Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
3 Aug. -'13. No. -1884
Foto Büttinghausen
Foto Leenheer
HENRI POLAK B. NIERSTRASZ A. H. GERHARD
Bij NAVERKIEZING GEKOZENEN LEDEN VOOR DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAAL
IIIIIIHIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllllitlllllMliiiiliiititiiiiiiiiiiii
o.a. tegen de kwakers wel buitengemeen
hard en in déze kleine kolonie, van zee en
wildernis omringd, maken die twisten onder
een handjevol blanken een droevigen indruk.
In geen geval zou ik mij verantwoord ach
ten, als ik, met toenmalige kerkelijke termi
nologie, van de dissenters tegenover de
gereformeerden sprak als van wolven tegen
over de teedere schaepkens Christi." 19)
Het is waar, dat D. Megapolensis met er
barming bewogen is tegenover jezuïeten,
door de roodhuiden gemarteld, al richt hij
zich in een Latijnsch vertoog met felheid
tegen hun leer. 20) Al mag men, eindelijk,
van de hervormde kerk dier dagen niet
vergen misschien, dat zij de slavernij zou
hebben veroordeeld,dat predikanten in
Nieuw_Nederland (gelijk in Oost-Indië) rustig en
formeel in slaven handel dreven, maar tot
verhpoging van hun zedelijk peil weinig
of niets hebben gedaan, dat drukt evenzeer
op hen als een schuld als hunne nooit recht
beproefde zendingsarbeid onder de rood
huiden. Van de overgave der kolonie heb
ik geene aanleiding meer te spreken. Slechts
blijkt thans uit E's boek, dat de beschuldi
ging tegen D. Magapolensis, alsof hij zich
daarbij zeer onvaderlandslievend zou hebben
gedragen, door mij, lang vór E's studiën
waren verschenen, vermeld in de nog niet
uitgekomen Handd. v. d. Mij. d. Ned.
Letterk. 1912/1913," dat die aantijging gelukkig
allen grond mist. ?
In The Banner", Grand Rapids, Mich. van
26 Juni 1913 staat in een artikel over mijne
Geschiedenis der Ned. Herv. Kerk" ook
deze zin: We greatly regret, that the author
while giving considerable space to the Dutch
churches in Russia, South-Africa and even
in Asia Minor, feit constrained to pass by
the history of the Dutch churches in
NorthAmerica." Dit is al te waar, en ik heb dit
ofschoon er voordie kortheid redenen waren
altijd als eene leemte betreurd. Met te op
rechter blijdschap heb ik het boek van dr.
Eekhof begroet, dat aan belangstellenden
hier en daarginds thans het begin dezer
Geschiedenis op zoo uitnemende wijze voor
en geest roepen zal.
Leiden, 9 Juli 1913
L. KNAPPERT
1) Op blz. 18 vind ik genoemd resolutiën
betreffende de labadisten". Dit moet betrek
king hebben op hunne kolonie aan de Hudson
onder Peter Schlüter in het laatste kwart der
17de eeuw. Zie mijne Gesch. d. N. H. K. 1289
vlg] Ik hoop ze nog eens onder oogen te krij
gen. 2) Eekhof a. w., l 87 n. 4, 143 n. 2. 3)
Aldaar II60-69. 4) Aldaar 11 163 n. 2,165 n. 1.
5) Aldaar H 141,168 vlg. 6) Aldaar I 240. 7)
E. C. Godee Molsbergen, Jan v. Riebeek, 1912,
blz. 31. 8) Eekhof, a. w. I 6 n. 1.9) Tifds. Kon.
Ned.Aardr. Gen. XXIX 316 vlgg. 10) Eekhof,
a. w. II 101. 11) Aldaar 1171.12) Aldaar 1234.
13) Aldaar II 156. 14) Aldaar II 79 vlgg. 15)
Aldaar I 198. 16) Aldaar I 69. II xxiv. 17)
Aldaarll55. 18) Handelsblad van25 Mei 1913,
ochtendblad. 19) Eekhof a. w. II 6, 35. 20)
Aldaar bijlage 6.
? * *
Tooneel in België
ui
Het is moeilijk over de Belgisch-Fransche
dramatische literatuur een bepaalde meening
te geven. Eerstens omdat zij nog in
stadium van zoeken en tasten is, die
den beoordeelaar op een afstand houdt.
Tweedens wijl de Fransche stukken van
Belgische schrijvers tot nu toe nooit of
bijna nooit gespeeld werden en men zich
dus meestendeels met eene lezing moest
tevreden stellen.
Want dit is waarlijk een ongeloofelijk feit:
slechts met de grootste moeite zagen tot
voor kort de Belgisch-Fransche schrijvers
hunne stukken door officiëele schouwburgen
aangenomen. In hun eigen land werden zij
systematisch verdrongen. Ware het niet dat
den door de groote steden gesubsidieerde
theaters de , verplichting wordt opgelegd
jaarlijks een zeker 'aantal bedrijven van
nationale schrijvers op te voeren, wellicht
nooit kwam een Belgisch-Fransch stuk voor
het voetlicht 1). En hoe kreeg het publiek
deze stukken gewoonlijk te zien! Zij werden
toevertrouwd aan tweede rangs-acteurs, die
het vertolken dezer werken als een
onteerende Warwei beschouwden en niets nalieten
om ze te doen vallen. Om aan dezen wan
toestand een einde te stellen of hem ten
minste tegen te gaan, werd door het
goevernement en den koning de poging gewaagd,
waarover wij in het begin dezer studie
spreken.
De jonge generatie der Fransche schrijvers
in België heeft lang aan de theorie van
l'art pour l'art" vastgehouden. Zij isoleerde
zich in den ivoren toren van hare verbeelding,
en hare aspiraties deden geene concessies
aan den smaak van het publiek. Zij werd
gesterkt in haar streven door den bijval die
Maeterlinck's levensbeschouwingen, zoowel
die van zijne drama's als van zijne filosofi
sche studies, verwierven.
Doch het l'art pour rarf'-schrijven
schijnt in de Belgisch-Fransche literatuur
thans te hebben afgedaan. Wat Maeterlinck
op geniale wijze kon opdringen, wordt van
de anderen niet aanvaard. De nieuwere
tooneel-literatuur richt zich nu, zij het ook
met linksche, onbeholpen schreden, naar het
volk. Zij wil gaan uitbeelden de
traditioneele gewoonten; zij wil grijpen in zijne
dagelijksche levenssfeer: de arbeider op het
land of in de werkplaats, de geestesarbeider
in zijn dikwijls moeitevolle taak. Het
uitrafelen en uitspinnen der psychologische
beweegredenen als eenig object van een
tooneelwerk, wordt niet meer betracht. Het
volle, werkelijke leven eischt de aandacht,
en daar is de bron, waaruit de Fransche
tooneelschrijvers in België willen gaan put
ten. De toekomst zal uitmaken in hoeverre
deze richting de juiste is, voor het Belgische
temperament.
Intusschen hebben zich eenige Belgische
schrijvers in de Fransche literatuur weten
op den voorgrond te stellen. Doch daartoe
was het veelal noodig dat zij zich in Frank
rijk gingen vestigen. Sommigen hunner heb
ben zich geheel in hunne nieuwe omgeving
opgelost en van hun Belgisch karakter blijft
niets over. Francis de Croisset is een der
Geestigste schrijvers van den Parijschen
oulevard en Henry Kistemaeckers is zoo
patriottisch gezind als de meest ras-echte
schrijver van Frankrijk. Zijn laatste drama
La Flambée bruist van liefde voor den
Franschen grond en predikt de heilige geestdrift
voor het tweede vaderland.
Le Manage de Mlle Beulemans van Ponsen
en Wicheler heeft zich in een wereldsucces
mogen verheugen. De lieve, sentimenteele
intrigue heeft daar gedeeltelijk toe bijge
dragen. Maar wat vooral in dit werkje op
valt, is de leuke, rake manier van
observeeren en de door-en-door-echte wijze van
weergave van het Brusselsche
bourgeoismilieu. Beulemans is de type van de
Fransch-radbrakende burgerman. Hij denkt
in het Vlaamsch, doch deze Vlaamsche
gedachten drukt hij uit in letterlijk, koddig
vertaald Fransch. In dat stuk heeft de bour
geois zich zelf gezien. Hij heeft zijn gebre
ken uitgelachen, en een traan weggedroogd
bij het aanschouwen van zijne malle hoe
danigheden. In Le Mariage is een brok leven
uitgewerkt met sympathie-afdwingende op
rechtheid.
Onder de Fransch-Belgische dramaturgen
wier talent tot rijpheid komt, zijn nog te
noemen Van Offel, Van Zijpe (Les Liens,
1) Ivan Gilkin, een der meest begaafde
Belgische prozaschrijvers, slaakt daarover
bittere klachten in La Belgique Artistique
et Littéraire van 15 December 1912.
Vertooning van Hofmannthal's Oedipus" op Arnhem's stedelijk lustooord
Sonsbeek, door het gezelschap der N. V. Het Tooneel, directeur Willem
Royaards en 300 dames en heeren. Het volk van Thebe smeekt koning
Oedipus het te verlossen van de pest
Les Etapes), en Paul Spaak (Kaatje).
Hetgeen bij die literatuur treft is de
betrekkelijke zuiverheid der taal. Wel zijn
er een aantal belgicismen" in aan te wijzen,
doch over het algemeen is zij beschaafd.
Dit is begrijpelijk. Door het feit reeds, dat
zij die in België Fransch spreken, deel
uit. maken van een hoogeren stand en daardoor
! in contact komen met de wereldbeschaving,
is het te verstaan dat de Fransche schrijvers
in België, die dus de elite van hun stand
vormen, een zuiverder taal gebruiken dan
hunne Vlaamsche collega's, wier inferioriteit
op intellectueel gebied wij hebben verklaard.
In een overzicht van het Fransche tooneel
in België, mogen wij niet die schrijvers
vergeten, welke door hunne werken eene
wereldfaam verworven hebben. Maurice
Maeterlinck en Emile Verhaeren hebben vroeg
hun land verlaten; Maeterlinck heeft het
zelfs een eeuwigen haat gezworen. De Fran
sche atmosfeer heeft hunne natuurlijke gaven
gerijpt en tot bloei doen komen. Toch
hebben beide auteurs het kenmerk van hun
ras behouden ; want zij zijn Vlamingen in
hun werk, alhoewel zij de Fransche taal
heerlijk beheerschen. Verhaeren is de stoere
woordbewerker die zijne sonore periodes als
uit rotsblokken van graniet weet te houwen.
Maeterlinck is de mystieke vertegenwoordiger
van zijn ras, die in de contemplatie van zijn
innerlijke wezen de schoonste uiting van
zijn kunst gevonden heeft.
De dichter Verhaeren heeft een tooneelstuk
geleverd, dat ook scenisch indruk maakt.
Le Cloïtre is een conflict van hartstochten
en tegen elkander indruischende gevoelens,
dat eene sensatie schenkt van nobele, ver
heffende kunst. Zijn Helene de Spartc, dat
onlangs te Parijs is opgevoerd, viel. Het
heeft wel hooge artistieke waarde, maar
geen scenische qualiteiten, die de aandacht
van den toeschouwer kunnen gaande houden.
Over het werk van Maeterlinck is reeds
veel geschreven. Vrees voor het mysterieuse,
de macht van het instinct over het
redeneerende verstand, de liefde voor de mystiek
der nederigen en der kinderen, die in hunne
naieve levensbeschouwing de waarheid in
zich verborgen houden, de aspiratie van de
menschheid naar een ideaal van schoonheid,
doorsidderen zijn werken, van La Princesse
Maleine tot L'Oiseau Bleu. Het leven der
toekomst moet zijn een bestaan van vrede,
van geluk en van schoonheid zonder tranen.
Eens zal ieder mensch begrijpen de heilige
plicht die hij te vervullen heeft: geen kwaad
en veel goeds doen, den evennaaste be
minnen als zichzelf, geen slechtheid zien waar
zij niet is. Naar dit ideaal leiden Maeter
linck's scenische gewrochten, in methodische
opvolging van Aglavaine et Sélysette tot
Soeur Béatrice.
Deze filosofie, uiteengezet in eene heerlijke,
rhythmische taal, heeft als de uiting van
een merkwaardigen geest, eene universeele
vermaardheid verkregen, en in dit beperkt
overzicht is het dus overbodig dit werk
nader te karakteriseeren.
Een bewijs voor de schaarschte van
waardevolle werken in de Belgisch-Fransche
tooneelliteratuur is wel het feit, dat reeds
driemaal aanMaeterlinckdendriejaarlijkschen
prijs (1500 frs.) voor dramatische letterkunde
is toegekend geworden: In 1891 had de
schrijver van Monna Vanna hooghartig deze
officiëele onderscheiding teruggewezen. In
1903 nam hij haar aan. Onlangs werd zij
hem nogmaals toegekend, hetgeen hevige
protesten heeft verwekt. Ponsen, Wicheler
en graaf du Bois hebben zelfs bij deze ge
legenheid aan de regeerings-jury het recht
ontkend hunne werken te beoordeelen. Zij
willen van eene officiëele talents-erkenning
niets weten. '
Voorgaande nota's geven over het tooneel
in België geen verblijdend beeld. Van de
Vlamingen is er in de eerste jaren op dit
gebied niet veel te verwachten. De
Franschschrijvende Belgen, voor zoover zij Belgen
bleven, schijnen van hun kant de scheppings
kracht te missen, die in het gesproken woord
de adem van het leven moet laten zwellen.
Als bijdrage tot de nationale literatuur is
dan ook het tooneel in België op dit oogenblik
van weinig of geen beteekenis.
B. ABRAHAM
NASCHRIFT. Hetgeen ik in het nummer
van verleden week over het echtpaar Van
der Horst schreef, schijnt veel ontroering
verwekt te hebben onder de Hollandsche
vrienden van deze kunstenaars.
Teneinde dus tot geen verkeerde opvat
tingen aanleiding te geven aan hen die
minder met de lokale toestanden bekend
zijn, zij het mij veroorloofd nader uiteen te
zetten wat ik bedoelde. Wanneer ik heb
vastgesteld, dat de in den aanvang betoonde
ijver reeds verflauwde en alles wel bij het
oude zou blijven" aan den Ned. Schouwburg
te Antwerpen, wenschte ik daarmee niet het
beleid van den heer Van der Horst te laken.
Ik stel er prijs op te verklaren, dat door den
nieuwen directeur, met de elementen waar
over hij beschikte, prachtige prestaties zijn
gegeven. Indien bijgevolg alles bij het oude
blijft", is dit niet zijn schuld, maar wel te
wijten aan andere factoren, waarvan de
opsomming hier niet mogelijk is.
Voor wat eene actie der Flaminganten
tegen het echtpaar Van der Horst betreft,
make men zich niet ongerust. Flaminganten
zijn menschen die steeds behoefte gevoelen
aan schreeuwen en blaffen. Doch zij bijten
heel zelden. Men moet de Flaminganten met
de ernstige Vlamingen niet verwarren.
B. A.
* *
Tentoonstelling bij Walrecht, Den Haag
J. VERMEYREN, W. v. KONIJNENBURG
J. Vermeyren. Zijn er nog smalle zwervers,
en drentelaars van de smalle gemeente, die,
op de als middêleeuwsche, beslijkte wegen,
onder de verre stilte van bosschen, zich neer
zetten, en uit een sterk-geknopten doornstok
een kop snijden van een dier zonder naam,
maar vol wezen ? Zitten er hier en daar nog
(maar in welke gehuchten toch; in welke
vlekken" waar de boomen de huizen ver
dringen; in welke kreupele gehuchten)
's avonds vagebonden (óvergraag overdag
op vrije lucht en ongebondenheid) die stil
worden op hun alleenigen en eenzamen stoel
en die, het zonnezinken verwachtend, uit
een stuk van een koehoorn een armband
peuteren en snijden en polijsten en wrijven,
en hun verbeelding daarin uiten die over-dag
begeerig uitzag naar de onbestemdheid van
wijde hemels? Zijn er hier en daar nog
rauwe kerels die in zulke kleinigheden hun
fijn gevoel verbeelden en hun zachtheid,
waarvan ze te velen baar lijken te zijn! Is
er nog phantasie hier en daar op weg langs
de straten ; en is soms een orgeldraaier, met
vette accroche-coeur, met den wijden op
den enkel plotseling toegenepen broek, en
met zijn doortrapt gezicht, waar de meiden
soms dol en wild op zijn, toch op sommige
uren een, die al zijn blague verstilt, en God
weet waarom, met wat stijve handen van
het draaien en van het zwieren, en met de
vrije borst van den kermisklant, zich zedig
bukt over iets wat hij niet weet dat hij bezit,
en dat de welgekleede, wel gezeten, positieve
gemeente etiketteerde met den ielen naam van
ziel ? Zijn er nog slampanpers die het begin
van den kunstenaar in zich hebben, en
afgezonderd-zijn van de overigen, die het
alleen om slempen en zingen en jolen te
doen is, en om de meid te bekijken en
om 's avonds langs een dijk met haar te
liggen onder een lucht hemelsch gewijd
door schemerlichten? Het zou te aardig zijn ;
te oneeuwsch is 't om er in te gelooven;
want bij de vele dingen die wij bezitten en
bezitten zullen (cyclonen zullen de
luchtexpresse niet meer stoppen) hebben we toch
aan eene ver en fiks en zonder veel praatjes
den nek omgedraaid, aan eene die vroeger
op vele heiden en op vele waters zat en
die stilte heette?
En is Vermeyren (de vondst van Lebeau)
nog een oud-eeuwsch drentelaar en snijdt
hij uit wat wij raak en kil ziel heeten, zijn
niet onaardige beenen ringen, waartusschen
een slang delicaat is ?
W. van Konijnenburg. Het wordt lang
zamerhand tijd dat b.v. de Rotterdamsche
Kunstkring representatieve tentoonstellingen
organiseert van het werk van Witsen, van
Haverman; van Willem van Konijnenburg.
Bij dezen laatste is het zeer noodig, dat
een groote serie zijner werken tentoonge
steld, de mooglijkheid verschafte om alles
op zijn juiste waarde te zien, en op zijn
juiste plaats te kunnen zetten. Bij van
Konijnenburg is dit meer noodig dan bij
de twee nog genoemden, omdat deze
schilder gaarne achter de schermen werkt;
omdat er weinig gezien wordt in den kunst
handel; omdat het meeste der grootere wer
ken dadelijk verdwijnt in de bizondere
verzamelingen, wanneer eindelijk een werk
eens klaar is. Daarenboven is het noodig,
wijl deze schilder invloeden die anderen
eveneens ondergaan, op niet-gewone wijze
verwerkt, en hij tegenwoordig als tegen
stander te beschouwen is van de meeste,
zoo niet van alle, moderne richtingen. Hij
is wellicht de eenige, die
renaissanceanalogiëen vertoont, verwerkt op Roman
tische wijze. Deze richting van den geest
gaat te saam met een zich vermeyen in
het zoeken naar de grondstellingen der
assthetika. Dit zijn dus redenen te over om,
nu een aantal schilderijen en aquarellen
ontstonden die ieder zijner bewegingen
illustreeren, een tentoonstelling te
organiseeren.
Eén invloed, die op hem inwerkte, trof mij
zeer duidelijk bij het doorbladeren van een
Daumier-verzameling. Het is de invloed van
den franschen schilder, die meer dan ge
meend wordt (lijkt me) van Konijnenberg
een tijd lang zoo niet beheerschte, toch
bij hem mee-heerschte. (Deze invloed van
Daumier komt nog voor bij Bauer in
sommig werk; en het is misschien voor som
migen te ijl om het zelf te constateeren,
maar er zijn sommige Bauers en sommige
van Konijnenburg's die luchtige en vluchtige
gemeenschappelijkheden vertoonen).
Niet onverwacht is Daumier's invloed, (zie
b.v. boomstam in collectie J. Limburg,). De
trek van Konijnenburg is naar grootheid, en
zoolang hij de vastheid der Renaissancisten
niet vond, moet de zwellende onstuimige
grootheid van den eenvoudig in kleur zijnden,
ruimte gevenden Franschman hem getrokken
hebben (ook omdat in v. K. karikaturale
neigingen tevens soms bestaan).
PLASSCHAERT
* K
De Geschiedenis van Napoleon, door
E. MOLT; geïllustreerd. Amsterdam,
Van Holkema en Warendorf.
In de Nieuwe Gids van Jan. 1913 schrijft
dr. A. Aletrino:
Waar men in Nederland gereed staat
het eeuwfeest van onze onafhankelijkheid
te vieren en waar men getuige het
voorloopig plan tot het houden van een optocht
bij die gelegenheid, waarin of waardoor men
Napoleon den Eerste als onderdrukker" en
overheerscher", als overweldiger" wil
voorstellen nog altijd blijft vasthouden
aan de opvatting, ons in onze jeugd door
chauvinistische schoolmeesters geleerd, dat
men Napoleon voornamelijk uit het gezichts
punt van deze kwalificaties moet beschouwen,
daar is het hoognoodig, dat men door het
lezen en bestudeeren van eenige der ver
schillende werken en documenten, die in de
laatste jaren het licht hebben gezien, nu
toch eens eindelijk tot andere opvattingen,
tot een andere meening omtrent zijn per
soon komt".
Aan deze juiste en den jubileerenden
Hollander nauwkeurig teekenende opmerking
had hij nog kunnen toevoegen: En dat men
eindige met oppervlakkige en eenzijdige
levensbeschrijvingen op schrift te stellen,
vooral wanneer zij bestemd zijn voor kin
deren, die uit den aard der zaak zich tegen
onjuiste voorstellingen moeilijk kunnen
weren".
Het is verre van mij te beweren, dat de
heer Molt, wiens naam hierboven staat, zulk
een oppervlakkig en eenzijdig boekje ver
vaardigde; hij dekte zich voor een dusdanige
kritiek door zooals het voorbericht zegt:
Wheelers Story of Napoleon" voor de
Hollandsche jeugd te bewerken", d.w.z.
te doorspekken met talrijke citaten uit
andere, echter niet zeer bekende, schrij
vers over Napaleon. Daardoor is zijn boek
over Napoleon (laat ik het zoo blijven noe
men, waar het op den omslag als eigen
arbeid staat aangekondigd) wat verward en
moeilijk te volgen, waartoe de systeemlooze
opstapelingen van feiten, data en namen
niet weinig bijdragen. Ik sta in twijfel of
ik dat Wheeler of den Hollandschen bewerker
moet wijten, doch op 't eind zou dat van
minder belang zijn, als het verhaal ten op
zichte van Napoleon geheel en al onpartij
dig was.
Ik weet, er wordt in dit boek beurtelings
ten voordeele en ten nadeele van den merk
waardigen, boven vele eeuwen uittorenenden
man gesproken, maar het valt mij op, dat
op de zeer enkele plaatsen waar men zijn
psyche nadert, meest onaangename, zelfs
kleine karaktereigenschappen naar voren
treden. Voor den Hollandschen jongen, die
dit leest, groeit Napoleon niet op tot een
struische, over eeuwen heenschaduwende
figuur, tot een heros van sublieme geweldig
heid; hij blijft een fanatiek vechter, een
oorlogstechnikus en diplomaat, met de vaine
van den gelukszoeker, wien kleine, oneer
bare motieven dwingen tot zijn daden.
Puur-hollandsch chauvinisme beheerscht
deze levensbeschrijving (dikwijls bloote op
somming) niet, doch zij staat in het teeken van
een algemeen chauvinisme, overblijfsel dunkt
me van het Europeesch Chauvinisme van de
Heilige Alliantie, dat de grootheid van Na
poleon niet erkennen kan. Daarom is deze
geschiedenis, bovendien triest en saai ver
haald, in handen van kinderen niet buiten
gewoon gewenscht. Ofschoon er natuurlijk
nog veel partijdiger lévensverhalers te denken
zijn dan deze Engelschman !
HESSEL JONGSMA
* * *
Zeedijk in 't Gooi
... de een tegen de andre, dicht
op eikanderen; en aan hun hoofd
ging Hector."
HOMEROS' ILIAS
Ellendig Amsterdam, verdorven stad,
ik ben uw zinlikheid en weelde zat!
De simpele Natuur, dat is het ware!"
Zo sprak de idealist, en trok naar Laren.
Eerst ging hij wandlen. Toen deed hij aan
sport.
Toen werd de tijd met dansen wat gekort:
Schiebers" en one-steps"... Stimmung
wird gehoben!
Man glaubt zu ... schieben, doch man wird
geschoben.
Aldus is-'s werelds loop.
Gij, Hector Treub,
doodsvijand van het wiegelen der heup,
is 't niet een zegen, dat ons zeedlik landje
tenminste n plek telt, waar dat lieve plantje,
't plantje der zeedlikheid, eindlik eens niet
zijn al te ijverige wortels schiet?!
PEER WAARNEMER
* * *
Charivari
Deelwoordenjammer
Aannemende, dat hij voldoenden in
vloed op hem hield is dit een vergissing
gebleken." (Midden).
Niet kunnende besturen naar zijne
beginselen, is niet uitgesloten, dat de
landvoogd, zij het vór den anders daar
voor aangewezen tijd, zijn ambt zal
willen nederleggen." (N.R.Ct.)
De zaak zoo gesteld, zeg ik: aan
vaarden." (Volk)
*
Van wege Hare Majesteit de Koningin
werd 3 Juli j.l. het volgende telegram naar
Curagao gezonden:
Gouverneur Willemstad Curac,ao.
Zeer gevoelig voor telegram stel ik
betuiging aanhankelijkheid bevolking
Curac.ao op hoogen prijs. Verheug mij
met u in herdenking afschaffing slavernij.
Wilhelmina."
Wij maken H. M.'s secretaris er opmerk
zaam op dat hij nog belangrijk had kunnen
bezuinigen, door bv. te seinen:
Gouverneur-Willemstad. Curagao.
Zeergevoelig telegramstel
aanhangCuc.ao hoogenprijs verheug
herdenkafslavernij Wilhelmina."
*
Met belangstelling volgen wij steeds de
rubriek Vragenbus" in de verschillende
bladen. De moeilijkste vragen weten de
redacties te beantwoorden. Zoo heeft Het
Midden zoowaar een antwoord op deze vraag:
Hoe behandel ik mijn gelakte schoenen?"
In Avicultura trof ons het antwoord op een
vraag betreffende eieren. Het begint zoo:
Dit kwam bij mijn eigen eieren ook wel
voor."
*
De wonderen der techniek.
Heden vertrok de laatste directe trein
in beide richtingen." (N.R.Ct.)
*
De wonderen der dressuur.
Een ingezetene gelukte het op n
avond, met behulp van een hond, 22
ratten dood te schieten." (O.H.Ct.)
*
Wij lezen in de Sch. Ct.: Daarna bracht
men de ververschingen binnen, o. a. een
groote taart, waarop de gasten gingen zit
ten," en wij verwonderen ons niet minder
over de manieren van de gasten, dan over
de grootte van de taart.
*