De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 31 augustus pagina 1

31 augustus 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H°. 1888 Zondag 31 Augustus A°. 1913 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P, L. WIESSING ? 1.50, fr. p. Abonnement per 3 maanden ' Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling . Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar post / 1.65 mail 10.. . 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de h'nantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?0.25 0.30 ,0.40 PREMIE voor de Abonnés van De Amsterdammer Bij de opening van het nieuwe zittingsjaar van de 2e Kamer der Staten-Generaal, stellen wij onze abonnés wederom in de gelegen heid zich de geregelde ontvangst van het Kort verslag der vergaderingen van de Tweede Kamer franco aan huis te verzekeren voor den prijs van vijftig cents voor een geheel zittingsjaar. Zooals men weet is de abonnementsprijs anders ft.?. Wie van déze Premie wenscht gebruikte maken, gelieve dit bedrag per postwissel, vermeldende zijn nauwkeurig adres, aan ons o p'te zenden. DIRECTIE VAN DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND INHOUD Blz. 1: H. J., Willekeur tegenover ver pleegsters (het geval-St. Joris te Delft). Bernard Canter, Een vergeten afdeeling (slot). 2: Balthazar Verhagen, De Oedipus-vertooningen. Feuilleton van wijlen Carel van Nievelt. Frans Coenen, Reisgedachten en verbeeldingen. Eenzamen, door J. H. Penning, (slot). 5: Tutti Frutti. Prijsvraag De Man". Allerlei. E. Heimans, Champignonkweekende mieren. 6: }. B. de Gou over het Logement de Oude Doelen" te Den Haag. Walter van Diedenhoven overde Grafische Tentoonstelling. 7: W. Steenhoff over Een daad van de vereeniging Rembrandt". Hessel Jongsma, Beoordeelingen van Kin derboeken. Filmuitspattingen. Portret van wijlen C. van Nievelt. Caricatuur van prof. Bolland door J. H. Speenhoff. 8: Charivari. 9: Fin. Kroniek door v. d. M. 10: V. d. S. Fin. Toestand van" Italië. Ernestine Hadkinson over de Guzlars van Macedonië. De laatste rit van minister Heemskerk. N. M.-de W. H., Nonnen alskiezeressen. J. de Haas, Damspel. //: R. J. Loman, Schaakspel. Johan Braakensiek over de belastingverhooging te Amsterdam. Bijvoegsel: Johan Braakensiek over het afgetreden ministerie. WILLEKEUR TEGENOVER VERPLEEGSTERS Het was opmerkelijk dicht bij de waar heid, toen, eenige jaren terug, in een kleine - stads - gemeenteraad, sprekende over verpleegsters in het stedelijk zieken huis, die ten gronde gingen onder de willekeur van een overmachtige, schier niet gecontroleerde directrice, een lid haar vergeleek bij koelies". Mér dan eenige andere categorie van werksters en werkers, zijn zij afhankelijk van zeer veel aan lichaams- en geestkracht eischende superieuren, die niet alleen gewoonlijk een absolute macht bezitten, doch tevens over het middel beschikken om de toe komst van hun ondergeschikten geheel in hun handen te hebben :het diploma. Zonder diploma, hetwelk, in beperkte mate, een zekere wetenschappelijke en practische kundigheid waarborgt, kan een verpleegster zeer bezwaarlijk, of in 't geheel niet, haar brood verdienen, doch dit waardevol document is te vergeven door haar onmiddellijke oversten en deze hebben daartoe gewoonlijk, en dat is het erge!, geenerlei off ideële verplichting! Zoowel het opleiden tot en het afnemen van examen, is de verpleegster verplicht te beschouwen als een gunst, welke zij door de simpelste ongehoorzaamheid, door verzet zeker, maar ook door wille keur van directie of geneesheeren kan inboeten. Het publiek, dat eerlang zeker zal toonen de waarde van een algemeen en door den Staat gewaarborgd verpleegsters diploma in zijn eigen belang te beseffen, is gewoonlijk maar al te weinig op de hoogte van het vernederende en dikwijls, door dwang van boven, immoreele leven, dat het verplegend personeel van de meeste, vooral de kleine en particuliere, inrichtingen moet leiden. Publiciteit kan aan de meeste gevallen van onderdrukking of onrecht niet gegeven worden, omdat degeen die aangewezen zou worden als de verspreidster van eenig voor de in richting compromitteerend bericht, in de meeste gevallen onherroepelijk zou wor den ontslagen, wat voor de meesten met broodeloosheid gelijk staat. Als er eens iets uitlekt van wat de directies en superieuren in een zieken huis of verplegingsgesticht tegenover het verplegend personeel durven bedrijven, is de verontwaardiging van het pu bliek even groot als zijn verbazing, doch beide hebben gewoonlijk slechts luttel uitwerking. De gebieders over de inrichtingen voelen zich doorgaans te machtig en te vrij van eenige ernstige controle, dan dat zij er zich om de pu blieke opinie zouden bekommeren ; hoog stens gaat, als verzwijgen niet ? meer baat, de kwestie met een schoonschijnend rapport voorgoed den doofpot in, even als het onlangs gepubliceerde gerucht makende geval van verwaarloozing eener ernstig zieke zuster in het krankzinni gengesticht St. Joris-binnen te Delft. Dit enkele voorval bracht zooveel toestanden aan het licht, welke in zieken huizen algemeen voorkomen, dat hier voor een ietwat uitvoerige bespreking van het, de directie van alle schuld ont lastende, rapport plaats mag zijn. Men kent zeker het geval, zooals het, eerst door het Delftsch Soc. dem. Week blad De Wekker", later door andere bladen geresumeerd, is medegedeeld: Een zuster in St. Joris-binnen stierf anderhalf uur nadat de directie, voor de eerste maal, aan de naaste familie had kennis gegeven van de ziekte. De familie arriveerde toen de zuster reeds gestor ven was, maar uit mededeelingen van andere zusters bleek achteraf, dat de overledene langen tijd onverzorgd had gelegen, soms in een toestand van verre gaande vervuiling, bijna voortdurend zonder hulp (slechts een voor zieken verpleging niet onderlegde krankzinni genverzorgster kwam nu en dan kijken), kortom dat er aan haar in geen enkel opzicht die aandacht was besteed, op welke een ernstig zieke recht heeft, ter wijl buitendien aan collega's niet was toegestaan haar te bezoeken of mededeelingen aan de familie te doen. De felle beschuldigingen, welke De Wekker" aan het adres van de directie publiceerde, dwongen B. en W. van Delft aan de regenten van de, door de gemeente gesubsidieerde, inrichting om nadere inlichtingen te vragen. De in lichtingen verschenen, zooalsgebruikelijk, in den vorm van een lijvig rapport, doch waarom moet in dergelijke gevallen steeds dezen langen, ietwat verborgen weg bewandeld worden ? De beschuldi gingen waren van dien aard, dat het verwondering baart, dat de justitie, welke wel eens bij onbeteekenender voor vallen ingreep, hier niet tusschenbeiden kwam om te doen onderzoeken door medische experts of er ook sprake kon zijn van veroorzaken van dood door schuld'', in zooverre hier voortdurende verwaarloozing zou blijken te bestaan. De regenten, aan wie B. en W. van Delft opheldering vroegen, waren niet voor een zeer moeilijke keus gesteld: regenten, die de verantwoordelijkheid van hetgeen in een inrichting geschiedt, mede dragen, zijn als 't ware ambtshalve aangewezen om met den mantel der liefde te bedekken de wonde plekken der mee door hen bestuurde inrichting. Het rap port, dat zij schreven, zit uiterlijk goed in elkaar, als alle dergelijke rapporten, en wij begrijpen dat zij moeilijk anders dan verschoonend konden denken over het voorgevallene. Daar er te veel aan het licht was ge komen om met de hand op het hart alles te loochenen, moest heel wat worden toegegeven, maar bij iedere conclusie, welke ook maar in een enkel woord een vermoeden van gepleegde ongerech tigheid laat doorschemeren, houden zij een dubbelen slag van voorbehoud om den arm. Zij geven en nemen, zoowel tegenover de opgeschrikte publieke opinie, als tegenover de directie, wie zij, krach tens hun positie, wel eenigszins de hand boven het hoofd moesten houden. Het onderzoek is, waar de zusters, die de directie via De Wekker" hadden beschuldigd, zelfs geen vertegenwoor diger in de commissie hadden, een zui ver interne aangelegenheid gebleven. Toch worden in het rapport, hoewel schoorvoetend, bijna alle beschuldigingen toegegeven, doch van schuld of verant woordelijkheid bij de directie wil het niet weten! * * * Thans twee conclusies van dit de ernst der feiten vrijwel verbloemende rap port, welks samenvatting echter voor den directeur en den behandelenden genees heer, de beide aangeklaagden, heel wat bezwarender is dan het omzichtig ge stelde verslag der enquête: 1. Als zeer waarschijnlijk moet wor den aangemerkt, dat achteraf beschouwd, de verpleging der overleden zuster niet voldoende is geweest, doch dat de be handelende geneesheer, wien verborgen is gehouden wat hem een ernstiger dunk van het ziektegeval had kunnen geven, jegens deze zieke dezelfde goede zorg heeft besteed als zijne gewoonte is in gevallen, waarin een dergelijk ziektebeeld zich aan hem vertoont." (curs. van mij H.J.). De contradictio tusschen het eerste en tweede deel der conclusie, hoezeer een getrouw beeld van het voorzichtig beleid van het regentschap, mag verrassend heeten, doch tevens blijkt dat directie zoowel als regenten zich verschuilen achter het feit, dat zusters, wie bezoek aan de zieke verboden was f, uit vrees voor straf geen mededeelingen deden over dier toestand. De directie had echter de plicht te zorgen, dat inlichtingen van onbevoeg den (ze waren krankzinnigen-, geen ziekenverpleegsters) overbodig waren! Het geeft een zeer eigenaard^en indruk van den ernst en de zorg, waarmee een patiënt wordt behandeld, als het van de bevindingen van toevallige bezoeksters wordt afhankelijk gesteld of de verant woordelijke personen een juisten indruk" krijgen! 2. Het Regentschap waarin geen enkele medicus zitting heeft, moet zich overigens onbevoegd verklaren tot een beslissend oordeel over de vraag, wat er in zake geneeskundige behandeling en in zake het controleeren der verpleging in omstandigheden als deze redelijker wijze kan worden geëischt." (Curs. van mij H. J.). Waarom heeft het regentschap, dat on danks zijn onomwonden brevet van onbe voegdheid toch maar leukweg met con clusies aankomt, niet een buitenstaand medicus gehoord? Het moet opvallen, dat zelfs met de familie niet eens is geconfereerd! Ofschoon de regenten reeds bij voor baat de verantwoordelijkheid van den geneesheer-directeur uitschakelden, in de inleiding van het rapport, hebben zij toch voor hem de volgende conclusie gereserveerd: Den geneesheer-directeur C. J. Marcus ten slotte wenscht het Regentschap in het bijzonder te wijzen op het bedenke lijk verschijnsel van die collectieve vrees bij nagenoeg alle zusters eener afdeeling voor hare hoofden." Hiermede zijn wij tevens het belang rijkste deel van het rapport genaderd. Want aan het gebeurde, waarbij werkelijk noch onmenschelijkheid noch opzettelijke verwaarloozing behoeft in het spel te zijn, is ten opzichte van de overledene niets meer goed te maken, doch er treedt een toestand aan 't licht, welke in't ge heel niet exclusief is, integendeel kenmer kend is voor ziekenhuizen in't algemeen. In zeer vele inrichtingen bestaat de sfeer, waarvan boven aangehaalde con clusie gewaagt, gevolg van voortdurende intimidatie en soms systematische wille keur, welke kunnen bestaan door de bijna algeheele rechteloosheid der verpleegster. De Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht is in deze kwestie gemoeid, doch zijn rapport verschijnt medio 1914! Door tragische gevallen als dit in St. Joris-binnen, wordt bekend onder welke verhoudingen de verpleegsters leven, welke positie zij innemen in de maatschappij en op welke waarde zij worden geschat door haar superieuren. Het bestier van een ziekenhuis is vooral gebaseerd op de slaafsheid der verplegenden en hoe meer deze prijs willen (dikwijls gedwongen worden te willen!) geven van hun persoonlijkheid, hoe min der zij gevaar loopen te worden ge schaad in hun materieele belangen. Nu is dit tevens een niet geheel ongekend maatschappelijk verschijnsel, doch nergens heeft het bij ons-weten zulke brute vormen aangenomen als in de ziekenhuiswereld, waar een ontslag", hoe willekeurig ook, een nieuwe betrekking zoo goed als geheel uitsluit en tevens de opleiding tot het vak! In hetzelfde St. Joris zijn het vorige jaar door de directie, welke nu voor deze zaak wordt hard gevallen, eenige , zusters ontslagen, die het waagden in hun vrijen tijd, op de conversatiezaal, bonnetjes voor de stakende glasblazers te verkoopen, terwijl collecten voor andere doeleinden nooit verboden waren. De zusters hadden nergens gelegen heid tot hooger beroep en konden hier in ons land geen betrekking meer krij gen. Daarvoor zorgt een voortreffelijke inlichtingsdienst, die vroeger zelfs een zwarte lijst" bezat, welke door het ageeren van Nosokömos, de vakvereeniging van verplegenden, officieel" ver dween !... * * * Het zou natuurlijk onbillijk en kort zichtig zijn, alle schuld van het blijk baar verwaarloozen der overledene af te schuiven op de directie, waar zoovele zusters daarvan op de hoogte waren en niet den moed hadden in te grijpen. Op de wijze, welke zich hier demonstreerde, wordt immers in 't groot de geheele wereld geregeerd. De laffen en naar het slaafsche neigenden zijn het meest be geerd, doch zij, die de laffen laf wenschen zijn niet allén aansprakelijk. De laffen zélf, plus hun overheerschers, dra gen samen van de onaangename gevolgen de verantwoordelijkheid. Doch door een goed geregelde rechts positie, welke al te persoonlijke wille keur moet uitsluiten, kan de chronische lafheid, het gevolg der voortdurende intimidatie, tot het verleden gaan behooren. Er is een Vereeniging tot verkrijging van wettelijke opleiding en examens voor verplegenden. Zij vooral kan de publieke opinie stuwen in deze, noodzakelijk ge bleken, richting. H. J. * * * Een vergeten afdeeling (Slot) Weldenkenden behoorden het initiatief te nemen tot het oprichten van een vereeniging tot erkenning van de courtisane. Deze ver eeniging met haar vakblad zou in staat zijn op den duur het wezen van de courtisane, hare recruteering, hare levenswijze en haar levensrecht meer objectief bekend te maken dan tot heden, door de eenzijdige gevallen vrouwen-, middernachtzendelingen-en andere bewegingen geschied is, die overigens rustig hare werkzaamheden kunnen voortzetten. Als eerste eisen zou deze vereeniging moeten stellen, een wetgeving op de bewuste ver spreiding van venerische ziekten. Strafbaar behoort de man zoowel als de vrouw gesteld te worden, die bewust van met een dergelijke ziekte behept te zijn, zich met een lid der andere kunne heeft ingelaten. Het merkwaardige feit doet zich n.l. voor, dat men tuberculose, kanker, typhus etc. met hulp van staatswege krachtig, zelfs inter nationaal bestrijdt. De venerische ziekten echter blijtt men beschouwen als niet te bestaan, hoewel wellicht een vijfde deel van onze doctoren er hun bestaan van hebben. Er is hier een zeker opzettelijk laisser faire niet te ontkennen. Men hanteert deze ziekten als afschrikwekkend wapen en dit komt voort uit denzelfden geest als onze huidige zedelijkheidswetten. Als tweede eisch zou de vereeniging kunnen stellen de inrichting van een speciaal vrouwelijken politiedienst ter bescherming van de courtisane. De courtisane kan op dit oogenblik ner gens recht verkrijgen... of te veel rechten. Zij is voor haar recht altoos op mannen aangewezen. Mannelijke politie-beambten en politie-ambtenaren surveilleeren en arrestee ren haar. Mannelijke rechters veroordeelen haar. Als gevolg hiervan wordt haar nooit zuiver objectief recht gedaan. Slechts eene vrouw kan volkomen begrijpen onder welke impulsen de vrouw tot misdrijven komt. De vereeniging zou zich voorts nuttig kunnen maken door het eerlijke, administratieve beheer van de financiën der courtisane. Deze zijn, als regel, thans doorgaans, ook bij groote verdiensten, in de war. Een heirleger van slechtbefaamde tusschenpersonen, maakt misbruik van den buiten-maatschappelijken toestand der courtisane, om haar op alle mogelijke manieren tot verspilling te bren gen en af te zetten. De vereeniging zou kunnen werken aan de beschaving en de veredeling van de courtisane. Nadere bekendheid met haar wezen zou leeren, dat de courtisane veel meer deugden bezit dan de over-deugdzame leden van wijlen ons christelijk bewind ver moedden. Iets anders dan vermoeden konden ten deze de wettenmakers, gegeven hun eigen spreekwoordelijke braafheid", helaas niet. Echter, wetten behooren te steunen op weten, niet op vermoedens. Het is een feit, en ik ben niet de eerste, die het opmerk, dat menige courtisane een liefderijke moeder is. Velen harer hebben als heldinnen met een zwak, verziekt lichaam heur beroep blijven uitoefenen, alleenlijk om heur kind groot te kunnen brengen. Daartegenover staat, dat weer vele anderen, door omstan digheden gedreven, tot kindermoord komen of tot actieve of passieve engeltjesmakerij. Nog weer anderen leveren hun kinderen, nauwelijks volwassen, over aan haar eigen beroep. Eene der kenmerken van het courti sane-wezen trouwens is de neiging van de courtisane, anderen tot haar beroep over te halen. Met het klimmen der jaren wordt zij uit nood, maar ook uit neiging, vaak koppelaarster in blanke slavinnen. Het zou de taak der door mij bedoelde veree niging zijn, toezicht te houden op de op voeding der kinderen van courtisanes. In mijn leven heb ik eenmaal een courti sane ontmoet, welke met mij over haar beroep sprekend, zeide: Je kan met je lichaam als vrouw toch ook zoo heel veel goeds doen." Zij was weinig geleerd, deze vrouw, maar in haar leefde onbewust iets van de roeping, die in andere tijden en bij andere volken, de courtisane tot een priesteres maakte, tot iemand, die het weg schenken van haar lichaam aan verscheidene mannen, voelde als het vervullen van een hoogere daad van menschenliefde. Of ik haar goedgeefschheid als deugd mag roemen, weet ik niet. Dr. Weiniger verklaart deze uit het feit, dat zij instinctmatig voelt, later zelve op aalmoezen aangewezen te zullen zijn. Echter, hoewel de courtisane doorgaans los van geld en los van bezit is, wat wel lieder lijkheid" wordt genoemd, vele harer zijn uiterst zuinig, onderhouden haar inboedel keurig en toonen zich spaarzaam, zorgvol voor de toekomst en ook wel eerlijk. Eerlijkheid ... ziedaar een andere deugd, die men vaak bij de courtisane aantreft. Voor die haar niet kennen is courtisane en dievegge schier eensluidend. De verhalen van beroofde buitenlui, die in de stad de bloemen eens buiten zetten, hebben de meening doen ontstaan, dat de courtisane, diefachtig is. De humoristische oud-Hollandsche schilders stellen in hun bordeel-scènes gaarne de vrouwen voor, den beschonken bezoeker, de beurs uit de zak kapend. Maar er is onder haar een groot aantal, die het gevoel van het mijn en het dijn zeer goed kennen en achten. En ik zelf heb het wel bijgewoond hoe zij, onmiddellijk nadat zij een weinig geld over hadden, oude schulden gingen afbetalen. Velen harer ver bergen zorgvuldig voor ouders en familie leden haar beroep en ondersteunen ze geldelijk. Vaak is zij in proletariërskringen, de weldoende fee. Er zijn voorbeelden, dat de zuster het vak" kiest om van de op brengst een broer te doen studeeren. Wie veel met de courtisane omgegaan heeft, zou er toe kunnen komen haar te gaan idealiseeren. Want deugden te bewaren in het milieu, waarin onze huidige maatschappij haar heeft geplaatst, is toch werkelijk wat anders, dan deugdzaam te zijn in een milieu, dat de deugd onmiddellijk beloont en waarin de ondeugd heel weinig voordeelen of bekoring aan biedt. De courtisane wordt vaak over 't algemeen niet gemaakt, zij wordt geboren. Zooals men als kunstenaar geboren wordt, als misda diger, als uitvinder, als jurist. N'est pas courtisane qui veut. En ook hier zijn graden, meer of minder geschikten. Het geoefende oog weet al, een meisje van tien, twaalf jaren ziende, of het een eerbare huismoeder of een courtisane kan worden. Opvoeding^ omgeving, omstandigheden kunnen veel invloed hebben. Maar het blijft een open vraag of een vrouw, die van aard courtisane is, wel gelukkig voor haar zelve is, wanneer zij een eerbare huismoeder wordt. En of niet in de dochter opleeft, onweerstaanbaar opleeft, wat in de moeder is teruggedrongen. Zoo eenvoudig als de argelooze redsters en redders van gevallen vrouwen meenen, is het courtisane-vraagstuk niet op te lossen. Ik ken een courtisane, die met een degelijk, werkzaam man is getrouwd, sedert ruim tien jaren getrouwd. Geboren en opgevoed in een milieu, dat tot courtisanisme moet leiden, op een zeker oogenblik door het huwelijk gered", is zij voor de wereld een eerbare j vrouw en moeder geworden. Maar zij zelve j lijdt inwendig door hare redding". Zooals j menige eerbare vrouw soms een verlangen voelt naar het leven van avontuur, dat zij aan gene zijde verwacht, wat haar dan soms wel eens brengt tot dwaze, romantische daden, waar zij levenslang berouw over heeft, zoo voelde deze vrouw het leven van deftige bourgeoise als iets romantisch. Maar toen zij het ideaal bereikt had, kwam ook bij haar de ontnuchtering. Zij had nergens rust of duur. Telkens moest haar man verhui! zen. Ik heb Zigeuner-bloed, ik moet reizen en trekken", zeide zij zelve. Teleurgesteld door de bourgeoises, die haar ter wille van | haar man ontvingen doch haar altoos wel i wisten te doen gevoelen, dat zij een verleden" had, begon zij de bourgeoise te haten. De esprit de destruction ', de geest der ver nietiging, begon zich in haar te ontwikkelen. Zij werd geniepig-slecht; zij werd wreed l voor haar dienstboden, voor de huishoud ster, voor de kinderjuffrouw. Deze geredde" 1 courtisane, die alles had, w^aardooreen eerbare i _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl