De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 6 juli pagina 6

6 juli 1913 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Juli '13. No. 1880 Poortingang (oud en nieuw) Halscabinetten (nieuw) HET NIEUWE FRANS HALS-MUSEUM TE HAARLEM Binnengevel van het Poortgebouw van het nieuwe Halsmuseum, naar de teekening van G. Kerkhoff. In den doorloop ziet men den gevelsteen, die kort geleden voltooid werd Het Nieuwe Museum in Haarlem Er zijn op het nieuwe museum in Haarlem verschillende aanmerkingen ge maakt en ik voeg er misschien een nieuwe bij door de klacht, dat het voor een vreemdeling zich moeilijk zoeken laat. Want al is het afgelegen straatje, waar het zijn moet, gevonden, dan heeft men weer rondkijken naar een voorbijganger, of een der straatbewoners, die toevallig aan zijn deur kan staan, om zekerheid te krijgen, dat het oude hofjes-achtig gebouw inderdaad het museum is. Is u dan de poort met de groene deur aan gewezen (ik geloof dat alle deuren daar groen zijn) dan hebt ge maar den klopper te laten vallen, en ge wordt opengedaan bijna onmiddellijk, alsof daar binnen op uw klop gewacht werd. Die deurklopper is heel aardig en recht typisch oudhollandsch.maar 'k moet erbij toch denken aan den liefhebber in antiquiteitjes, die op zijn tafel steeds een oud komfoortje heeft staan met een doovekooltje erin, en die nooit anders dan daaraan zijn pijp zal opsteken, precies als eertijds. Deze .aanmerkingen over de verscholenheid van het museum en de volkomen afwe zigheid van eenige aanwijzing op den hoek der straat en op het gebouw zelf, kunnen we echter aan de Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingen verkeer overlaten. De typische" deur klopper echter, hoezeer het een futiliteit moge schijnen, is bedenkelijker, want ze wijst op een manie tot instandhouding van het oudheidskarakter aan het gebouw, die elders is doorgevoerd tot schade van overwegende belangen bij de inrichting zelf van het museum. Ik doel hier op de witte wanden tot achtergrond van de schilderijen. Zooals algemeen bekend mag worden geacht, is dit nieuwe museum de ver bouwing van een oud-hollandsch gebouw uit den tijd zelf van Frans Hals, dat oorspronkelijk als oude mannen- en vrou wen, later als weeshuis, heeft dienst gedaan. Een historisch overzicht desbetreffend, van af den bouw in 1608 door Lieven de Key onder toezicht van Jacob van Campen, tot aan de overdracht aan de Gemeente, met een uitvoerig verslag over de uitwerking van het Museum plan en de reconstructie van de oude toestanden, noodig tot verwerkelijking van het doel, wordt volledig gegeven in het rijkelijk van afbeeldingen, zoowel der voornaamste schilderijen als van het gebouw zelf, voorzien boek, door den directeur, de heer Gratama *) * * * Een doorkijk door de groote zaal naar de oude Schneevoogd-kamer Die Museumkwestie in Haarlem en daarbij de restauratie der Halsen heeft nog al wat beroering meegebracht. Het is dikwijls moeielijk op een zaak, waar over veel geharreward is, een onbevan gen kijk te hebben, en van wien er zijn meening over geeft, wordt ongeveer verwacht dat hij tusschen voor of tegen stander partij zal kiezen. De spreek woorden de liefde is blind" en wie een hond wil slaan kan licht een stok vinden", zijn over en weer veelal toe passelijk op alle critiek. Men is dan in zijn uitspraak al of niet welwillend. Wie een onzijdige houding wil aannemen, geraakt soms weer in onzekerheid met zich zelf. Ik had me voorgenomen als van den prins geen kwaad wetend, de Haarlemsche verzameling te gaan bezoeken, niet in de eerste plaats om van het nieuwe Museum kennis te nemen, maar om de schilderijen van Hals in 't bijzonder weer eens te zien. Het leek me de veiligste weg om te geraken tot een onbe vooroordeelde meening over het nieuwe Museum,die dan een uitkomst zou zijn van dewerkelijkebevinding der zien-en geniet baarheid der bekende schilderijen in hun tegenwoordige omgeving, ten opzichte van de vroegere. En dan moet ik bekennen, dat de nieuwe toestand, me niet zoo ongunstig lijkt als ze door sommigen wordt afgeschilderd. Er zijn verschillende bezwaren aan te voeren, maar een algeheele veroordeeling lijkt me hier wel overdreven, zoo niet... onwelwillend. Ik zag het Museum op een regenachtigen dag, ben dus in het onzekere over de voor de schilderijen storende reflexen van de tegenovergestelde gevel vlakken. Daar echter het gebouw vrij laag is en de afstand door den tusschen gelegen, schoon aangelegden, tuin nog al groot, wil het me voorkomen dat die lichtkaatsingen niet zoo hinderlijk zullen zijn. De zalen, die in een vierkant den ge noemden tuin omspannen, hebben zijlicht, waarbij, door de wanden verwijdend naar de vensters te doen uitloopen, hinderlijke schamplichten op de schilderijen zooveel mogelijk voorkomen zijn. De keuze van zijlicht is verdedigbaar door de over weging, dat schilderijen ook gewoonlijk onder zijlicht werden geschilderd en geplaatst. Maar de witte wanden acht Hoofdgevel (oud) is een meening die voor schommeling vatbaar is. Ik acht den ontwikkelingsgang van den grooten Haarlemschen meester bij de plaatsing van zijn corporatiestuk ken in drie achtereenvolgende kabinetten zeer wel overschouwelijk, al geef ik toe dat het voor een vergelijkende studie, die zich in alle bijzonderheden van het reëele wezen der schilderijen begeeft, geriefelijker is alle doeken direkt onder het oog te hebben. Het schijnt echter, dat bij de indeeling der zalen is uitgegaan van het plan eener schikking naar tijd orde, en in dat systeem past, dunkt me, beter de huidige plaatsing. *) Frans Hals Museum der Gemeente Haar lem, Uitgave de Erven F. Bohn Haarlem. Gevelsteen, kortelings voltooid, werk van den beeldhouwer Louis Vreugde, teekening van G. Kerkhoff ik bepaald een misgreep, die voor een groot deel wellicht op rekening is te brengen van de zucht tot het verduurzamen van oude toestanden, gelijk de liefhebber in antiquiteitjes bij het gebruik van zijn ouderwetsch komfoortje blijft. De heer Gratama voert dan ook in zijn boek aan, dat onze voorvaderen ook bijna altijd een dergelijke kleur in hun woningen hadden en dat die wanden van een grijs crème specie als proef in het geheele museum zijn aangebracht." Van die proef moge men echter terug komen ! Want er valt bij op te merken, dat de witheid der muren in oud-hollandsche binnenkamers toch wel meer gedempt zal zijn geweest dan bij deze museumbelichting uit bloote ramen en ook vooral, dat de schilderijen eeuwen oud zijn en de lichte wandvlakken uit versche kalklagen bestaan. En zelfs waar een der regentenstukken door een zeer ingrijpende behandeling van den restau rateur aanzienlijk werd opgehelderd, dan houdt toch de kleur de verstorvenheid uit het eenige honderde jaren werkend chemisch proces. Als men het nu eens kon probeeren rnet witte wanden uit den tijd, die ook natuurlijkerwijze den galerietoon" hebben aangenomen! Be halve dan ook, dat de schilderijen in meerendeels zwarte omlijsting niet rustig doen op die witte wanden, worden de lichtpartijen door de schelle achtergronden verdofd, vergoord zelfs, en laten de schaduwen minder gewaar worden, dat zij van kleur doorwemeld zijn. Het precieuse schilderijtje van Terborch, niet zijn stille blanke lichtpartijen, komt hier dan ook minder voordeelig uit dan in zijn vroegere verblijfplaats. Misschien ook, dat enkele der stukken van Hals nog iets dichter bij het raam te hangen waren. Dat het verkieselijker zou zijn al de Halsen in n zaal bijeen te brengen, ten voordeele van de onderlinge vergelijking, * * * De bezoeker vindt al aanstonds in een zaal bijeen de oudste werken uit de verzameling, eenige Primitieven en het groote paneel met dejeruzalem-vaarders van Jan van Scorel, dat hier als inleiding kan dienen van het corporatie-genre, zoo schitterend ontwikkeld in de kunst van Frans Hals. Deze zaal is een van de minste, en met de ongunstige verlichting door het lage venster waarlijk slecht geschikt tot een schouwplaats van schilderijen. Dan volgen enkele gangen waar, naast andere werken van zestiend' eeuwsche hollandsche Romanisten, ook enkele schut terstukken hangen uit wat latere periode. De belangrijkste daarbij als voorgaande aan Frans Hals, is de Schuttersmaaltijd van Cornelis van Haerlem. Hierna wordt den bezoeker gelegenheid gegeven voor hij den grootmeester zelf ontmoeten zal, kennis te nemen van de kunst zijner mindere tijdgenooten. Het is in een zaal met bovenlicht en die uitmuntend is, ondanks de hinderlijke eersteklaswachtkamer-rustbank in het midden. Zeer begrijpelijk, dat sommigen al de Halsen hier bijeen wenschen. Het kan misschien nog eens gebeuren, maar toch lijkt me deze voorbereiding tot het aan schouwen van het hoofddeel der verza| meling niet zoo kwaad gedacht. Want de omwandeling door dit kleine Museum is zoo vermoeiend niet, en als we dan eindelijk de beroemde schutterstukken voorgezet krijgen, hoeft er zeker niet gesproken te worden van mosterd na den maaltijd. Eerder omgekeerd: want de beschouwing van de kranige regenten stukken door de Bray voor de werken van Hals, kan weldadig zijn, gelijk een bord soep den eetlust prikkelt vór het hoofdmaal. Maar daarbij is er ook het voordeel, dat door deze nieuwe schikking verschil lende werken beter op hunne eigene waarde te schatten zijn, en, te genieten. Zoo valt er voor hem, die bij vroegere bezoeken aan het Haarlemsche museum een-en-al oog slechts was voor Frans Hals, in deze zaal nog een en ander te De groote ontvangzaal in het Museum, eetzaal van het Oude Mannenhuis ontdekken, dat hem vroeger ontging, bijv. het stadsgezicht van Nicolaes Hals, of het landschap van Van der Schalcke, dat bij eenige overeenkomst met Van Goyen en Sal. Ruijsdaal, toch naast deze iets zeer eigens heeft. Want bij dit tafereel van herders die onder het lommer van dicht en hoog geboomte hun schapen langs een opgaande weg heenvoeren, is het of het lyrische van het hollandsche landschap in de 17e eeuw zich vermengde met het dramatische of het verhalende van het Vlaamsche. Het onbehagelijke schilderij van Cesar van Everdingen valt in deze omgeving uit den toon, en ook wel dat groote pronk stuk aan de Grebber toegeschreven, op het midden van den wand. Het karak teristieke stilleven van Floris van Dijck, boven de deur, is daarentegen weer te ver uit het oog gehangen. Dan, als om de eentoonigheid van museumlokalen te breken eenige ver trekken in ouden stijl gemeubeld, waarbij dat met het goudleeren behang de Schneevoogdkamer, nog voornamer zou doen als er minder schilderijen hingen en eindelijk dan, de opeenvolgende kabinetten met de schilderijen die het zwaartewicht uitmaken van het Haarlemsch museum. Ze zijn chronologisch geplaatst, en in hun omgeving hangen verschillende wer ken van leerlingen en volgers, waarbij Verspronck vooral te noemen is (als we nu het schilderijtje van Hals' evenknie, Brouwer, afzonderlijk houden) en van de zoons onder wie Johannes metNicolaas van het straks aangeduide stadsgezicht wel de belangrijkste schijnen. Het vroegste schutterstuk draagt het jaartal 1619, (Hals is geboren in 1584) en van hier af den reeks volgend tot aan 1664 met de regentenstukken, kan men rustig en gelijdelijk een overzicht ver krijgen van de verschillende phasen in dit glorieus kunstbedrijf. En in meer dan kunstwetenschappelijk opzicht is deze speurtocht door die enkele zaaltjes animeerend. Uit de onderscheidenheden in het uiterlijk zoekt men dan de ver klarende teekens van den geestelijken groei zelf van den kunstenaar en zijn on afhankelijkheid in betrekking tot zijn tijd. Het eerste stuk is het meest kleurige wel, wat echter niet wil zeggen, dat de latere minder kleur houden! Die vroege kleur is nog te zeer het receptmatig coloriet en, als bij de gedaantevorming, vallen er nog even te ontdekken de nablijfselen uit zijn scholing bij den academischen Van Mander. Het schutterstuk van Cornelisz van Haerlem tegenover dit werk te stellen, is een zeer leerzaam vergelijkende studie. Daarna ontwinden zich volkomen de banden van traditionneele kunstleeringen. Hij ontdekt dat de toover van kleur niet uitsluitend in een ^geroosd, warm-toonig coloriet gelegen is'; en zooals zijn techniek zich allengs ontwikkelt tot een schitterende virtuositeit, zeker in het doeltreffen van de stoutste en schielijkste bewegingen, zoo schildert hij nu ook in grijzere kleuren, maar met ijlste en subtielste nuanceerin gen. Dan merken we het overmoedige schilderspel, als een verbijsterend equilibreeren wat ingetoomd in een periode van meer bezadigde inzichten en wordt er gestreefd naar verstelligde beelding der figuur; en eindelijk dan: de regenten en regentessen, op zijn tachtigjarigen leeftijd geschilderd. Deze werken wek ken ontroering, want het is of de beverige hand van den ouden man, wie weet in het doorleven van hoeveel innerlijke vertwijfeling krampachtig omvatten wil wat hem te ontglippen dreigt. Toch lijkt hij mij hier het grootste; ontdaan van de vroegere weelde van den kun stenaar komt hier de kern van de groote menschelijkheid, die daar achter schuilen moest, meer uit. Het psychologische, het ethische deel in Hals' kunst, getuigt hier en waar Bremmer eens zijn werk kwali ficeerde als de glorie van de opper vlakte van het leven", daar voelen we bij deze twee regentenstukken toch iets van een woelen naar het grootsche achter dien oogverblindenden praal. Waren de menschen, die hij vroeger schilderde, gedaanten een en al van spier en pees, nu lijkt het wel of hij bij het conterfeiten" dezer oudjes de zenuwen van het leven zelf raakte. De figuren der regenten van de Bray en der schutters van Hals staan als menschbeeldingen op hetzelfde plan; wat de werken onderscheidt is de genialiteit van den uitvoerenden kunste naar bij Hals. De Bray, burgerlijker, be nadert zijn modellen met gemoedelijkheid, Hals met hevigheid, maar beiden toch langs den beganen grond. Rembrandt echter nadert hen van uit de hoogte, uit de lucht en 't lijkt me, of Hals bij die laatste werken ook dit overzwevende in zijn houding tegenover het leven gehad heeft. Om Frans Hals te bestudeeren, en te leeren kennen, moet men naar Haarlem gaan; dat was toch de overheerschende conclusie uit mijn bezoek aan het nieuwe Museum, 't Heeft me doen vergeten mijn bevindingen over den staat en de inrich ting ervan, tot een definitief oordeel samen te vatten ! W. STEENHOFF * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl