De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 29 juni pagina 3

29 juni 1913 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

29 Juni '13. - No. 1879 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND JOUWT TE NUNSPEET. v' Mooie boachrijke terreinen. Spoor, Tram, Eloctriaoh licht, Telephoon Inlfobtinsren M.ii «DE VELUWE",Nuonneet l St. MORITZ-DORF ENGADIN HotelLAMARGNA. Prachtig, nieuw gebouwd Hotel Ie R. met alle Comfort ingericht. Heerlijk mooi gelegen, met uitzicht op het Meer en Gebergte. Tegenover het Station. KAMERS VAN AF Fr. 4.-. Met aanbeveling van het Internationaal Verkeersbureau, Amsterdam. DELAONAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. B«ofd-Agent r*or Nederland t J. LEONARD LAHB, Stadhouderskade AKSTEBDAJL GRANDS VINS DE CHAMPAGNE Perrier-Jouet Epernay. Conccssionnaires, Sauter& Polis, Maastricht. De dikken zijn niet altijd de eerlijken, mijnheer de rechter, merkte Poestosjkina op. Laatst hebben we net zoo'n dikkerd bij ons gehad, als u, hij dronk, hing de beest uit en wou toen door een achterdeur ver dwijnen, maar hij kon er niet uit. Ik handel in was en waskaarsen en wensch niet, dat het heilige geld aan zoo'n gemeene smerige instelling weggesmeten wordt, zei-ie. Maar hij was stom-dronken. Ik vind... Houd u stil, getuige. Dat dat flesschetrekkers zijn. Dat zijn de dikkerds! Houd uw mond, getuige, anders laat ik u er uit zetten. Hebt u nog iets, mijnheer de officier? Een vraag Getuige Koraoelova, ik begrijp, dat men u Groesja noemt, maar gedoopt bent u, Pelagea, en wanneer u vol§ens het vaststaande gebruik gedoopt bent, an bent u ook christin; dat staat trouwens ook in uw doopakte. U weet wel, dat de heilige doop het wezen van de christelijke leer omvat. Nu hij een thema gevonden had, werd hij strenger. De president fluisterde. Let op, meteen begint hij van een pas te spreken, en luider, den offiicier in de : rede vallend: Getuige, u begrijpt, u bent nu eenmaal gedoopt; dus ook christin, geeft u dat toe? Neen. Daar heeft u 't nu, mijnheer de officier, ze geeft niet toe. 't Begon vervelend te worden. Onzin, vrouwepraatjes, koppigheid hielden de gang der zaak op. En bij dejaangeboren, geheim zinnige verachting van den man voor de vrouw, kwam nog het gevoel van beleediging: hoe bescheiden ze zich ook voordoet, het heeft den schijn, of ze beter is dan de anderen, beter dan de rechters, beter dan de gezworenen, dan het publiek. De electri sche lampen branden en alles is mooi, maar die' vrouw is koppig. En niemand lacht meer. De werkman met het dunne baardje is melancholiek geworden en zegt: Als ik je. maar eens de waarheid kon zeggen, die zou je wel begrijpen. Zijn buurman ant woordt, zonder om te zien : Jij altijd met je vuisten, bewijs haar liever... Houd u maar stil, dat begrijpt u niet. De vuisten hebben we ook van God ontvangen. Waar hebben ze uw baard uitgetrokken ? Dat gaat u niets aan. Ze is nu eenmaal zoo en blijft zoo. De gerechtsdienaar sist, de gesprekken verstommen, allen kijken met belangstelling naar de rechters, die beraad slagen. Hoor eens, Leo Arkadjewitsj, dat is God weet wat, dat is een gekkehuis, zegt een der rechters opgewonden. Moeten wij rechtspreken, of doen zij het ? Ik dank u hartelijk voor zoo een genoegen. Wat wilt u dan ? U denkt zeker, dat dat met opzet antwoordt rood wordend de president. Kijkt u haar eens aan, die Kravtsjenko, ze zal u met de oogen ver slinden. Die zullen ons hier eens een nieuwe ketterij verkondigen, en ik mag dat opschrijven; dank u wel. En toch kan ik het niet verbieden, we zijn er nu eenmaal mee begonnen. Wilt u iets zeggen, mijnheer de president der gezworenen ? Mag ik u dan verzoeken