Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 Sept. '13. - No. ,1889
wij gevoeglijk mogen aannemen dat de
. catalogus van een grafische tentoonstelling,
waarvan het bestuur samengesteld is uit
bekende persoonlijkheden uit de grafische
industrie, niet dan na bijzonder overleg
door die personen wordt goedgekeurd,
daar mogen we gevolgelijk ook aan
nemen, dat die catalogus het gemiddelde
beeld toont van het vermogen dier bekende
leiders van op grafisch gebied werkzame
firma's en van de waardeering dier heeren
voor de algemeene eischen van welstand
aan een stuk zet- en drukwerk te stellen.
Van dat vermogen en die waardeering
kunnen wij geen hpogen dunk krijgen als
wij op 't eerste gezicht ontdekken, dat die
catalogus van het begin tot het einde een
wanproduct is. Om te beginnen is het om
slag ervan ... geen omslag. Het verband aan
te geven van rug, voor- en achterzijde is op
de bekende wijze verwaarloosd. Op de voor
zijde is een reproductie afgedrukt van het
niet als omslag-teekening bedoelde affiche.
Op de achterzijde vond een banale adver
tentie z'n plaats. De druk, niet alleen van
de slecht-geïllustreerde advertentiepagina's,
maar ook van de ongeïllustreerde text is op
akelig glad kunstdrukpapier uitgevoerd. De
marge's zijn armoedig-smal, het zetsel mist,
door de te groote inspringingen, een vasten
omtrek, er zijn veel te veel lettersoorten en
letterkorpsen gebruikt zoodat er van zuiver
heid van stijl geen «prake is, het lettertype
is over het algemeen van een verschrikkelijke
sufheid. Erger nog dan de text-pagina's zijn
de advertentie-pagina's. Geen oogenblik
schijnt men er aan gedacht te hebben, dat
men, door te breken met den regel, dat
advertenties hun werking moeten doen door
? rommelige en rammelende verscheidenheid
van aspect, een wijze zou hebben kunnen
aangeven waarop onze tijdschriften en
kouranten weer toon- en leesbaar zouden
worden. Men heeft niet getracht van de
advertenties goede stukken zetwerk te maken,
men heeft niet gebroken met dien regel
, der banaliteit en het bestuur der grafische
tentoonstelling blijkt dus niet te schro
men bij deze gelegenheid als proeve van
drukkunst een stuk werk aan te bieden, dat
niet minder slordig en prutserig is dan het
meest verwaarloosde 2-cents-krantje.
De catalogus, van welk een grenzelooze
banaliteit op zich zelf ook, heeft echter, of
helaas, dit goede dat hij geen andere ver
wachtingen van het geëxposeerde verwekt
dan daardoor inderdaad verwezenlijkt worr
den: deze tentoonstelling is een tentoon
stelling van smaakmisleiding zonder de goede
tegen-voorbeelden.
Het is meer onze bedoeling de algemeene
verwording der Nederlandsche graphiek, zoo
als die in bijna alle inzendingen hier blijkt,
te, signaleeren, dan afzonderlijke werkstuk
ken of den arbeid van bepaalde personen
aan critiek te onderwerpen. Van meer be
lang dan de enkele werkstukken is het wezen
der vakbeoefening, dat in alle enkelproducten
meer of minder uitkomt.
Zoo zien we, dat bijna alle producten
van drukkunst, hier aanwezig, als ze het
eenvoudige moeten voorstellen slordig van
behandeling, armoedig naar geest en vorm,
,, dor van vinding zijn en dat, moeten ze voor
iets moois doorgaan, ze niets anders zijn
dan zet-knutselwerk: daardoor is de tegen
woordige toestand der druk-kunst en druk
techniek in Nederland getypeerd.
FEUILLETON
llllllllllMIIIIIIIIIIIUIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIItllHIIII
DE TERUGKEER
DOOR
A. VAN SLOOTEN
Toen hij in z'n slaapstee wakker werd,
hoorde hij hoe op 't zinken dak de regen
neerkletste.
Met weerzin stond hij op, dof in z'n kop
van het zware slapen, keerde zich naar 't
kleine raam, 't eenige waardoor nog licht
binnenviel in 't donkere slaaphol. Van alle
kanten gerochel en gesnork van slapenden,
af en toe een onverstaanbaar woord, 'n
vloek door een dier kerels, die evenals hij
hier den nacht doorbrachten, 's morgens
weer op stap gingen, uitgebrald.
Tegen de smoezelige ruit aangedrukt bijna,
zag hij in flauwe schemering van komenden
dag, hoe de regen neergutste, de zinken
daken tot spiegels maakte, de goten liet
overloopen.
In de verte sloeg een torenklok 3 uur.
Om zich tastend zocht hij zijn slaapstee weer
op, bleef op zijn rug liggend, de oogen wijd
open, turen naar dat ruitje, waarlangs de
regendruppels bobbellijntjes trokken.
Dat zou 'n dag worden en hij wou naar
buiten, de stad was afgespeeld. Op de dorpen
hielden de kleinen en ook nog de grooten
wel van 'n poppenkast.
Vroeg gaan," had hij afgesproken met
z'n vrouw, die in 'n ander hok slapen moest.
Maar als het zoo regende, wat zou het dan
geven ?
Een uur bleef hij doorsoezen, overleggend
of hij al dan niet gaan zou, maar toen die
zelfde torenklok vier sloeg, was hij besloten,
hij zou gaan, 't weer klaarde misschien nog
wel op. Die,anderen ronkten door, stoorden
zich niet aan 't leven, dat hij maakte bij 't
aankleeden, bij 't afstommelen van de kra
kende trap.
Beneden in de wachtkamer, 'n groot hok,
stinkende nog naar 'n vieze tabakslucht, de
rijen banken, 'n paar tafeltjes, 'n verkleurde
prent aan den goorzwarten muur, de tapkast
in den hoek, drentelde hij heen en weer,
wachtende op zijn vrouw.
??Verslaapt zich weer", bromde hij en hij
was op 't punt naar boven te gaan en op
de deur te bonzen, wat kon het hem schelen,
of die andere, wakker gemaakte wijven hem
al zouden verwenschen, toen de trappen
kraakten, zijn vrouw in de gelagkamer kwam.
'n Klein, vettig vrouwtje was het, met half
dicht geknepen oogjes, slordig opgemaakte
haren, 'n grooten neus, 'n ingevallen
tandeloozen mond, 'n vooruitstekenden kin bezet
met stoppelige haren.
Beroerd weer, hoor! beroerd ! is hij er
nog niet ?"
Neen, verslaapt zich ook al."
Maar niet lang, of de waard kwam binnen.
Eerst koffie zeker, waar?"
Beiden knikten, zochten 'n plaatsje op de
bank, wachtten daar, tot de koffie gezet werd.
Langzaam slurpten ze de kommen leeg, ze
met beide handen vasthoudend.
Dan waren ze klaar, telden op de toonbank
de verschuldigde centen neer en gingen.
Zoo zien we, dat het lithografische werk,
dat hier aanwezig is, nog geheel staat in
het teeken der namaak. De toegepaste litho
grafie wordt tot nog toe niet als een oor
spronkelijke techniek erkend diende zij
eertijds tot voortbrenging voor billijke sur
rogaten van de plaat-gravure, tot op den
huidigen dag zijn de allerzotste
imitatiemogelijkheden, die door verkrachting van den
aard des steens maar te bereiken zijn, met
teedere zorg geëxploiteerd. Men maakt
lithografisch bijna alles na: etsen, gravures,
teekeningen en schilderijen, kant- en borduur*
werk, hout, marmer, ijzer en leer, maar een
lithografie wordt zelden gemaakt: zóblijkt
't gesteld met de steendrukkunst in Nederland.
Van de chemigrafische technieken kan al
niets beters worden getuigd; met deze veel
zijdige en ingewikkelde procedé's kunnen
uitstekende reproducties van schilderijen,
teekeningen en fotografieën worden gemaakt,
maar dat men tot nu toe goed op weg is
om de chemigrafie haar juiste plaats te doen
vinden in het stelsel der graphische kunsten
mag niet worden gezegd, dat tot nu toe
een boek of tijdschrift uit een aesthetisch
oogpunt zou hebben gewonnen met de toe
passing van de resultaten dezer technieken
bij den boekdruk, dat tot nu toe de repro
ductie-technieken zonder schade voor en
naast de oorspronkelijke prentkunst zelf
standig voldoen aan bestaande noodzakelijk
heden is nog niet bijster gebleken. Bijna
overal waar de chemigrafie is doorgedrongen
in de grafiek is iets van het echte, zuivere,
forsche karakter van de oorspronkelijke
technieken verloren geraakt. Dat ligt niet
aan de chemigrafie maar aan een begriplooze
toepassing daarvan en dat 't op dit en alle
verwante arbeidsgebieden zoo treurig gesteld
is ligt zeker minder aan de middelen, dan
wel aan het gebruik, dat van die middelen
gemaakt wordt.
In waarheid is de geweldige ontwikkeling
der moderne techniek voor den vakbeoefe
naar, die de machine behandelt en haar dus
meent te kennen, even verbijsterend als voor
den 'leek, die te midden van het rusteloos
bewegen der werktuigen verdwaald is.
De menschelijke geest put zich uit in
inventiën, maar waar 't er op aan komt de
voortbrengselen der scherpzinnige vinding
vruchtdragend toe te passen blijkt de schep
pingskracht onvoldoende. De vakman kan
in de meeste gevallen niets meer dan de
machine doen loopen en stilstaan, hij kan
haar naar zijn wil laten produceeren, maar
daarom kan hij 't product nog niet
beheerschen. Even zoo goed als zij zijn werktuig
is, is hij het hare. De graphische voortbren
ger is hopeloos verdwaald in de veelheid
zijner middelen maar hij mist de macht,
die veelheid te binden en te dwingen, door
de kracht van een onverdeeld begrip, tot
eenvoudige voortbrenging van noodzakelijke
dingen. Hij is waarlijk verbijsterd hij
drijft mee op den overvoerden stroom van
technische mogelijkheden, maar hij erkent
noch de oorzaak der drift, noch de richting
harer beweging.
* *
#
In de afdeeling vrije" graphische kunst,
op deze tentoonstelling ter opluistering aan
wezig, bevinden zich belangrijke werkproeven
van meestal bekende Nederlandsche kunste
naars ; de aanwezigheid van deze afdeeling
kan misschien de tentoonstelling een zeker
cachet geven, haar werkelijke beteekenis
Van avond weer?"
Weten we niet,misschien,zullen eens zien."
Nou, negen uur binnen, anders komen
jullie niet, hè?"
Nog even draalde de vrouw, tot haar man
de poppenkast gehaald had; onder 'n af
dak had het ding gestaan, bewaakt door
'n magere teef, met laag bij den grond
hangende tepels, 't Dier had vorige week
jongen geworpen; 't was juist gebeurd, toen
zij aan een slootkant gerust hadden en nau
welijks waren de vuile dieren ter wereld ge
komen of hij had ze een voor een in 't water
getrapt; dat was een gekriewel geweest in
die smerige sloot en 't arme dier, dat langs
den slootkant opgedraafd had om bij de
jongen te komen, was met 'n trap weg
gejaagd.
In den staag neervallenden regen trokken
ze de straat in; 'n droevige stoet: voorop
de poppenkastvent, dan zijn vrouw, eindelijk
de hond, die den kop laag bij den grond,
meesukkelde.
Nog geen enkel woord was er gesproken
tusschen dien man en die vrouw. Eerst toen
de stad reeds ver achter hen was, vroeg
ze hem:
Waar gaan we heen?"
Hij stond stil, zette de kast neer, richtte
zich overeind, stijf geworden door't al maar
voorover loopen, wees met de hand naar 't
torentje, heel ver weg.
Daar beginnen we."
EVen keek ze naar 't kleine spitsje, tuurde
den langen straatweg af, dien ze nog gaan
moesten, bemoeide zich dan met den hond,
die zich vast tegen haar beenen drukte,
zacht jankend.
't Dier liet zich op den grond vallen, boog
den kop met 'n ruk naar de tepels, die het
vurig begon te likken.
Zeg, hij het er pijn aan!"
De doffe oogen van den poppenkastvent
richtten zich op :t dier.
Niks aan te doen, gaat van zelf weer
over!"
Hij spande zijn rug weer onder't gevaarte
en de stoet ging verder, eerst de baas, dan
de vrouw en de hond, die telkens zich neer
liet vallen, den kop naar achteren boog en
de brandende tepels likte. Steeds viel de
regen, doorweekte de kleeren van de arme
zwervers.
Nog altijd regende het, toen ze de dorps
straat introkken.
Op 'n steiger van 'n in-aanbouw-zijnd
huis stonden de opperlui, 'n paar metselaars,
die lieten hun werk rusten toen ze voorbij
kwamen.
'n Krullejongen wierp met een stuk kalk
naar den mageren hond. 't Stuk viel vlak
naast het dier neer, sprong uit elkaar, 't
beest draaide slechts even den kop om.
Hij geet de paschen afzeggen," barstte
er een los en allen gierden het toen uit over
die lollige bespotting van dien armoedigen
poppenkastvent.
Als 'n aangename afwisseling was het,
dat voorbijkomen van die lui, voor de
metselaars, wien 't werk door den
aanhoudenden regen, vervelend werd.
Maar noch de poppenkastvent, noch zijn
vrouw stoorden zich aan de opmerking, luid
verbergen of verhoogen kan zij evenzoo min
als een verzameling schilderijen of een col
lectie bloemen ter opluistering dat zou doen.
Allerlei oorzaken hebben er toe geleid, dat
de beperkte ruimte"?die.dank zij de ernstige
waardeering en de hartelijke collegialiteit der
artiesten-commissie-leden van deze afdeeling
vrije" graphiek, beschikbaar (werd) gehou
den voor ontwerpen en teekeningen ter
grafischereproductiebestemd",?niet door netwerk
der kunstnijveren gevuld is geworden. En
we behoeven dat niet te betreuren. Als
voorloopig de voorbeeldige gebruiks-graphiek
der Nederlandsche kunstnijveren niet, als het
beste dat de Nederlandsche graphische
vakken opleveren, geduld wordt tusschen de
inferieure producten, die de voornaamste
groot-industrieelen doen vervaardigen, heeft
de Nederlandsche grafische kunstnijverheid
alle redenen te bedanken voor de eer ter
opluistering" te worden getoond. Onze kunst
nijveren willen volledige erkenning van de
beteekenis der toegepaste kunst, die in de
onscheidbare samengegroeidheid met de
vakbeoefening bestaat; zij willen de pro
ducten der toegepaste kunst niet als bijzondere
buitenissigheden zien beschouwd worden.
Dat het ook op geen enkelen grond te
motiveeren is, het streven der moderne kunst
nijverheid als iets buitenissigs te beschouwen
mag wel blijken uit de schaarsche
uitzonderings-inzendingen, die de algemeene regel,
die wij betreffende het gehalte van het ten
toongestelde opstelden, met nadruk beves
tigen. Bij die inzendingen van enkele goede
werkstukken waarin de
schoonheidsuitdrukking der moderne techniek is bestreefd,
werkstukken die de voosheid van het overige
aanwezige des te sterker doen uitkomen,
hebben zonder uitzondering de beginselen
der hedendaagsche kunstnijverheid toepas
sing gevonden. Daar is de Utrechtsche vak
school voor typografie met haar eerlijke,
sobere inzending, daar is de lettergieterij
Amsterdam", die het zuivere klare werk
van de Roos, diens letters, ornamenten
en zetproeven exposeert. Daar is de
boekbinder Oosterbaan, die met de soberste
middelen waarlijk bijzonder fraaie stukken
bindwerk heeft gemaakt. Ook de firma van
Bommel gaat met haar bindwerk de goede
richting in. 't Kan zijn, dat de firma Brandt
en Zoon een collectie werk bijeengebracht
heeft, die niet geheel binnen de grenzen van
een graphische tentoonstelling valt maar
haar inzending is er niet minder merkwaar
dig om. Ziethier een typische moderne
industrieele organisatie in den besten zin,
waar technikus en kunstenaar samenwerken
niet om snel en goedkoop langs
mechanischen weg dingen te maken, die meer moe
ten schijnen dan zij zijn, maar om, begrij
pend en eerbiedigend het karakter van werk
tuigen en materialen, echte kwaliteitsarbeid
voort te brengen.
Daar moet 't heen en daar kan 't heen !
Onze werktuigen zijn uitstekend, ons papier
en onze andere grondstoffen zijn in rijkeren
voorraad aanwezig, dan ooit voorheen, onze
kunstenaars zijn in staat alle werkwijzen te
bezielen. Moet dan de ontwikkeling der
Nederlandsche graphiek nog langer worden
tegengehouden door de geborneerdheid en
den reactionairen geest van een aantal
industrieelen ? Of zullen die industrieelen de
fatale achterlijkheid van onze graphiek in
zien, zal hun eigen poovere verschijning op
deze tentoonstelling hen de oogen hebben
l
genoeg overigens uitgeschreeuwd, zoo iets
waren ze gewoon; zouden ze hier anders
zijn, dan op alle plaatsen ?
Wat dien vent wel tegenstond was, dat
het maar doorregende, 't nog veel te vroeg
was om te beginnen; nou moest hij wel
wachten.
Midden in 't dorp voor de groote herberg
zette hij zijn kast neer, 'n hooge kastanjeboom
met wijd uitgespreide takken beschermde
hem tegen den regen. Hij wreef over zijn
arm, 'n straaltje water liep uit den
saamgeknepen mouw, kletsend klonken de handen
op zijn broek, hij was doornat geworden.
Op 'n lat der kast rustte zijn vrouw uit,
'n doek had ze over haar hoofd geslagen,
de natte rokken hingen strak om de magere
beenen, heel in elkaar gekrompen zat ze, de
regen had haar koud gemaakt en aan
haar voeten lag de magere hond, als 'n
kluwen in elkaar gerold.
Voor de dorpelingen was de komst
van dien poppunkastvent in den vroegen
morgen 'n gebeurtenis. Ze gluurden met
de neuzen tegen de ruiten gedrukt, naar 't
havelooze gedoe; daar maakten ze hunkin
deren mee wakker. Kom vort dan, of motten
jullie de poppenkast niet zien ?" en in 'n
oogenblikje waren ze dan uit hun bedjes, in
hun hanssoppen verdrongen ze zich voor de
ramen, om alles toch te kunnen zien.
'n Bakkersjongen fietste luid bellend voorbij;
't was geen toeval, dat hij floot: nou zit
die in de misère", hij zag er niets anders in
dan ellende, maar ellende, waarover hij zich
wel vroolijk maken kon.
En niet lange duurde het, of ze stonden
met wijd open monden dat drietal te
begapen, die kleinen, die geen ontbijt nu van
noode hadden.
De regen had opgehouden, nu scheen de
zon in de dorpsstraat, maakte van al de
aan de bladeren hangende regendruppels
diamantjes.
De voorstelling kon wel beginnen, lang
zaam maakte hij de kast in orde, hij liet de
opgerolde zeilen zakken, tot op den grond
viel nu het doek, 't goor-gele met lappen en
scheuren en kleine gaatjes. Maar boven 't
tooneel waren ze geschilderd in bonte kleu
ren, de poppen : Jan Klaassen met z'n grooten
kokkert; de dood van Pierlala, 'n witte ge
daante met ronden kop op 'n heel lang uit
gerekt lijf.
En dat zou er wat geven, als hij eerst maar
eens aan 't spelen was, want poppen waren
er genoeg, je wist niet, waar ze vandaan
kwamen.
Nog meer kwamen ze zich scharen om de
kast, ook grooteren, al hielden ze zich heel
achteraan.
Timmesie! wa neus, zie je Janus?"
Als alles klaar was, begon de vent zijn rede:
Lieve kinderen, hier benne we weer met
onze poppenkast, als jullie nou allemaal maar
n of t wee centjes hebben, kan Jan Klaassen
beginnen; vooruit lieve jongens en meisjes,
haal bij je lieve moeder 'n centje en we
zullen u laten zien, dat Jan Klaassen nog niet
dood is, ha ! ha ! lieve kindertjes, vooruit!
En dan werd 't 'n gedraaf heen en weer,'
naar links en rechts en niet lange duurde
het of ze stonden er al weer, kletterden de
geopend, hen de onmacht der techniek heb
ben doen voelen,- en hun hebben doen be
grijpen dat langer voortgaan op deze wijze
de Nederlandsche graphiek als industrie ten
onder brengen zal ??
Directe cultuurwaarde
heeftdezetentoonstelling niet in het minst, wij betoogden het reeds;
een suggestie voor de aanstaande ontwikke
ling der graphische vakken gaat er niet van uit.
Maar deze tentoonstelling is een waar
schuwing moge zij begrepen worden !
Wij mogen dit opstel niet beëindigen
zonder van de inrichting der graphische
tentoonstelling te hebben gerept. De
Amsterdamsche bouwmeester H. A. J. Baanders
heeft met deze inrichting een waarlijk heel
bijzondere prestatie verricht: de sombere
holte, die het interieur van het Paleis voor
Volksvlijt is, is omgevormd tot een complex
van niet te hooge, stemmige, warm-tonige
zalen en galerijen, die een groote behaag
lijkheid ademen. Door de klare indeeling
der ruimte is een overzichtelijk geheel ver
kregen, door de bespanning van alle
afdeelingen met dezelfde effen wollen stof, afgezet
met strenge biezen, ontstond een stijlvolle
dekoratieve achtergrond voor het expositie
materiaal; het doorschijnende doek van de
zolderbespanning zeeft het grauwe licht tot
blanke klaarte; omhoog, door het doek heen,
ziet men de machtige konstruktie van den
paleiskap schemeren. Een mooie vondst is
de samenstelling der zaaltjes voor de vrije
grafische kunst met hun centrale plaatsing
om een middelpunt waar het muziekpodium
opgebouwd is. Rond het podium zijn de
zaaltjes open daardoor verkrijgt men een
alzijdig doorzicht op de verdeelde ruimte,
blijft dus die ruimte ongebroken en wordt
zij toch weer onderverdeeld in eenige intieme
afdeelingen waar de omlijste prenten rustig
te bezien zijn.
Overal heeft de architect zijn decoratieve
organisatie doorgevoerd, de stands, die op
de meeste andere tentoonstellingen in de
hallen als kermiskraampjes naar lust en gril
der inzenders worden opgericht, zijn door
hem opgevat als gelijkvormige nissen, plan
matig aangebracht in de doorloopende gale
rijen ; zelfs het letterschrift der stands heeft
hij niet aan zijn aandacht laten ontsnappen.
Door dit alles is een geheel verkregen van
monumentale orde; en het mag verbazing
wekkend genoemd worden, dat de inrichters
der tentoonstelling, die blijkens hetgeen zij
exposeeren zoo afkeerig zijn van inmen
ging van kunstenaars in hun voortbrenging,
een zoo doorgevoerde artistieke organisatie
hunner tentoonstellingsinrichting gedoogden.
Is er niet een contrast tusschen de orde
loosheid der tentoongestelde graphiek en de
klare ordening der tentoonstelling?
* , *
Ten slotte moet, na hetgeen deze expositie
te zien geeft, de vraag gesteld worden hoe
Nederland het volgend jaar denkt te moeten
uitkomen op de groote graphische tentoon
stelling te Leipzig.
Zal onze gebruiksgraphiek daar een treurige
figuur slaan tegenover de Duitsche omdat
wij niet een inzending voor den dag komen,
die in gehalte overeenkomt met het gehalte
dezer tenstoonstelling?
Of zal men dit keer de graphische kunstnij
verheid erkennen als de ware vertegenwoor
digster van onze graphische vakbeoefening?
WALTE.R VAN DIEDENHOVEN
centen in 't blikken bakje, waarmee de
vrouw rondging.
Als ze al de rijen langs was geweest,
mompelde ze wat met dien vent, die kroop
er toen in de kast en 't wonderlijke spel begon.
Dat gaf er al vroeg 'n gelach op 't plein:
ze gilden het uit, als Jan Klaassen ze toch
allemaal te slim af was, ja zelfs de dood
Pierlala zich door hem foppen liet.
Maar boven al 't gelach en gejoel der
kinderen klonk uit het: ro ! ro !" van den
poppenkastvent en 't gegrinnik en 't schater
lachen, dat 't gegrinnik en 't gelach van
Jan Klaassen moest verbeelden, maar zoo
gauw was er niet een pop verdwenen in 't
geheimzinnig gat, of je hoorde achter't zeil
't geklots in een flesch.
Tot half negen duurde het spel, toen
luidde de schoolbel en weldra was het plein
verlaten, alleen bleef er nog 't ellendige
gedoe, de paar latten met de opgerolde
zeilen, 't geraamte van de poppenkast.
Tegen den dikken kastanjeboom leunend,
liet de poppenkastvent de centen door zijn
hand in de pet glijden, al maar tellend,
twintig, veertig, vijftig, dat was er 'n goed
begin.
Voorzichtig schudde hij zijn pet leeg,
bukte zich onder de kast en de stoet trok
weer verder.
Voor de ramen der woningen verscheen
nog even een nieuwsgierige en telkens tikte
de vent aan zijn pet.als hij 'n huis voorbijging.
De tocht naar een ander dorp begon.
Maar na een half uur voortsjokken hielden
ze beraad: de weg ging zich splitsen, n
naar links, n naar rechts.
Dat moet het lot beslissen," meende hij
eindelijk; hij nam de versleten pet van zijn
grijzen kop, wierp die in de hoogte.
Waar de klep heenwijst, vrouw!"
De pet duikelde en duikelde: de klep wees
't meest naar rechts.
Stilzwijgend nam hij de pet weer op, borg
zich onder de kast en de stoet ging den weg
rechts op.
Bij een kromming stond hij plots weer
stil; wreef zich over zijn voorhoofd. Dezelfde
gedachten van straks na 't verlaten der stad
al kwamen weer op. Toen was hij afgeleid
door zijn vrouw en dien hond, teruggevallen
in 't leven van heden, 't bange zwerversleven.
'n Streek is 'n streek, en de dorpen ze
lijken immers allemaal 't zelfde... maar nu...
Was hij hier dan nog nooit geweest?
Ja 't was hem bekend; die dalende en weer
klimmende weg, dat buiten juist op die
bocht en ginds 't torentje boven de boomen
uitstekend? Ja, hier "
'n Oogenblik weifelde hij zou hij
terugkeeren? Maar ook, wie zou hem herkennen,
''t was te lang geleden al, wie in 't dorp,
die nog iets van hem weten zou?
't Was half twaalf, toen de poppenkast
vent 't dorp inkwam.
Hij kende 't wel terug, al was er veel
veranderd in die dubbele rij van huizen;
grootere winkels hadden ze gebouwd; nieuwe
hooge huizen waren gekomen in de plaats
van de laaggebouwde, zooals hij ze gekend
had, maar toch en in zijn gedachten ging
hij na, waar die en die woonden en waar
de school was en de weg naar de Kraats.
Maar hij was voor een ieder 'n vreemde
Berichten
EEN VERMOGEN is tegen het jaar 1925 te
verdienen met de beste levensbeschrijving van
Czaar Alexander I. Volgens fransche bladen
heeft in 1833 diens minister graaf Alex
Araktschejef een som van 50.000 roebels
gedeponeerd bij de St. Peterburgsche Bank
met de bepaling dat dat bedrag gedurende
92 jaren op rente moest worden uitgezet,
en daarna worden uitgekeerd aan den schrijver
van- de beste biographie van Czaar Alexander I,
onverschillig in welke taal.
Die som zal aan het eind van den
vastgestelden termijn zijn aangegroeid tot ruim
drie millioen roebels. Een vierde gedeelte
daarvan zal worden besteed om het be
kroonde manuscript te doen drukken en in
verschillende talen te laten overzetten, en
aaa het toekennen van een consolatieprijs
aan het naast volgende beste werk.
De winner zal dus meer dan twee millioen
roebel uitgekeerd krijgen.
THOMAS HARDY, die in den laatstên tijd
zich voornamelijk wijdde aan de poëzie, zal
dit najaar weer een,bundel verhalen geven
onder den titel A changed man and other tales.
ALFRED RUSSELL WALLAGE heeft een
vervolg geschreven op zijn Socialenvironment,
dat binnenkort onder den titel The revoltjjf
democracy zal worden uitgegeven. Hij be
handelt daarin de loonkwestie en geeft een
speciale beschouwing over gebrek en zelf
moord uit angst, welke hij een schande voor
onze hedendaagsche beschaving noemt.
Tentoonstellingen en Veilingen
IN DEN KUNSTHANDEL UNQER EN VAN
MENS, ROTTERDAM, Eendrachtsweg 27, is
van 8 September tot en met 5 October een
tentoonstelling van wetken door J. H. J u r r e s.
DE KUNSTHANDEL ESHER SURREY,
SCHEVENINGEN, Helmstraat 2, organiseert vanaf 8
September een tentoonstelling van werk van
Charles Dankmeyer.
Ingezonden
Op manoeuvre
Het volgende geschiedde Dinsdag 26 Aug.
1913 tijdens de manoeuvre van een brigade
der infanterie op de terreinen nabij de leger
plaats bij Milligen.
Na afloop der ochtendoefening werd midden
op de hei, tijdens een barre zon, plm. l Vs uur
rust gegeven. Toen deze verstreken was err
men opstond om zich gereed te maken voor
wat komen zou, bleef n van de soldaten
op den grond liggen. Aanvankelijk dacht
men dat deze in slaap was gevallen, maar
weldra bleek dat hij bewusteloos lag. Er
werd bevel gegeven om voor den dokter
te blazen, doch dit werd van hooger hand
weer afgelast want... er was geen dokter!
N.B.! Bij een oefening waaraan ongeveer
3000 man deelnamen was geen bevoegde
geneeskundige hulp! Later ging het praatje
dat van de twee ter beschikking aanwezige
doktoren er n ongesteld was, terwijl de
andere wegens ernstige zieken in het kamp
zelf niet mede had kunnen gaan, doch vanuit
het hospitaal werd mij bericht dat van de
vier geneesheeren er n ziek was en de
(Vervolg op pag. 4)
en uit de opmerkingen, die de voorbijgan
gers maakten, begreep hij, dat niemand in
hem, den poppenkastvent, den boerenzoon
herkende, die voor vele jaren weggevlucht was.
'n Qroote troep schooljongens klotsend
met de hooge klompen op de straatsteenen
volgde de poppenkast.
Eindelijk stonden ze dan toch stil en als
de eerste maal begon weer 't gereedmaken
van de kast, de toespraak en daarna het spel.
Met de handen in de zakken keken ze toe,
de kleine boeren ventjes, de ronde buiken
vooruitgestoken, de monden wijd open, grinnekend
en uitgillend van pret, als jan Klaassen,
wiens beide slappe beenen over den rand
van 't tooneel hingen den dood Pierlala
bewerkte met de lange lat. En vooral dat
was om uit te gieren, als hij aan de jongens
vroeg hem te waarschuwen, als die leelijkert
weerkwam.
En de stem van den vent krijschte op:
Jongens, jongens! zijn jullie daar nog?"
Ja-a-a-a"!
En zullen jullie oppassen?"
Ja-a-a-a!"
En zullen jullie me wakker maken, als
die komt ?"
Ja-a-a-a!"
En als die dan kwam, brulden ze 't uit:
Jan Klaassen! hij komt, daar is hij," en als
de dood Pierlala vlak bij hem was, hem aan
wou grijpen, was Jan Klaassen op eens weer
wakker, gaf den dood 'n klap, dat hij naar
den anderen hoek van de kast terugsprong.
O! er was geen lolliger spel dan dat van
Jan Klaassen en o, het was zoo jammer,
dat de school begon, het spel moest ophouden.
En weer liep het dorpsplein leeg, telde hij
de centen, ze een voor een latende glijden
in de oude pet.
't Waren er nu al meer, de dag was goed
geworden.
Dan zochten ze 'n herberg op.
De lucht was weder met zware wolken
bedekt, af en toe viel reeds 'n druppel.
Goed, dat we binnen zijn, vrouw!", hij
had eerst de kast onder 'n afdak achter de
herberg gebracht.
Zwijgend aten ze hun brood, wierpen af
en toe 'n stuk onder de tafel, gretig opge
vangen door t gulzige beest.
Achter de toonbank jengelde de waard
wat heen en weer, hij wilde de gelagkamer
niet uit; je kon immers nooit weten, er was
zooveel gemeen volk onder die lui. Nieuws
gierig keek hij toe, hoe ze daar zaten te
schrokken, die twee arme zwervers.
Hij zou blij zijn, als ze weer gingen, maar
weg jagen wilde hij ze ook niet, wie weet,
hoe ver ze nog moesten en waar ze van nacht
slapen zouden.
Maar 't lag ook niet in de bedoeling van
die beide zwervers lang te blijven; loen de
regen had opgehouden, stonden ze op.
Hoeveel centen, baas?"
Nou, laat maar zitten, twee glaasjes melk,
jullie mot en er ok hard voor werken".
Duizendmaal dank, baas! dank! en diep
zette hij zijn oude pet af, waggelde de
kamer uit. Maar de vrouw boog zich over
de toonbank heen en zachtjes: God zegen'
je, hoor!" dan volgde ze den vent.
De waard keek ze nog even na, mompe
lende : Vreemd volk maar altijd nog vroom".