Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
7 Sept. '13. No. 1889
Amsterdamsch sleetje
Uit: 't Herstelde Nederland
Trekschuit in de eerste jaren der 19e eeuw
Uit: 't Herstelde Nederland
't Herstelde Nederland
Zijn leven enfbloei na 1813
Zouden niet de middelen van verkeer
en<Hhet gebruik er van, land, leven en
luiden en hun tijd meer dan wat ook
karakteriseeren?"
Er is bij P. N. van Kampen en Zoon
een
allerbelangwekkendst boek
uitgekomen over
't Herstelde Ne
derland Zijn
leven en bloei na
1813." Mannen
van naam en
goeden wil,
snuffelaars, letter
kundigen,
krijgskundigen, geleer
den, archivaris
sen, professoren
enz., hebben er
aan medege
werkt en er zich
door Generaal
Majoor A. N. J.
Fabius in rij en
gelid laten stel
len. De generaal
geeft in een
dagorder bij wijze
van een woord
vooraf "aan allen
en ook aan de
uitgevers, die het
werk rijk illu
streerden en aan
hen, welke de
prenten en gravures ter leen strekten, zijn
dank te kennen. Mr. W. H. de Beaufort tee
kent dan in een inleiding scherp den tijd en
de tijdwisseling, den stilstand en den
vooruitgang, het doode Nederland in
1813 en het op ieder gebied opbloeiende
Nederland van heden, van 1913. In den
wijden ommering van Mr. W. H. de
Vaderlijk afscheid (van den Amst. dichter
Westerman) bij het uittrekken als vrijwillig
schutter". Anno 1830
Uit: 't Herstelde Nederland
Beaufort's karakteriseering vallen de
schildering en teekening van Nederland,
ook in zijn huiselijk en maatschappelijk
leven, al het werk der zake kundigen,
die allen te saam en ieder op zich zelf
doen kennen wat Nederland in 1813
beteekende zoo goed als niets en
thans in 1913, bij het opbloeien eener
nieuwe jeugd op
ieder gebied.
Honderden re
producties naar
lito's, foto's,
teekeningen, schil
derijen, enz., ge
heel uit den tijd
waarover ge
sproken wordt,
lichten de teksten
toe. Niet alle zijn
duidelijk, doch
de meesten wel.
Ieder mede
werker heeft in
een kort bestek,
een verschillend
onderwerp
behandeld.dochhoe
kort ook, toch
bevat het boek
over de 600 blad
zijden en is zoo
zwaar, dat het
geen speelgoed
is in de hand
van een kind. Bij
eentweedendruk
zou zich aanbe
velen het thans
in een deel vervatte werk intweedeelen
te scheiden om de hand eener jonge vrouw,
die niet aan sport doet, niet te ontwrichten.
Het lezenaartje uit den heel ouden tijd zal
thans weer dienst moeten doen. ook de
ouwerwetsche bladwijzers, want een
heelen winter heeft men noodig om het
onderhoudende, leerrijke" en dikwijls
De Witte" (sociëteit te 's Gravenhage) omstreeks 1844
Uit: 't Herstelde Nederland
amusante boek te lezen. Het plaatjes
kijken op zichzelf en het er bij vertellen
of gedenken wat men zelf weet of van
ouders of grootouders gehoord heeft, zal
een benijdbaar winteravond-vermaak
worden.
't Herstelde Nederland" wordt
geteekend over een tijdperk van 100 jaar:
De staatkundige ontwikkeling der Neder
landen vór 100 jaar en thans", door
Dr. H. T. Colenbrander; Maatschap
pelijk leven", door Gen. Maj. A. N. J.
Fabius; Het huiselijk leven", door
Prof. Dr. L. Knappert; Opvoeding en
Onderwijs", door R. P. J. Tutein
Nolthenius; De Vrouw in en buitenshuis",
door Prof. Dr. L. Knappert; Het leger",
door Kol. P. C. J. Noordwijn; De
Zeemacht", door Luit. ter zee H. J.
