meisje,
wellicht zooeven aan den steun van haar
fatsoenlijke ouders onttrokken, valt een
wellusteling in de armen, en moet zich er
weldra tot hare ontsteltenis van overtuigen,
dat ze zwanger is. En ergens in een schuur
op een zolder schenkt ze een kind het leven...
Korter, alstublieft, mijnheer de verde
diger. We weten reeds, hoe getuige zich
aan de prostitutie overgegeven heeft. De
heeren gezworenen zijn immers geen kin
deren en weten wel, hoe zoo iets gebeurt.
Blijft u alstublieft, bij het christendom.
Overigens is ze ook geen boerin, maar een
burgeres van de stad Woronesk.
Om u te dienen, mijnheer de president,
ofschoon ik geloof, dat ook de burgers hun
onschuldige genoegens hebben. Ter zake
dus: In haar ziel heeft zij het ideaal van
een mensch. zooals hij zijn moest naar het
beeld vr.:i Christus. De werkelijkheid echter
vernielt en bevuilt dit beeld door toedoen
van die fijnzinnige oude heeren die in hun
dronkenschap bier in de olielampen gieten,
door beleedigingen en slemppartijen. En
hierbij springt de ziel van juffrouw
Koraoelora in stukken. Mijne heeren, u zaagt
haar immers bijna glimlachen. Maar weet
u ook, hoeveel bittere tranen die vrouw
geweend heeft in de stilte der nachten, hoe
de scherpe distelen van brandend berouw en
ontzettende smarten in dat schijnbaar kille
hart gewoeld en gefolterd hebben? Zou zij
ook niet, als andere, goede vrouwen, ter
kerke, ter biecht, naar het heilige avondmaal
willen gaan, in het mooie witte kleed der
avondmaals-ontvangenis? Zou zij zich niet
De INCASSO-BANK verhuurt aan bjj haar geïntroduceerde penonea
Safe-Loketten in de Brand- en InbraakrrJJe Kelders TUI haar
Hoofdkantoor Heerengracht 633?637 en van haar Bijkantoor ,Bew$ voor
Diamanthandel", Weesperplein.
Reglementen qjn te haren kantoren Terkrjjgbaai.
13 ;,tWOONHU Y5"
AMSTERDAM. ÏM ARNHEM
VIJZELSTRAAT-HEEREMGRACHT.- ROGGESTRAAT.
COMBIMATIE
f 25OO.
5ALOM-HUI5KAMERSLAAPKAMER-IOGEERKAMER
IM VIER VOOR DJT DOEL SPECIAAL
INGERICHTE KAMERS TENTOONGESTELD.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII11IHII
het kleed der schande, der~zonde van het
lijf willen rukken ? Weet ge, hoe vele malen
in haar droomen zij knielend tot gindsche
steenen stoepen genaderd is, hoe vele malen
zij die gekust heeft, maar zich niet waardig
keurde het heilige gebouw binnen te gaan ?
En zij zou geen christin zijn ? Wie anders
is dan den naam van christen waard? Is
dan onder al die tranen ook niet die van
het berouw, die de boeleerster tot een boe
tende Magdalena maakte, een heilige, een
heerlijk reine ?
Neen! viel Koraoelova in de rede.
Dat is niet waar! Ik heb niet geweend, ik
heb geen boete gedaan. Hoe kun je berouw
hebben, als je altijd weer hetzelfde doet?
Hier, kijkt u...
Ze deed haar taschje open, nam er een
zakdoek uit en daarna een porte-monnaie.
Hieruit nam ze twee zilveren roebels en
eenig kleingeld en legde dit op haar open
hand, die ze naar den advokaat uitstrekt.
Een geldstuk viel, draaide eenige malen op
den gladden bodem rond en bleef bij den
verdediger liggen. Niemand raapte het op.
Hoe kom ik aan dit geld? Wat heb
ik er voor gedaan? Dat! Dat! Altijd dat!
En die japon, dien hoed, en deze oor
ringen. Altijd hetzelfde! Altijd dat eene!
Kleed mij uit tot op mijn hemd, u zult niets
vinden, dat van mij is. Zelfs dit lichaam is
niet van mij, drie jaar vooruit is het ver
kocht, misschien wel het heele leven. Ons
leven is immers maar kort. En in mijn buik?
Wat heb ik daarin? Port, wijn, bier, choco
lade, waarop ze me gisteren getrakteerd
hebben. Mijn buik is dus ook niet van mij.
Ik heb geen schaamte en geen geweten. Als
u beveelt, dat ik mij naakt uitkleed, dan doe
ik het. Als u mij zegt, het crucifix te bespu
wen, dan zal ik het doen!
Kravtsjenko begon te weenen. Snel vielen
de groote droppels op de onnatuurlijk hooge
borst. Ze droogde ze, maar niet aan de oogen,
maar bij den kin, den mond, waar de tranen
jeukten.
Eergisteren hebben ze me uitgehuwelijkt
aan een van de bezoekers, voor de grap
natuurlijk. In plaats van bloemkransen hiel
den ze omgekeerde kamerpotten boven onze
hoofden, in plaats van kaarsen hadden ze
bierflesschen, en voorden priester fungeerde
een andere bezoeker, die mijn onderrok ver
keerd om aangetrokken had. Zij
Hierbij wees ze naar Kravtsjenko, die
weende:
Zij stelde mijn moeder voor en zwom
in tranen, alsof het ernst was. Ze houdt
wel van wat tranen nu en dan. Ik
lachte, 't was ook erg grappig. Voor de
kerk voel ik niets, ik doe niet eens
moeite er voorbij te loopen. Ik houd niet
van haar. Ze vroegen me straks immers
ook hier te bidden! Ik ken niet eens de
noodige woorden voor een gebed. Ik ken
alle woorden, zelfs zulke, die jullie hier niet
kent, ofschoon jullie mannen bent, maar de
echte, ware woorden ken ik niet. Waartoe
zou ik ook bidden ? Ik ben niet bang voor
de wereld, slechter zal die er niet om worden.
En buitendien is er met bidden heel weinig
te bereiken. Ik heb gebeden, geen kinderen
te krijgen, en ik heb toch een kind gehad.
Ik heb gebeden, dat dat kind bij mij mocht
blijven, maar ik moest 't in het weeshuis
achterlaten. Ik heb gebeden, dat het ten
minste in leven zou blijven, maar het is
gestorven. Waarvoor heb ik niet allemaal
gebeden, toen ik nog dom was. Maar dank
zij de goede menschen, heb ik het bidden
verleerd. Een student heeft me het af geleerd.
Hij begon net als jullie, van mijn kindsheid
en de heele rest, en hij bracht het zoover,
dat ik begon te huilen en te bidden: Lieve
God, voer mij toch weg van hier! bad ik.
Toen zei de student: Zoo, nu ben je mensen
geworden en nu kan ik met jou van de
liefde genieten. Hij heeft me het bidden
afgeleerd. Ik ben natuurlijk niet boos op
hem, iedereen wil liever een eerlijk goed
mensch een zoen geven dan zoo een als ik.
Maar voordeel van tranen of bidden heb ik
niet. En ik zou een christin zijn? Waarom
zoo iets onmogelijks uitspreken? Rechters, ik
heet Groesje, de wildzang, en zoo moet u
mij ook beschouwen.
Ze zuchtte even, knikte met haar hoofd.
De gouden oorringen schitterden toen, en ze
zei eenvoudig:
Ik heb een twintig-kopeken-stuk laten
vallen. Mag ik het oprapen?
Illlllllllllllll l Illl IIIIIUI ||
Allen zwegen en keken naar Koracelova,
terwijl ze gebukt het geldstuk van den
gladden bodem opnam.
Nu jullie daar wendde met een
bitteren trek om den mond de president
zich tot Poestosjkina en Kravtsjenko.
Jullie hebt toch geen bezwaren tegen
den eed?
Wij niet antwoordde Kravtsjenko
weenend. Maar zij wel.
Mijnheer de president zei de sub
stituut officier met nadruk en streng, in
aanmerking genomen, dat vele gevallen,
door getuige Koracelova hier medegedeeld
op grappenmakerij schijnen te wijzen, zou
ik als vertegenwoordiger van den officier
van justitie .gaarne willen weten, of zij zich
niet eenige namen herinnert...
Waarom is dat grappemakerij? ant
woordde Koracelova. We zijn dronken
geweest, dat is alles. Maar ik kan me geen
namen herinneren.
De rechters beraadslaagden lang en
vruchteloos. Ze riepen zelfs den officier
bij zich en fluisterden druk met hem.
Eindelijk wordt besloten, getuige Koraoelova
op grond van haar onchristelijke overtui
gingen van de eedsaflegging vrij te laten.
De andere getuigen gaan nu, een eng
aangesloten troep, naar het altaar, waar de
priester in ornaat met het crucifix wacht.
De inspecteur van politie zegt luid:
Opstaan, alsjeblief!
Allen staan op en wenden zich met de
gezichten naar het kleine altaar. Koraoelava
ziet nu alleen nog maar de ruggen, de
nekken van de menschen, en de achter
hoofden, kale, behaarde, ronde puntige,
platte.
De priester spreekt:
Heft de handen op.
Zij heffen de handen op.
Zegt mij na, wat ik u voor zeggen zal:
Ik beloof en zweer.
De menigte mompelt verschillend, maar
de volle, in tranen verstikte contra-alt stem
van Kravtsjenko is duidelijk hoorbaar:
Ik beloof en zweer.
Voor God, den almachtige en het
heilige Evangelie.
Voor God, den almachtige en het heilige
Evangelie.
Nu gaat alles goed, gemakkelijk, aange
naam, gelijkmatig. Onderwijl staat Koraoe
lova onbewegelijk en staart naar n punt:
den rug van den president.
De getuigen zijn verwijderd, behalve
Koraoelova.
Getuige. Het gerecht heeft u den eed
kwijt gescholden. Maar bedenk, dat u alleen
de volle waarheid en niets dan de waarheid
verklaren zult, naar een zuiver geweten.
Belooft u dat?
Neen. Ik heb geen geweten. Dat heb
ik toch al gezegd.
Wat moeten we dan met u beginnen ?
Dus, de waarheid, begrijpt u, de waarheid
zult u zeggen ?
Ik zal zeggen, wat ik weet.
Een half uur lang loopt in voorbeeldige
orde de zaak van stapeL Vragen en ant
woorden volgen elkander snel en duidelijk,
de officier teekent iets op, de reporter teekent
op zijn papiertje een of andere geheimzinnige
versiering, zijn gezichtsuitdrukking is zakelijk
en koel. De aangeklaagde geeft zeer uit
voerige verklaringen. De handen heeft hij
op zijn rug, het bovenlijf wiegt zacht heen
en weer en dikwijls kijkt hij naar de zoldering.
Wat nu dat stads-lommerdbriefje be
treft, dat zit zoo : Den dertienden Maart van
het afgeloopen jaar kwam ik in de
fietshandel van Marchlevsky ... Wat nu mijn
braspartijen in het bewuste huis betreft,
waar ik een bankbiljet van honderd roebel
zou gewisseld hebben, ik was daar in 't
geheel maar vier maal, en wel den 21sten
December, den 7den Januari, den 25eten
Januari en den Isten Februari, en drie «mal
heeft mijn vriend en collega Protmssof voor
mij betaald, de vierde keer heb ik zelf be
taald, en ik verzoek uwe edelachtbare de
rekening te mogen laten zien, waaruit blijkt,
dat de heele som der uitgaven, inbegrepen
de...
De electrische lampen branden, buiten is
het donker. Maar binnen is het warm, ge
zellig, aangenaam...