Historisch Archief 1877-1940
3 Aug. '13. No. 1884
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
T. M. C. ASSER] t
Men is gewoon, bij het verscheiden
van een man van wetenschap, te vragen
naar de plaats, die hij innam, derhalve
naar de leemte, die men te betreuren
heeft.
Niet steeds, is het antwoord op die
vraag even gemakkelijk. In de natuur
wetenschap, verbindt zich vaak eene ont
dekking of toepassing aan een bepaalden
?naam. Alsdan ligt de maatstaf voor de
hand, waarnaar waardeering en
leedgevoel kunnen worden toegekend.
In de geesteswetenschappen, is het
weinigen slechts gegeven, zich te plaatsen
«p zoodanige hoogte, dat zij op een
geheel terrein nieuw licht doen uitstralen.
Zoo ontsluierde Rudolf von Gneist het
te voren onbekende, ontzaglijk ingewik
kelde raderwerk van het britsche zelf
bestuur. Zoo heeft Rudolf von Ihering
oud-Rome's Recht, van de windselen af,
bespied en daarvan het indrukwekkende
en grootsche tafereel ontvouwd. Zoo
heeft Otto Gierke den rijken inhoud van
het germaansche recht blootgelegd, en
aangetoond, hoe de geest daarvan, nog
heden ten dage, voorzien kan in de
nooden onzer samenleving. Zoo heeft
bovenal Friedrich Carl von Savigny
gansch eene school gesticht en ganscft
eene diepte gepeild, met de enkele les:
Recht gelijk Taal, gelijk Kunst, is ne
zijde van het leven eens volks. Mannen
als dezen hebben niet in eene weten
schap gearbeid, maar de wetenschap zelve
eene schrede voorwaarts gebracht.
In die richting, ligt Asser's beteekenis
niet. Toch kan zij, voor wie eerlijk van
haar rekenschap zich geven wil, kortelijk
worden saamgevat. Men vrage slechts:
hoe vond hij het internationale privaat
recht en hoe liet hij het?
Hoe hij het vond? De engelsche be
naming duidt, met n slag, het aan. Als
conflict of laws, letterlijk: botsing van
wetten. Menschen worden geboren,
huwen en scheiden nu en dan, erven
soms, verbinden zich vaak, sterven steeds,
laten ook wel eens wat na, worden bij
wijlen in processen gewikkeld of achten
tot procedeeren zich verplicht. De plaat
sen, waar deze gebeurlijkheden zich voor
doen, kunnen mijlen, ja dagreizen uiteen
liggen. Meer dan n Staat, dus meer dan
n Recht kan betrokken zijn, bij de
hanteering of afwikkeling van zoodanig,
op zich zelf eenvoudig en dagelijksch,
voorval. Vandaar, dat men onmiddellijk
2ich geplaatst ziet voor de vraag: welk
recht geldt, in dit geval. Deze tallooze
vragen bergt het internationaal privaat
recht in zijn schoot. En het antwoord
op deze vragen, dat nooit eenvoudig,
soms moeilijk, en vaak uiterst ingewik
keld zijn kan, tracht de wetenschapsver
takking te geven, welke, in Engeland,
het land harer beoefening bij voorkeur,
met den gemeenen naam: conflicts of
laws wordt aangeduid.
Dat, op dit ver reikende, zeer
gescha' keerde terrein, op straffe van bestendiging
eener chaotische wanorde, eene methode
bedacht worden moest, was en is onver
biddelijke verkeerseisch. Nu de afstanden
opgeheven zijn, verplaatsen zich personen,
en ondergaan daarvan de lotswisseling.
Verlaten zij hunne woonplaats niet, dan
knoopen zij met anderen, elders woon
achtig, rechtsbetrekkingen aan. Op ge
heel dit gebied, moesten problemen ge
steld, lijnen afgebakend, mijlpalen aan
gewezen, slotsommen gegeven worden.
Aldus, handelde de internationaal privaat
rechtelijke school, in Engeland,
Duitschland en Frankrijk. Hare werken vullen
dan ook eene bibliotheek, die niet eens
van geringen omvang behoeft te zijn.
Aldus, vond Asser dat onderdeel van
het Recht. En hoe liet hij het ? Aan een
rechtsstelsel, door een geleerde gevormd,
kan men, critisch of exegetisch, een ander
toevoegen, dan is, of kan zijn, de doc
trine, de leer gebaat. Maar men kan ook
gegevens in het leven roepen, waardoor
de wettenbotsing, of beëindigd, of ver
eenvoudigd wordt. Alsdan bewijst men
een pnwaardeerbaren dienst aan de
practijk.
Asser koos het laatste. In stede
van de wetsconflicten te bespreken,
trachtte hij, zooveel doenlijk ze te voor
komen. Wil men den meest
saamgedrongen vorm : Asser heeft de, daarvoor
vatbare, conflicten niet opgelost, maar
opgeheven. Dat wil zeggen, hij was er
op uit, de onontwijkbare verscheidenheid
der nationale wetten, op alle punten, die
daartoe zich leenden, te vervangen,
door eenparigheid, in internationale rege
lingen bezegeld. Onder deze geniale
gedachte, zette hij, van den aanvang af,
zijne schouders. En hij rustte niet alvo
rens, in een speciaal Instituut, aan hare
voorbereiding gewerkt en in de latere
Conferenties hare belichaming tot stand
gebracht werd. Aldus werd, onder Asser's
leiding, het woord, in volstrekten zin
genomen, want voorganger niet slechts,
maar voorzitter tevens, was hij steeds
ons vaderland het brandpunt eener
unificatie van een Recht, dat, ging men af op
den naam: internationaal, diversiteit
scheen te onderstellen.
Niet in wetenschappelijke uiting, maar
in eenedaad, ligt Asser's beteekenis. Doch
die daad eischt persoonlijke gaven en
heeft zakelijke gevolgen.
Van scherpzinnigheid, spreke men niet.
Non cuivis contingit adire Corinthum.
Wie haar mist en niet oefent, tot dit
werktuig, kan het zijn, vlijmend wordt,
doet beter den bodem der wetenschap
niet te betreden. Want jaloersch is zij,
en plaatst vlak naast de eigen voldoe
ning of den vreemden lof, onmiskenbaar
leedgevoel. Wél echter was Asser's aan
te wijzen gave een savoir faire, dat, in
dit geval, het enkele savoir even
aren, zoo niet, overtreffen moest. Zoo
veel hoofden, zooveel zinnen, zegt
men. Zijn echter de hoofden, ieder af
zonderlijk, tot oordeelen bevoegd, en is
dat oordeel, telkenreis, van nationale
herkomst, geneigd op te gaan in, wel
licht, soms om te slaan tot vooroordeel,
dan moet het roer vast in de vuist ge
klemd en de overredingskracht hoog op
gevoerd worden, ter vermijding van tal
looze klippen, die het vaarwater als
bezaaien.
Daarmede, schijnt Asser's persoon ge
kenmerkt. Zijn werk echter overleeft
hem, gelijk ieder werk, dat duurzame
beteekenis aan zichzelf ontleent. Hij heeft
ons vaderland gemaakt tot bakermat
eener wijze van rechtsbeoefening, die, in
Oude en Nieuwe wereld, vruchtbare
banen ontsluit. Hij heeft aan
Oud-Holland's glorie, zoo glansrijk,juist op Rechts
gebied, nieuwen luister toegevoegd. Hij
heeft, ook plaatselijk, een middelpunt
gesticht, dat, in bevoegde en aanzienlijke
en met macht toegeruste kringen, als
ware het onwillekeurig, met eerbied
genoemd en met eere herdacht wordt.
Hij heeft een werk aangevangen, dat,
zegenrijk nu reeds, lang niet voltooid
is, doch juist daarom tot voltooiing
noopt. Hij heeft eenheid bevorderd, waar
telkens en telkens, dualisme en meer dan
dit, steen des aanstoots was. Hij heeft
de leer, die van nature eindeloos is, niet
tot staan gebracht, hetgeen onmogelijk
ware, maar op een keerpunt geplaatst,
Hij heeft individuen van thans en ge
slachten, die komen zullen, door vereen
voudiging hunner rechtspositie, gebaat.
Met volle recht derhalve, beitele men
op de zerk, die zijne groeve dekt: het
Horatiaansche: non omnis moriar
voorbijgegaan is mijn persoon, blij
vend is mijn arbeid.
Amst., 31 Juli '13 J. A. LEVY
* * *
Vaderlandsche Historie
XX
DE OPKOMST DER HERVORMDE KERK IN
NOORD-AMERIKA
Dr. A. EEKHOF, De hervormde kerk in
Noord-Amerika (1624?1664), 2 dln.
VIII en 267, 204 en XLVIII, met kaart
en bijlagen. 's-Gravenh. Mart. Nijhoff,
1913, ?9.50 of ?10.75.
De schrijver, die ons in 1910 met eene
biografie van Bastiaan Krol reeds naar
Amerika had gevoerd, geeft ons thans de
geschiedenis onzer hervormde kerk aldaar
van den aanvang af tot aan de verovering
van Nieuw-Nederland door de Engelschen.
Het boek, met bezonnen en geschoolde hand
gesteld, is de rijpe vrucht van een uitgebreid
en gelukkig geslaagd archieven-onderzoek
hier te lande en in Noord-Amerika. Van het
bearbeide materiaal geeft de auteur een
beredeneerd overzicht, bijdrage meteen voor
onze kennis van de verwaarloozing of van
den ondergang van oude documenten, gelijk
de noodlottige brand van het Kapitool, 29
Maart 1911, terecht wordt vermeld als de
grootste archieframp in het laatste tiental
jaren." 1) In het eerste deel behandelt dr.
E., die zijne stof met scherpen blik heeft
verdeeld, de inwendige geschiedenis der
gemeenten in Nieuw-Amsterdam [op
Manhattan-eiland, thans door New-York over
dekt, voor ? 60 van de roodhuiden ge
kocht], in de kolonie Rensselaarswijck, op
het Lange Eiland, te Esopus aan de
NoordRivier en te Nieuwer-Amstel aan de
ZuidRivier, bezitting der stad Amsterdam. Hij
beschrijft voorts het kerkelijk leven en den
arbeid der onderscheidene predikanten. Het
tweede deel geeft de verhouding, waarin de
hervormde kerk stond tot andere kerkge
nootschappen en sekten, teekent vervolgens
in een uitvoerig hoofdstuk het
godsdienstigzedelijk leven der hervormden, waarbij ook
het maatschappelijke een ruim en gelukkig
aandeel krijgt, terwijl het laatste verhaalt
van de smadelijke overgave der koloniën
aan de Engelschen, gevolg van verwaarloo
zing en tweedracht. Een aantal belangrijke
documenten geeft de schrijver in de Bijlagen
uit. Ziehier dan eene welgedocumenteerde
en, voorzopver dat mogelijk was, volledige
geschiedenis der Ned. Herv. Kerk in Amerika,
gedurende de veertig jaar van ons gezag
daarginds, die hier en in Amerika met groote
belangstelling zal worden gelezen en met
de voltooiing waarvan wij den auteur
gelukwenschen. Op de Amerikaansche vertalingen
van Hollandsche documenten, hoe verdien
stelijk vaak, heeft hij toch niet zondermeer
vertrouwd, maar overal is hij tot de originale
gegaan terecht, zooals enkele
voorbeelGazette de Hollande
Het tegeltableau, dat bij de opening van het Vredespaleis zal worden onthuld. De voorstelling bevat de
plattegrond van het Vredespaleis zelf
lllllllllllflMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIlmltlMMIIlmlIHMMlmlIIIIIIIMMttlMIMMIII
den van onjuiste overzettingen bewijzen. 2)
Nog mag ik er wel de aandacht op vestigen,
dat het werk van dr. E., behalve voor de
geschiedenis der herv. kerk, van wezenlijk
belang is voor die der kolonie in 't alge
meen, van de kerken en sekten, waarmede
de hervormden in aanraking zijn geweest
(denk b. v. aan Plockhooy's
mennonietenrepubliek 3), van beteekenis al verder voor
onze kennis der oude rechtsbedeeling, van
de geneeskunde (de bibliotheek van den
chirurgijn Gijsbert van Imborch, overl. 1665,
eene lijst van medicamenten Ao. 16634) en,
eindelijk, voor die van het volksgeloof en
volksgebruiken (bijbeldraaien, de meiboom
tot iemands spot en schimp met oude
kousen omwonden, het gansrijden en der
gelijke meer 5). Over al deze dingen leert
het boek ons veel. De aardige bijzon
derheid van eene vrouw, Sara Kiersteede,
die als tolk dienst doet tusschen hollanders
en roodhuiden, 6) vindt een tegenhanger in
Tonkin, waar de Nederlanders in 1644 door
eene tolkin, Ursula, werden bijgestaan. 7)
Bij de instructie voor den landmeter Crijn
Fredericxz, 8) vergelijke men eene dergelijke
voor Pieter de Beaumont in Suriname, over
wien F. E. baron Mulert onlangs geschre
ven heeft. 9)
Het is droevig maar waar, dat ook hier
weer het resultaat van eerlijk en onpartijdig
bronnenonderzoek voor onze geschiedenis,
in casu onze koloniale, bezwarend is. Dr. E.
heeft daarop eene enkele maal, terloops,
gewezen en het lag ook niet op zijn weg
om meer te doen. Doch wie, na de lectuur
van zijn inhoudsrijk boek, voor zichzelven
enkele slotsommen opmaakt, heeft oog voor
eerst voor de fatale politiek der W. I. Com
pagnie. Uitsluitend en overmatig op handels
voordeel bedacht, betaalt zij hare dienaren
(onder wie zulke uitnemende als die David
Pieterszn. de Vries, over wien ik in No. XI
dezer serie geschreven heb) niet of slecht,
beknibbelt op hunne uitgaven, belemmert hen
in hunne handelingen, geeft op hare schepen
harde, oude cost" en nog in te kleine hoe
veelheid, maakt de predikanten, naar haar
gebied uitgezonden, telkenmale de slacht
offers harer ijdele beloften en is zónalatig
in het weerbaar maken der versterkingen,
in het opleggen van kruit en kogels, dat,
bij de komst der Engelschen, reeds daarom
van verdediging der forteressen geen sprake
kan zijn. Terecht schrijft gouverneur
Stuijvesant, dat, j?Bewindhebberen voorwetens
de ingesetenen verlaaten, so niet vercoopen
en op de vleeschbanck soecken te bren
gen." 10) En dit verklaart ook, dat, terwijl
in het vaderland het verlies der
Noord-Amerikaansche koloniën zeer kalm werd gedra
gen, daarginds de kolonisten zich met graagte
voegden onder Engelsche vlag en den hertog
van Yorck schreven,dat zij onderde vleugelen
van den nieuwen gouverneur(RichardNicolls)
hoopten te groeien en te bloeien als de
cederen op den Libanon. Wel zwaar een
oordeel dan treft het lichaam, dat, om tijdelijk j
dividend, koloniën met zulk een toekomst
zoo blindelings liet verloren gaan. En deze
IIIIIMlmlM IIIIIMIIIIIIIIMMIHIIIIIIIIItlllllMMIII IIIIIIMII Illlllll
bladzijde is niet de eenige donkere in hare
historie.
Tegelijk is het onpartijdig geschiedkundig
relaas, gelijk thans weer door dr. E. geleverd,
ook den kolonisten zelven niet voordeelig.
Waarlijk, wij zien liever het groote dan het
kleine in het leven der vaderen, met trots en
welbehagen merken wij elk bewijs op van hun
heldenmoed, toewijding en energie, niet het
minst over zee getoond. Zeker waren zij
wat nu bepaald ons onderwerp aangaat
de slachtoffers van een slecht bewind en
even zeker dienen wij in aanmerking te
nemen, gelijk ook dr. E. ons met reden
verzoekt te doen, dat zij in ruwe tijden
leefden en nog bovendien in hunne meerder
heid niet behoorden tot de room der natie.
Arme duivels waren zij ten slotte, in een
hard leven hard behandeld, te midden van
ontberingen en verschrikkingen zonder eind
met moeite bovenblijvend en nóg telkens
gelijk b.v. de in het ijs overwinterende
poolvaarders ons treffend door simpelen lijdens
moed en vroom vertrouwen. Doch met dat
al biedt hunne geschiedenis in Nieuw-Neder
land veel duisters. De nationale zonde van
lokaal egoïsme, van onwil tot samenwerking
ook hier, tusschen gouverneur en burge
meesteren van Nieuw-Amsterdam voort
durend getwist en zelden overeenstemming.
Ruwheid van leven, grove zedelijke opvat
tingen, winzucht, die toch arbeid schuwt.
Dronkenschap, niet naar onzen maatstaf te
beoordeelen, het zij, maar hier toch wel met
zeer noodlottige gevolgen, waardoor (ver
gelijk het bovengenoemde No. XI dezer
rubriek) ook de inboorlingen bedorven werden
en een bekeerde roodhuid totten dranck
van brandewijn vervalt en een rechte bestia"
wordt; 11) waardoor wilden eerst dronken
gevoerd, daarna bij hunne vuren in den slaap
gedood worden; 12) en waardoor eene zieke
negerin expresselijck droncken was gemaakt,
opdat men (bij den verkoop) hare sieckte
niet sou bemercken". 13) Wreedheid niet
alleen bij lagere beambten. De
directeurgeneraal Willem Kieft beraamt en voert uit,
in 1643, een gruwelijkenlndianenmoord, hem
door den nobelen de Vries verweten. Lees
in dr. Eekhofs boek de martelingen, die
Stuyvesant den kwaker Hodgson doet onder
gaan. 14) Het helpt niet wie wetenschap
pelijk geschiedenis beoefenen gaat, moet
zich voorbereiden op droevige bevindingen
en wel weten, dat ook de koloniale hem
bittere teleurstellingen bereiden zal.
Eindelijk de kerk zelve, zooals zij zich na het
grondig onderzoek van dr. E. aan ons vertoont.
Een aantal harer dienaren mag met eere wor
den genoemd, D. Jonas Michaëlius, D. Joh.
Megapolensis, D. Hendr. Selijns, D. Herm.
Blom,ijverige, kundige en goedwillende man
nen. Anderen echter, bij wie wel blijkt, dat ge
meenlijk niet de besten uit patria uitkwa
men. Als men het leven en de werken nagaat
van D. Evert Bogardus, D. W. Grasmeer,
D. Gideon Schaats, soms schüderachtig-ruw,
maar meteen van groot plichtsverzuim en
trage nalatigheid (zie de Kerstpreek b.v.
van D. Polhemius te Midwoud op het Lange
uiiiitiiiiiiimiiiiiiiiiliiH
Foto Geveke
I. H. BOEKE f
in den ouderdom van 66 jaar overleden,
rustend predikant van de Doopsgezinde
Gemeente te Amsterdam
Eiland 15), dan, bij alle neiging tot zacht
oordeel, gaat men toch mede met het woord
van Kieft, dat het slecht gedrag der leeraren
strekte tot eene generale ruyne vant lant,
soowel int ecclesiasticq als politicq." 16).
De gemeenten-zelve staan los van elkander,
van eenigen band in forma van classis"
is geen sprake: het welbekende
particularisme. Op de prediking des Woords en de
bediening der Sacramenten zijn zij onge
twijfeld gesteld, maar voor ook maar een
sober onderhoud harer predikanten dragen
zij niet of onwillig bij. Ik twijfel niet,
of het heeft onder haar niet gansch ontbro
ken aan een gezindheid, door den patroon
van Rensselaerswyck bedoeld,toen hij schreef:
hebbende oorzaeke in zoo verre landen
godtsaliger als anders te wezen" 17); ik
wil, als onlangs dr. Hooykaas 18), gevoel
hebben voor het begeeren om toch vooral
een klok te hebben op de kerkjes, vriende
lijke herinnering aan vaderlandsche zeden;
en ik ben verzekerd, dat de kerk, trots hare
fouten, voor menigeen een band is geweest
met een leven van heilige, onzienlijke dingen,
die boven het aardsche en zondige uitgaan.
Maar uit tal van bladzijden van dr. E's boek
komt toch het beeld naar voren van een
ergerlijk zedelijk leven, door het
uitwendigkerkelijke zeer onvolkomen bedekt. Dat de
kerk ook in de koloniën waakte tegen het
indringen van andersdenkenden, was naar
den geest des tijds. Toch was haar gedrag