Boldingh; Kerkelijk Nederland", door
Prof. Dr. L. Knappert; Uit het Katho
lieke leven", door J. F. M. Sterk;
Amsterdam", door Dr. C. Breen;
Gravenhage en Omstreken", door Gen.
Wüppermann; Rotterdam en om
geving" door Dr. C. te Lintum; De
eilanden van Noord- en Zuidzij", door
Daalder Dz.; Holland over 't IJ",
door W. Kops; Gooi- en Eemland",
door Dr. F. W. Drijver; Haarlem en
Omstreken", door W. P. J. Overmeer;
Rijn en Delfland", door Mr. L. G. N.
Bouricius; Holland's zuidelijkst deel,
1. Dordrecht en omgeving", door L. J. van
Dalen ; 2. Langs den ouden handelsweg
van Rotterdam", door Joh. H. Been;
Zeeland", door Mr. W. Polman
Kruseman; Friesland", door Dr. G. A.
Wumkes; Groningen", door W. J.
Veenhuizen ; De Veenkoloniën", door
R. H. Herwig; Drente", door M. J.
C. C. Joosting; Salland en
Vollenhove", door Mr. C. W. van der Pot Bz.;
Twente", door Dr. A. Benthem Gz.;
Stad en provincie Utrecht", door C.
W. Wagenaar; Gelderland benoorden
den Rijn", door Dr. S. P. Haak; De
Betuwe", door Me j. M. W. Maclaine
Pont; Noord-Brabant", door Gen.
Maj. A. N. J. Fabius ; Limburg", door
Theod. Darren; Nederlandsche be
trekkingen met Indië", door J. F. L. de
Balbian Verster; Internationale be
trekkingen, door Prof. J. de Louter.
Wanneer men vlijtig uren lang in
,,'r Herstelde Nederland. Zijn leven en
bloei na 1813" heef t zitten neuzen, prentjes
kijken, heele hoofdstukken lezen, en ge
noten heeft en overdenkt het begin en
het einde, heeft men antwoord op de
vraag, in den aanvang gedaan: Zouden
niet de middelen van verkeer en het
gebruik er van, land, leven, luiden en
hun tijd meer dan wat ook karakteri
seeren?"
Het boek vangt in afbeelding en be
spreking al spoedig aan met de trek
schuit en eindigt ongeveer met het snel
verkeer naar Nederl. Indië. Tusschen de
trekschuit en de stoom
boot, tusschen het sleetje
en de auto ligt de geheele
eeuw en kenmerkt haar.
Langzaam vervoer... lang
zaam en bedachtzaam
handelen; het oude treu
zelen veranderd in aanpak
ken; snel vervoer... snel
besluit en snelle daad,
het wikken en wegen in ras
en frisch besluit. In de
dagen van de trekschuit
had ieder den mond vol
van langzaam maar ze
ker", leeraarde men
langzaam aan dan breekt
het lijntje niet", en waar
schuwde voor den
befaamden kwamen spoed:
Haastige spoed is zelden
goed". Op de trekschuit
volgde een schuit, die iets
vlugger ging: de vlieger".
De menschen waren vol
bewondering als zij die
verbeterde trekschuit het water zagen
klieven. Sneller kon het niet, de vlieger
was een wonder. En even kalm, ge
laten en genoeglijk als trekschuit en
vlieger ging het leven. Gezellig en kalm
bij elkaar, de vrouw een warme stoof
onder de voeten, de kleine kinderen
valhoeden op, de jongens en meisjes ter
dege ingebakerd, vader met een hoogen
stropdas, om een beroerte te krijgen en
moeder zedig als een mennistenzusje, de
baker met haar grooten kornet een
bovenaardsch wezen, en Jan de Mosterdjongen,
een keldergast. Toch verwerpe men niet
alles van dien tijd, van den tijd die lang
zaam ging: het had ook veel mooi's en
goeds, het leven ging traag, maar men
leefde: er waren behalve de langzaam
voortbewogen sleedjes ook karossen en
arrensleden. Het huiselijk leven in ouden
tijd had veel schoons en bekorends; de
tijd oordeelde echter dat ieder gezin te
veel een staat op zich zelf was en het
algemeen belang uit het oog verloor. En
zoo was het ook. De slakkengang van het
leven werd men door nieuwe uitvindingen
wel gedwongen prijs te geven, de toe
passing van stoom versnelde het verkeer
en deed het leven sneller gaan. Het
kostte moeite. Men leze wat een over
winning op zich-zelf geëischt werd om
vrede te hebben met de Spoorwegen en de
Stoombooten, waarover de Balbian Verster
vermakelijke staaltjes geeft in zijn reizen
en gaan naar O. Indië.
Met de snelheid van het verkeer, met
toepassing van stoom en electriciteit is
het geheele leven veranderd, men kan
niet meer bij een kaarsje zitten droomen,
het electrisch licht belet dat wel, het
Groningsch Dienstmeisje 1847
Uit: 't Hersteld* ' ~ ' '
Liefdesverklaring, begin der 19e eeuw
Uit: 't Herstelde Nederland
brengt licht overal, boven en onder den
grond, tot onder het water. Nu komt
alles aan het licht, en vliegt men, in
letterlijken zin de wereld door. Zoo
groot als de verandering van trekschuit
tot luchtschip, van sleedje tot electrisch
spoor is in dezelfde tijdruimte, een tijd
ruimte van 100 jaar in Nederland, en
in het grootste deel der wereld, het
leven en streven, het leven van den
enkeling en van den staat. Bij meerder
licht, vooral bij meerder geestelijk licht
zijn overal misstanden aan den dag
gekomen, die verbetering vragen en ver
betering verkregen. Nederland is een
geheel andere natie geworden, in 1813
sliep het, in 1830 toen de dichter
Westerman zijne zeven zonen, wien hij,
ieder afzonderlijk, hij het afscheid nemen,
op het hart had gedrukt voor het vader
land het leven in te zetten, verloor,
ontwaakte even de volksgeest, waarvoor
later een gedenkteeken werd gezet, doch
van 1840 tot na 1860 bleef alles
sluimerleven. Het was e.en tijd van weedom, de
gedichten bewijzen het, zelfs de liefdes
verklaringen, getuige die van R.
Bakhuijzen van den Brink. De jongeling vroeg
zelfs het jawoord, liggende op zijn
knieën. Eindelijk, langzaam maar zeker
de trekschuit voer nog! omstreeks
1870 kwam verandering.
Thorbecke had geestelijk licht ont
stoken en o.a.de hoofdstad geprikkeld met
het zeggen: de hartader van het land
klopt flauw. Eenmaal wakker, heeft
Nederland de handen uit de mouw ge
stoken en met courage en vertrouwen
den schoonen tijd, den tijd van voor
spoed, dien we thans ter goeder uur
beleven, doen aanbreken.
Niet dat alles is zooals het wezen
moet. Verre van dien. Veel is nog te
veranderen, vooral ten
platte lande. Want vele
zijn daar nog de misstan
den, zooals Generaal
Fabius in Noord-Brabant
zag opgeheven
De hygiënische misstan
den der huisindustrie
waren er niet hinderlijk,
wijl de huisarbeid werd
afgewisseld door werk op
het land. Niettemin liet de
huisvesting toen en ook
nog decennia later heel
veel te wenschen over.
Overal zag men hutten met
wanden van zonsteen
in den zon gedroogde
klei op plaggen, nau
welijks een meter hoog;
hutten, gedekt met wat
stroo en afval, die men
slechts kruipend kon
binNederland nengaan. waar de kinderen
sliepen bij de geit, en de
dekens werden vervangen
door stukken linnen of karpet, met
opgenaaide plaggen verdikt. Mannen
en vrouwen sloofden en zwoegden van
den vroegen morgen tot den laten avond,
doch zij vonden troost in hun kinderlijk
gelooven, zóheerlijk naief, dat een
tachtig jarig moedertje zich over haar
oud worden ongerust maakte: Als de
lieve Heer maar niet vergat haar op te
roepen: ,,Hie het zoo vuile te doen".
Bij het bladeren en prentjes kijken in
't Herstellde Nederland" en bij het
lezen van enkele stukken en hoofdstuk
ken, waardeert men den arbeid en de
kennis aan dit werk besteed, waarvan
het eene hoofdstuk al uitnemender is dan
het ander. Wat de stadsgeschiede
nissen aangaat, staat dunkt me
die over Amsterdam door Dr.C.Breen voor
aan, maar ze zijn allen bizonder belang
wekkend. Het huislijk en kerkelijk leven
door prof.dr.L.Knappert, die ook bij ouden
van dagen zijn licht heeft ontstoken, wie
kan het, rijk aan stof en streng van vorm,
beter dan hij! En het katholiek leven
met het in Amsterdam zoo bekende
klopje" als een der illustraties wien
is dat in het bloed overgegaan als J. F. M.
Sterk? Wie..., ja ik zou allen moeten
noemen, en dat gaat niet, zelfs, als men
over vele honderden woorden te be
schikken heeft, 't Is verdrietig, want men
heeft zoo veel te zeggen en ook te vragen.
Is b.v. de Witte Sociëteit in den Haag
niet ouder dan 1802 en was zij niet oor
spronkelijk de Haagsche", waarvan in
1777 al melding wordt gemaakt?
Aan generaal Fabius zou men alles
van het weinige wat hij over Tooneel"
schrijft, willen betwijfelen en gaarne
met hem van gedachten wisselen. Dat
Thorbecke gezegd zou hebben kunst
is geen regeeringszaak", zal hij niet lan
ger volhouden, als hij diens Parlementaire
redevoeringen in zake deze kwestie eens
herleest. Door Thorbecke, die van kunst
hield en o. a. over tooneelkunst treffelijke
woorden gezegd en zich elders in zijn
oordeel over Kattchen van Heilbron"
een voornaam en voorbeeldig criticus
betoond heeft, is nooit gezegd: Kunst
is geen regeeringszaak."
Deze opmerking daargelaten, zijn gene
raal A. N. J. Fabius bijdragen over het
Maatschappelijk leven" uiterst inte
ressant. De Kunst heeft hij echter in 't
Herstelde Nederland" te stiefmoederlijk
bedeeld: hoofdstukken over Bouw- en
Schilderkunst, Muziek en Kunstnijver
heid ontbreken.
Wat voor velen, ja voor alle Neder
landers vooral der lezing waard zal blij
ken, zijn de hoofdstukken gewijd aan
Noord-Brabant, Zeeland, Friesland, Gro
ningen, Veenkoloniën, Drenthe, Twente,
enz., omdat hun het leven daar schier
volkomen onbekend is en menig schrij
ver evenals W. Kops in Holland over
't Y" in zijn opstel zulk een aardig kijkje
geeft op het volksleven.
Tot het kernachtige en hoogst wetens
waardig gedeelte van 't Herstelde Neder
land" behooren de Voorrede door Mr.
W. H. de Beaufort", die beknopt en
duidelijk de ontwikkeling van Nederland
van 1813 tot heden teekent, evenals de
Staatkundige ontwikkeling der Neder
landen vór honderd jaar en thans, door
Dr. H. T. Colenbrander, en de Internatio
nale verhoudingen, door Prof. J. de Louter.
,,'r Herstelde Nederland, hoe nieuw van
behandeling ook, munt uit door het
oudvaderlandsch karakter, bij den patriot
steeds als een deugd te meer gerekend:
Het sticht en vermaakt".
J. H. RÖSSING
* * *
Tentoonstelling van Chineesche en
Japansche rolschilderijen uit de col
lecties van het Rijksethnographisch
museum te Leiden
Mei tot einde September.
Parmi les oeuvres humaines, l'art est
la plus vivante, celle qui est douée d'une
ternelle jeunesse parcequ'elle veille
dans l'ame des motions que, ni Ie temps,
ni la culture n'ont profondément
transformées.
Raphael Petrucci les peintres chinois.
\
Deze, tegenover het hoofdgebouw, aan de
andere zijde van het Rapenburg, gehouden
tentoonstelling is vooral hierom belangrijk
omdat nu in ons land voor de eerste maal
de gelegenheid is opengesteld om in goede
schoolvoorbeelden en enkele meesterstukken
eenige der voornaamste stijlsoorten in hun
kenmerkende onderscheidingen te
bestudeeren.
De religieuze kunst in engeren zin is niet
vertegenwoordigd en evenmin de portretkunst.
In het hoofdgebouw zijn van eerstgenoemde
een twaalftal buitengewoon fraaie exemplaren
te bestudeeren, waarop wij echter later wel
licht nog eens in een af zonderlijk artikel zullen
terugkomen.
Wanneer wij de kunstuitingen van China
en Japan beschouwen, moeten wij altijd in
het oog houden, dat de verhouding tusschen
deze beide beschavingen te vergelijken is met
de verhouding die eertijds bestond tusschen
Griekenland en Rome waarbij echter niet
moet worden gezocht naar verdere historische
overeenkomsten.
Zooals Japan het letterschrift van China
overnam, zoo heeft het ook zijn geheele kunst
aan het machtige beschavingscentrum op het
vaste land van Azië te danken.
Een tijdlang ontwikkelde zich dan de
vreemde stijl zelfstandig ? totdat er weer
een tijdperk van stagnatie intrad en nieuwe
impulzen in het moederland werden gezocht.
Maar ook in het moederland zelf waren
verschillende invloeden in verschillende
tijden te bespeuren naarmate het wisselend
politiek en cultureel overwicht van het
ruwere, krachtige Noorden of het weekere,
fijne Zuiden.
Waar de eerste Chineesche renaissance
na het tijdvak van de langzamerhand zuiver
nationaal geworden Yamatoschool de
Kanoschool ontstond, geheel onder den invloed
van den Chineeschen stijl vinden wij in
de latere zoogenaamde Chineesche scholen
een toenemenden invloed van het Noorden
en daarmede gepaard gaand verruwing en
oppervlakkigheid, in aansluiting met de ont
wikkeling in China zelf waar de hoofdzakelijk
onder Noordelijken invloed staande Ming en
Tsingstijlen 1) de fijne, vergeestelijkste
Sungstijl 2) hadden verdrongen.
Zeer zeker vinden wij ook dan nog hier
en daar werken waarin de Sunginvloeden
bemerkbaar zijn maar de zeer fijne ge
voeligheid die gepaard ging met groote
kracht van uitdrukking is dan verwaterd tot
een weeke sentimentaliteit zonder innerlijke
overtuiging.
Deze ontwikkeling kunnen wij op onze
tentoonstelling in groote trekken volgen
hoewel het ontbreken van de allergrootste
meesterwerken der Sungtijd die zelfs in
China en Japan tot de zeldzaamheden be
hooren, en waarvan in Europa: in Berlijn,
Londen en Parijs maar enkele exemplaren
aanwezig zijn wellicht aan de overtuigings
kracht van het betoog afbreuk zal doen.
Een der oudste en wellicht het fraaiste
stuk van deze verzameling is in zaal 4 no. 20,
het groote in bruine tint gehouden landschap
met de nevelslierten in het dal aan den
horizon, den bezoek ontvangenden kluizenaar
in het midden (het sterkste deel van het
stuk) en het wonderlijk naief teere
fluitspelertje op den voorgrond.
Wij hebben hier met een Sungwerk te
doen dat, hoewel niet geheel gaaf
(andere invloeden zijn bemerkbaar) en waar
schijnlijk uit den iaatsten tijd der dynastie,
1) Ming dynastie 1368?1644.
Tsing dynastie 1644?1912.
2) Sung dynastie 960?1280.