De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 20 juli pagina 1

20 juli 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N* 1382 Zondag 20 Juli A°. 1913 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden /l.50, fr. p. post/ 1.65 Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling ...,.?mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . 0.12 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels ?1.25, elke regel meer .... ?0.25 Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . 0.30 Reclames, per regel * . 0.40 INHOUD MHNiiniiiinimfMtiiniiii Blz. l: Red.: De drie portefeuilles. Sarekat Islam.?Kardinaal van Rossum. Mr. N. Muller: Brockway. 2: Feuil leton door H. Phil. Kelder. .Berlioz I door Matthijs Vermeulen. Dr. Slij per: Petits repertorium. Hessel Jongsma: Boekbeoordeeling. 3: Ingez. Sam. Colthof contra J. de Roode. 5: Dr. Annie Posthumus over Ziesenis Wattier. Recept. Allegra. E. Heimans: Tunnelziekte. 7: Dr. D. Bos. Dr. G. Busken Huet: Bloemendaalsche herinneringen. B. Abraham: Tooneel in België, I. Plasschaert over Verster en Altorf. 8: Sukkels door Van der Hem, Rensburg, Herre de Vos. Puzzle. Charivari. Fin. Kroniek door v. d. M. De groote zeekanalen door v. d. S.?//: Schaakspel door Rud. Loman. Damspel door J. de Haas. Teekening Joh. Braakensiek: Bulgarije. Bijvoegsel van Johan Braakensiek: Marx en Macht. AN VERRE EN VAN NA DE DRIE PORTEFEUILLES Het heeft dezer dagen den uiterlijken (den zeer uiterlijken) schijn, of niemand verlangender is naar een sociaal-demo cratisch minister van financiën en van belastingen dus of van binnenlandsche zaken of van spoorwegen (stijl 1903?) dan de meest conservatieve pers van Links. Het is een vogelgefluit, een lokkend orchest, een opdringerigheid van offer vaardigheid, een heete, haast hysterische gilpartij om socialistische ministers uit die stijve oudliberale kakebeenen, dat men er bijna aardigheid in zou hebben! Kom, kom, de deftige heeren in den Haag en in Rotterdam hebben de schrik anders nog vreeselijk in de beenen van hun herstemmingsgang, toen ze Spiekman (in Rotterdam!) stemden, Ter Laan en van Leeuwen, hoe komen ze nu ineens aan die jubelende uitbundigheid? hoe zijn die N. Ct. en N. R. Ct, en in hun gevolg een groot deel van de pers in Nederland, nu ineens zoo verslingerd aan de gedachte door een Troelstra, een Vlie gen, een Duys te worden geregeerd... ?! Weest toch in 's Hemelsnaam vlug, roept de oud-liberale courant uit de Maasstad: Indien men weer een volle week moet wachten op dat socialistisch partij-congres zoo boudeert zij dan kon het best te laat worden voor de groote hervormingen, waarmee de N. R. Ct. zegt het : de vrijzinnigen het blijkbaar zeer ernstig meenen!" Waarlijk, het staat er. Deze grove spot, niet alleen met de partij, die weigert aan 't laadje te zitten (nog al niet hebberig op baantjes zou men zeggen), neen deze grove spot met de grondwetsherziening zelve, waar ze zoo pas hun woord aan verpand hadden, plegen deze heeren zonder zich in 't minst, daar kan men zeker van zijn, te schamen. Zij toonen openlijk, zij loopen er mee te koop, hoe gaarne zij hun program weder om zouden verloochenen, deze eerste de beste gelegenheid, dat zij de schuld er van in schijn op een ander schuiven kunnen. Het valt niet mee, als men ziet hoevelen in hun fuik loopen. Waar het heele sociaal-democratische succes o. i. zijn verklaring vindt in de voortdurende, taaie en hartstochtelijke manier, waarop die kleine partij hervormingen eischt, en, meer dan dat, ook helpt tot stand komen (nog onlangs tevergeefs de bakkerswet) daar moest elk man van gezond oordeei het duidelijk vinden, dat het z.g. gebrek aan durf", dat die partij verweten wordt loos gerucht moet wezen. Inderdaad! Men kan immers desnoods aan drie jongens nog wel gebrek aan moed verwijten als zi niet tegen zes anderen opdurven, maar men verwijt geen lafheid aan drie per sonen, die weigeren mee de verantwoor delijkheid te dragen van een College waarin zij, op punten hunne beginselen rakende, steeds, tegenover zes tegenstan ders, in de minderheid zullen zijn. N. Ct., die zegt: Troelstra wenschen wij achter de groene tafel te zien orr daar te beraadslagen en daar (wij cur iveeren:) te stemmen, geeft door deze wee woorden zoo juist aan, dat in een ministerie van dagelijksche anti-socialistische practijk geen (immers telkens over stemde) minderheid zitting kan nemen. Dat is geen kwestie van moed, maar een van zeer eenvoudige rekenkunde, die leert: 6 is grooter dan 3. Maar zegt gij: hoe verbonden zich dan <atholieken met Christelijken? Hoe hiel den het dan de Roomschen met hun drie portefeuilles? Het geval is slechts in schijn analoog: De staatkunde vormt een zeer materieel jedrijf. Het materieele is er schering en inslag. Was hedendaagsche staatumde een geestelijk vraagstuk, een vraag stuk van neerdrukken van Roomschdom of van Calvinisten-verdelging, de ver gelijking zou opgaan, en de Coalitie, iie wij gezien hebben, zou ook niet heb ben bestaan! * * Daar zal dan komen een ministerie, welks allereerste taak is de maatschappij zooals wij die kennen, met kapitaal heerschappij, militarisme, koningschap, in stand te houden. De leden eene&partij, die nog altijd tot hoofddoel heeft ver nietiging dier heerschappij en afschaf fing van militarisme en koningschap, wil de regeering, welke in wording is, tijdelijk steunen in 't belang van eenige bepaalde hervormingsvoorstellen. Neen, roept men nu, wij willen uw hulp slechts, d.w.z. wij willen de (door ons o zoo vurig begeer de) hervormingen slechts, indien gij dagelijks de verantwoordelijkheid mede draagt van alle overige kapitalistische daden, die wij doen zullen en van ons heele door u verfoeide regiem. Indien gij dit niet doet zijt gij lafaards, en wij kunnen dan niet ons program uitvoeren ! Dit zijn alles natuurlijk praatjes voor de vaak. Indien er een wezenlijk verlangen huist in de liberale gekozenen der Tweede Kamer om het liberale program van Alg. Kiesrecht en Staatspensioen tot stand te brengen, zoo behoeven zij Troelstra niet te vreezen als minister zonder porte feuille. Het geroep, dat men van Troelstra af zou hangen, die als een minence grise, als een minister zonder verant woordelijkheid, het ministerie naar zijn pijpen zou kunnen doen dansen, is de göe gemeente wat wijs maken. Integendeel immers: Een ministerie, dat grondwets herziening flink voorbereidt en naar de eischen der sociaal-democraten het staats pensioen, is daardoor alleen reeds verze kerd van Troelstra's steun en van eigen be staan. Door zulk een ministerie te doen vallen of toe te staan dat het valt, zou de sociaal-democratie zich eenvoudig onmo gelijk maken bij hare kiezers. Niet Troel stra regeert, als hij buiten een Linksch ministerie staat, dat zijn eigen beloften volbrengt. Het zou dan integendeel net andersom zijn: Bos zou over Troelstra regeeren: hem nu en dan kunnen ringelooren. Op het Congres te Zwolle zullen eenige, misschien wat erg optimistische socia listen (een zeker optimisme staat den mannen van den toekomststaat wel) het voorstel doen de drie aangeboden porte feuilles aan te nemen. Daar zal het Con gres, naar meer en meer blijkt, vrij alge meen zich tegen verzetten, en het is te verwachten, dat een motie zal worden aangenomen, die spreekt van de niet-aanvaarding der aangeboden ambten. Zou dit, vragen wij, niet wezen een meer dan gewenscht is zich richten naar den vorm der uitnoodiging en een meer dan noodig is letten op den vorm dier inter nationale resoluties, welker inhoud de soc.-democratische partijen tot richtsnoer strekt? Zie toch eens voor welk een omvangrijk geblaat de mond der conser vatiefste Linkerzijde zich reeds gereed maakt! Haar wachten is op de mooie wei gering uit Zwolle! Komt die straks af, dan beginnen bladen als N. Ct. en N. R. Ct., die wel alleen de organen" zijn der behoudenste liberalen, maar tevens het oor hebben van duizenden en nog eens dui zenden democratische vrijzinnigen (voor wie in Nederland geen blad bestaat), een lawaai als op een oordeelsdag : och, wat zullen zij dan jammeren over het Alge meen Kiesrecht en het Staatspensioen, die ze toch zoo graag" hadden gehad: deze liberalen, die vór de verkiezingen van 1909 de hoop uitspraken, dat een kleine Kerkelijke meerderheid uit de stem bus komen mocht, opdat er op sociaal terrein niets kon gebeuren! Gij kunt u denken welke reactionaire munt, bij weigering der socialisten, uit een pseudoAlgemeen Kiesrechtstempel zal worden geslagen! Is dat niet te ontgaan? Waar komt het van, dat de sociaal-democraten, in 't belang zelve der democratie, geen zitting moeten wenschen in een mini sterie? Toch alleen omdat hun drie ministers zullen verantwoordelijk heeten voor de gestie, door de overigen als gezamenlijke Regeering" bepaald: dus alleen door meerderheidsoverwicht in de Regeering..., wat op geen enkele grond wettelijke basis rust, maar in 't parlemen taire gebruik regel is geworden.Wat let nu den soc.-democraten, zoo is onze vraag, het aanbod van Bos te aanvaarden, onder zoodanig wettelijk toelaatbaar be ding, dat zij nooit verantwoordelijk worden voor regeeringsdaden of regeeringsverklaringen, waarop zij met hun drietal stemmen immers geen invloed konden uit oefenen in den ministerraad"? Wat zou hun letten voorwaarden te stellen als deze: Ieder hoofd der ministerieele departe menten regeert voor zijn deel; geen verklaring geschiedt namens meer dan n minister zonder de toestemming van alle betrokkenen. Geen minister wijkt of zij wijken allen. En dergelijke eischen, duidelijk en in beknopten vorm toege licht ! Wij zijn ons bewust, dat dan nog andere moeilijkheden zijn te overwinnen! De ge durige relatie der ministerieele depar tementen met de schatkist is er eene van! Er zullen er meer zijn, als men ernaar zoekt. Geen van haar kan echter onmogelijk maken, dat men voor de aan vaarding der aangeboden portefeuilles een vorm vinde, die theoretisch de hinder palen uitsluit. ledere moeielijkheid is te ondervangen in eene klare en alle moeielijkhede»te omvatten socialistische formule. Geen van die formuleeringen zal dan den kiezers, op wie de socialisten rekenen willen, onnatuurlijk schijnen, en integendeel zullen zij beseffen, dat deze sociaal-democraten wenschen te regeeren en durven" te regeeren, als men hun ook werkelijk tot regeeren (niet tot meeloopen) de kans geeft. De reactionaire elementen van Links zullen er dan meteen niets niemendal meer van moeten hebben.... Dat is hun zaak. De sociaaldemocraten moeten aan vaarden op den voor hen duidelijk mogelijken anti-kapitalistischen grondslag. Dit is veel beleefder antwoord dan een wei gering. En een veel verstandiger, nu men op hun weigering zoo belust is! * * * Altijd wat laat Het dagblad, dat met de Ned. Ind. Regeering steeds door dik en dun ging, de Javabode, plaatst op de eerste bladzijde van zijn nummer van 3 Juni jl. een brief van E. O. H. te Bondowoso. Uit dezen brief, welks inhoud de Javabode vol instemming noemt een kalme en blijkbaar weloverdachte mededeeling", drukken wij hier de voornaam ste passage af. Zij volgt op 't verhaal, hoe een dweepziek Mekkaganger enornien toeloop genoot en velen na zijn predicatiën lid werden van den Sarekat Islam : Dit alles stemt tot wantrouwen, het sterkst op die plaatsen, waar men gewoon is den inlander te behandelen als iemand zonder rechten, maar met des te meer plichten tot verzekering van geldelijk gewin van werkgevers en grondhuurders. Daar wordt met schrik bij dien troep armöelijders een aangroeiende solidariteit waargenomen, kunnende leiden tot op drijving van grondhuur en werkloonen, de gréou de force en misschien tot erger. Het gevaar ook voor 't laatste is stellig niet denkbeeldig, maar veel zal wel tot bezwering er van kunnen bijdragen als men den inlander eens gaat beschouwen als aanspraak hebbende op een menschwaardiger bestaan, als iemand wiens grondbezit en werkkracht hem niet uit sluitend tot voordeel van anderen zijn gegeven." Sedert het ontstaan van de Sarekat Islam leest men dus deze taal in de JAVABODE!! Maar het blad kan in zijn benauwdheid nu nog meer aan. Men hoore: En dan ook vooral geen onrecht ot willekeur van bestuurszijde! Is 't soms ! geen rechtmatige verbittering wekkende ! daad, dat straffen van garische desa's (dorpen) dagen achtereen, met gedwon' gen bewaking van riettuincn, waar, de lemel' weetZdoor welke oorzaak, brand s ontstaan?" Dit staat in de JAVABODE, in de officieuse courant van de Regeering zelve . . . n die noemt dit een kalme en blijkbaar weloverdachte mededeeling"! E. O. H. vervolgt: En dan verbaast men er zich over, dat een aansporing tot aaneensluiting zoo'n willig gehoor vindt bij de bevolking en oept men om geweld ten einde zulks te beletten! Maar dat zal niet gaan. Kan 't niet openbaar, dan zal in 'tgeleim vergaderd Worden en dit zou de zaak niet beter, maar slechts het besef van onderdrukking levendiger maken. Het is bovendien niet te loochenen dat het bestuur nooit mér te weten komt van wat er in de desa omgaat dan het_een de loerah's (dorpsburgemeesters) aan het licht willen brengen. En waar lieden uit een desa lid worden van de Sarekat Islam, daar is ongetwijfeld de oerah met zijn trawanten nummer n er van. Het idee dat men bijeenkomsten in de desa's zou kunnen verhinderen, kan dan ook alleen opkomen bij hen, die van de binnenlandsche toestanden niets weten". De schrijver vraagt verder voorzich tigheid, maar geen geweld dan in geval van nood. De Javabode vindt dus in dezen brief teun voor de politiek der Regeering, die er inderdaad (en gelukkig) tot heden niet eene van militaire provocatie was, zooals door vele planters en handelaren, die vreezen, niet alleen voor hun leven", maar ook voor opdrijving van grond huur en werkloonen", in Indië wél ge wenscht wordt. Maar in haar tevredenheid daarover neemt die courant beschouwin gen in den koop mee, die men bij haar ver zou zoeken, ware er in 't Indische leven niet dat verzet gekomen, dat plot seling zelfs op een regeeringscourant in druk maakt. Regeeringen en Regeeringscouranten komen altijd wat laat! * * * Niet van deze aarde Kardinaal van Rossum werd ook ge huldigd in het gebouw der St. Jozefsgezellenvereeniging te Amsterdam. Groote stilte heerschte, zegt de Tijd, toen de Pausgezant de daar aanwezige arbeiders toesprak, leder, die weet wat er meer en meer te woelen en te leven begint in de hoofden der katholieke arbeiders, zal wel een weinig gedésillusionneerd zijn als hij leest wat de vertegenwoordiger der hoogste kerkelijke autoriteit hier aan die mannen voor nieuws" bracht. Kardinaal van Rossum zeide : Aan dien geest uwer vereeniging be antwoordt zoo volkomen die schoone karaktertrek van uwe aaneensluiting om niet slechts door vakactie, maar meer bepaald door de veredeling van het ambacht, verbetering van levenstoestan den te bereiken. Dierbare gezellen bewaar dien schoonen geest uwer vereeniging, weest trouw aan de beginselen, die ge door de Kolpingsstichting inneemt. Streeft daarom niet naar verbetering onzer positie door het eenvoudig roepen om hooger loon: maar streeft er veeleer naar door vermeerdering van vakkennis en door veredeling van uw ambacht. Zegt dat aan al uw medegezellen in geheel het land, waarvan ik hier met vreugd afgevaardigden om mij heen zie, en uw vereeniging zal immer blijven de heerlijke, smettelooze, waardige gezellenvereeniging van St. Jozef. D.w.z. : als gij eens gingt doen, wat de Kardinaal wat erg eenvoudig noemt eenvoudig roepen om hooger loon", als gij m. a. w. eens meer bijzonder uw aandacht gingt vestigen op de vakactie, dan zou uw vereeniging niet meer zijn de heerlijke, smettelooze, waardige gezellenvereeniging St. Jozef" . . . Duizenden katholieke arbeiders hebben in deze dagen op den sociaal-democraat hun stem uitgebracht. Als zoo'n St. Jozefsgezel, die geaarzeld heeft en 't niet gedaan, dezen Kardinaal gehoord heeft, zal hij dan niet gansch en al gaan betwijfelen die uitspraak, dat hun rijk er niet een is van deze aarde? Z. R. Brockway als misdadiger en als gevangenishervormer *) Brockway heeft zijn leven beschreven. Het leven van Brockway houdt in het leven van de opvoedende gevangenis te Elmira. Casimir heeft onlangs gezegd dat een van de criteria van deugdelijkheid van een opvoe dingssysteem gelegen is in de geschiktheid om den een of anderen individueelen opvoe der in zijn werk te dienen. Volgens dit criterium is het Elmira-systeem van opvoe ding van volwassen gevangenen een uitste kend stelsel immers bij uitstek geschikt als instrument in de hand van den opvoeder Brockway ja, meer dan dat: voortge sproten uit diens persoonlijken aanleg. Het is grappig bij Brockway in zijn jeugd dezelfde verschijnselen aan te treffen die wij bij jongens van minder stand minder dan hij omringd en verzorgd door zorgvuldige opvoeders plegen te vreezen als aanwijzingen van dreigende misdadig heid. Op school is hij een ijverig spijbelaar, komt weldra in openlijken opstand, verzet zich tegen bestraffing en wordt wegge jaagd. Op een nieuwe school gaat het niet veel beter. En als hij later, ten slotte toch de schooljaren zonder te groote schande te boven gekomen, als jong man als employ in den handel komt, zien wij opnieuw gevaar voor misdadigheid dreigen: hij gaat veel uit met kameraden, gebruikt zijn nachten even ijverig als zijn dagen en begint te dobbelen. Op een avond verspeelt hij in hartstocht het geld dat hij van zijn patroon onder zich had. Hij weet de zaak in orde te maken en ondervindt geen slechte gevol gen van zijn onvoorzichtigheid. Maar hij weet het goed: hij heeft een feit begaan waarvoor hij in de gevangenis had kunnen komen en waarvoor hij later, als directeur, menig gevangene onder zijn bestuur krijgt. Totzoover Brockway als misdadiger: deze carrière heeft hij niet voortgezet. Hij heeft er dieper inzicht in de misdadigheid van anderen uit geput. Want de afwijkingen van Brockway waren geenszins toevallige hoewel evenmin uit ingeboren slechtheid voortgesproten. Hij is een man van ontzaglijke vitaliteit en daardoor lastig te leiden. Zijn heele leven is rustelooze bezigheid. Na zijn 85 jaar klagend dat hij in het stevig werk dat hij doet geen vervulling voor zijn arbeidslust vindt. En als jongen, in het water, of te paard in de bosschen, zich zoo wagend dat bij meerdere malen uit levensgevaar gered moet worden. Dat alles maakt nog niet misdadig. Maar nerveus is hij. Zijn wan gedrag op school dagteekent van een onrechtvaardige behandeling door een onder wijzer. Hij rebelsch. En sinds dien tijd wordt hij door vader en meesters om strijd geslagen en gestraft - en hij verhardt in zijn verzet: zijn groote levenskracht op kwaden weg geleid. Tot op een dag een onderwijzeres a refined and lovely lady tenderly, delicately and in her womanly way revealed her genuineaffectionate regard. Het verharde gemoed van den jongen Brock way (het is zijn eigen qualificatie!) is ge broken. En nu, na meer dan 70 jaar, denkt hij met onveranderlijke liefde aan het beeld van haar liefelijke persoonlijkheid, dat een schat in zijn herinnering is". Brockway heeft het zelf ondervonden: hoe een tactvolle opvoeding ook een met beslistheid afdwalende in het spoor kan brengen. En dat van een man van zoo wilde levenskracht als hij bezat ook in zijn later werk wel toegewijde energie maar geen sentimentaliteit kan verwacht worden dat is wel duidelijk. Deze en andere jeugdervaringen hebben Brockway niet kant en klaar afgeleverd tot gevangenishervormer. Integendeel: hij heeft nog heel wat aan zich zelf op te voeden voor hij zoover is. Onder andere een uit gesproken neiging tot misanthropie. Dat schijnt een ongeloofelijke eigenschap voor een man die later in zijn experimenten een door velen met hoofdschudden begroet optimisme in de mogelijke hervorming van menschen toont. Maar hij vertelt herhaal delijk hoe eerst verschillende ervaringen van buitengewone liefde en toewijding door menschen in zijn omgeving tentoongespreid hem deze zwarte blik op de menschen heeft doen verliezen. Brockway is nooit een naïef geloover in het goede geweest. Zijn opvoe dingsstelsel berust, zooals zijn aard dat meebracht, op sterke overtuiging van aller tekortkoming maar met hoop op betering. Op zijn 21e jaar wordt Brockway, na een paar jaar niet veel geschiktheid voor den handel getoond te hebben, gevangenis beambte. Niet om den hervormer te spelen, dat kwam toen in zijn hoofd niet pp. Eerst in 1876, na volle 25 jaar dienst bij het gevan geniswezen, vormt hij Elmira. Ook hierover kunnen wij ons niet ver bazen, want hij was nog niet klaar. Wel had hij door zijn omgang met goede vrienden en met zijn tactvolle opvoeders reeds de sterke indrukken gekregen die later den stempel op zijn systeem van opvoeding zullen drukken, maar verstandelijk is hij nog niet waar hij voor zijn taak wezen moet. Hij begint als ijverig, geschikt beambte zonder buiten sporige idealen, en werkt met opgewektheid in het destijds in Amerika algemeene gevan genisstelsel, waarin, gedeeltelijk met cellulair systeem gedeeltelijk met toepassing van gemeenschappelijke opsluiting, een goede en economische organisatie van den gevangenisarbeid op den voorgrond stond van de bemoeiingen der gevangenisautoriteiten en beambten. *) Fifty years of prison service. An autobiography by Zebulon R. Brockway, Charities Publication Committee, New-York 500 bl. $2.00.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl