Historisch Archief 1877-1940
31 Aug. '13. No. 1888
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Sokken welke zes maanden gedragen kunnen worden
ZIJN GOEDKOOPER
dan sokken welke na twee maanden versleten zijn.
Verlang daarom nog heden een half dozijn
AVIATA" GABANTIE-SOKKEN
van Uwen leverancier.
PU d'Ecosse PI. 4.25 en PI. 5.40 h lf d
Waarin ft nn Per nair
ttoz8nMerino
6.00
Utrechtsche Tricotage Fabriek
WICHER JANSEN, Utrecht.
l T, EERSTE SEDERL, FABRIEK TAN ASBESTCEHEHTPLATEH
Martinit". _
MAETINITPLATEN zgn:
brand-, trek- en
krimpvrfj.
Vraagrt prijzen en moxusterv.
ADRES:
CJruqlusweg 113, Amsterdam.
Ongelukken
Aansprakelijkheid
OCEAM
OUDE TURFMARKT 16 - AMSTERDAM
Ziekten
Automobiel
tusschen die strakstille opstanden, de som
bere langstrekkende gebouwen, de reuzige
mailbooten, waar niets beweegt en de rijen
verlaten spoorwagens daartusschen. En wie,
het schip verlatend om in de stad te gaan,
de lange wandeling in deze doodsche rust
aanvangt, hoort zijn stap weerklinken op
het plankier en gevoelt dezen toestand als
de slechts momentane en onwillekeurige
onderbreking van een blinde, machinale be
weging, vol bedoelingen, maar als geheel
doelloos. ...
Het kan zijn, dat in vroeger tijd de havens
een mooi en levendig en zelfs vroolijk
schouwspel waren met hun bevallige
scheepsvormen en het gewar van hun fijnlijnige
tuigage, thans echter is dit alles niet minder
dan leelijk en afstootend van lijn en kleur.
Maar indrukwekkend is 't daarom niet minder,
van een grandiose beklemmde leelijkheid,
die alle teerheden des levens hard ontkent
en denken doet aan Dante's hel: Gij die
hier binnentreedt, laat alle hope varen".
Het is ook een hel, die van de roekelooze
en gevoellooze en denklooze kapitalistische
bestreving en de menschheid, die zich op
weekdagen hier roert, vormt er de passende
bevolking van: verschrompeld kleine
menschen met afdruipende schouders en korte
beenen, karakteristiek van kleurlooze vaal
heid. En de magere gezichten, de slor
dige snorren boven de versleten smalle
monden, hebben die doffe, hard hooplooze
uitdrukking in de oogen van menschen, die
hun leven lang niet anders te verwachten
hebben dan dagelijkschen,moordenden arbeid,
met whiskey tot Zondagsche troost. En na
de dokken two miles of docks, gelijk
onze huurkoetsier met verklaarbaren trots
Zijne geestdrift was inderdaad aansteke
lijk; en daar ik niet inzie waarom een reiziger
niet met even ongeduldige belangstelling
eene collectie schoone vrouwen zou mogen
bezoeken, als een museum van muffe oud
heden, zoo besloot ik dan ook zonder tijd
verlies den door Angelo met zulk eene
bijzondere warmte aanbevolen uitstap te
gaan ondernemen. Zoodra het ontbijt genut
tigd en de voormiddagwind, de Sovére, die
uit de Alpen blaast, met genoegzame kracht
doorgezet was, heesch Angelo zijn zeil.
Evviva!" riep hij, toen het doek zich
sierlijk bolde, en onze sloep, voor den wind
zich neigende, als eene meeuw over het
water begon te scheren: Evviva la vita!"
leve het leven!
Ik heb dien juichtoon, of iets wat er naar
zweemde, ook bij ons in het Noorden wel
vernomen. Maar altoos was er dan toch
iets gedrukts, iets twijfelends in, alsof hij
maar half gemeend ware iets als stond
er een mol-teeken voor,
Ik geloof, om hem zóte kunnen uiten
als mijn Angelo, zoo van ganscher harte,
zoo recht en vol in den majeur, moet men
een schippertje op het Garda-meer wezen,
dat zijn dartel scheepje henenstuurt door
louter blauw en zonneglans met een
ontbijt van gebakken sardienen achter den.
steven, en een dorp vol mooie meisjes voor
den boeg. Evviva la vita!
Tremosine ligt daar op zijne rots als een
arendsnest; en inderdaad schijnt het van den
waterkant slechts voor arenden bereikbaar.
Toch zou het voetpad, dat zich tegen den
roodgrijzen kalkwand een achthonderd voet
naar boven kronkelt, u wezenlijk meevallen.
Steil is het, ontegenzeggelijk; maar het
opwekkende gezelschap van eenen schoenen
waterval, die u telkens bij eene wending
tegemoet of voorbij galoppeert, laat u dit
nauwelijks bemerken. Ook verrast het u,
langs uwen weg een blad .te kunnen pluk
ken van eenen afgedoolden citroenboom, of
de hand te kunnen uitstrekken naar de ste
kels van eene in het wild groeiende aloë.
En bovendien, zoo het stijgen u te streng
wordt wie belet u elke vijf minuten even
stil te staan, en naar omlaag te turen over
het blauwe meer, w^lks aanblik al vreemder
en ontzaggelijker wordt naar mate gij u
hooger er boven verheft ? Zie, hoe het
daar gespreid ligt tusschen zijne bergen,
gelijk een hemelveld tusschen donkere wol
ken. Een smetteloos ultramarijn, glanzend en
onafzienbaar. Links van u, naar het noorden,
het donzige loofwoud van Riva's Campagna,
met eenen achtergrond van al hooger zich
opstapelende alpgevaarten, boven welke in
zeide geeft de Zondagsche stad als de
aanvulling en tegenbewijs van het harde
zwoegleven in de haven. Er zijn lange
straten van vaalbruine cottages", telkens
twee onder n dak, met stoffige tuintjes er
voor, en op de hoofdwegen slentert het
doellooze Zondagsvolk in hun beste kleeren en
verlangt dat de rustdag maar weer over zij.
Er is daar, niet ver van de stad, in stilte
en lommer, de ruïne van een oude abdij,
als het discreete, zwijgende getuigenis van
een beter leven, nu vergaan. Die daklooze
muren, waarin nog een enkel kruisraam en
hier en daar een fijne gothische boog be
waard bleven, in hun omgeving van zwaar
geboomte, zeggen den ernst en bewuste een
heid van een vroeger getijde, toen het leven
voor allen meer zin had en de geest van
zulk havengedoe niet bestond. Zachte, kort
geschoren grasvierkanten tusschen verbrok
keld grijze, welig overgroeide muren, diepe
rust en nu en dan vogelgefluit, meer is er
niet, maar het is een weldaad van zelfinkeer
en vertroostende zachtheid na de wreede,
geweldige Geistesverneinung" van de haven
stad. Oansche troepen Amerikanen, zeide
ons de koetsier, komen hierheen tijdens het
korte oponthoud van hun schip en nemen
snapshots" en rijden haastig weer weg. Dat
is aandoenlijk van onnoozelheid gelijk
eigenlijk al het reizen van Amerikanen
en van onbewuste wijsheid tevens. Deze
menschen, die nooit anders leven dan in
geestloosheid, in verwarring van middel en
doel des levens, zij, die den weg volkomen
verloren, om welig te tieren in zinlooze
mechanische perfectie, als een nieuw soort
barbaren, zij nemen hun snapshots"... als
het verste verschiet de ijshelmen schemeren
van Brenta en Adamello. Tegenover u, langs
genen oever, de machtige, met sneeuw ge
kroonde Monte Baldo, aan wiens voet de
witte huisjes der dorpen verstrooid liggen
tusschen het groen. En zuidwaarts heen,
waar de schouderen der bergen den plas
niet meer knellen, verliest hij zich, breed
als eene zee, in eenen wazigen horizon van
sidderend goud.
Was dan de weg er heen verrukkelijk
het plaatsje zelf, Tremosine, vond ik een
treurig nest, ontieg en bouwvallig als het
inwendige van alle Italiaansche dorpen, wier
lachend uiterlijk op eenen afstand doorgaans
niet minder bedriegelijk is dan de muzikale
welluidendheid van hunne namen. Daar ik
echter niet gekomen was om de vuile straat
en de havelooze huizen van het vlek, maar
om de beminnelijke bewoonsters er van, zoo
deerde mij dit luttel.
Nu, ik wil bekennen dat ik naar deze
laatsten knap nieuwsgierig was, en dat ik
rechts en links uitkeek wat ik kijken kon.
Ik gluurde eenige winkeltjes binnen, en
sloeg onderzoekende blikken omhoog naar
de getraliede vensterholten; doch wat ik
ook ontdekte, geen vrouwelijk schoon. Ten
leste ongeduldig geworden, hield ik mijnen
gids en schildknaap (die, wat mij bevreemdde,
mijnen kijklust volstrekt niet scheen te deelen,
doch met zekeren haast al verder liep) op
gebiedende wijze staande:
Wel, Angelo, waar draaft gij heen? Waar
zitten nu uwe Tremosijnsche Venussen?
Is dit er temet eene?" vroeg ik, naar eene
afgrijselijke tooverkol wijzende, die voor
hare huisdeur een lompige mansbroek zat
te verstellen.
Al verder, Signore!" sprak Angelo, met
zijn oolijkst lachje: Hier nog niet!"
Halt, neen!" riep ik: geen stap meer.
Eerst zult ge mij minstens een half dozijn
schoonheden van den eersten rang voor den
dag halen!"
Hier nog niet, Signore. Al verder!"
Ik was zoo goed niet, of ik moest al ver
der. Onder het gaan bespeurde ik een drietal
hupsche neusjes en een paar of wat mooie
oogen maar overigens niets dan de
inheemsche goorheid van tint en magerheid
van ledematen.
Angelo! gij bedriegt, gij besteelt, gij ver
raadt mij! Aan welken Aballino gaat ge mij
overleveren, o schavuit?"
Moge de Madonna mij met blindheid
treffen, als Uwe Excellentie zoo aanstonds
niet tevreden zal zijn!" hernam hij. Al
verder nog, Signore mio! al verder nog!
Dit eeuwige al verder" bleek te eindigen
V ¥ V K UT A TT 'VJerwaldstüttermeer.
^"^ ^ * Zeer geliefd Yoorjaarsverblljf.
JTaPK"MOld CH. ?gn twee voorname Hotels,
prachotel Vitziiaaerliof w& en ?irect aan het
meer gelegen.
Ir. BOK is ook ei*. T. h. Hotel Ripi-Firrt
op de Rigi. Snsretta-House te St. floritz.
Prospectus gratis van den Eig.: A. BON
en Int. Verk.bnr., Amst., Kaadhnisstr. 16.
I3;,tWOOMHUY5"ei
AMSTERDAM. $m ARM HEM
VIJZELSTRAAT-HEERENGRACHT.- ROGGESTRAAT.
COMBINATIE
f25OO.
5ALOM-HUISKAMERSLAAPKAMER-LOGEERKAMER
IM VIER VOOR DJT DOEL SPECIAAL
INGERICHTE KAMERS TENTOONGESTELD.
IIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllll
zij alles nemen", om het te hebben, gelijk
heel kleine kinderen, en er dan niet meer
aan te hebben". Maar in al zijn onbe
wustheid, is dit toch een traditioneel erkennen
van het geestelijke en historische als het
wezenlijke van ons bestaan en hoe de mensch
bij brood alleen niet leven kan en men ten
minste zichtbare snapshots" hebben moet,
als men tot het waarachtig begrip niet stijgen
kan. Zoo, beweert men, is gansch Amerika
vol van volledige collecties der beste repro
ducties van oud schilder- en beeldhouwwerk,
die daar liggen te wachten op den tijd
dat men het waarlijk zal kunnen genieten.
De geslachten in de verre toekomst zullen
er wel bij varen, dat de huidige organiseeren
en verzamelen, met weinig ander besef dan
dat men zoo behoort te doen. En gewis
zullen die lateren, voor wie de parabel van
de leliën des velds weer zin zal hebben,
onzen tijdgenooten erkentelijk zijn voor hun
blinden mierenijver, die naast de two miles
of docks' ook nog musea aanlegden, waar
van zij zelven maar matig pleizier be
leefden.
Het Engelsche landschap ademt een bij
zondere bekoring. Het is zoo rijp en rustig
rijk. Het heeft de voldaanheid en stille
bezinning van het oudgewordene, tevens
het kalm-breede en verzadigde van een be
jaarden squire, wien het aan levenslust gansch
niet ontbreekt. En het is daarbij zoo roman
tisch ! Niet op de wijze van een bergland,
woestbewogen somber-tragisch, noch als
de Rijn, sentimenteel en popperig, zelfs niet
als de zee, vol lichte bewogenheid en wisse
lende stemmingen, maar het Engelsche land
schijnt iets te bewaren van voorvaderlijk
op eenen afstand van zes of acht minuten
buiten het dorp, waar, schier onmiddellijk
aan den rand van den in het meer zich
stortenden afgrond, eene kleine herberg
staat, met hare helder witte muren en haar
donker bosschage voor een dorstig creatuur
verkwikkelijk om te aanschouwen.
Daar! We zijn er!" fluisterde Angelo mij
toe. Zitto! Wij moeten haar verrassen:
want zij is zoo schuw als eene forel!"
Meteen wipte hij zijwaarts een plantsoen
van olijven binnen, tusschen wier stammen
door hij als een roofdier het witte huisje
begon te besluipen. Ik volgde hem zoo
gluipend als mij mogelijk was, niet weinig
benieuwd naar het eigenlijke doelwit van dit
avontuur. Opeens stond hij stil, vestigde op
mij eenen vragenden, weifelenden blik, be
dacht zich even, legde zacht zijne hand op
mijne mouw, en richtte op gedcmpten toon
het woord tot mij.
Signore", sprak hij: ik geloof niet dat
gij een goed Katholiek zijt."
Inderdaad, Angelo ", stamelde ik.
Maar", voer hij voort, zonder mijn ant
woord af te wachten toch geloof ik
dat ge een goed mensch zijt, die gaarne
aan eenen armen drommel eenen dienst
bewijst." Hier aarzelde hij en keek van
den grond op, om de uitdrukking op mijn
gelaat te lezen, die, gis ik, niet bemoedigend
was. Voor het eerst toch begon ik den
knaap een weinig te wantrouwen.
Signore", hernam hij: ik heb u bedrogen.
Ja, bedrogen en toch ook niet bedrogen.
Want toen ik u zeide dat hier een dorp vol
mooie meisjes was, toen loog ik. Maar als
ik nu zeg dat er hier ne is, ne ah,
Signore ! die mooi genoeg is voor
zes-entwintig dorpen dan spreek ik waarheid...
Die ne woont daar. Haar naam is Giulietta.
En ik ben op haar verliefd ! Innamorato!
oh! appasionatamente f"
Het is altoos moeilijk, op eene dergelijke
confidentie iets snedigs te antwoorden: men
weet toch niet of men den patiënt geluk
wenschen, dan of men hem zijn rouwbeklag
bieden moet. Ik liet dus, zonder iets in het
midden te brengen, Angelo maar
voortrammelen.
Verliefd ! ja Signore. En nu zou zij mij
wel willen, als"
Als ?"
Als haar vader mij maar wou."
En haar vader ?''
Ja haar vader zou mij wel willen, als
ik maar een middel wist te vinden om hem
geld te helpen verdienen. Want op geld is
hij als een bedelmonnik op eene eierstruif.
Si si! En daarom"
Nu, Angelo?"
.
rustig familieleven, als een verteederde her
innering aan ouderwetsche rustige
landbewoners, wien orde en vaste gewoonten dier
baar waren. Het is niet de huidige bour
geoisie, het is de landadel en den gezeten
farmer, die men onwillekeurig herdenkt, den
deugdelijken gang van leven, toch poëtisch
van eerwaardige traditie, bij het zien van
het oude Manorhouse op de heuvelglooiing,
grijs in de schaduw van zijn hooge boomen,
van den smallen weg, die aanlokkend op
waarts kronkelt tusschen overvloedig groen
van meidoorn en bramen, van de glooiende
weiden, waar het vee ligt te herkauwen
onder laaggestamde boomen met breede
ronde kruinen. En zelfs het kleine meisje, dat
zwartoogig en barrevoets, een oogenblik
wijlt in den valavond aan het farmhek, een
melkkan in de hand, wekt herinnering aan
oude weemoedige verhalen van familieleven,
vol afwisseling en tragiek.
Overal is het rustig overvloedige. De dor
pen, met hun weelderig begroeide cottages,
hebben dat uitzicht van kalme liefelijkheid,
van gezette behagelijkheid, van zelfbewust
schoon, dat niets opzettelijks of
opdringerigs heeft. Zelfs het vrije veld vertoont een
weelde van wilde bloemen en vollen groei,
als men bij ons maar zelden vindt. Het voor
ons zeldzame en bijzondere schijnt hier altijd
het gewone ...
(Slot volgt).
FRANS COENEN.
*
Als Signore zoo amabile wilde wezen
dan kon Signore"
Wel ?"
Dan kon Signore hier blijven eten en
overnachten, en eene goede flesch wijn hier
drinken: en dan kon Signore den padronc
beloven hij behoeft het niet te doen,
maar hij kon het licht beloven dat hij
iets in de krant zal schrijven, om andere
Signori uit Holland hier te Tremosine bij
den padronc te doen aanlanden; en op die
manier Ahi! Stil! daar is zij!"
Daar was zij, Giulietta. Verstoken achter
de grauwe stammen van twee eeuwenoude
olijfboomen, sloegen wij haar ademloos
gade. Zij was uit de achterdeur van het
witte huisje getrippeld, met een mandje in
de ne, een mes in de andere hand. Nu
knielde zij tusschen de groenten in den
kleinen tuin, die vijgeboomen belommerden,
en begon kropsla te snijden. Haar lief pro
fiel teekende zich fijn en zacht tegen het
donkere groen van een myrtenhaagje. Eene
zware haarvlecht, glimmend zwart, slipte
haar over den schouder tot op den grond;
met een enkel bevallig hoofdschudden
wierp zij zich die weerbarstige weder over
den rug. Toen, onbespied als zij zich
waande, stak zij een voor een hare ronde,
bruine armen uit, om de korte
bovenmouwtjes op te stroopen tot onder de
oksels: want het was zeer warm. En bij
die forsche beweging geraakte aan den hals
haar kleedje los, zoodat daar zichtbaar werd
wat het oog aanschouwt, wanneer eene
blanke vrucht al zwellend haren bolster
heeft doen bersten. Een merel, fluitend in
eenen boomtop, deed haar het kopje zijlings
omhoog wenden : en ik zag hoe hare oogen,
twee morgensterren, van vroolijkheid blon
ken, hoe hare lippen glimlachten bij den
helderen vogeltoon. Maar het korfje was
inmiddels met goudgele kroppen gevuld.
Giulietta!" riep eene mansstem uit het
huisje
Adesso! Adesso! en reeds was zij
opgesprongen en verdwenen, niet wetende
hoe ledig zij den hof liet voor een paar
opgetogen toeschouwers.
Madre santissima!" barstte Angelo los.
Is zij niet hemelsch? Wat zegt Signore
dan nu?"
Ik zeg, Angelo, dat deze landstreek mij
wel toelacht, en dat ik wél kans zie, mij
hier een etmaal den tijd te verdrijven.
Maar wat voor een leger zal ik hier
vinden?"
Het zal proper zijn. Giuletta zal het u
spreiden,"
BOUWT TE NUNSPEET.
Mooie bosohrijke terreinen.
Spoor, Tram, Electrisch licht, Telephoon.
r_«^Li?«':: DEVELUWE",Nungpeet.
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jouet
Epernay.
Concessionnaires,
Sauter & polis, Maastricht.
DELAUNAY BELLEViLLE
AUTOMOBIELEN.
J. LEONARD LAIie,
Stadhouderskade
AMSTERDAM.
EENZAMEN
DOOR
? J. H. PENNING
(Slot van het feuilleton in nummer 1887)
De wijde ruimte was vol met drogende
tabak; in lange groene rissen, aan de door
buigende latten, vulde de te duistere holte
van de schuur, al hooger en hooger, tot boven
in. Een dompe vochtigheid dampte er uit
door de ruimte, kil en benauwd tegelijk...
soms zoog een zwoel zuchtje door de
windgaten, dat er tot heel hoog een geritsel voer
door de blarenritsen... Maar meest hingen
ze klef-bewegingloos, als vreemde doode
dingen. Toen hij er binnen kwam, rumoerde
het bijtend stemmengeluid van de kakelende
Chineezen hem al tegen. Hei," riep hij
nijdig de ruimte in. En dadelijk werd het
stil, hoorde hij slechts in ver geschuifel het
geloop van de koelies, en de blarenritseling.
Hij liep een eind de donkerte in : opzij van
het middenpad zaten aan weerszij tot bij
de wanden de koelies, al maar de blaren
rijgend tot de vreemde trossen, waar ze in
ophingen... als hij naar hen keek, werkten
ze dadelijk door,... hij wist wel, dat ze
En wat voor eten zal men mij hier voor
zetten ?"
Het zal lekker zijn. Giulietta zal het u
klaarmaken."
Dan, mijn vriend, laat haar vooral de
kropsla er niet bij vergeten!"
Ik had goênacht gewenscht, en zat, in het
hokje dat mij tot slaapkamer dienen moest,
bij het getraliede vensterken. Het was een
duistere avond geworden. Geen maan, geen
starren. Het zwerk, van glanzen moe, had
al zijne oogen geloken om morgen weer
des te stralender neer te blikken op de frisch
bedauwde aarde. Alles lag ter ruste; geen
lichtje te bespeuren, dan de groenachtig
gloeiende stippen der glimwormen in het
gras, en ver in de diepte, op het watervlak,
de fakkel van eenen visscher.
Maar dit belette den myrten het geuren
niet, den matten nachtwind niet te suiselen
in de kruinen der olijven, of met flauwen
zucht een blad te doen ritselen aan dien
anderen boom, uit wiens loover eertijds een
menschenpaar zich schorten vlocht.
Menschenpaar, menschenpaar! dat was eene
harde beproeving, van alle vrucht te mogen
eten, behalve van die ëne, die schoonste en
zoetste en saprijkste in den hof! Men
schenpaar, o menschenpaar! kon het
wezen dat mijne oogen goed zagen in het
donker? Waart gij daar weer gezeten,
als na uwen val hand in hand, oog in
oog om met wat liefde elkaar te troosten
over het verloren paradijs ?
Ik hoorde een warmer zuchten, dan dat
van den zephyr tusschen de twijgen een
luider lispelen, dan dat van het eene blaadje
tegen het andere.
Toen kronkelde de slang der afgunst zich
om mijne borst. Want ik ben, zooals de
dichter zingt 'k ben maar een mensch
van vleesch en bloed en ik zou liegen
als ik zei dat ik den schelm niet benijdde,
die daar Giulietta zat te kussen onder den
vijgeboom.
Ohé, Angelo !" riep ik: Va bene?"
Ik schrok van mijn eigen geluid. Het
klonk zoo satanisch.
Even bleef het stil. Toen vernam ik onder
mijn venster de stem van eenen gelukkige,
die mij toefluisterde: Ah Signore, mille
grazie ! Va bene, si sif Va bcnissimo, Signore!
va benissimo!"
* *