kort te zijn, we hebben toch al een half uur verloren. De toegesprokene had een buitengewoon intelligent uiterlijk. Hij had veel en dicht haar, als een dichter of een jonge priester, zijn polsen waren mager en smal, en hij sprak met lichte inspanning, alsof het zijn woorden moeilijk viel den tegenstand der lucht te overwinnen. Tijdens de gesprekken met Koraoelava had hij een lijdende hou ding aangenomen, en nu was in zijn stem ook iets lijdends: Dat is heel ongelukkig, wat u daar zegt getuige, en ik heb innig medelijden met u. Maar u moet toch begrijpen, dat men het wezen van het Christendom niet zoo, door het met de zonde in aanraking te brengen, hoonen mag. Het Christendom is in zijn wezen door mystieke banden met God verbonden. f Pardon, viel de president in de rede, Koraoelova, u weet immers, wat mystiek beteekent ? Neen. Ze begrijpt het woord mystiek niet, president. Drukt u de beteekenis wat een voudiger uit, want u ziet, op hoe een betreuHYPOTHEEEBANE VOOR AMERIKA, 's-Gravenhage, Anna Paulownastraat97.Directie: H.S.GRATAMA Jzn. 5 Werkende in Canada en het Koord- Westen der Yereenigde Staten van Amerika. X>O"tS. TJ /%. TVTT>'g=lT^T'Fr5^C7"ir51Vr groot ?1000.-, ?500.?en ?100.?. Verkrflgbaar a 1OOV2 pCt. i Rott, Hypotheekbank v. Neder). Yolteekend Maatsch. Kapitaal /5.000 000. Reserve ? 595.485.24Ji Geeft geld op eerste hypotheek zonder vooruitbetaling van rente Inlichtingen te bekomen ten kantore der Bank, Gedempte Bierhaven 25, of bühare Agenten. De Directie: ED.HOYBB, Mr. W. v. ROSSBM, Mr.Ta. BEBPMAKEB De Hollaodsche Voorschotbank. HAARLEM, JAUSWEG 42. Bijkantoren: Amsterdam, Damrak 99. Rotterdam, "Wiinhaven 129a. 's-Gravenhage,Ged.Bargw.38 Maastricht, Breedestraat 24. De Bank verstrekt gelden tot elk bedrag met een minimum van ? 5OO en verkoopt 4 K pCt. Schuldbrieven in stukken van ? 1000, ?500, ? 100 en ? 50. Nieuw comfortabel Hotel; 80 bedden, groot res taurant, voortreffelijke keuken, heldere Munchener en Pilsener bieren, lift, electr. licht. Baden. Centr. verw. Omnibus en garage. Kamers van fr. 2.50?fr 5. GEBRS. SCHINDLER. LUZERN. Hotel MONTANA. Het eenigste Hotel eersten rang, verhoogd gelegen. Rustig, stofvrij. Door een particuliere lift met den promenadeweg aan het meer verbonden. WOXiSEIiEY-CARS. Het bekende Engelaohe merk. Q-etLeel g-enJ.ieoli.loos. Direct lever~foa.a.r. Inlichtingen en prijsopgave verstrekt de vertegenwoor diger voor Zuid-Holland: P. OVERGAAUW, Balistraat 85-87, 's-Gravenhage. renswaardige trap van ontwikkeling zij staat. Het aangezicht van Christus is het begin en het einde. De hemel opende zich na de besnijdenis en er is geen zonde, geen deugd en geen rijkdom. Het onderbroken, angstige fluisteren is het embryo van alle sfinxen. President, ik begreep er ook niets van. Zoudt u niet wat eenvoudiger... Eenvoudiger kan ik niet, zei lijdend de president der gezworenen. De mystiek eischt een eigen taal, dat is het nabijzijn bij God. Koraoelova, u begrijpt 't toch wel ? Slechts de nabijheid tot God is noodig, anders niets. Mooie nabijheid van God in onze zaak! Ik heb niet eens een olielampje branden. De anderen wel, maar ik niet. Laatst, kwam getuige Kravtsjenka tusschenbeide met een diepe basstem, laatst gooide een gast met een kalen kop bier in het oliebakje. Ik schold hem hondsvot, maar hij antwoordde: Houd je mond, stneerpoets, het licht Gods straalt ook in de duisternis. Ja, dat zei-ie. Getuige Kravtsjenka, geen anekdoten alsjeblieft. Wat wilt u, getuige? Getuige, een inspecteur van politie in parade-uniform laat zijn sporen rinkelen: Excellentie, veroorloof mij de zaal met getuige Koraoelova te verlaten. Waarom? Vanwege den eed. Ik ben gauw klaar, excellentie, en dan legt ze den eed af. Neen,zei Koraoelova,verbleekend,zonder den inspecteur aan te zien. Deze wendde zijn hoofd ter zijde, zonder de geridderde borst te bewegen. U zult zweren! Neen! Dat zullen we zien. Dat zullen we zien. Genoeg, genoeg, riep de president woe dend. Gaat u alsjeblieft weer op uw plaats, mijnheer de inspecteur. We hebben uw diensten voorloopig niet noodig. Sporen-rinkelend ging de inspecteur van politie naar zijn plaats. In het publiek wordt druk en luid gefluisterd. De werkman, op de hand van Koracelova zegt: Hou je nu goed, wijf, je tanden zullen ze poetsen, dat ze glimmen als een Samowar. Nu, nu, u overdrijft, mijnheer, houd u maar stil, u begrijpt niet, hoe de vork aan de steel zit. Waar hebben ze u toch uw baard uitgetrokken? Uitgetrokken nu goed, uitgetrokken. Zegt u me maar liever, of ze hier niet ergens een buffet derde klasse hebben. Men moet een hartversterking nemen voor de gemoedsrust van de dochteren Gods. Stil daar, riep de president. Herstel de orde, deurwaarder. De gerechtsdienaar gaat op zijn teenen naar de tribune. Bij zijn nadering wordt alles stil en dan verwijdert hij zich weer, op zijn teenen. De reporter schrijft druk de smalle papierstrookjes vol, maar op zijn gezicht ligt ont zetting, want hij voorziet, dat de censuur in geen geval zal toelaten, wat hij daar schrijft. Zooals u wilt, maar er moet nu toch een eind aan komen zegt de rechter. Het wordt een schandaal. Misschien dat... Nu, wat wilt u nog meer, mijnheer de verdediger? Alles is toch opgehelderd. Gaat u zitten. Herhaaldelijk heeft mijnheer de sub stituut-officier het woord gehad zegt de verdediger, borst en hals eenigzins uitrekkend. En u wilt het dus ook hebben ? vraagt hoofdschuddend met een ironischen glimlach de president. Nu goed, spreekt u, als u iets op het hart hebt, maar weest u vooral kort. De verdediger wendt zich tot de ge zworenen : De geestige opmerkingen op theologisch gebied van den heer substituut-officier en den inspecteur van politie... Mijnheer de verdediger valt de president hem scherp in de rede, niet persoonlijk worden, alstublieft. De verdediger wendt zich tot de groene tafel en buigt: Ik gehoorzaam. Daarna ziet hij de gezworenen open, ge heel aan, en bedenkt zich plotseling met gebogen hoofd. Zijn beide handen houdt hij ter hoogte zijner borst, en de oogen vast gesloten, de wenkbrouwen gefronst; hij ziet er uit als een verliefde, of als een, die niezen wil. En de gezworenen, evenals het publiek zien hem met veel belangstelling aan, in afwachting van wat hij zal gaan zeggen. Alleen de rechters, die zijn oratorische gewoonten kennen, blijven onverschillig. Langzaam verheft de verde diger zich uit dien toestand van nadenken, bij tusschenpoozen: eerst vallen krachteloos zijne handen neer, dan opent hij de oogen en daarna eerst, alsof het tegen zijn wil was, komen de oratorische woorden: Heeren rechters en gezworenen! En hij spreekt zeer ongewoon. Nu eens fluisterend, maar toch zoo, dat allen hem verstaan, dan weer schreeuwend, een ander maaf bedenkt hij zich weer en staat dan stil als verlamd, den blik op een der gezwo renen gericht, totdat deze met de oogen begint te knippen en ergens anders heen ziet. Heeren rechters en gezworenen. Gij hoordet zooeven den belangrijken dialoog tusschen getuige Koraalova en den inspec teur van politie, de betekenis daarvan zal voor u geenszins verBbrgen'zijn. De gewel dige middelen in," aa.Qftiefkijig genomen, waarover ons stadsbestuur beschikt, aan den anderen kant lettende op de noodlottige pogingen van dat bestuur, de verdoolden weer in den schoot der moeder Kerk terug te leiden... Mijnheer de verdediger wat beduidt dat ? roept de president opgewonden uit. Ik kan niet toestaan, dat u een oordeel velt over de wettig aangestelde autoriteiten. Ik zal u het woord ontnemen. De substituut-officier zegt bescheiden maar snel: Ik zou de woorden van den verdediger wel willen notuleeren. Zonder op den officier te letten, buigt zich de verdediger nogmaals tot de recht bank : Ik heb 't gehoord. Ik wilde alleen maar zeggen, heeren gezworenen, dat juffrouw Koraoelova, voor zoover ik haar begrepen heb, haar denkbeelden niet zal laten varen, zelfs niet, wanneer we haar met brandstapel of inquisitie-folteringen gingen dreigen. In juffrouw Koraoelova hebben we het omge keerde te zien van een christen-martelares, die, in naam van Jesus Christus, Jesus Christus verloochent, terwijl ze neen" zeggend, eigen lijk ja" bedoelt. Een grootsch, mooi beeld rees er, ondui delijk, maar aantrekkelijk voor de oogen van de verdediger op, zijn vingers werden koud, en met een opgewonden stem, waarin slechts de helft zijner oratorische kunst te hooren was, ging hij voort: Zij is chistin, christin, en dat zal ik u bewijzen, heeren. De mededeelingen der getuigen Poestosjkina en Kravtsjenko en de bekentenissen van juffrouw Koraoelova zelf, hebben ons voldoende aangetoond op welke wijze het zoo met haar gegaan is. Een onervaren, zich van niets bewust meisje, wellicht zooeven aan den steun van haar fatsoenlijke ouders onttrokken, valt een wellusteling in de armen, en moet zich er weldra tot hare ontsteltenis van overtuigen, dat ze zwanger is. En ergens in een schuur op een zolder schenkt ze een kind het leven... Korter, alstublieft, mijnheer de verde diger. We weten reeds, hoe getuige zich aan de prostitutie overgegeven heeft. De heeren gezworenen zijn immers geen kin deren en weten wel, hoe zoo iets gebeurt. Blijft u alstublieft, bij het christendom. Overigens is ze ook geen boerin, maar een burgeres van de stad Woronesk. Om u te dienen, mijnheer de president, ofschoon ik geloof, dat ook de burgers hun onschuldige genoegens hebben. Ter zake dus: In haar ziel heeft zij het ideaal van een mensch. zooals hij zijn moest naar het beeld vr.:i Christus. De werkelijkheid echter vernielt en bevuilt dit beeld door toedoen van die fijnzinnige oude heeren die in hun dronkenschap bier in de olielampen gieten, door beleedigingen en slemppartijen. En hierbij springt de ziel van juffrouw Koraoelora in stukken. Mijne heeren, u zaagt haar immers bijna glimlachen. Maar weet u ook, hoeveel bittere tranen die vrouw geweend heeft in de stilte der nachten, hoe de scherpe distelen van brandend berouw en ontzettende smarten in dat schijnbaar kille hart gewoeld en gefolterd hebben? Zou zij ook niet, als andere, goede vrouwen, ter kerke, ter biecht, naar het heilige avondmaal willen gaan, in het mooie witte kleed der avondmaals-ontvangenis? Zou zij zich niet De INCASSO-BANK verhuurt aan bjj haar geïntroduceerde penonea Safe-Loketten in de Brand- en InbraakrrJJe Kelders TUI haar Hoofdkantoor Heerengracht 633?637 en van haar Bijkantoor ,Bew$ voor Diamanthandel", Weesperplein. Reglementen qjn te haren kantoren Terkrjjgbaai. 13 ;,tWOONHU Y5" AMSTERDAM. ÏM ARNHEM VIJZELSTRAAT-HEEREMGRACHT.- ROGGESTRAAT. COMBIMATIE f 25OO. 5ALOM-HUI5KAMERSLAAPKAMER-IOGEERKAMER IM VIER VOOR DJT DOEL SPECIAAL INGERICHTE KAMERS TENTOONGESTELD. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII11IHII het kleed der schande, der~zonde van het lijf willen rukken ? Weet ge, hoe vele malen in haar droomen zij knielend tot gindsche steenen stoepen genaderd is, hoe vele malen zij die gekust heeft, maar zich niet waardig keurde het heilige gebouw binnen te gaan ? En zij zou geen christin zijn ? Wie anders is dan den naam van christen waard? Is dan onder al die tranen ook niet die van het berouw, die de boeleerster tot een boe tende Magdalena maakte, een heilige, een heerlijk reine ? Neen! viel Koraoelova in de rede. Dat is niet waar! Ik heb niet geweend, ik heb geen boete gedaan. Hoe kun je berouw hebben, als je altijd weer hetzelfde doet? Hier, kijkt u... Ze deed haar taschje open, nam er een zakdoek uit en daarna een porte-monnaie. Hieruit nam ze twee zilveren roebels en eenig kleingeld en legde dit op haar open hand, die ze naar den advokaat uitstrekt. Een geldstuk viel, draaide eenige malen op den gladden bodem rond en bleef bij den verdediger liggen. Niemand raapte het op. Hoe kom ik aan dit geld? Wat heb ik er voor gedaan? Dat! Dat! Altijd dat! En die japon, dien hoed, en deze oor ringen. Altijd hetzelfde! Altijd dat eene! Kleed mij uit tot op mijn hemd, u zult niets vinden, dat van mij is. Zelfs dit lichaam is niet van mij, drie jaar vooruit is het ver kocht, misschien wel het heele leven. Ons leven is immers maar kort. En in mijn buik? Wat heb ik daarin? Port, wijn, bier, choco lade, waarop ze me gisteren getrakteerd hebben. Mijn buik is dus ook niet van mij. Ik heb geen schaamte en geen geweten. Als u beveelt, dat ik mij naakt uitkleed, dan doe ik het. Als u mij zegt, het crucifix te bespu wen, dan zal ik het doen! Kravtsjenko begon te weenen. Snel vielen de groote droppels op de onnatuurlijk hooge borst. Ze droogde ze, maar niet aan de oogen, maar bij den kin, den mond, waar de tranen jeukten. Eergisteren hebben ze me uitgehuwelijkt aan een van de bezoekers, voor de grap natuurlijk. In plaats van bloemkransen hiel den ze omgekeerde kamerpotten boven onze hoofden, in plaats van kaarsen hadden ze bierflesschen, en voorden priester fungeerde een andere bezoeker, die mijn onderrok ver keerd om aangetrokken had. Zij Hierbij wees ze naar Kravtsjenko, die weende: Zij stelde mijn moeder voor en zwom in tranen, alsof het ernst was. Ze houdt wel van wat tranen nu en dan. Ik lachte, 't was ook erg grappig. Voor de kerk voel ik niets, ik doe niet eens moeite er voorbij te loopen. Ik houd niet van haar. Ze vroegen me straks immers ook hier te bidden! Ik ken niet eens de noodige woorden voor een gebed. Ik ken alle woorden, zelfs zulke, die jullie hier niet kent, ofschoon jullie mannen bent, maar de echte, ware woorden ken ik niet. Waartoe zou ik ook bidden ? Ik ben niet bang voor de wereld, slechter zal die er niet om worden. En buitendien is er met bidden heel weinig te bereiken. Ik heb gebeden, geen kinderen te krijgen, en ik heb toch een kind gehad. Ik heb gebeden, dat dat kind bij mij mocht blijven, maar ik moest 't in het weeshuis achterlaten. Ik heb gebeden, dat het ten minste in leven zou blijven, maar het is gestorven. Waarvoor heb ik niet allemaal gebeden, toen ik nog dom was. Maar dank zij de goede menschen, heb ik het bidden verleerd. Een student heeft me het af geleerd. Hij begon net als jullie, van mijn kindsheid en de heele rest, en hij bracht het zoover, dat ik begon te huilen en te bidden: Lieve God, voer mij toch weg van hier! bad ik. Toen zei de student: Zoo, nu ben je mensen geworden en nu kan ik met jou van de liefde genieten. Hij heeft me het bidden afgeleerd. Ik ben natuurlijk niet boos op hem, iedereen wil liever een eerlijk goed mensch een zoen geven dan zoo een als ik. Maar voordeel van tranen of bidden heb ik niet. En ik zou een christin zijn? Waarom zoo iets onmogelijks uitspreken? Rechters, ik heet Groesje, de wildzang, en zoo moet u mij ook beschouwen. Ze zuchtte even, knikte met haar hoofd. De gouden oorringen schitterden toen, en ze zei eenvoudig: Ik heb een twintig-kopeken-stuk laten vallen. Mag ik het oprapen? Illlllllllllllll l Illl IIIIIUI || Allen zwegen en keken naar Koracelova, terwijl ze gebukt het geldstuk van den gladden bodem opnam. Nu jullie daar wendde met een bitteren trek om den mond de president zich tot Poestosjkina en Kravtsjenko. Jullie hebt toch geen bezwaren tegen den eed? Wij niet antwoordde Kravtsjenko weenend. Maar zij wel. Mijnheer de president zei de sub stituut officier met nadruk en streng, in aanmerking genomen, dat vele gevallen, door getuige Koracelova hier medegedeeld op grappenmakerij schijnen te wijzen, zou ik als vertegenwoordiger van den officier van justitie .gaarne willen weten, of zij zich niet eenige namen herinnert... Waarom is dat grappemakerij? ant woordde Koracelova. We zijn dronken geweest, dat is alles. Maar ik kan me geen namen herinneren. De rechters beraadslaagden lang en vruchteloos. Ze riepen zelfs den officier bij zich en fluisterden druk met hem. Eindelijk wordt besloten, getuige Koraoelova op grond van haar onchristelijke overtui gingen van de eedsaflegging vrij te laten. De andere getuigen gaan nu, een eng aangesloten troep, naar het altaar, waar de priester in ornaat met het crucifix wacht. De inspecteur van politie zegt luid: Opstaan, alsjeblief! Allen staan op en wenden zich met de gezichten naar het kleine altaar. Koraoelava ziet nu alleen nog maar de ruggen, de nekken van de menschen, en de achter hoofden, kale, behaarde, ronde puntige, platte. De priester spreekt: Heft de handen op. Zij heffen de handen op. Zegt mij na, wat ik u voor zeggen zal: Ik beloof en zweer. De menigte mompelt verschillend, maar de volle, in tranen verstikte contra-alt stem van Kravtsjenko is duidelijk hoorbaar: Ik beloof en zweer. Voor God, den almachtige en het heilige Evangelie. Voor God, den almachtige en het heilige Evangelie. Nu gaat alles goed, gemakkelijk, aange naam, gelijkmatig. Onderwijl staat Koraoe lova onbewegelijk en staart naar n punt: den rug van den president. De getuigen zijn verwijderd, behalve Koraoelova. Getuige. Het gerecht heeft u den eed kwijt gescholden. Maar bedenk, dat u alleen de volle waarheid en niets dan de waarheid verklaren zult, naar een zuiver geweten. Belooft u dat? Neen. Ik heb geen geweten. Dat heb ik toch al gezegd. Wat moeten we dan met u beginnen ? Dus, de waarheid, begrijpt u, de waarheid zult u zeggen ? Ik zal zeggen, wat ik weet. Een half uur lang loopt in voorbeeldige orde de zaak van stapeL Vragen en ant woorden volgen elkander snel en duidelijk, de officier teekent iets op, de reporter teekent op zijn papiertje een of andere geheimzinnige versiering, zijn gezichtsuitdrukking is zakelijk en koel. De aangeklaagde geeft zeer uit voerige verklaringen. De handen heeft hij op zijn rug, het bovenlijf wiegt zacht heen en weer en dikwijls kijkt hij naar de zoldering. Wat nu dat stads-lommerdbriefje be treft, dat zit zoo : Den dertienden Maart van het afgeloopen jaar kwam ik in de fietshandel van Marchlevsky ... Wat nu mijn braspartijen in het bewuste huis betreft, waar ik een bankbiljet van honderd roebel zou gewisseld hebben, ik was daar in 't geheel maar vier maal, en wel den 21sten December, den 7den Januari, den 25eten Januari en den Isten Februari, en drie «mal heeft mijn vriend en collega Protmssof voor mij betaald, de vierde keer heb ik zelf be taald, en ik verzoek uwe edelachtbare de rekening te mogen laten zien, waaruit blijkt, dat de heele som der uitgaven, inbegrepen de... De electrische lampen branden, buiten is het donker. Maar binnen is het warm, ge zellig, aangenaam...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl