Historisch Archief 1877-1940
17 Aug. '13. No. 1886
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
lippen, den vrijen, woelenden, soms rijken
en verrassenden geest zijner gouw: zijn
eigen klaar en ontvankelijk, subtiel en
dankbaar-aanvaardend brein, waar alle
steenen gedachten" uit waren gekeerd,
stond open voor alle nieuwe schoonheid,
van waar en van wie ze mocht komen.
En eenmaal in dat breid, hoe zou ze,
Ier bekoring van den volke, van het
gretig-aanvaardende publiek, niet zingen
op dien begenadigden mond ?... Ik mag
wel zeggen, dat ik spreek in naam van
haast al de Vlaamsche schrijvers, als ik
zeg: Danke, Mijnheer de Pastor!"..
Binnenkort zal Hugo Verriest naar
waarde worden gevierd. Heel geestdriftig,
heel druk, naar mijne meening: mis
schien wat al te druk, hoe gaarne ik de
betooging ook bijtreed, want ik geloof
dat meer innige hulde beter passen zou
voor dezen overvloedige aan innigheid.
Intusschen denk ik, zijn portret voor
opgen, aan de zoete en wijze grijsaards,
die de dichter der Ilias vergeleek bij
den Krekel, den Attischen Krekel die,
naar de fabel, en gelijk Anakreioon hem
bezong, onsterfelijk was, en van niets
leefde dan van zijn eigen zang, en zong
dan ook oneindefijk, in alle eeuwigheid,
voor alle tijden.
KAREL VAN DE WOESTIJNE
imiitimiiiHi
IIlHHIII'llllllllllllllllllllllMIHIIIIMMIHIHIIIIIIIIIIIIIIIirHIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIl
Ernstig Klagend
ARTIESTJE
Muziek van W. L. VAN WARMELO
rit.
ratz
t Oog - om - rand, met blee - ke trek - ken, Om zijn ou - we - lij - ken
i
^t | i 1?f^?1~=±
^=^-^=éJ-f=S
?mond. Smart'-lijk vent - je vol van wee - moed, Om - dat hij 't Ie - ven
s
?arr
ir^rit.
wiegend
niet ver - stond 't Le - ven, dat hem kwets - te, grief - de, ie - der
_+_-!
g M f?s ??T-fe
r-^rr--4 _^
i-'v---*- l -f- ': I
fP crescendo
._. |_
?
-3?1
5^_
uur - tje van den dag,
Dat 'm niet aan 't woord liet ko - men
+T ;?j- J- -f -SS- -?? jjfe. ?*? a *
Om te zeg - gen wat - - ie zag.
l
Oogomrand, met bleeke trekken
Om z'n ouwelijke mond,
Smartelijk ventje, vol van weemoed,
Wijl-ie het leven niet verstond...
't Leven, dat 'm kwetste, griefde,
Ieder uurtje van den dag...
Dat 'm niet aan 't woord liet komen,
Om te zeggen, wat-ie zag...
II
Dagen zat-ie op z'n kamer,
Op z'n eene stukke stoel,
Zat-ie over 't papier gebogen,
Teekende-ie 'n heele boel
Liet-ie al z'n kleine zorgen,
Over z'n kleine schetsjes gaan,
Heeft hij heel z'n jonge leven
Aan z'n eigen" kunst verdaan ...
III
Niemand wou 'm eigenlijk kennen,
Niemand wou iets met hem doen,
Niemand, die eens lief wou wezen...
Van gén vrouw kreeg hij een zoen...
Als de kaars dan 's avonds uitging,
En hij in den donker .stond,
Beefde een trekje van verlangen,
Om z'n ouwelijke mond ...
IV
Maar een avond, toen het koud was,
Na wat werk voor weinig geld...
Leek het of 't ineens ging vlotten,
Kostte het moeite noch geweld ...
Heerlijk zag hij om zich henen,
't Schoonste dat 'r op aarde was...
En z'n buren merkten 's morgens,
Dat-ie doodgevroren was...
Woorden van TOM ScmLPEROORT
* o»*
Domburgsche Tentoonstelling
van Schilderijen
Deze tentoonstelling vereenigt, als veel
en vele grootere, reeds allerlei. Sommige
der inzenders worden genood uit wellevend
heid, of om redenen, die met de schilder
kunst niets gemeen hebben. Dit is de vloek
der kameraadschap, die iedereen prijst, maar
die de menschen, met slappe hielen door
het leven sukkelend, in de kamers onzer
gastvrijheid ais onverwachte verschijnsels
doet wandelen. Dit is de vloek der kameraad
schap, die dikwijls niets anders beduidt dan
van zwakken aan zwakken beloofde steun
en wederzijdsche zekerheid en veiligheids
dienst. Anderen zijn hier slechts aanwezig
als sier, en worden toch ter slechtste plaats
geleid, en gehangen (alsbeuls-term gebruikt).
Er zijn hier internationaal twee bekende
schilders: Toorop en Triolen; dan zijn er een
aantal werkersinde schilderkunst: HartNibbrig
en Heyse leiden deze; dan is er nog werk
van een paar, die buitengewoon weinig met
de picturale kunst gemeen hebben, noch
ook iets met het technische deel zelfs dier
schilderkunst. Van deze groepen zal ik
de laatste onbesproken laten (tijd is meer
waard dan dat ik hem spillen zou met het
enkel noemen van namen); van de overige
groepen zal ik, naar lust leidt en drift voert,
hier en daar of een werk of een serie wer
ken bespreken.
De kleine inzending van Tholen is op de
slechtste plaats gehangen. Dit is een grove
fout tegen de gastvrijheid. Of men vraagt
iemand niet, of men geeft den gevraagde
de best mogelijke plaats. Zooals hier gehan
deld is, blijkt nog beneden qualificatie. Een
tegenwerping is natuurlijk mogelijk (altijd kan
men iets vinden): De aard van Tholen's werk
detoneert tegenover de andere kunstuitingen
gezien. Dit is waar maar dit moest vooruit
bekend geweest zijn, en meer, dit was vooruit
bekend. Terwijl het werk der meesten hier
zich bij n oogopslag openbaart (is het niet
gevat op het licht-moment) komt de werking,
die Tholen uitoefent, langzamer en lang
duriger dan van de meesten hier. Tholen's
werking begint niet aangrijpend, maar zij
insinueert en ze houdt haar zoete taak
lang vol. Deze waarheid, lang gekend, is te
weinigen nog een waarheid (waarom draalt
de Erkenning toch langer voor ze binnen
gaat bij de deur van sommigen dan bij ge
lijke anderen. Heeft ze kuren en trenten, als
een wankel vrouws-persoon ?)
Gelukkig is, dat de tentoonstelling geen
autoriteit bezit; daardoor wordt deze wijze
van laten zien van gevraagd werk, en deze
fout tegen de gastvrijheid tot kleine
beteekenis herleid.
Toorop's werk hier is uit'de laatste jaren;
zoo goed als alles is daar uit, Christus met
zijne discipelen in den storm" (uit 1912»en
zware zee en wind" eveneens uit 1912)
zijn door hem lijnen expressies genoemd.
Zeker zijn deze werken japaniseerend, en
naast wat ze als altijd vertoonen aan smaak
volle vulling, is te wijzen dat in de eene
teekening de handen, te groot, niet het
gewenschte gevoelen bij den toeschouwer
kunnen doen stijgen. Uit 1913 zijn de
Rijn (de Haagsche Schouw bij Leiden) een
gekleurde krijtteekening, een schetsboek
blad haast zeker, dat een levendig ge
zien en levendig gegeven impressie is. Uit
hetzelfde jaar is 't Kindeke Jezus, Maria
en Jozef". Het is. naar ik meen, bedoeld als
een illustratie bij den Heiligen Tocht van
Ary Prins en het heeft voor mij het aangename
niet zoo zeer in de voorstelling der figuren
maar in het stadje, achter deze figuren te
zien. Daar zijn de straten vol volk en vol
wagens. Daar is een moderne beweeg
lijkheid, die toch intiem bleef, en
oudeeuwsch. Het werkje is als een versiering
in een getijdenboek, behalve dan dat de
kleur bleek gehouden is, en het geheel
zediger en vluchtiger zich voordoet dan
juist die voorgangers, wier kleuren aan
emails toch herinneren. Christus en Johannes
aan het laatste avondmaal" (in 1913
geteekend) zijn het middenstuk (in schets) van
zijn Ziiricher wandversiering. De predikende
Paulus (uit 1912) hangt hier eveneens. De
meening, dat de figuren der wandversiering
iets te veel nog houden van vergroote por
tretten, wordt door deze kleine teekening
bevestigd. Hoewel ik het geheel, voor zoo
ver ik het ken, van eigen waarde acht, is
dit een bezwaar, dat natuurlijk te vermin
deren zal zijn bij de uitvoering, maar tot dan
zeker zijn grootte bij iedere nieuwe beschou
wing niet kleiner worden ziet. Naast deze
is er nog een vierde teekening (uit 1913)
met twee biddende figuren, en een vrouw
die een voorwerp tegen zich houdt. Deze
is als geaardheid, verwant met den Ziele
gang langs d'Oceaan". Het verdere: Drie
portretten, in n lijst, uit 1912, geen
louter voorbeeld van Toorop's kunnen;
Schrörs, tegen den ongetroebeld gelen achter
grond in zijn blauwe soutane, heb ik vroeger
besproken. Het kindje in de duinen met de
(quasi?) constructielijnen er op is in dit
Weekblad, naar mij toelijkt, eveneens be
handeld. Ten slotte, om de lijst volledig te
maken, is er een Johannes op Patmos, en
een schilderij, met 3 figuren van
visschersvrouwen waar in de lucht Toorop pas meer
kleur aanbracht.
Aan 't einde is nog de vraag te stellen:
is de inzending van Toorop deze keer z
belangrijk, dat de vrouwelijk-aandoende zege
hymnen in de besprekingen juist lijken?
En ik kan dan als antwoord alleen mijne
oneenigheid met deze neerschrijven.
PLASSCHAERT
B. J. Gerritsen (C. H.), voor Rotterdam I : Mr. P. Rink (U. L.), voor Hoogezand
(vac. Spiekman) '-' (vac. Spiekman)
Bij NAVERKIEZING GEKOZEN KAMERLEDEN
iiniiliiiiiiliil iiiiiiimiimi il mmmlliliiiiiliimiliiiiliiiiiiiiiililiii <<
De illustre
Lieve-Vrouwe-Broederschap
Waar de Tentoonstelling van Kerkelijke
Kunst te 's Hertogenbosch zich in zoo krach
tige medewerking mag verheugen van de
daar gevestigde Illustre
Lieve-VrouweBroederschap" en deze instelling dus als
van zelf meermalen wordt genoemd, wenschen
wij omtrent haar een en ander mede te deelen.
In de Hinthamerstraat te 's Hertogenbosch
staat een gebouw, welks gevel zich voldoende
van de aangrenzende en verdere gevels
aldaar onderscheidt, om den niet Bosschenaar
te doen vragen naar de bestemmingervan,
op welke vraag dan het antwoord zal worden
gegeven: dat is het gebouw der Illustre
Lieve-Vrouwe-Broederschap."
Treedt men het binden, dan bevindt men
zich al dadelijk in een deftige omgeving,
die er, gaan we de breede trap op, vooral
niet op vermindert.
In den muur, halverwege die trap, is een
steen aangebracht met het opschrift:
Praenobilis Dominus
Gerardus de Uden,
Senator hujus Civitatis et
Confraternitatis Fundator Anno
1318."
In de nabijheid van dien steen bevindt
zich een ander, het wapen vertoonende van
genoemden Gerardus van Uden, den stichter
der Broederschap, het randschrift dragende
diens devies: Sicut Lilium Inter Spinas" en
tot onderschrift: Confraternitas Beatae
Mariae Virginis Sylvae Ducis". Is men boven
aan de trap, dan valt ons daar weer een in
den muur aangebrachten gedenksteen in het
oog, die tot opschrift draagt:
Wilhelmina, Koningin der Nederlanden,
Zwanenbroeder, 20 Febr. 1899,
Je Maintiendrai.
Hendrik, Prins der Nederlanden,
Zwanenbroeder, 28 April 1903.
Per Aspera ad Astra."
Mede zijn de wapens van beide vorstelijke
personen op dien steen aangebracht.
Op den corridor daar staan twee uit hout
gesneden nissen met in iedere nis een
beeldjesgroep.
Naar men meent stelt de eene groep voor
een offerend Koning en de H. Ephraïm met
den Engel, de andere de H. Maagd met het
kind Jezus, waaronder: Sc Mr Vr Ge".
Nissen en groepen dagteekenen uit het
jaar 1318.
Van dezen corridor komt men rechts in
een kleinere, links in een grootere zaal. De
eerste, waar o.m. de naamlijsten der leden
van de Broederschap met hun wapens, van
af het jaar 1744 zijn opgehangen, wordt
voor gewone huishoudelijke, de andere voor
feestvergaderingen der leden gebruikt.
Vooral deze laatste maakt den indruk van
voorname deftigheid. Drie mooie lustres
hangen boven een lange eikenhouten tafel;
langs de wanden staan een aantal armstoelen
met wapens in de rugleuningen geborduurd,
waaronder twee van bijzondere afmeting,
voor H. M. Koningin Wilhelmina en Prins
Hendrik bestemd. Het hoogst artistiek be
werkte plafond is met tal van wapens ver
sierd en onder de monumentale schouw
staat een kachel van 46 stukken opgebouwd.
Vooral merkwaardig zijn de tinnen kroezen,
die er ten getale van 18, en de tabakspotten
en comforen van hetzelfde metaal, die er
worden bewaard. De kroezen staan er ge
sloten aan een ketting, ongetwijfeld ten
einde te voorkomen, dat ze door belang
stellende bezoekers zouden worden ont
vreemd, waarvoor zekere vrees alleszins
gegrond mag geacht worden, als men in
aanmerking neernt dat n ervan gebruikt
is door Prins Willem de Eerste, een ander
door Maximiliaan van Egmont, een ander
door den Graaf van Hoorn enz., zoodat iedere
kroes in meerdere of mindere mate als een
stuk van groote zeldzaamheid en dus van
groote waarde is te beschouwen.
Men kent de herkomst aan de inscripties.
Die van Prins Willem de Eerste draagt tot
opschrift: Heer Willem van Nassau, Prince
van Orange, Grave van Nassau, Heer van
Breda, Gouverneur van Hollant, Seelant,
Frislant &", terwijl 's Prinsen wapen in het
deksel is gegrift.
Zeer merkwaardig zijn ook de oude boeken
met wapens en inscripties, eenige honderden
jaren tellende, en een bokaal van % liter
inhoud, die, gevuld met champagnewijn,
den nieuw aangenomen broeder, bij diens
eerste aanzitten aan den feestmaaltijd, ter
lediging wordt toegereikt. Bokalen zijn er
trouwens van verschillenden vorm, alle zeer
mooi. Die, welke door de Broederschap
H. M. de Koningin bij haar bezoek aan het
gebouw der Broederschap op 20 Febr. 1899
tevens de dag harer toetreding als Zwanen
broeder is aangeboden; munt boven alle
anderen uit in sierlijkheid en kostbaarheid.
Zij is geleverd door Camille Esser, te Weert
en met ? 10.000 betaald. Behalve dat zij is
ten dienste van H. M. zelf, wordt die
bokaal ns in het jaar gebruikt door den
Regeerend Proost" der Broederschap, als
deze aan den feestdisch de Broeders voor
gaat bij het uitbrengen van een heildronk
voor H. M. de Koningin, van welke plechtig
heid deze per telegram wordt bericht
gezonden.
De Illustre Lieve-Vrouwe-Broederschap
werd vór of in het jaar 1317 opgericht en
in het jaar 1318 door den Luikschen bisschop
Adolf, Napoleo défilius Ursi, aartsdiaken
van Kempenland, en pastoor Wilhelmus
kerkelijk goedgekeurd, terwijl door Paus
Eugenius IV den 22en Januari 1436 haar
statuten werden bevestigd. Haar bestaan
wordt geteld van het jaar 1318.
Uit een en ander blijkt reeds dat de Broe
derschap oorspronkelijk is geweest een in
stelling van religieuzen aard. Als haar stichter
wordt genoemd zekere Gerard van Uden, een
edelman uit het Huis van Uden en Herpen."
Haar leden hadden zich te houden aan vast
gestelde regels. Zoo moesten zij o. m. des
Dinsdagsavonds vesperen en des Woensdags
morgens de Mis der H. Maagd bijwonen, op
boete van twee zwarte toernoisen." Op de
vóravonden van de hemelvaart, geboorte,
zuivering en boodschap Maria's moesten zij
in de vespers, en op de feestdagen zelf
in de morgengetijden-mis en tweede vespers
tegenwoordig zijn, op boete van zes zwarte
toernoisen ;" evenzoo op verschillende andere
dagen van het jaar, zooals: pinksteren,
allerheiligen en de feestdagen van St. Jan de
Evangelist en Maria Magdalena.
Bij hun intrede betaalden de Broeders
drie zilveren grooten"; bij het kiezen van
een levenstaak"' schonken zij een bijdrage."
De overleden Broeder moest een
doodschuld' betalen en de Broeders waren ge
houden de uitvaart van een overleden Broe
der bij te wonen en zijn lijk ten grave te
vergezellen. Ook wanneer een Broeder elders
stierf, werd zijn uitvaart gevierd en al zijn
medebroeders waren verplicht den Psauter
voor hem te bidden. De ongekrenkte" na
leving van deze en alle andere voorschriften
werden door hen op het Evangelie" bezwo
ren. De in 1642 ingestelde eedsformule luidde:
lek (N. N.) sweere dat ick sal houden ende
naekomen de erektie van de Broederschap
van de Heijlige Moeder ende Maget Maria
binnen 's Hertogenbossche, nae alle synnforme
ende inhouden ende nae dit nader reglement
voor sooveel mogelijck ende mij die bekent
syn. Soo waerlijck moet my Godt helpen."
De Broederschap had haar eigen
Choordeken en twee priesters, benevens diaken
en sub-diaken, een koster en twee bastoniers,
die, gewapend met kostbare roeden van goud
en zilver, den ingang van het Choor bewaak
ten, terwijl zij beschikte over eene kapel
van uijtmuntende Meesters en jonge Zangers
in de musyck bedreeven."
Bij de vigiliën voor een overleden Broeder
ontving ieder arme, die zich aan de kapel
deur vertoonde, een half oort". Den vol
genden dag werd hun zes mud (Nederl. 18)
rogge" in brood uitgedeeld; nog op acht
andere tijden in het jaar werden hun gelijke
aalmoezen" geschonken, en in den vastetijd
deelde men hun kleederen, broot en haaring".
Elke zes weken mocht men bij een ge
zworen Broeder" een matich maal" houden,
in stilte, zedigheid en vroolijkheid', zegt
de Kaarte"; een soete musyk" mocht zich
daarbij doen hooren, maar de vreugde moest
eindigen met een miserere" en een
deprofundis" voor de overledenen. En opdat deze
broederlijke maaltijd niet in brasserij zou
ontaarden, moest de wijn, die er geschonken
werd, voor de helft met water zijn vermengd.
Elk jaar, op St. Jan-Baptist, kozen de
Broeders zich twee Proosten", die de
penninAmsterdammers
V Teekening van P
Jos. LOOPUIT,
Soc. dem. gemeenteraadslid