Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND'
?24 -Aug.- '13. -^ No. 1887
Eig. Kweekschool voor de Zeevaart, Amsterdam
Eig. Museum Mauritshuis, 's-Gravenhage
Model van een Compagnieschip ,,D' Seeve Proovensies", 2e helft XVIIIe eeuw
Schilderij door L. Backhuyzen. De werf der Oost-Indische Compagnie te Amsterdam in 1696
De Historische afdeeling der
Scheepvaarttentoonstelling
te Amsterdam aan den
overkant van het IJ
Het heil van Nederland was en is: de
zee. Oudtijds met de zee slechts de land
bouw. Men kende slechts zeesteden en het
platteland. Amsterdam b.v., gelegen aan
het IJ, eene wilde zee", werd steeds
zeestad genoemd. De Amsterdammers
wisten wat het zeggen wilde toen zij in
Vondel's Gysbreght" de jammerkreet
hoorden: De zeestad staat in brand!"
Aan het IJ, aan de zee was de voorspoed
der stad gebonden. De zee, de scheep
vaart, de handel en al wat er verband
mee hield of gevolg van was, had het
hart en het hoofd der Amsterdammers,
der Nederlanders. In kerken kwamen in
de 16e eeuw en later de zeelieden of
zij, die voornemens waren de zee te
bevaren, saam om onderricht in zeevaart
en sterrekunde onder bekwame leiding
op te doen. Er is een prent voorstel
lende een kerk der Hervormden te
Amsterdam, waarin een leeraar op den
preekstoel staat zeevaartkunde te onder
wijzen. Varensgasten luisteren naar hem
of doen proeven.
De oud-schepen en jongste vroedschap
Cornelis Pietersz. Hooft, vader van den
dichter, legde in zijne voortreffelijke rede,
in 1584 ten stadhuize gehouden, om
Amsterdam te ontraden de verheffing van
den Prins van Oranje als hooge overheid,
nadruk op den eisen om bij het over
gaan tot een besluit vooral het oordeel
in te winnen van het zeevarend volk,
waarin onze meeste sterkte bestaat." Meer
in het belang van het beploegen der zee
is dezelfde Hooft de man, die zich verzet
tegen het Placaat van Leicester op
zeezaken en daarbij gevaar loopt zijn leven
te verliezen. Deze Hooft, schepen, vroed
schap, burgemeester van Amsterdam, van
welken bij diens dood J. v. d. Vondel,
met woordspeling op den naam, het
schoone getuigenis gaf: Een Hoofd vol
kreuken, een geweten zonder rimdel",
groot geworden bij handel en zeevaart,
zat de liefde voor de zee en het varen
in het bloed. Zijn grootvader was een
vermetele Zaansche schipper, die met
zijne zeven zonen, ieder op eigen schip,
op Oostland voer. Toen toevallig bij een
hunner reizen, de Koning van Denemarken
te Elseneur was en hij vernam welke
schepen het waren en wie de schipper
was, liet hij hem met zijne zeven zonen
aan zïjn tafel noodigen en wenschte hun
bij het afscheid goede reis en behouden
varen.
Naar Oostland willen wij varen" was
populair als liedje en populair voor lederen
Nederlander. In de vaart op de Oostzee,
al vór, maar voornamelijk in de 16de
eeuw, en in latere jaren toonde Neder
land welk een zin tot varen, welk een
begeerte tot handel het had.
De zeevaart en handel beperkten zich
niet tot Oost- en Middellandsche Zee.
Uit lust tot avontuur, meer nog en voor
namelijk om geheel onafhankelijk van
Spanje te zijn, gaan de zeelieden op
ontdekking uit. Zij bezeilen de geheele
wereld. Als het winst gold, zouden zij
door de hel varen en hun ziel en
zaligheid verbeuren. De schepen wen
den den boeg naar Oost- en West-Indië.
Linschoten, Moucheron, Heemskerk,
Houtman e. a. zoeken langs het Noor
den en Zuiden een nieuwen weg naar
Indië. De predikant van de Zuiderkerk,
de bekende Plancius onderricht hen in
al wat de zeevaart eischt: Van Linschoten,
Eigendom van den Duitschen Keizer
Model van een Amsterdamsch schip van ojrlog uit 1665J
vroeger in Portugeeschen dienst, deelt
van zijn kennis en ervaring van Indië
alles mee; scheepsjournalen worden ijverig
bestudeerd om nieuwe kennis op te
doen. Oldenbarneveld weet in 1602 ver
schillende zeevaartmaatschappijen op te
lossen in eene, in De Oost-Indische
Compagnie", die de eerste jaren 35 pCt.
winst uitkeert en weldra vijfmaal den
inleg. Negentien jaar later, in 1621, rijst
de West-Indische Compagnie.
De zee brengt Holland tot den
hoogsten bloei. In Vondel's gedichten vindt
men er den weerslag van. Zijn oudst
bekende gedicht is op de zeevaart; later
verheerlijkt hij die in de lof der zee
vaart" en stelt in het poëem:
Inwydinge van 't Stadhuis" levendig de
handelsdrukte in Amsterdam voor: hij ver
heerlijkt de vrije zee en is diep getroffen
door den dood van Oldenbarneveldt,
den grooten voorstander en bevorderaar,
en hij dicht zijn Palamedes", dat hem
algemeen bekend maakt, waarin hij
bedektelijk, de miskenning van Oldenbarne
veldt teekent, die met Hugo de Groot,
de man van den vrijen handel en de
vrije zee was geweest. In 1638 kon Vondel
bij de inwijding van den schouwburg
brallen op de vrije vaart en de ontdek
kingstochten en roemen dat ons geschut
donderde op alle vier de winden.
Niet altijd is Nederland de eerste in
handel en scheepvaart gebleven; de 18de
eeuw toont achteruitgang, al was die
niet zoo groot als vroeger werd gedacht.
Frankrijk had al in 1678 gehoopt
volgens inzicht en schriftelijk bericht
van den Engelsche gezant Temple
Nederland te maken tot eene van Frank
rijk afhankelijke zeeprovincie. Engeland
is zijn doel nader gekomen en heeft de
groote vlucht in het Nederlandsche Zee
wezen en den Nederlandschen handel
den knak gegeven en overvleugeld. Lang
zamerhand verloor Nederland macht en
ondernemingsgeest. Het werd nacht. De
oude heldenmoed flikkerde nog eens
op bij den zeestrijd bij Doggersbank.
Maar dag werd het niet. Men legde
zich bij den achteruitgang neder en was
zóklein en nietig, dat men bij alle ver
lies en achteruitgang zich troostte met de
gedachte een actrice van naam te hebben.
Hoe groot deze ook geweest zij, en al
moge Keizer Napoleon I haar de grootste
van de wereld genoemd hebben, droevig
en als hoongelach klinken thans nog de
woorden van machteloosheid en het er
zich bij neerleggen van toen :
Is de onbedwingbre Brit nu meester van
de zee,
Is onze schatkist leeg, nog hebben wij
WATTIER!
In den Franschen tijd werden handel
en zeevaart verlamd. Na het hernemen
van eigen volksbestaan heeft vooral
Koning Willem I veel gedaan om handel
en zeevaart te doen herleven. De stichting
der Nederlandsche Handelsmaatschappij,
allereerst door 's Konings toedoen, gaf uit
zicht op herleving, een uitzicht, dat niet
is beschaamd. Doch alles ging uiterst
traag; de geest der natie toonde
jaren aan jaren weinig energie. Lang
zamerhand werd die levend, waartoe
het middelbaar onderwijs, bovenal het
handelsonderwijs Sarphati stichtte te
Amsterdam de eerste handelsschool
heeft bijgedragen. In 1860 sluimerde
Nederland nog en klopte de hartader van
Nederland flauw. Dan opent het langzaam
de oogleên; Jan Salie begint het benauwd
te krijgen, tot kort vór 1880 de her
leving komt, groote en nieuwe werken
ondernomen worden en, op aandringen
en voorgaan van Prins Hendrik, broer
van Koning Willem III,
stoomvaartmaatschappijen hun booten op alle landen
laten varen met steeds toenemend succes
en voortdurende uitbreiding, en ook de
scheepsbouw herleeft.
Thans is Nederland weer in de jaren
dat het op alle gebied, niet het minst
ter zee, zijn ouden roem handhaaft en
vermeerdert. Dit oogenblik is door onder
nemende mannen, met liefde voor stad
en land, gekozen om een Nederlandsche
Scheepvaarttentoonstelling in te richten.
Zij hebben daarbij de goede gedachte
gehad een blik te laten werpen op het
groote verleden. Eene bijzondere com
missie heeft daarvoor van overal bij
eengebracht wat het oude, zelfs het oudste
Nederlandsche zeewezen betreft, in:
scheepsmodellen; schepen van koop
vaardij en schepen van oorlog, schilde
rijen van admiralen en zeeslagen, het in
bezit nemen van landen, kaarten atlassen
de atlas van Blaeu! journalen
blauwboekjes en vele curiosa, zooals het
wiel, door Michiel Adriaansz. de Ruiter als
jongen in de lijnbaan te Vlissingen ge
draaid, het zilveren klokje, afkomstig van
de zilvervloot, door Piet Hein steeds op
zijn schip aanwezig.
Al deze heugenis uit vroeger eeuw is
een open boek der historie, met stille
lessen voor het heden. In het verleden
toch ligt het heden. In de dagen van
Nederlands verval van handel en scheep
vaart kwam uit de nog bestaande en te
Haarlem gevestigde Hollandsche Maat
schappij van Wetenschappen de
Oeconomische tak" voor welke Betje Wolff
met Agatha Deken de schrijfster van Sara
Burgerhart, zulk een groote belangstelling
had voort,die zich o.a. tot roeping stelde
handel en scheepvaart te doen her
leven. Zij legde schier in 't verborgen
den kiem tot den bloei van thans.
Een ander vonkje uit het droef ver
leden, na den slag van Doggersbank
opgegloord, gaf aanleiding tot vorming
van het fonds tot aanmoediging van
's lands zeedienst. De bestuurderen
namen het initiatief tot stichting van
De Kweekschool voor de Zeevaart" te
Amsterdam. Deze, hoewel door Keizer
Napeleon I met verval bedreigd, heeft
de beteekenis van het zeewezen levendig
gehouden en bevorderd, en steeds mee
gaande met den tijd, bekwame zeelieden,
stuurlieden en kapiteins ter beschikking
kunnen stellen van de meest moderne
schepen.
Het bovenstaande is slechts weergave
der gedachten, opgerezen bij bezoeken
aan de historische afdeeling der Scheep
vaarttentoonstelling. Bizonderheden, be
schrijving van enkele voorwerpen, vooral,
van af beeldingen vindt men in de woorden
der inleiding en het daarachter volgend al
gemeen overzicht, geschreven door de be
kwame hand van J. F. L. de Balbian Verster,
welke met de heeren: C. G. 't Hooft;
Mr. S. Kalff Jr.; M. Onnes van Nijenrode;
Jhr. Mr. J. F. Bakker; J. A. Frederiks;
F. Lugt en A. W. M. Mensing deel uit
maakt der Commissie, die van overal de
schatten uit het verleden heeft bijeen
gebracht. Mogen wij nu nog van deze
heeren een eigentlijken catalogus ver
wachten? Velen zien er naar uit.
J. H. RÖSSINO
* * *
Eig. Zweedsch Genootschap van Wetenschappen, Middelburg
Het wiel uit de touwslager!] waaraan De Ruyter in zijn jeugd gewerkt heeft