De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 20 juli pagina 5

20 juli 1913 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

20 juli '13. No. 1882 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VROUWENRUBRIEK Iets over J. C. Ziesenis?Wattier Verscheiden namen van vrouwen uit het begin der 19e eeuw zijn in de Historische afdeding der Tentoonstelling De Vrouw 1813?1913" weer naar voren gebracht, namen van vrouwen, die zich in haren tijd ver dienstelijk hebben gemaakt. Eén naam behoefde echter zeker niet als nieuw onder de aandacht gebracht te worden, die van t, C. Ziesenis Wattier. Hoewel zij een unst beoefende, waarvan niets tastbaars voor het nageslacht blijft bestaan, is haar naam blijven voortleven en weten wij nog, dat zij de ster van het Amsterdamsen tooneel is was in het begin der 19e eeuw, en dat zij de groote treurspeelster is geweest. De tooneelcriticus van die dagen, A. L. Barbaz, beschrijft den indruk, dien zij b"ïj haar optreden maakte, in zijn dichter lijke taal als volgt: Zij treed op 't hoog tooneel: zoodra ze is opgekomen, Heeft schrik, of deerenis, de zielen inge nomen. Nochtans verschijnt altijd, als waar' zij Citheré' De trits Bevalligheên op hare schreden mee : Dees kroonen haar het hoofd met nieuwe aanminnigheden, En plooijen haar het kleed om welgevormde leden; |a, Venus zelv' treed toe, en schenkt de treurheldin Den gordel, die elks hart ontgloeijen doet in min. Wanneer dees fiere spreekt, heeft alles luistrende ooren; De zangberg zelf verstomt, door hare taal te hooren; Apollo, hoogst verrukt, in roereloozen stand, Laat nu de gouden lier ontglippen aan zijn hand. Op andere wijze verkondigt de schrijver der Tooneelkundige Brieven (1808) haren lof in proza : Heeft men ooit ergens een voorbeeld aangetroffen van eene vrouw, wier bekwaamheden en verwonderlijke talenten bezongen, ja vergood wierden, dan is het deze groote en zonderlinge aktrice. Niet alleen dat den Nederlander zelve in haren lof uitwijd, dat den redenaar haar tot een voorwerp zijner .verhandeling, den dichter tot het doel zijner zangdrift, en den beeldhouwer of teekenaar tot een model zijner kunst doet verstrekken, maar ook vreemdelingen komen van wijd en zijd herwaarts om op het tooneel eene vrouw te zien schitteren, van welke zij tot hunnent met zoo veel geestdrift hoorden gewagen ; uit- en inlandsche tijdschriften maken melding van Wattier, en welke bijnkomsten men bijwone, in welke koffijhuizen men verschijne, op het raadhuis, ja, zelfs op de beurs, midden onder het gedruisch des koophandels, is zij aan de orde van den dag. Hare verschijning op het tooneel is het sein tot een donderend handgeklap, dat allengs toeneemt, naarmate zij in de gelegenheid is om hare talenten mér of min te doen werken, en dat eindelijk tot woeste zinneloosheid overgaat Veel van hetgeen de tijdgenoot berichtte, moeten wij gelooven op gezag, maar wij weten, dat het waar is, dat Wattier beeld houwer en teekeiiaar tot model zijner kunst" strekte, en dat zij bezongen werd, daarvan hebben wij bewijzen te over. Een geheele bundel is er bijeen te voegen van gedichten op haar in verschillende rollen en bij verschillende gelegenheden, door Helmers, Loots, Nomsz, 's Gravenweert, Yntema . en anderen. Kinker schreef te harer eere bij gelegen heid van haar 25e verjaring als tooneelkunstenaresse aan den Amsterdamschen schouwburg" een zinnebeeldige voorstelling De Vereeniging van het Verhevene met het Schoone. Den 31en October 1805 werd deze iiiiiitiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiii IIIIHIIIIIIMIIIIII UI T DE NA TUUR DXXXVII De Ttmnelziekte Dezer dagen zullen stellig verscheidene van mijn reislustige lezers en vooral van de lezeressen weer eens het genoegen bele ven, door een flinken tunnel te sporen. Wie dat niet dikwijls overkomt, zal wel evenals ik iets van een emotie ondervinden als plot seling het volle natuurlijke daglicht vervangen flw /, "'/Cv De mijnworm Ankylostomum duodenale Het diertje, dat de tunnelziekte veroor zaakt, a. Links het mannetje, b. rechts het wijfje. Bij Sp. en Ov. en Pg. de man nelijke en vrouwelijke geslachtsorganen; Des. de slokdarm; An. aarsopening; Sp. en Bu. Hechtorganen voor de copu latie ; Ch. Chylkanaal. In het midden een ei dat zich ontwikkelt; viercellig stadium. (111. uit: Die Kieinwelt. Tijd schrift der Microscopischen Gesellschaft.) na het treurspel Rodogune uitgevoerd, en na afloop daarvan trad Kinker zelf op het tooneel en las een door hem vervaardigden, toepasselijken lierzang voor (die echter voor het publiek, naar de schrijver der Tooneelkundige Brieven bericht, veel van zijn wezenlijke waarde verloor, omdat Kinker's stem niet sterk genoeg was om overal even goed verstaan te worden en ten anderen zijn de verzen van dien heer zoo verheven en hoog van vlugt,.dat men bij het bloote aanhooren moeite' heeft om den eigenlijken zin te begrijpen.") P. Pijpers droeg aan haar zijn vertaling van Semiramis op, Tollens zijn Lukretia of Verlossing van Rome, dat hij op haar ver zoek geschreven had. Maar ook haar oor deel werd gevraagd. Er is een brief van haar bewaard gebleven (berustend op het Amsterdamsen archief, nu in de afdeeling Tooneel 1813 der Tentoonstelling De Vrouw 1813?1913"), waarin zij aan P. Vreedehaar meening zegt over een ontwerp van een treurspel (waarmee de dood van Albrecht Beiling bedoeld moet zijn), dat hij haar ter beoordeeling had gezonden. Zij schrijft hem: WelEdelen Heer e! Een zamenloop van omstandigheden hebben mij belet vroeger UwE. mij verëerende missive ten geleide va»een ontwerp tot een treurspel in dato 17 Julij 1.1. te beantwoorden; toevallig was ik buiten de stad bij den ontfangst derzelve; ook had ik mij gestreeld dien Heer welke nmaal tot mijnent geweest is, mij met eene nadere visite zouden vereerd hebben, waardoor ik als dan ge legenheid zouden gehad hebben, mijne gedachten breedvoeriger te kunnen mede deelen. Wijders had ik mijn Echtgenoot verzocht bij zijne komst in s'Hage zich tot UwEd. zouden vervoegen, en mon deling mijne aanmerkingen op het door UwEd. aan mij toevertrouwd Treurspel, aan UEd. bekend te maken, dan zijne occupatien hebben geene geschikte ge legenheid gegeven tot uwent belet te vragen, voeg hierbij de opening van Toneel alhier, met het gevierde verjaar feest van den Koning, en UwEd. zal kunnen gelooven een zamenloop van omstandigheden een en ander vertraagd hebben. Na derhalven vooraf mijne ontschuldiging gemaakt te hebben, haaste ik mij UwEd. te rescribeeren: dat belangende het Historieele van u ontwerp, met de daar bij gemaakte bijvoegselen zulks mij in allen opzichten bevalt; te meer daar het zelve ontwerp ons land betrefd, iets dat ieder Hollander genoegen geeft; ook is het zeer nodig mijns bedenkens de konst, (met behoud der immers mogelijke waarheid van de ge beurtenis) aan een ontwerp voor het Toneel schoonheden bijzet, alwas zulks met eenige afwijking van het voorval, die men in veele juist gevolgde His toriën missen moet, en waar door ook die Stukken zelden langer voldoen bij de uitvoering, dan de eerste ja zomtijds tweede opvoering, en ook hier door meer behagen bij het lezen dan bij de representatie. Wat nu mijne reflectien omtrend u stuk betrefd, dezelve zal ik met weinig woorden (onder welneemen) u voor dragen voor eerst: is het Stuk over het algemeen wat lang, hier mede meen ik dat de overgang van het een tot het ander niet spoedig ontwikkeld, niet zo zeer ik zulks beter vind het zij verre maar dit koomt in aanmerking wil het Stuk bij de vertooning voldoen warom zo u voorneemen is het zelve aan het Toneel te geven eene bekorting allernoodzaaklijst is, en wel dit over alle de bedrijven te rangschikken, ten tweede: koomt mij voor deze bekorting vooral in de vrouwe Rol moet gevonden worden; voor het overige ben ik u verplicht te verwittigen deze mijne reflectien, niet wordt door een zwak kunstmatig nachtlicht of soms door volslagen duisternis. Is de tunnel lang en niet van de aller nieuwste constructie, dan voelt menigeen een snellen korten druk of stoot tegen de trommelvliezen op het oogenblik van insporen, en als de onderaardsche tocht verschei dene minuten, meer dan, een kwartier soms, duurt, dan stijgt de temperatuur meestal aanmerkelijk en tegelijk krijgt menigeen een benauwd gevoel, alsof de ontzaglijke steenlaag boven zijn hoofd langzaam naar beneden kwam zakken. Rukt iemand, die het te kwaad krijgt, een coupe-raampje open, dan dringt er een geraas en tegelijk een lucht naar binnen, die een ander doen opspringen om het weer te slui ten, een lucht zoo akelig duf en zwaar, dat men meent er geen minuut in te kunnen leven. En dan komt wel eens gedachte op bij de reizigers, dat er toch menschen moeten zijn, die bij het boren van den tunnel in zulk een vochtig zware gaslucht dag aan dag hebben moeten werken. Al zal er dan wel voor verversching ge zorgd worden en al komt er dan zooveel kolendamp van de locomotief niet bij, het moet wel een sterk slag menschen zijn, die dat werk uithoudt. Het gewone praatje in den tunnel is dan dat vooral de Italiaansche werklui er het best tegen bestand zijn, maar toch ook wel de tunnelziekte krijgen. Dit laatste is stellig geen verzinsel. Wie daarvan overtuigd wil zijn behoeft maar eens in Göschenen het kerkhof te bezoeken. Rondom het grafmonument van den inge nieur en tunnelbouwer Louis Favre liggen ze bij honderden met en zonder grafsteen de slachtoffers van de tunnelziekte, de arbeiders, grootendeels Italianen, die hun deel in den arbeid aan het ontzaglijk menschenwerk, dat Gotthardspoorweg heet, met een ellendige ziekte en een vroegtijdigen dood hebben betaald gekregen. Dat was in 1879, en in '80 bij de feest rede toen de eerste trein door den Gotthardtunnel reed, kwam er een droeve toon in het loflied op het menschelijk genie, bij het herdenken van de vele slachtoffers die de tunnelziekte had gemaakt; op den tocht naar het kerkhof, bij het graf van ingenieurs en arbeiders, klonk het als een verwijt aan de medische wetenschap dat men geen middel gevonden had, om de ziekte te keeren. Maar de medici wezen het af. Wat zou er te doen zijn tegen een vergiftiging door de gassen en vochtige dampen uit het binnenste van de aarde; de mensch die daarin wil doordringen moet tol aan de Een twaalftal echte New-Yorksche stadskinderen voortkomen als of ik mij bevoegd rekende u werk te taxeeren, maar alleen gegrond op eene 30 jaarige ondervinding in mijn beroep, en waar bij ik veronderstelle mag nog a.l eenige ogenblikken te hebben bijgewoond waar door ik den geest van ons Hollandsen- of liever Amsteldamsch Publiq heb leeren kennen. Ook moet ik tot mijn leedweezen zeggen ik honderde regelen voor niet geleerd heb zonder nog de studie te rekenen, in stukken die hoe zeer fraaij, alleen om de lange tirade's ofte langwijligheid gevallen zijn. Indien bovendien U voornemen is eenmaal dit Stuk te doen opvoeren zouden het geschikst zijn dit als dan direct aan Heeren Commissarissen te willen adresseeren; ik geloof dit het zekerst en naaste middel is ter reussite. Aange naam zal het mij zijn, als een réciproque blijk van het vertrouwe door UwEd. aan mij beweezen, de vrouwe Rol te mogen uitvoering (lees: uitvoeren) hier in te slagen zal mij zeer verëeren. Ik beveele mij overigens in U geëerde vriendschap en noeme mij na excuces voor mijn schrift en stijl gemaakt te hebben WIEdele Heere! Uw Eedw. dienaresse J. C. ZIESENIS geb. WATTIER Amsterdam, 10 Sept. 1807. Op welk een bescheiden, onderdanige wijze maakt zij haar aanmerkingen! grooten afstand voelt zij tusschen zich en den tooneelschrijver", wiens werk zij niet bevoegd is te beoordeelen, tegenover wien zij zich zelfs over schrift en stijl moet ver ontschuldigen. Trouwens, een geletterde" vrouw was Wattier niet. Van taal en hare regelen, waarvan de studie in hare jeugd geheel verwaarloosd was, had zij niet dan eene zeer oppervlakkige kennis en beging hierdoor, op het tooneel, menige fout tegen de geslachten en wat dergelijke bijzonder heden meer zijn", zegt Westerman in zijn Herinnering aan Wattier?Ziesenis. In hoeverre P. Vreede haren raad heeft gevolgd weten we niet, maar hoewel Wattier meende, dat, toen zooveel vertaalde stukken werden opgevoerd, een vaderlandsch onder werp ieder Hollander genoegen zou geven, het onderwerp alleen is niet voldoende geweest het stuk succes te bezorgen. De Heer Pieter Vreede heeft door zijn Treur spel: de dood van Albrecht Beiling, weinig genoegen gegeven", schrijft kortweg de schrijver der Tooneelkundige Brieven. Dr. ANNIE POSTHUMUS natuur betalen. De verschijnselen die de ziekte en den dood der aangetaste arbeiders voorafgaan, gelijken ook werkelijk op die van de ernstige bloedarmoede of anaemie, welke ook door kolenstof, werken in duister, gebrek aan zuurstof in de ademlucht kan ontstaan. Inderdaad beschouwden de meeste onder zoekers uit dien tijd de aardgassen als veroorzakers van de tunnelziekte; immers bij het graven van mijnputten kwam de zelfde ziekte voor. Maar enkele artsen waren er al geweest, die een andere oorzaak niet buitengesloten achtten; immers de ziekte trad niet altijd epidemisch op, en ook niet in alle onderaardsche werken; het meest waar Italiaansche of Grieksche en Egyptische arbeiders het graafwerk deden. De verschrikkelijke sterfte in den Gothardtunnel in '75 en '79, dreef de Zwitsersche docto ren opnieuw tot onderzoeken aan; ze zochten naar een bacterie; een arts Perroucito in St. Etienne ontdekte echter tegelijkertijd, dat een aantal arbeiders die aan mijnziekte leden, sterk bezet waren met een heel klein haar fijn diertje, een nematode of draadwormpje. Dit was al sedert 1838 bekend uit Egypte, niet uit Europa. In 1854 werd het al be schouwd als de oorzaak van de Egyptische bleekzucht het droeg al de naam Ankylostoma duodenale. In 1883, en 1885 werd eerst de zelfde ziekte-oorzaak in Zwitserland en Duitschland bij verscheiden patiënten aan tunnelziekte vastgesteld. Eindelijk bij alle. Nu was de oorzaak gevonden, maar de wijze waarop dit nietige wormpje zooveel slachtoffers kon maken nog niet. Het moet uit Egypte naar Italië zijn overgeplant; ook uit Brazilië schijnt door terugkeerende land verhuizers de besmetting naar Italië te zijn meegebracht. In elk geval, de ziekte drong van daar in heel Europa door op de wijze die men van een infectie-ziekte kende en het was daarmee uitgemaakt dat de lucht en de gassen van de mijnen en tunnels niet of maar zijdelings er mee te maken hadden; de dader, in dit geval eens geen bacterie, was gevonden; en, als de medische wetenschap zoover is, wordt er ook wel raad geschaft. Ten minste als de levenswijze van den infecteur volkomen bekend is. Het was nu men hier met een nematode te doen had heel wat gemakkelijker uit te vorschen dan gewoonlijk het geval is, als bacteriën in het spel zijn. Toch liep de zaak in het begin niet vlot. De algemeene opinie der zoölogen en artsen was, dat de nematode of zijn bijna microsSlagroom-taart Een smakelijk dessert, gemakkelijk te bereiden, dat voor een bij den confiseur bestelden slagroom-taart niet onder doet en een massa goedkooper is, geef ik u in het volgende recept. Een kwart liter slagroom wordt goed stijf geklopt, echter niet al te stijf daar de room dan wel eens kon gaan boteren". Twee eiwitten ondergaan dezelfde bewer king. Nu roert ge door den room twee eetlepels lichte basterdsuiker en een scheutje maresquin, of, wat hiervoor evengoed kan dienen, een half theelepeltje, maresquin hebé-essence. Dan voegt ge het eiwit bij den room en klopt de massa nog zoolang tot ze met een punt naar boven blijft staan. Dan stort ge den room, op een paar lepels na, in een kleine ronde compoteschaal die niet te ondiep mag zijn en steekt rondom, langs den rand der schaal, beurtelings een roze en wit langwerping schuimpje in den room, zoodat de schuimpjes vlak naast mekaar komen te staan en een vijf centi meters boven den room uitsteken. Dan legt ge in het midden der schaal een ster van roze schuimpjes en vermengt de overgebleven room met een paar druppels tot ze licht roze ziet. De openingen tusschen de roze ster, worden nu met kleine heuvel tjes roze room opgevuld, waarop ge, als ge 't heel mooi wilt maken nog kleine zilveren pillen of gesuikerde viooltjes kunt plaatsen. Men kan bij de meeste confiseurs op verzoek deze lange schuimpjes gegolfd" krijgen en het effect van uw taart is dan veel aardiger. Gij hebt een ons schuimpjes noodig en doet wijs om wat meer roze dan witte exempla ren te vragen. J. v. A. * * * Koffiebereiding zonder vuur De nieuwste nasporingen over de eigen schappen der koffieboonen hebben aange toond, dat de ongezonde en bittere bestanddeelen als coffeïne en tannine door 't koken opgelost worden, en anderzijds de oliën, die er een fijne smaak en aroma aan geven, bij het koken vervluchtigen. Daarom beveelt een deskundige in het tijdschrift Die Kiiche aan, de koffie als extract in koud water te laten trekken, en eerst op 't oogenblik als men ze gebruiken wil door opgieten van heete melk, room of water te verwarmen. Ook op reis is dit aan te bevelen. Men kan het extract, mits goed verkurkt en op een koele plaats bewaard, ongeveer drie weken goed houden. Zulk extract kan men ook, in fleschjes verpakt koopen, maar de frischheid is er dan meestal af. WA. copisch kleine eieren door de mond, met het voedsel of langs de vingers bij het brood eten in het lichaam geraakten. Dat scheen gemakkelijk, want uit eieren die het lichaam van een patiënt met de excrementen verlaten komt een larfje te voorschijn van een kwart millimeter. Toch is dit nog niet de eigenlijke infecteur. Het groeit op, in vuil en vocht, mits het donker is, tot een draadje van n milimeter; en de tweede keer, dat het vervellen zal blijft het in de larve huid zitten. Dit nu bleek het stadium waarop het dier een nieuwe waard" noodig heeft om zijn ver deren voor den mensch zoo noodlottigen levensloop te volbrengen. Het moet gaan parasiteeren op een mensch, desnoods op een hond, anders sterft het. Maar helaas het kan weken, en maanden, misschien een jaar lang zoo ingekapseld" wachten op een gelegenheid tot infecteeren. Voedsel heeft het in dien rusttoestand niet noodig, het kan zelfs niet eten want de mondopening is dichtgegroeid. Met regen en bergwater, met modder en klei worden de larven van de mijnworm Anchylostoma, verspreid; en door het drin ken van dit vervuild water, het aanraken van aarde en het eten zonder voldoende handenreiniging, kan het dier in het lichaam geraken, waar het zijn geschorste levensloop voortzet, zich ontwikkelt tot een geslachtrijp wormpje van 9 a 12 mM. Dit boort zich met de haken aan zijn mond vandaar den naam ankylostoma in den darmwand vast, zoodat het daar bloeding veroorzaakt, eerst onderneemt het reizen dwars door alle organen heen tot in hart en nieren. Er ont staan mannetjes en wijfjes; de laatste leg gen ontelbare eieren die het lichaam verlaten, om vroeg of laat als larfjes de kameraden van den lijder of hem zelf weer aan te steken. Dit was de lezing tot 1897 toe; maar dat alles verklaarde toch niet voldoende de snelle uitbreiding van een epidemie, zooals die in de St. Gotthard-tunnel. Het verschaffen van zuiver drinkwater en rein voedsel en waschgelegenheid zou dan afdoende moeten zijn; wat niet het geval bleek. In 1897 deed de Loosz, een specialiteit voor de mijnworm-ziekte een toevallige ont dekking, Hij liet bij ongeluk een droppel vocht, waarin hij mijnwormpjes had ge kweekt, op den rug van zijn hand vallen. Loosz bemerkte het wel, maar lette er niet verder op; je handrug lik je toch niet af, als je met zulk gevaarlijk goedje aan het expermenteeren bent, en als men de De Vrouw Op de vraag hoe moe t, o leze r, de vrouw zijn, opdat zij u behage" komen de antwoorden b ij stroo men in... en zoo weinig geestige zijn daaronder! Kom, spitst u eens, g ij, bel esprit, en g ij, belle en esprite! En adresseer 'd uidel ij k, niet alleen: Allegra-de-Vrouw, maar ook vooral weekblad Am sterdammer Keizersgracht 333 Amsterda m", want veel antwoor den kwamen eerst op de Tentoon stelling De Vrouw terecht, en daar weet men reeds zeer goed hoe de vrouw" moet z ij n ! * * * Allerlei Op den preekstoel In Amerika is het ambt van predikant thans reeds een zeer gewoon beroep voor vrouwen. Men schat, dat er thans in de Vereenigde Staten reeds ongeveer vijf duizend vrouwen zijn, die van den kansel het evangelie ver kondigen aan de vrome schare, welke het zachte, fijne, beschaafde woord dezer damesdominés bizonder waardeert. In Zuid-Amerika gaat men in dit opzicht nog verder. Te Rosario da Santa Fe heeft een nog betrekkelijk jonge vrouw, Mrs. Margaret La Grange, het tot den rang van bisschop gebracht. Men gelooft daar dus blijkbaar niet aan de waarheid van het rijmpje van de Genestet: De slechtste christnen hier op aard Zijn theologen zonder baard. * * * Uit Japan De Aziatische volken, die zich thans op Europeeschen voet ontwikkelen, China en Japan, geven soms nog wel eens aardige lessen aan het oude Europa. Japan blijkt thans een hoogeschool te zijn voor zuinige huisvrouwen. In iedere straat van de volksbuurten der Japansche steden bevindt zich een oven, waar het potje van al de buren gezamentlijk in goede verstand houding gekookt kan worden. De Japansche huishoudingen uit den kleinen burgerstand behoeven zich dus om het dagelijksche maal maar weinig te bekommeren, en het bezoeken iiiiniiiiimlMUilliMiiiiiiiiiinimiiiii wormpjes niet in den mond kreeg was er immers geen gevaar. Maar de hand begon te jeuken, toen het droppeltje verdampt was. Loosz onderzocht de plek met een sterke loup en zag dat de larven verdwenen waren, hij kwam op het idee: ze konden er wel eens ingedrongen zijn. Dat scheen hem zelf wel onwaarschijn lijk toe, maar een paar weken later bleek hij geïnfecteerd te zijn. Geen van de collega's wilde het gelooven; Loosz zou wel even de handen aan den mond gebracht hebben, meende men, of misschien was een droppel tje uit een van zijn preparaten op zijn voed sel geraakt. Loosz was zeker dat dit niet het geval kon zijn en nam aan het te bewijzen. Er moest in Caïro, waar hij werkte, een Egypte naar een been .geamputeerd worden; dokter vroeg en kreeg verlof van den patiënt het ver loren been van te voren met vocht te bestrij ken, waarin larven van den mijnworm leefden. Het onderzoek bewees ten volle dat Loosz gelijk had. De ingekapselde larven springen dadelijk uit hun vel, zoodra zij met de menschelijke huid in aanraking komen, boren er snel in en dringen tot in de haarzakjes door. Van daar geraakt het wormpje in een bloedvat, een ader, of een slagader of anders in een lymphvat. En nu ligt de weg open, hetzij direct naar het rechter hart en zoo naar de longen, of anders dwars door on verschillig welk orgaan, boort het verder, tot in den luchtpijp, komt dan in de keel, of direct in den slokdarm om zoo tenslotte in de dunne darm te arriveeren, waar het blijkbaar thuisbehoort zich verder ontwikkelt en voortplant. Door deze ontdekking waren op eens de puisten en blaren, de keelaandoeningen en andere verschijnselen verklaard, die bij de tunnelziekte optreden. En de bestrijding ? Niet alleen dus het voedsel en het drinkwater, alle vochtige stoffen in de eerste plaats de klei en de natte aarde kan besmet zijn met ingekap selde larven; en elke aanraking daarmee van een bloot lichaamsdeel kan noodlottig worden. Maar de tunnel- en mijnaarde bevat de ziekteverwekker niet, als die er niet eerst door zieke menschen ingebracht worden. En de middelen daartegen zijn wel te vinden en al gevonden ook. Als de toepassing nu maar niet tegengewerkt wordt door domme onwillige werklui, door vooroordeel of inge schapen vuilheid en luiheid, dan is het met de tunnelziekte spoedig gedaan ; nog veel eerder dan met de malaria. E. HEIMANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl