Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Aug, '13> - Ncu J885
nooit bestaan. Het dorpsmeisje, waarover
van de eerste tot de laatste bladzijde zonder
onderbreking gesproken wordt, is niet de
heldin van het verhaal. Als persoon is zij
wel is waar sympathiek, doch oninteressant,
als de zelfopoffering van een
ziekenverpleegster, die niets anders doet dan zieken
verplegen. Een enkele zelfverloochening van
een vrouw van de wereld lijkt mér. Doch
het is zoo weinig om Heleen te doen, dat
aan de mise-en-scène van haar leven niet
het kleinste beetje phantasie ten koste is
gelegd. De ware hoofdpersonen zijn sommige
harer eigenschappen, haar door de schrijfster
geleend; hoogmenschelijke eigenschappen, die
hun drager innerlijk sterk, doch naar buiten
zwak schijnen te maken: liefde als geest
drift, als toewijding, de verborgen kern van
ieder ding, dapperheid, edelmoedigheid en
trouw." (blz. 157). Tot haar smartelijke
verbazing ondervindt het naïeve kind, dat
in de wereld weinig naar die schoone zaken
gevraagd wordt, dat het bezit ervan zelfs
van de menschen vervreemdt. De betere
wordt achter gesteld bij den mindere; dom
heid krijgt gelijk. En geen rederieeren baat;
men luistert eenvoudig niet, of scheept je
af met een phrase. Wie zich om recht noch
logica bekommert is in het debat onover
winnelijk. Doch een goed mensch heeft
belang bij recht en rede. Zoo wordt het
rechtsverlangen, naar de schrijfster het uit
drukt, de tweede muur, waartegen Heleen
steun zoekt; de tweede ook, die haar begeeft.
Er is in die zucht naar recht en geest
drift niets individueels. De geheele
menschheid heeft er belang bij. Ten allen tijde
heeft men er dezelfde ervaringen n»ee opge
daan als in dit boek bijna met de pretentie
van nieuwe waarheden vertoond worden.
Er wordt-ook niets nieuws over die ervarin
gen gezegd. En toch werd mevrouw van
Brnggen door een zuiver instinct geleid,
toen zij het noodig achtte dat alles nu eens
eenvoudigweg te gaan zeggen. Want het
verband waarin die oude waarheden hier
staan, is zeer opmerkelijk, en in den goeden
zin zér modern en actueel, en het boek,
dat uit dien geest geschreven werd, is daar
door een belangrijk boek.
Niet opgemerkt door de uitsluitend op het
artistiek-litteraire ingestelde kritiek is in het
buitenland sedert lang een beweging
voorbereid.die naar mijne overtuiging rechtstreeks
aanstuurt op de achter de verschijnselen
verborgen grondidee der toekomst. Het ont
breekt niet aan aanwijzingen, dat er ook in
ons land iets aan het woelen is, en een dier
teekenen, en wel een zeer duidelijk, is het
verschijnen van dit boek. Klaarheid en
bewustzijn van hetgeen ze bezig was te
doen, had de schrijfster niet; wie de nieuwe
idee niet kent, zal ze niet zoo gemakkelijk
in den roman opmerken. Doch wie haar
wel kent, beleeft dan ook het zeldzaam
'genoegen, een levensidee zonder eenige
litteraire beïnvloeding groen-frisch uit het
gemoed te zien opgroeien. De plant is zwak
en onvolkomen, maar vrije natuurschepping.
Men herkent de moderne idee, die lijnrecht
tegenover het naturalisme staat, aan de vol
gende verschijnselen:*) Ie het geloof dat de
poëtische werkelijkheid ten slotte sterker is,
ook in het dagelijksche leven, dan de zoo
genaamde realiteit, dan het in het praktisch
leven" der philisters. De Romantiek werd
ten dien opzichte verteerd door hangen
twijfel; het Naturalisme berustte in
agnosticisme.
De Moderne Idee ontvangt de boodschap
des heils uit het gemoed met den vasten
wil, zich aan dat heil over te geven, doch
met de vaste verwachting dan ook, daar
door in zeer direkten, zeer realistischen, zeer
practischen zin verlost" te worden. De
geesteshouding is: scherpziend onderzoek,
eindigend met vertrouwen. Het eerste is in
Heleen" duidelijk te herkennen, tot het
*) De hier bedoelde geestelijke strooming
laat zich natuurlijk niet in een paar woorden
afteekenen. Ik noem daarom slechts twee
betrekkelijk uiterlijke kenmerken.
MiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiMiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiitttiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
FEUILLETON
MllllllllllllimilllllllllllllllllllllllllllllllINMIIIIIIIMIIIMIIIIllllllNINIlUII
HARTEWENSCH
DOOR
MINCA VERSTER-BOSCH RE1TZ
II (Slot)
En den volgenden dag zat zij weer in de
open serre", bestaarde de paal van de ver
boden vuilnis n de eikenstruiken met de
dennetjes, en voelde zich gelukkig omdat 't nu
toch eindelijk gekomen was, 't buiten zijn,
weg van de buren, van den winkel, van de
koekbakkerij; en ze peinsde hoe 't op dat
zelfde oogenblik nu thuis zou zijn,... de
kijk uit haar huiskamer op de verandah van
haar buren schuin rechts, waar altijd rommel
hing... karpetten en kleedjes bij gewone
kamerdag, dekens n karpetten met kleedjes
bij groote schoonmaak;... de lucht van
vette versche baksels en warme, smeltende
gelei, persend door alle kieren van 't
bakkerijtje, doorpuffelend 't taartjes-salon er
boven, en haar en Gerrits eigen
slaapkamertje ernaast;... ze kon geen gebak meer
zien... omdat haar hoofkussen en haar nacht
jak, haar handdoek en haar dekens, door
trokken van de weeë, zoete, warme lucht,
wel van gelei en gebrande suiker en vette
koeken gemaakt schenen... god, god, en
dat was ze nu allemaal kwijt, zeven dagen
lang kwijt!...
Ze peinsde, peinsde van pure blijdschap
dat ze 't kwijt was, zóintens over 't
koekbakkerijtje, dat ze in gedachte gansch 't
ochtendleven in 't winkelbedrijf bleef meemaken;
en, al bestarend de eikenstruiken en de
dennetjes, zag... de vette bakplaten, de
bekruimelde, gegoten kristallen schalen,
de stopflesschen met de zuurtjes, en de
stolpen met bitterkoekjes en krakelingen
die Mina als ze eens helpen moest in den
winkel, altijd vergat eerst ondersteboven te
houden vór ze die opendeed... En dat
zou ze nu zeker wér vergeten en dan waren
al die brosse krakelingen met d'r
suikervellen tusschen de gaten, naar de maan als
ze over den grond rolden,... en die
kruimelrommel, die je dan nog op den koop toe had
op te ruimen...
Dik vrouwtje stond al jachterig op, zoo
heelemaal was ze er in...
Toen moest ze om d'r eigen lachen...
Goddank dat ze buiten was, en zoo van alles
af... van de buren, den winkel, de bakkerij!...
Ga je 'n eindje mee wandelen?" vroeg
Gerrit, die al twee maal 'n kwartier ver naar
tweede is de roman niet toegekomen. Slaan
wij bladzijde 65 op:
Wat was er toch aan de dingen, te
gevoelen, maar niet te noemen, aan alle
dingen nie,t, doch wel aan de open poort
en aan het sintelpad, nu in dit uur? Wat
kon het zijn, dat in haar aanzwol als een
zwaarte, als ze naar den eenzamen vlierboom
keek, op de aschvaalt over de rivier, of naar
muziek luistert, die van ver kwam en door
wind was gebroken, en naar het snateren
der brute eenden in den laten herfst, wan
neer de hemel bleek is, de slooten breed
en blank en al de landen dampen van nevel
en mist!"
En duidelijker nog op bladzijde 180:
, en altijd opnieuw ondervroeg ze zich
zelf met dezelfde vraag... wat toch had al
dat droomen bedoeld, waarop was het ge
richt geweest en vanwaar had ze al haar
verwachtingen ontvangen!"
Het antwoord wordt niet gegeven, blijft
pijnlijk gemist, en toch zal ieder, die dit
leest naast de parallele uitingen van roman
tici en naturalisten onmiddellijk het geheel
ander accent opmerken.
Evenmin wordt een oplossing gegeven
van de ethische vragen, waarover ik reeds
gesproken heb: geestdrift en recht, die het
hoofdthema van het boek vormen. Maar nog
duidelijker dan in de natuurpoëzie doet zich
hier de wordende nieuwe idee kennen door
de scherpte, waarmede de eischen aan het
leven gesteld worden.
Ten tweede herkent men die idee aan de
neiging, Christelijke formules en Christelijke
symboliek te gebruiken. Bijvoorbeeld op
dezelfde bladzijde 180:
Zoo troostte Heleen zich dan met schoone
woorden en leerde zichzelf deze betere waar
heid ... Binnen in u is Gods koninkrijk..."
Deze neiging is geen toevallige uiterlijk
heid; de moderne idee houdt nauw verband
met een nieuw vergeestelijkt Christendom.
Het is jammer, dat de schrijfster geen
passend verloop en einde voor haar werk
gevonden heeft. Haar verbeelding is ditmaal
mat en kleurloos geweest, wat wij niet van
haar gewoon zijn. Van bladzijde 97 af, als
Heleen van school en de wereld in gaat
verliest het verhaal alle aanschouwelijkheid.
Door den eentonigen mist van twijfelingen
en teleurstelling sleept het zich meer dan
honderd bladzijden voort. Hier en daar
schijnt het, alsof bedoeld is den groei van
een ziel te geven, en zoo had het ook moeten
worden. Doch welk een verschil met dat
groote voorbeeld, waar men hier dadelijk
aan denkt: Woutertje Pieterse!
De moeielijkheid was waarschijnlijk, een
vrouw een actieve bestemming te laten be
reiken. En dan nog wel zulk een contem
platieve vrouw. Had zij activiteit bezeten,
zij was een kunstenares geworden zooals
haar schepster; zonder die bleef haar niets
over dan te trouwen. En waarschijnlijk omdat
een goed en gelukkig huwelijk geen figuur
gemaakt zou hebben na dezen opzet, eindigt
ze haar boekenbestaan met een ongelukkige
liefde, die in geen enkel opzicht het natuur
lijk uitvloeisel harer individualiteit is. Inte
gendeel. Wij hadden ons de fijnvoelende,
droomerige Heleen als minnares in 't fat
soenlijke ! anders voorgesteld, meer impo
neerend door haar gemoedsoverwicht. Er is
in haar verhouding tot den man te weinig
onschuld en naïeveteit voor haar doen. Is
zij zoo als ze zich nu doet kennen en ook dat
was mogelijk dan hadden we het artistiek
recht vooruit gewaarschuwd te worden.
Daar de schrijfster in het tweede en derde
deel van den roman hare bedoelingen blijk
baar niet heeft vermogen te verwezenlijken,
kunnen wij ze ook niet kennen en beoordeelen.
Misschien neemt zij in een volgend werk
hetzelfde thema nog eenmaal met technische
ervaring van het nieuwe gebied toegerust,
op. In belangstellende afwachting daarvan
hebben wij nu reeds in de Heleen" het
zeldzaam litterair specimen van een zuiveren
groei van binnen naar buiten. Niet licht zal
men een tweede voorbeeld vinden van een
levensbeschouwing zoofrisch menschelijk uit
't dorp was geloopen omdat-ie de ongewone
leegte van zijn tijd met niets te vullen wist.
Laat mij maar liever rustig zitten," zei
ze met 'n gelukkige blik over de zijpaadjes
met de grasbandjes, en den weg waar geen
kip langs kwam; toen, zacht wrijvend de
eene gezwollen enkel over 'de anderen:
Neem liever Truida en de kleintjes mee...
ze is zoo handig en 't is nog eens 'n ver
zetje voor d'r". ..
Hij ging, haalde z'n kroost op, dat fel
aandachtig, als bij 'n Amsterdamsch straat
relletje, stond toe te kijken, hoe de pension
houdster haar buur-collega 'n geplukte kip
trachtte aan te smeren voor den civielen
prijs van negentig centen, en de
buurcollega zoo onbeschaamd was om met
minachtend neusophalen twaalf stuivers te
bieden, 'n meeningsverschil waarvan 't ge
volg was dat na overvloedig heen en weer
praten de pensionhoudster met de geplukte
kip onder haar arm weer in huis schoof,
meewarig grinnikend dat zoo'n
snertpension ook geen verstand van wildprijzen
kon hebben",... een vriendelijkheid, die
oogenblikkelijk met ongansche kippekluif"
werd gereciproceerd.
En toen hij terugkwam met Truida, die
'n zak gevulde koeken droeg en Lientje die
d'r knie door d'r kous was gevallen, en
klein Gerritje, die te jengelen liep omdat-ie
met 'n stok in de neusgaten van 't paard
voor den sproeiwagen had staan peuteren en
daarvoor 'n draai om z'n ooren van een
ouden meneer had opgeloopen, toen zat 't
vrouwtje nog op haarzelfde plek, stil tevre
den en gelukkig omdat ze dien heelen dag
daar nog zou kunnen zitten, en dan toch nog
den tijd zou hebben om morgen eens te gaan
wandelen en overmorgen ergens in 't bosch
te gaan zitten... of misschien over de hei
loopen, of langs de akkers god, wat zag
je daar toch wel 'nsprachtige platen van,...
met golvend koren en'n ondergaande zon...
Jees moeder, ze plakken hier 'n héle
amandel op zoo'n gevulde koek," zei Truida
die al slagroom kon kloppen, zoo handig
als ze was.
Laa's kijke," drong Lientje, die heilig van
plan was 't ding meteen op te eten, als
Truida zoo naïef zou zijn't in d'r smoezelige
handje te leggen. Maar Truida kende haar
pappenheimers en liet moeder deze kwistige
uitspatting op haar vakgebied zien; wat 'n
stommers hè... zoo kan je er maar de helft
minder mee doen dan anders," besloot ze
met veel logisch inzicht.
En vader, die nog eens naar boven was
getrokken om 't panorama te overzien,
het gemoed opgegroeid, zonder van buiten
ingevoerde leidgedachten, en zoo eenvoudig
en waar neergeschreven.
F. H. FISCHER
V V W
Louis BERTRAND, Gustave Flaubert
AVEC DES FRAOMENTS INÈDITS. Paris,
' Meruvre de France. 1912.
De questie Flaubert in de geschiedenis
der letteren is eene nog niet uitgemaakte.
Wanneer men dien naam denkt, den man
zich voorstelt, is er nog altijd onzekerheid
of men hem op een gelijke hoogte zal plaat
sen met een Goethe of een Cervautes. Wel
weet men, dat men hem ongeveer met Balzac
en Zola op eene gelijke lijn kan stellen. Nu
is er in de laatste twee jaren voor den au
teur van Salambo eene bewondering ontstaan,
die tot enthousiasme is gestegen en waarbij
men hem met dien van den Duitschen Faust
heeft vergeleken. Is hier niet een weinig
Fransch patriotisme in het spel, dat zich
een gelijken heros wilde scheppen tegenover
den Germaan en waarbij de verwantschap
van La Tentation de Saint Antoine met die
van Faust eenigzins gelegenheid bood? En
toch dunkt mij, dat de Franschen het
Germaansche element van Faust niet doorvoelen
en alleen bij gissing deze gelijkenis maken.
Indien ik eenige verwantschap met Goethe
in Frankrijk moest zoeken, zoude ik eerder
denken aan den schrijver van René." Goethe,
Chateaubriand, Flaubert, zij waren alle drie
begaafd met eene bijzondere hoogte van
geest, doch (en dit is te onthouden) miste
Flaubert de lenigheid en buigzaamheid, eigen
schappen, die meer Goethe en Chateaubriand
behoorden.
Het rijzen en dalen in de opinie der men
schen is, goed beschouwd, in de letteren
meestal eene belangrijke questie, omdat zij
den schrijver niet alleen verplaatst naar eene
vastere positie, maar een licht werpt op
hen, die bewonderend naar hem opzien of
hem van zijn voetstuk halen. Flauberts plaats
in de wereldliteratuur is stellig eene zeer
hooge, doch Goethe's geest en persoonlijk
heid was weelderiger, voller en rijker in hare
vertakkingen en zijn blik omvatte grootere
ruimte, ging dieper dan die van den
Franschman, die meer met gewilden aanhef zijn
lied heeft gezongen, maar wiens klank, het
zij zonder aarzelen gezegd, ons heden ten
dage meer bekoort dan ooit. De groote
eenvoud van zijn volzin, van zijne concep
ties, zijn een teeken, dat wij bij hem met
een klassikus en een geniaal schrijver te
doen hebben.
Nooit heeft Flaubert het aanzien genoten,
nooit is hij geëerd geweest en bewonderd
zoo als op heden. Niet het minst daartoe
heeft bijgedragen Louis Bertraud, zelf schrij
ver van eenige verdienstelijke romans, die
van Flauberts leven en werken een bijzon
dere studie maakt en steeds zweert bij de
woorden van den meester. Het boek, dat
ik hier aankondig is een van de meest le
zenswaardige over Flaubert, die wij hebben.
Er is beter, dieper, wijsgeeriger over hem
geschreven, maar niet zoo uitvoerig en
zakelijk. Ja, zakelijk vooral is dit boek; het"
documenteert, ontleedt, citeert kwistig en
rijk en geeft korte nuchtere uitspraken,
waaraan is vast te houden. Wij zijn ver
van de fijnheid van een Saint-Beuye, ver
van Taine's diepzinnigheid, maar wij staan
tegenover een eerlijken en intelligenten his
toricus en nauwgezet archivaris, die heeft
kennis genomen van des auteurs
manucripten, diens vier deelen brieven geëxerpeerd
en overwogen. Bertrand heeft ook uitgege
ven afzonderlijk de eerste bewerking van
La Tentation de Saint Antoine," die zoo
geheel verschillend is van die, welke later
in 1874 verscheen. Hij heeft zoeken in te
dringen in de ziel van Flaubert, hem ook
als mensch analyseerend en zijne eigen
schappen blootleggend. Steeds treedt hij
verdedigend op en zoo verrijst ten slotte
Flaubert voor onze oogen bijna onberispelijk
als mensch en als schrijver. Over het
algeIflnlfKfUlllltttlHIIIIIIItlllllllllllllllllllllMNKIIIIItllMfltlllllllllltlllllllll
hij had dien dag gelijkvloers al vijf maal
't dorp van alle kanten bekeken, vader kwam
wat beduusd met de kous op den kop terug,
omdat er geen toegang op 't balcon was,
en in die kamer de gezakte onderwijzer
voor zijn acte zat te werken...
En Truida trok met de twee kleintjes nog
maar weer eens den tuin in, langs 't
heggetje, waar 'n vaal jongske aan den anderen
kant met 'n carbid-bus aan 'n touwtje zat
te spelen, en dadelijk bij hun nadering,
ongansche kippenkluif" van zijn lipjes liet
vloeien, een openbaring die hen voorloopig
met stomheid sloeg, omdat zij er zoo dadelijk
geen waardig wederwoord tegen wisten te
zetten...
Toen mochten ze eens bij de pension
juffrouw in haar particuliere vertrekken
komen en kregen ze ieder uit een busje
waarop kunstmest voor den
bloemen-liefhebber" in een krans van fuchsia's stond,
'n nattig week vruchtentabletje. Maar om
dat Lientje en Gerritje vonden dat 't naar
petroleum rook, en Truida al van vele vak
geheimen, mitsgaders 't wordingsproces van
vruchtentabletjes, op de hoogte was, duwden
zij bij 't heengaan alle drie stiekem de
kleverigheden tusschen de tralies van de
kanarie-kooi, waar ze met 'n ploems van
zichzelf, en veel gefladder van den piet, in
't zand terechtkwamen.
Zoo druilde de tweede dag ten einde.
Maar 's avonds zongen de nachtegalen...
Heel vroeg in de schemering al'n enkele...
toen, al naardat 't donkerder werd, al meer...
al meer...
Klein dik vrouwtje zat gansch ontroerd...
Dat waren dus nou de nachtegalen!... En
die hoorde je, zoo maar, zonder 'n voet
ervoor te verzetten, in de open serre, zoo
maar!... stil op je stoel!
En weer klonk 't in de duisternis van
den vreemdstillen avond .... Tu
tuuütillioèlioè.... tr... trrrrit...
't klaterde zoo glashelder, zoo wonderlijk
bovennatuurlijk door die donkerte, waar 't
kleine vogellijf verborgen bleef en 't glorieus
geluid alleen heerschte.... Tuuü... tuuü...
tuü... tilioè... lioè.... li... oètrrr... Was
bleek van ontroering, koude opslag en
ongewone avondlucht zat 't vrouwtje te
luisteren...
't Ritselde, gorgelde, borrelde als drup
pelend water, 'n klaterende fontein van
smetteloos sonoor geluid. Tuü... tuuü...
trr ... trrr ... pwiet... pwiet... pwiet...
tirrrr...
Ze zongen, de nachtegalen, heel den avond...
meen kan ik meegaan met Bertrands
apreciaties en ik volg hem gaarne in zijne
verdediging, waar hij Flauberts zwakke zijde
aanroert. Wij juichen met hem mede, waar
hij hem prijst en in de wolken heft. Toch
is Flaubert niet eigenlijk, wat men een genie
noemt; met dit woord is spontaniteit"
onafscheidelijk verbonden. Wel is er iets
geniaals in zijn werk, maar dit is door ont
zettende krachtsinspanning verkregen. Zijn
werk is mij boven alles lief om het
compleete en gave van zijn structuur, om het
eerlijke van zijne uiting, om zijn vollen en
grootschen klank. Daarenboven is zijne per
soon oneindig sympatiek en dat kan men
van weinig schrijvers in zoo'n hooge mate
zeggen. Ook is bij geen enkel schrijver zoo
veel afwisseling als bij hem te vinden en
daarin is hij stellig uniek in de wereldlite
ratuur. Salombo is iets anders dan
l'Educatioh sentimentale en l'Education
sentimentale is iets anders dan Madame Bovary en
Madame Bovary gelijkt niet op Les trois
Contes en Buvard et Pécuchet is de gewel
digste grijnslach der literatuur. Het werk
van Flaubert is er een van pure schoonheid.
Zijn taal is buitengewoon verzorgd tot in de
kleinste hoekjes, tot de geringste woordjes,
al heeft Faquet, en deze voor het eerst,
aangetoond, dat in zijn eersten tijd daarop
veel valt aan te merken.
Le vrai fonds de Flaubert c'est la haine
du Pouvoir" zegt Louis Bertrand. Daartegen
gaat hij aanhoudend te keer, zooals wij
zouden zeggen. Hij fulmineert (om een
studenten term te gebruiken). Hij fulmineert
tegen de menschelijke ijdelheid in al hare
uitingen en heeft alleen eerbied en sympa
thie voor ware nederigheid. Hij fulmineert
tegen den bourgeois die voor hem een gru
wel is. Hij fulmineert tegen het Socialisme,
den onderdrukker van het individu. Hij be
spotte de moderne industrie, en voor de
moderne beschaving had hij diepe minach
ting. In dezen haat voor de moderne
europeesche maatschappij wortelt dan ook zijne
artisticiteit. Hij steunde op zijn haat en die
haat gaf hem telkens nieuwe kracht. Hij
hield niet van Europa, maar van Afrika, niet
van den bourgois, maar van den Arabier,
niet van het heden, maar van het verleden,
en daarom was hij een zuivere Romanticus.
Dat verleden kleedde hij met kracht en met
pomp. Om een enkele bladzijde te kunnen
schrijven, bestudeerde hij stapels boeken,
doch wij vragen niet of alles historisch
juist is, wat hij ons geeft, maar of zijn werk
is vol harmonische pracht. Dat werk draagt
geheel den stempel van de negentiende eeuw
en niet dien van het oude Carthago, hetgeen
het onmogelijke zou zijn gevorderd. Als het
maar mooi is zooals hij het ons geeft. Kla
tergoud is immers ook mooi, beweerde hij.
Zijn mooi had dikwijls overeenkomst met
opera decoratie en het uiterlijk moest meer
dienst doen dan innerlijke waarheid of echt
heid. En hier ook voelen wij een lichte nei
ging van afkeuring bij ons opkomen en
denken met meer voldoening aan Goethe
of Cervantes bij wie alles zoo echt is, waar
geen enkel valsch woord ons hindert, waar
alles is zuiver goud of als het dan geen
goud is dan is het echt zilver of goed koper,
maar nooit is bij deze een valsche steen,
en geen klatergoud tracht ons te verbluffen.
En toch Flaubert staat zoo dicht bij ons,
veel dichter en bereikbaarder dan Cervantes
of Goethe of Chateaubriand, wier hoogten
wij niet kunnen raken. Flaubert is een mensch
van ons kaliber, met wie wij kunnen
dineeren en prettig praten, veel gezelliger dan
met die hooge heeren, waarmee wij, povere
schrijversgeneratie, ons niet op ons gemak
voelen. Hij was een ware literator, hij was
niets anders dan dat. Hij wilde niets anders
zijn. Hij had een afschuw van de daad.
Niemand meer dan hij sloot zich op, in zijn
rève, in zijn tour d'ivoire zooals hij het
noemde. Andere belangen bestonden voor
hem niet. Hij is een letterkundige geweest,
geheel, en geen halve. Hij verafschuwde
de Politiek, die hij overliet aan het gros
der middelmatigen, die zich bezig houden
heel den nacht. Noch zij, noch Gerrit deden
'n oog dicht; ze waren gewoon om ongehin
derd, ongestoord te slapen, te droomen, te
snurken zelfs, onder heel 't helsch kabaal
van groote, twintigste-eeuwsche nachtstad,
maar 't wondere snikken, jubelen, fleemen,
klagen... 't smeltend vleien, 't tartend juichen
dat heel dien schemerigen Juni-nacht van
dolle levensweelde vulde, 't hield hen wak
ker. .. klaar helder, plaagziek, meedoogenloos
wakker...
Dien derden dag zat 't vrouwtje stil-benepen
in de open serre; ze kon amper haar dui
zelig hoofd bewegen, ontbeet niet, dronk
geen koffie en voelde zich ziek van onduld
bare moeheid en hoofdpijn.
Gerrit zat met uitgestrekte beenen voor
zoover de ruimte 't toeliet, bij haar, en
geeuwde,... geeuwde onophoudelijk.
God-bewaar-me, wat 'n nacht,"... trachtte
hij met zenuwtrekkenden mond, tusschen
twee enorme geeuwen door, te zeggen,...
dat is verd... nog erger dan 's nachts
boterletters bakken,. .. dan ben je tenminste
nog in je vak."
't Vrouwtje liet, totaal p, haar oogleden
over de oogen zakken... Van daag zou ze
eens naar 't bosch, of langs de akkers ge
wandeld hebben... got-och-got... ze had
geen beenen... geen hoofd... alles deed
haar zeer, letterlijk dlles...
Hebt u ze gehoord vannacht?" vroeg min
zaam de juffrouw, op weg naar 't duivenhok
en de kippen-ren, nou,.nou... daar zult u
nou toch wel uw draai in hebbe!... ik zeg
maar... alles komt op z'n tijd... als je maar
weet te wachten"...
De dag druilde voorbij...
Truida met de kleintjes treiterden uit ver
veling 't vale jongske met de carbidbus
van den vorigen dag; toen gaf de pension
juffrouw, tot behoud van den vrede, hun elk
een wortel om aan de konijnen achter in
den tuin te brengen; maar ze aten de wortel
zelf op en schopten tegen 't houten konijnen.
kot, dat de beesten met angstig wriemelende
neus en schrille oogjes in 'n hoek doken.
De gezakte onderwijzer, die vlagen van lus
teloosheid begon te krijgen, hing uit zijn
raam en bespiedde met heftige afkeer 't gedoe
in den tuin n in de open serre.
Zoo liep de derde dag ten einde.
En 's avonds zongen weer de nachtegalen,
den heelen avond... den heelen nacht...
Toen 't al naar twee uur liep, beploften
opeens Gerrit's bloote voeten 't vloerzeil
van de kamer.
Verd... verd."... vloekte hij dol-driftig,
met onbelangrijke\wetjes en politi
-maatregelen, aan de kleine burfiaukraten( die be
langrijk vinden, wat niet /belangrijk is. Qok
daarin was hij een romanticus. Aarzelend
vragen wij ons af, of hij niet het ware voor
had, of niet juist de literatuur in zijn tijd
zooveel meer heeft bereikt dan in den onze,
doordat zij zoo onverbiddelijk de parazitaire
belangen van de heterogene elementen der
politiek en hare trawanten ,van zich afstootte.
Moet Flaubert niet het voorbeeld zijn
van den proza schrijver van heden, bij wien
wij troost moeten zoeken en moed? Ik zou
het niet durven ontkennen.
FRANS ERENS
* * *
Historie en Legende, door F. W. DRIJVER.
Groningen, P. Noordhoff.
Dikwijls ontmoet men woorden en uit
drukkingen, van welke men, zoo al een
encyclopaedie omtrent de beteekenis uit
komst geeft, gaarne den oorsprong zou
kennen. Niet altijd geven historische, folklo
ristische of etymologische handboeken de
gewenschte opheldering en het is een om
vangrijk en benard werk zelf oude schrif
turen na te snuffelen, of uit vak-tijdschriften
op dat gebied geregeld te verzamelen wat
van belang is.
Met gerustheid mag men den heer Drijver
dezen arbeid overlaten; hij blijkt een ge
duldig en serieus verzamelaar (van knipsels)
en het snuffelen in oude pandecten is hem
een genot. Hij behoeft zich zijn moeite en
tijd niet te beklagen, want zij stelden hem
in staat over een gebruik, een woord, een
opvallende uitdrukking allerlei wetenswaar
digheden saam te brengen, welke gewoonlijk
van folkloristischen of geschiedkundigen
aard zijn, in 't bizonder dikwijls verband
houden met feesten of rituaal van vroegere
en hedendaagsche eerediensten.
Historie en Legende", een vervolg op
Mozaïek" van denzelfden schrijver, bevat
zeer vele ophelderingen, welke men elders
moeilijk, of in 't geheel niet, kan naslaan. ?
Het kan dan ook zijn bizondere beteekenis
hebben voor onderwijzers, die met een aar
dige bizonderheid hun lessen kunnen smuk
ken, voor journalisten en andere verspreiders
van kennis en wetenschap. Over
Apollinariswater en de Wandelende Jood, over de ko
meet van Halley en het kwade oog (Mal'
Occhio), over de dagen der week en
Billiken", geeft het boekje welkome toelichtingen.
Enkele heiligen der Katholieke kerk worden
er uitvoerig in besproken en het wordt den
lezer duidelijk, dat den schrijver bizonder
interesseert, welke heidensche" feesten en
gebruiken door den christelijken eeredienst
werden overgenomen. Van deze tactische en
politieke aanpassing van kerk bij natuur
godsdienst geeft hij ettelijke interessante
voorbeelden.
Van de illustraties is alleen de reproductie
van een reclameplaat voor de springprocessie
te Echternach belangrijk. De andere plaatjes
zijn zeer poover, door slechte foto en on
duidelijk cliché.
HESSEL JONGSMA
* * *
Maxim Gorki
UU het Duitsch, van NADJA STRASSER
door HENRIETTE SPEIJER
Als van eiken dichter gezegd kan worden
dat men in zijn land moet gaan om hem'
te begrijpen, geldt dit in 't bizonder voor
Gorki. Slechts wie de vraag beantwoorden
kan: Wat is Rusland ? kan ook zeggen wie
Gorki is.
Ongetwijfeld is de naar voren tredende
neiging van het Russische volk, zijn diep
religieus gevoel, het zoeken naar den waren
zin des levens, het vorschen naar de diepere
beteekenis van het zijn". Deze trek geeft
aan de gansche samenleving in Rusland zijn
bijzonderen, donkeren en zwaarmoedigen,
doch ook zijn idealen ondertoon.
Wie Rusland beoordeelt naar de buiten
gewone persoonlijke verschijningen welke
alik hou 't niet langer uit!... je slaapt hier
godd... geen n nacht"...
Klein dik vrouwtje zat overeind in bed,,
stak beverig 'n kaars op. Gerrit deed 't raam
op 'n kier, riep kssht, kssht.
Pas nou op voor de kinderen," ver
maande 't vrouwtje, doodop, als Lien en
Gerritje wakker worden, dan krijgen we die
ook nog"...
Kan me allemaal niks schelen/'zei Gerrit
door 't dolle heen, voor mijn part kan 't
heèle dorp wakker worden, maar die ver
vloekte beesten zullen d'r kop dicht houwe"...
Toen deed ie 't raam wat wijder open,
zoodat de koude nachtlucht z'n hemd tegen
z'n schrale beenen blies, dreigde nogmaals
kssht... ksssht! Maar juichender nog en
weelde dronken, kirde, schaterde en schalde
't: Tuü... tuuütuuuü... tirlioè... lioè...
ioè... prrrit".. ..
Gerrit niesde, twee, driemaal met veel
misbaar, flangde toen 't raam weer dicht.
Verdomde beeste... 'n ziekte haal je d'r
nog voor op je hals"...
.. .?Piewièt... piewièt... piewieiét... tirrr"
schaterde 't buiten, iets verder af.
.. .Truü... Tuuü... tilioè... lioè... Ie...
lijoc... oè. .. prrr"... fleemde 't lokkend ant
woord.
Met 'n vaartje smakte Gerrit 't raam weer
open.
Doe 't niet, toe nou, denk toch om de
kinders..." pleitte 't vrouwtje listig, haar ziel
vol mededoogen met de belaagde nachte
galen.
Ze zitten om de hoek! ik weet 't zeker,"
zei Gerrit, daarom geven ze d'r niks om
of ik ze hier sta te jagen... we moeten ze
om de hoek weg zien te krijgen"... even
dacht-ie na geef 's hier" zei-ie grijpend
het steenen blakertje hier vlak over op de
gang is 'n badkamertje, aan die kant zitten
ze"... Gerrit was geen man van veel woor
den, daarom toog hij zonder meer uitleg
mét de blaker naar de deur, 't gangetje
over, naar 't badkamertje. Hier, hou jij de
blaker vast," zeid-ie, wetend dat z'n vrouw
hem twintig jaar, dus ook nu, onderdanig
gevolgd was.
En zwijgend lichtte ze hem bij, hoe hij
op 't bad klom om 't raampje te openen,
en z'n bloote teenen de zinken kuip-rand
omklemden om zijn evenwicht te bewaren...
en zijn ksssht!... ksst... godverd... kissht
nou" tergender en dichterbij dan ooit te
voren door de vleiende, juichende vogel'
jubel beantwoord werd.
En stil, onbewegelijk en berustend stond
ze achter hem in dr nachtjapon, de blaker