Historisch Archief 1877-1940
20 juli '13. No. 1882
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
VROUWENRUBRIEK
Iets over J. C. Ziesenis?Wattier
Verscheiden namen van vrouwen uit het
begin der 19e eeuw zijn in de Historische
afdeding der Tentoonstelling De Vrouw
1813?1913" weer naar voren gebracht, namen
van vrouwen, die zich in haren tijd ver
dienstelijk hebben gemaakt. Eén naam
behoefde echter zeker niet als nieuw onder
de aandacht gebracht te worden, die van
t, C. Ziesenis Wattier. Hoewel zij een
unst beoefende, waarvan niets tastbaars
voor het nageslacht blijft bestaan, is haar
naam blijven voortleven en weten wij nog,
dat zij de ster van het Amsterdamsen
tooneel is was in het begin der 19e eeuw, en
dat zij de groote treurspeelster is geweest.
De tooneelcriticus van die dagen,
A. L. Barbaz, beschrijft den indruk, dien
zij b"ïj haar optreden maakte, in zijn dichter
lijke taal als volgt:
Zij treed op 't hoog tooneel: zoodra ze is
opgekomen,
Heeft schrik, of deerenis, de zielen inge
nomen.
Nochtans verschijnt altijd, als waar' zij
Citheré'
De trits Bevalligheên op hare schreden mee :
Dees kroonen haar het hoofd met nieuwe
aanminnigheden,
En plooijen haar het kleed om welgevormde
leden;
|a, Venus zelv' treed toe, en schenkt de
treurheldin
Den gordel, die elks hart ontgloeijen doet
in min.
Wanneer dees fiere spreekt, heeft alles
luistrende ooren;
De zangberg zelf verstomt, door hare taal
te hooren;
Apollo, hoogst verrukt, in roereloozen stand,
Laat nu de gouden lier ontglippen aan zijn
hand.
Op andere wijze verkondigt de schrijver
der Tooneelkundige Brieven (1808) haren
lof in proza :
Heeft men ooit ergens een voorbeeld
aangetroffen van eene vrouw, wier
bekwaamheden en verwonderlijke talenten bezongen,
ja vergood wierden, dan is het deze groote
en zonderlinge aktrice. Niet alleen dat den
Nederlander zelve in haren lof uitwijd, dat
den redenaar haar tot een voorwerp zijner
.verhandeling, den dichter tot het doel zijner
zangdrift, en den beeldhouwer of teekenaar
tot een model zijner kunst doet verstrekken,
maar ook vreemdelingen komen van wijd
en zijd herwaarts om op het tooneel eene
vrouw te zien schitteren, van welke zij tot
hunnent met zoo veel geestdrift hoorden
gewagen ; uit- en inlandsche tijdschriften
maken melding van Wattier, en welke
bijnkomsten men bijwone, in welke
koffijhuizen men verschijne, op het raadhuis, ja,
zelfs op de beurs, midden onder het
gedruisch des koophandels, is zij aan de orde
van den dag. Hare verschijning op het
tooneel is het sein tot een donderend
handgeklap, dat allengs toeneemt, naarmate zij
in de gelegenheid is om hare talenten mér
of min te doen werken, en dat eindelijk
tot woeste zinneloosheid overgaat
Veel van hetgeen de tijdgenoot berichtte,
moeten wij gelooven op gezag, maar wij
weten, dat het waar is, dat Wattier beeld
houwer en teekeiiaar tot model zijner kunst"
strekte, en dat zij bezongen werd, daarvan
hebben wij bewijzen te over.
Een geheele bundel is er bijeen te voegen
van gedichten op haar in verschillende rollen
en bij verschillende gelegenheden, door
Helmers, Loots, Nomsz, 's Gravenweert, Yntema
. en anderen.
Kinker schreef te harer eere bij gelegen
heid van haar 25e verjaring als
tooneelkunstenaresse aan den Amsterdamschen
schouwburg" een zinnebeeldige voorstelling
De Vereeniging van het Verhevene met het
Schoone. Den 31en October 1805 werd deze
iiiiiitiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiii
IIIIHIIIIIIMIIIIII
UI T DE NA TUUR
DXXXVII
De Ttmnelziekte
Dezer dagen zullen stellig verscheidene
van mijn reislustige lezers en vooral van
de lezeressen weer eens het genoegen bele
ven, door een flinken tunnel te sporen. Wie
dat niet dikwijls overkomt, zal wel evenals
ik iets van een emotie ondervinden als plot
seling het volle natuurlijke daglicht vervangen
flw /,
"'/Cv
De mijnworm
Ankylostomum duodenale
Het diertje, dat de tunnelziekte veroor
zaakt, a. Links het mannetje, b. rechts
het wijfje. Bij Sp. en Ov. en Pg. de man
nelijke en vrouwelijke geslachtsorganen;
Des. de slokdarm; An. aarsopening;
Sp. en Bu. Hechtorganen voor de copu
latie ; Ch. Chylkanaal. In het midden
een ei dat zich ontwikkelt; viercellig
stadium. (111. uit: Die Kieinwelt. Tijd
schrift der Microscopischen Gesellschaft.)
na het treurspel Rodogune uitgevoerd, en na
afloop daarvan trad Kinker zelf op het tooneel
en las een door hem vervaardigden,
toepasselijken lierzang voor (die echter voor het
publiek, naar de schrijver der Tooneelkundige
Brieven bericht, veel van zijn wezenlijke
waarde verloor, omdat Kinker's stem niet
sterk genoeg was om overal even goed
verstaan te worden en ten anderen zijn
de verzen van dien heer zoo verheven en
hoog van vlugt,.dat men bij het bloote
aanhooren moeite' heeft om den eigenlijken
zin te begrijpen.")
P. Pijpers droeg aan haar zijn vertaling
van Semiramis op, Tollens zijn Lukretia of
Verlossing van Rome, dat hij op haar ver
zoek geschreven had. Maar ook haar oor
deel werd gevraagd. Er is een brief van
haar bewaard gebleven (berustend op het
Amsterdamsen archief, nu in de afdeeling
Tooneel 1813 der Tentoonstelling De Vrouw
1813?1913"), waarin zij aan P. Vreedehaar
meening zegt over een ontwerp van een
treurspel (waarmee de dood van Albrecht
Beiling bedoeld moet zijn), dat hij haar ter
beoordeeling had gezonden. Zij schrijft hem:
WelEdelen Heer e!
Een zamenloop van omstandigheden
hebben mij belet vroeger UwE. mij
verëerende missive ten geleide va»een
ontwerp tot een treurspel in dato 17 Julij
1.1. te beantwoorden; toevallig was ik
buiten de stad bij den ontfangst
derzelve; ook had ik mij gestreeld dien
Heer welke nmaal tot mijnent geweest
is, mij met eene nadere visite zouden
vereerd hebben, waardoor ik als dan ge
legenheid zouden gehad hebben, mijne
gedachten breedvoeriger te kunnen mede
deelen. Wijders had ik mijn Echtgenoot
verzocht bij zijne komst in s'Hage zich
tot UwEd. zouden vervoegen, en mon
deling mijne aanmerkingen op het door
UwEd. aan mij toevertrouwd Treurspel,
aan UEd. bekend te maken, dan zijne
occupatien hebben geene geschikte ge
legenheid gegeven tot uwent belet te
vragen, voeg hierbij de opening van
Toneel alhier, met het gevierde verjaar
feest van den Koning, en UwEd. zal
kunnen gelooven een zamenloop van
omstandigheden een en ander vertraagd
hebben.
Na derhalven vooraf mijne
ontschuldiging gemaakt te hebben, haaste ik mij
UwEd. te rescribeeren: dat belangende
het Historieele van u ontwerp, met de
daar bij gemaakte bijvoegselen zulks
mij in allen opzichten bevalt; te meer
daar het zelve ontwerp ons land
betrefd, iets dat ieder Hollander genoegen
geeft; ook is het zeer nodig mijns
bedenkens de konst, (met behoud der
immers mogelijke waarheid van de ge
beurtenis) aan een ontwerp voor het
Toneel schoonheden bijzet, alwas zulks
met eenige afwijking van het voorval,
die men in veele juist gevolgde His
toriën missen moet, en waar door ook
die Stukken zelden langer voldoen bij
de uitvoering, dan de eerste ja
zomtijds tweede opvoering, en ook hier
door meer behagen bij het lezen dan
bij de representatie.
Wat nu mijne reflectien omtrend u
stuk betrefd, dezelve zal ik met weinig
woorden (onder welneemen) u voor
dragen voor eerst: is het Stuk over het
algemeen wat lang, hier mede meen ik
dat de overgang van het een tot het
ander niet spoedig ontwikkeld, niet zo
zeer ik zulks beter vind het zij verre
maar dit koomt in aanmerking wil het
Stuk bij de vertooning voldoen warom
zo u voorneemen is het zelve aan het
Toneel te geven eene bekorting
allernoodzaaklijst is, en wel dit over alle de
bedrijven te rangschikken, ten tweede:
koomt mij voor deze bekorting vooral
in de vrouwe Rol moet gevonden worden;
voor het overige ben ik u verplicht te
verwittigen deze mijne reflectien, niet
wordt door een zwak kunstmatig nachtlicht
of soms door volslagen duisternis.
Is de tunnel lang en niet van de aller
nieuwste constructie, dan voelt menigeen
een snellen korten druk of stoot tegen de
trommelvliezen op het oogenblik van
insporen, en als de onderaardsche tocht verschei
dene minuten, meer dan, een kwartier soms,
duurt, dan stijgt de temperatuur meestal
aanmerkelijk en tegelijk krijgt menigeen een
benauwd gevoel, alsof de ontzaglijke
steenlaag boven zijn hoofd langzaam naar beneden
kwam zakken.
Rukt iemand, die het te kwaad krijgt, een
coupe-raampje open, dan dringt er een geraas
en tegelijk een lucht naar binnen, die een
ander doen opspringen om het weer te slui
ten, een lucht zoo akelig duf en zwaar, dat
men meent er geen minuut in te kunnen leven.
En dan komt wel eens gedachte op bij de
reizigers, dat er toch menschen moeten zijn,
die bij het boren van den tunnel in zulk
een vochtig zware gaslucht dag aan dag
hebben moeten werken.
Al zal er dan wel voor verversching ge
zorgd worden en al komt er dan zooveel
kolendamp van de locomotief niet bij, het
moet wel een sterk slag menschen zijn, die
dat werk uithoudt. Het gewone praatje in
den tunnel is dan dat vooral de Italiaansche
werklui er het best tegen bestand zijn, maar
toch ook wel de tunnelziekte krijgen.
Dit laatste is stellig geen verzinsel. Wie
daarvan overtuigd wil zijn behoeft maar
eens in Göschenen het kerkhof te bezoeken.
Rondom het grafmonument van den inge
nieur en tunnelbouwer Louis Favre liggen
ze bij honderden met en zonder grafsteen de
slachtoffers van de tunnelziekte, de arbeiders,
grootendeels Italianen, die hun deel in den
arbeid aan het ontzaglijk menschenwerk, dat
Gotthardspoorweg heet, met een ellendige
ziekte en een vroegtijdigen dood hebben
betaald gekregen.
Dat was in 1879, en in '80 bij de feest
rede toen de eerste trein door den
Gotthardtunnel reed, kwam er een droeve toon in
het loflied op het menschelijk genie, bij het
herdenken van de vele slachtoffers die de
tunnelziekte had gemaakt; op den tocht naar
het kerkhof, bij het graf van ingenieurs en
arbeiders, klonk het als een verwijt aan de
medische wetenschap dat men geen middel
gevonden had, om de ziekte te keeren.
Maar de medici wezen het af. Wat zou
er te doen zijn tegen een vergiftiging door
de gassen en vochtige dampen uit het
binnenste van de aarde; de mensch die
daarin wil doordringen moet tol aan de
Een twaalftal echte New-Yorksche stadskinderen
voortkomen als of ik mij bevoegd rekende
u werk te taxeeren, maar alleen gegrond
op eene 30 jaarige ondervinding in mijn
beroep, en waar bij ik veronderstelle
mag nog a.l eenige ogenblikken te hebben
bijgewoond waar door ik den geest van
ons Hollandsen- of liever Amsteldamsch
Publiq heb leeren kennen. Ook moet ik
tot mijn leedweezen zeggen ik honderde
regelen voor niet geleerd heb zonder nog
de studie te rekenen, in stukken die hoe
zeer fraaij, alleen om de lange tirade's
ofte langwijligheid gevallen zijn. Indien
bovendien U voornemen is eenmaal dit
Stuk te doen opvoeren zouden het
geschikst zijn dit als dan direct aan
Heeren Commissarissen te willen
adresseeren; ik geloof dit het zekerst en
naaste middel is ter reussite. Aange
naam zal het mij zijn, als een réciproque
blijk van het vertrouwe door UwEd.
aan mij beweezen, de vrouwe Rol te
mogen uitvoering (lees: uitvoeren)
hier in te slagen zal mij zeer verëeren.
Ik beveele mij overigens in U geëerde
vriendschap en noeme mij na excuces
voor mijn schrift en stijl gemaakt te
hebben
WIEdele Heere!
Uw Eedw. dienaresse
J. C. ZIESENIS
geb. WATTIER
Amsterdam, 10 Sept. 1807.
Op welk een bescheiden, onderdanige
wijze maakt zij haar aanmerkingen! grooten
afstand voelt zij tusschen zich en den
tooneelschrijver", wiens werk zij niet
bevoegd is te beoordeelen, tegenover wien
zij zich zelfs over schrift en stijl moet ver
ontschuldigen. Trouwens, een geletterde"
vrouw was Wattier niet. Van taal en hare
regelen, waarvan de studie in hare jeugd
geheel verwaarloosd was, had zij niet dan
eene zeer oppervlakkige kennis en beging
hierdoor, op het tooneel, menige fout tegen
de geslachten en wat dergelijke bijzonder
heden meer zijn", zegt Westerman in zijn
Herinnering aan Wattier?Ziesenis.
In hoeverre P. Vreede haren raad heeft
gevolgd weten we niet, maar hoewel Wattier
meende, dat, toen zooveel vertaalde stukken
werden opgevoerd, een vaderlandsch onder
werp ieder Hollander genoegen zou geven,
het onderwerp alleen is niet voldoende
geweest het stuk succes te bezorgen. De
Heer Pieter Vreede heeft door zijn Treur
spel: de dood van Albrecht Beiling, weinig
genoegen gegeven", schrijft kortweg de
schrijver der Tooneelkundige Brieven.
Dr. ANNIE POSTHUMUS
natuur betalen. De verschijnselen die de
ziekte en den dood der aangetaste arbeiders
voorafgaan, gelijken ook werkelijk op die
van de ernstige bloedarmoede of anaemie,
welke ook door kolenstof, werken in duister,
gebrek aan zuurstof in de ademlucht kan
ontstaan.
Inderdaad beschouwden de meeste onder
zoekers uit dien tijd de aardgassen als
veroorzakers van de tunnelziekte; immers
bij het graven van mijnputten kwam de
zelfde ziekte voor. Maar enkele artsen waren
er al geweest, die een andere oorzaak niet
buitengesloten achtten; immers de ziekte
trad niet altijd epidemisch op, en ook niet
in alle onderaardsche werken; het meest
waar Italiaansche of Grieksche en Egyptische
arbeiders het graafwerk deden.
De verschrikkelijke sterfte in den
Gothardtunnel in '75 en '79, dreef de Zwitsersche docto
ren opnieuw tot onderzoeken aan; ze zochten
naar een bacterie; een arts Perroucito in
St. Etienne ontdekte echter tegelijkertijd, dat
een aantal arbeiders die aan mijnziekte leden,
sterk bezet waren met een heel klein haar
fijn diertje, een nematode of draadwormpje.
Dit was al sedert 1838 bekend uit Egypte,
niet uit Europa. In 1854 werd het al be
schouwd als de oorzaak van de Egyptische
bleekzucht het droeg al de naam
Ankylostoma duodenale. In 1883, en 1885 werd eerst
de zelfde ziekte-oorzaak in Zwitserland en
Duitschland bij verscheiden patiënten aan
tunnelziekte vastgesteld. Eindelijk bij alle.
Nu was de oorzaak gevonden, maar de
wijze waarop dit nietige wormpje zooveel
slachtoffers kon maken nog niet. Het moet
uit Egypte naar Italië zijn overgeplant; ook
uit Brazilië schijnt door terugkeerende land
verhuizers de besmetting naar Italië te zijn
meegebracht. In elk geval, de ziekte drong
van daar in heel Europa door op de wijze
die men van een infectie-ziekte kende en
het was daarmee uitgemaakt dat de lucht
en de gassen van de mijnen en tunnels
niet of maar zijdelings er mee te maken
hadden; de dader, in dit geval eens geen
bacterie, was gevonden; en, als de medische
wetenschap zoover is, wordt er ook wel
raad geschaft.
Ten minste als de levenswijze van den
infecteur volkomen bekend is. Het was nu
men hier met een nematode te doen had
heel wat gemakkelijker uit te vorschen dan
gewoonlijk het geval is, als bacteriën in het
spel zijn.
Toch liep de zaak in het begin niet vlot.
De algemeene opinie der zoölogen en artsen
was, dat de nematode of zijn bijna
microsSlagroom-taart
Een smakelijk dessert, gemakkelijk te
bereiden, dat voor een bij den confiseur
bestelden slagroom-taart niet onder doet en
een massa goedkooper is, geef ik u in het
volgende recept.
Een kwart liter slagroom wordt goed stijf
geklopt, echter niet al te stijf daar de room
dan wel eens kon gaan boteren".
Twee eiwitten ondergaan dezelfde bewer
king. Nu roert ge door den room twee
eetlepels lichte basterdsuiker en een scheutje
maresquin, of, wat hiervoor evengoed kan
dienen, een half theelepeltje, maresquin
hebé-essence. Dan voegt ge het eiwit bij
den room en klopt de massa nog zoolang
tot ze met een punt naar boven blijft staan.
Dan stort ge den room, op een paar lepels
na, in een kleine ronde compoteschaal die
niet te ondiep mag zijn en steekt rondom,
langs den rand der schaal, beurtelings een
roze en wit langwerping schuimpje in den
room, zoodat de schuimpjes vlak naast
mekaar komen te staan en een vijf centi
meters boven den room uitsteken.
Dan legt ge in het midden der schaal een
ster van roze schuimpjes en vermengt de
overgebleven room met een paar druppels
tot ze licht roze ziet. De openingen tusschen
de roze ster, worden nu met kleine heuvel
tjes roze room opgevuld, waarop ge, als ge
't heel mooi wilt maken nog kleine zilveren
pillen of gesuikerde viooltjes kunt plaatsen.
Men kan bij de meeste confiseurs op verzoek
deze lange schuimpjes gegolfd" krijgen en
het effect van uw taart is dan veel aardiger.
Gij hebt een ons schuimpjes noodig en doet
wijs om wat meer roze dan witte exempla
ren te vragen. J. v. A.
* * *
Koffiebereiding zonder vuur
De nieuwste nasporingen over de eigen
schappen der koffieboonen hebben aange
toond, dat de ongezonde en bittere
bestanddeelen als coffeïne en tannine door 't koken
opgelost worden, en anderzijds de oliën,
die er een fijne smaak en aroma aan geven,
bij het koken vervluchtigen. Daarom beveelt
een deskundige in het tijdschrift Die Kiiche
aan, de koffie als extract in koud water te
laten trekken, en eerst op 't oogenblik als
men ze gebruiken wil door opgieten van
heete melk, room of water te verwarmen.
Ook op reis is dit aan te bevelen. Men kan
het extract, mits goed verkurkt en op een
koele plaats bewaard, ongeveer drie weken
goed houden. Zulk extract kan men ook, in
fleschjes verpakt koopen, maar de frischheid
is er dan meestal af. WA.
copisch kleine eieren door de mond, met
het voedsel of langs de vingers bij het
brood eten in het lichaam geraakten. Dat
scheen gemakkelijk, want uit eieren die het
lichaam van een patiënt met de excrementen
verlaten komt een larfje te voorschijn van
een kwart millimeter. Toch is dit nog niet
de eigenlijke infecteur.
Het groeit op, in vuil en vocht, mits het
donker is, tot een draadje van n milimeter;
en de tweede keer, dat het vervellen zal
blijft het in de larve huid zitten. Dit nu
bleek het stadium waarop het dier een
nieuwe waard" noodig heeft om zijn ver
deren voor den mensch zoo noodlottigen
levensloop te volbrengen.
Het moet gaan parasiteeren op een mensch,
desnoods op een hond, anders sterft het.
Maar helaas het kan weken, en maanden,
misschien een jaar lang zoo ingekapseld"
wachten op een gelegenheid tot infecteeren.
Voedsel heeft het in dien rusttoestand niet
noodig, het kan zelfs niet eten want de
mondopening is dichtgegroeid.
Met regen en bergwater, met modder en
klei worden de larven van de mijnworm
Anchylostoma, verspreid; en door het drin
ken van dit vervuild water, het aanraken
van aarde en het eten zonder voldoende
handenreiniging, kan het dier in het lichaam
geraken, waar het zijn geschorste levensloop
voortzet, zich ontwikkelt tot een geslachtrijp
wormpje van 9 a 12 mM. Dit boort zich
met de haken aan zijn mond vandaar den
naam ankylostoma in den darmwand vast,
zoodat het daar bloeding veroorzaakt, eerst
onderneemt het reizen dwars door alle
organen heen tot in hart en nieren. Er ont
staan mannetjes en wijfjes; de laatste leg
gen ontelbare eieren die het lichaam verlaten,
om vroeg of laat als larfjes de kameraden
van den lijder of hem zelf weer aan te
steken.
Dit was de lezing tot 1897 toe; maar dat
alles verklaarde toch niet voldoende de
snelle uitbreiding van een epidemie, zooals
die in de St. Gotthard-tunnel. Het verschaffen
van zuiver drinkwater en rein voedsel en
waschgelegenheid zou dan afdoende moeten
zijn; wat niet het geval bleek.
In 1897 deed de Loosz, een specialiteit
voor de mijnworm-ziekte een toevallige ont
dekking, Hij liet bij ongeluk een droppel
vocht, waarin hij mijnwormpjes had ge
kweekt, op den rug van zijn hand vallen.
Loosz bemerkte het wel, maar lette er
niet verder op; je handrug lik je toch
niet af, als je met zulk gevaarlijk goedje
aan het expermenteeren bent, en als men de
De Vrouw
Op de vraag hoe moe t, o leze r,
de vrouw zijn, opdat zij u behage"
komen de antwoorden b ij stroo
men in... en zoo weinig geestige
zijn daaronder! Kom, spitst u eens,
g ij, bel esprit, en g ij, belle en
esprite! En adresseer 'd uidel ij k,
niet alleen: Allegra-de-Vrouw,
maar ook vooral weekblad Am
sterdammer Keizersgracht 333
Amsterda m", want veel antwoor
den kwamen eerst op de Tentoon
stelling De Vrouw terecht, en
daar weet men reeds zeer goed
hoe de vrouw" moet z ij n !
* * *
Allerlei
Op den preekstoel
In Amerika is het ambt van predikant
thans reeds een zeer gewoon beroep voor
vrouwen.
Men schat, dat er thans in de Vereenigde
Staten reeds ongeveer vijf duizend vrouwen
zijn, die van den kansel het evangelie ver
kondigen aan de vrome schare, welke het
zachte, fijne, beschaafde woord dezer
damesdominés bizonder waardeert.
In Zuid-Amerika gaat men in dit opzicht
nog verder. Te Rosario da Santa Fe heeft
een nog betrekkelijk jonge vrouw, Mrs.
Margaret La Grange, het tot den rang van
bisschop gebracht.
Men gelooft daar dus blijkbaar niet aan
de waarheid van het rijmpje van de Genestet:
De slechtste christnen hier op aard
Zijn theologen zonder baard.
* * *
Uit Japan
De Aziatische volken, die zich thans op
Europeeschen voet ontwikkelen, China en
Japan, geven soms nog wel eens aardige lessen
aan het oude Europa.
Japan blijkt thans een hoogeschool te zijn
voor zuinige huisvrouwen. In iedere straat
van de volksbuurten der Japansche steden
bevindt zich een oven, waar het potje van
al de buren gezamentlijk in goede verstand
houding gekookt kan worden. De Japansche
huishoudingen uit den kleinen burgerstand
behoeven zich dus om het dagelijksche maal
maar weinig te bekommeren, en het bezoeken
iiiiniiiiimlMUilliMiiiiiiiiiinimiiiii
wormpjes niet in den mond kreeg was er
immers geen gevaar.
Maar de hand begon te jeuken, toen het
droppeltje verdampt was. Loosz onderzocht
de plek met een sterke loup en zag dat de
larven verdwenen waren, hij kwam op het
idee: ze konden er wel eens ingedrongen
zijn. Dat scheen hem zelf wel onwaarschijn
lijk toe, maar een paar weken later bleek
hij geïnfecteerd te zijn. Geen van de collega's
wilde het gelooven; Loosz zou wel even
de handen aan den mond gebracht hebben,
meende men, of misschien was een droppel
tje uit een van zijn preparaten op zijn voed
sel geraakt.
Loosz was zeker dat dit niet het geval
kon zijn en nam aan het te bewijzen. Er
moest in Caïro, waar hij werkte, een Egypte
naar een been .geamputeerd worden; dokter
vroeg en kreeg verlof van den patiënt het ver
loren been van te voren met vocht te bestrij
ken, waarin larven van den mijnworm leefden.
Het onderzoek bewees ten volle dat Loosz
gelijk had. De ingekapselde larven springen
dadelijk uit hun vel, zoodra zij met de
menschelijke huid in aanraking komen, boren
er snel in en dringen tot in de haarzakjes
door. Van daar geraakt het wormpje in een
bloedvat, een ader, of een slagader of anders
in een lymphvat. En nu ligt de weg open,
hetzij direct naar het rechter hart en zoo
naar de longen, of anders dwars door on
verschillig welk orgaan, boort het verder,
tot in den luchtpijp, komt dan in de keel,
of direct in den slokdarm om zoo tenslotte
in de dunne darm te arriveeren, waar het
blijkbaar thuisbehoort zich verder ontwikkelt
en voortplant.
Door deze ontdekking waren op eens de
puisten en blaren, de keelaandoeningen en
andere verschijnselen verklaard, die bij de
tunnelziekte optreden.
En de bestrijding ? Niet alleen dus het
voedsel en het drinkwater, alle vochtige
stoffen in de eerste plaats de klei en de
natte aarde kan besmet zijn met ingekap
selde larven; en elke aanraking daarmee
van een bloot lichaamsdeel kan noodlottig
worden. Maar de tunnel- en mijnaarde bevat
de ziekteverwekker niet, als die er niet eerst
door zieke menschen ingebracht worden. En
de middelen daartegen zijn wel te vinden
en al gevonden ook. Als de toepassing nu
maar niet tegengewerkt wordt door domme
onwillige werklui, door vooroordeel of inge
schapen vuilheid en luiheid, dan is het met
de tunnelziekte spoedig gedaan ; nog veel
eerder dan met de malaria.
E. HEIMANS