De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 14 september pagina 2

14 september 1913 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Sept. '13. - No. ,1889 wij gevoeglijk mogen aannemen dat de . catalogus van een grafische tentoonstelling, waarvan het bestuur samengesteld is uit bekende persoonlijkheden uit de grafische industrie, niet dan na bijzonder overleg door die personen wordt goedgekeurd, daar mogen we gevolgelijk ook aan nemen, dat die catalogus het gemiddelde beeld toont van het vermogen dier bekende leiders van op grafisch gebied werkzame firma's en van de waardeering dier heeren voor de algemeene eischen van welstand aan een stuk zet- en drukwerk te stellen. Van dat vermogen en die waardeering kunnen wij geen hpogen dunk krijgen als wij op 't eerste gezicht ontdekken, dat die catalogus van het begin tot het einde een wanproduct is. Om te beginnen is het om slag ervan ... geen omslag. Het verband aan te geven van rug, voor- en achterzijde is op de bekende wijze verwaarloosd. Op de voor zijde is een reproductie afgedrukt van het niet als omslag-teekening bedoelde affiche. Op de achterzijde vond een banale adver tentie z'n plaats. De druk, niet alleen van de slecht-geïllustreerde advertentiepagina's, maar ook van de ongeïllustreerde text is op akelig glad kunstdrukpapier uitgevoerd. De marge's zijn armoedig-smal, het zetsel mist, door de te groote inspringingen, een vasten omtrek, er zijn veel te veel lettersoorten en letterkorpsen gebruikt zoodat er van zuiver heid van stijl geen «prake is, het lettertype is over het algemeen van een verschrikkelijke sufheid. Erger nog dan de text-pagina's zijn de advertentie-pagina's. Geen oogenblik schijnt men er aan gedacht te hebben, dat men, door te breken met den regel, dat advertenties hun werking moeten doen door ? rommelige en rammelende verscheidenheid van aspect, een wijze zou hebben kunnen aangeven waarop onze tijdschriften en kouranten weer toon- en leesbaar zouden worden. Men heeft niet getracht van de advertenties goede stukken zetwerk te maken, men heeft niet gebroken met dien regel , der banaliteit en het bestuur der grafische tentoonstelling blijkt dus niet te schro men bij deze gelegenheid als proeve van drukkunst een stuk werk aan te bieden, dat niet minder slordig en prutserig is dan het meest verwaarloosde 2-cents-krantje. De catalogus, van welk een grenzelooze banaliteit op zich zelf ook, heeft echter, of helaas, dit goede dat hij geen andere ver wachtingen van het geëxposeerde verwekt dan daardoor inderdaad verwezenlijkt worr den: deze tentoonstelling is een tentoon stelling van smaakmisleiding zonder de goede tegen-voorbeelden. Het is meer onze bedoeling de algemeene verwording der Nederlandsche graphiek, zoo als die in bijna alle inzendingen hier blijkt, te, signaleeren, dan afzonderlijke werkstuk ken of den arbeid van bepaalde personen aan critiek te onderwerpen. Van meer be lang dan de enkele werkstukken is het wezen der vakbeoefening, dat in alle enkelproducten meer of minder uitkomt. Zoo zien we, dat bijna alle producten van drukkunst, hier aanwezig, als ze het eenvoudige moeten voorstellen slordig van behandeling, armoedig naar geest en vorm, ,, dor van vinding zijn en dat, moeten ze voor iets moois doorgaan, ze niets anders zijn dan zet-knutselwerk: daardoor is de tegen woordige toestand der druk-kunst en druk techniek in Nederland getypeerd. FEUILLETON llllllllllMIIIIIIIIIIIUIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIItllHIIII DE TERUGKEER DOOR A. VAN SLOOTEN Toen hij in z'n slaapstee wakker werd, hoorde hij hoe op 't zinken dak de regen neerkletste. Met weerzin stond hij op, dof in z'n kop van het zware slapen, keerde zich naar 't kleine raam, 't eenige waardoor nog licht binnenviel in 't donkere slaaphol. Van alle kanten gerochel en gesnork van slapenden, af en toe een onverstaanbaar woord, 'n vloek door een dier kerels, die evenals hij hier den nacht doorbrachten, 's morgens weer op stap gingen, uitgebrald. Tegen de smoezelige ruit aangedrukt bijna, zag hij in flauwe schemering van komenden dag, hoe de regen neergutste, de zinken daken tot spiegels maakte, de goten liet overloopen. In de verte sloeg een torenklok 3 uur. Om zich tastend zocht hij zijn slaapstee weer op, bleef op zijn rug liggend, de oogen wijd open, turen naar dat ruitje, waarlangs de regendruppels bobbellijntjes trokken. Dat zou 'n dag worden en hij wou naar buiten, de stad was afgespeeld. Op de dorpen hielden de kleinen en ook nog de grooten wel van 'n poppenkast. Vroeg gaan," had hij afgesproken met z'n vrouw, die in 'n ander hok slapen moest. Maar als het zoo regende, wat zou het dan geven ? Een uur bleef hij doorsoezen, overleggend of hij al dan niet gaan zou, maar toen die zelfde torenklok vier sloeg, was hij besloten, hij zou gaan, 't weer klaarde misschien nog wel op. Die,anderen ronkten door, stoorden zich niet aan 't leven, dat hij maakte bij 't aankleeden, bij 't afstommelen van de kra kende trap. Beneden in de wachtkamer, 'n groot hok, stinkende nog naar 'n vieze tabakslucht, de rijen banken, 'n paar tafeltjes, 'n verkleurde prent aan den goorzwarten muur, de tapkast in den hoek, drentelde hij heen en weer, wachtende op zijn vrouw. ??Verslaapt zich weer", bromde hij en hij was op 't punt naar boven te gaan en op de deur te bonzen, wat kon het hem schelen, of die andere, wakker gemaakte wijven hem al zouden verwenschen, toen de trappen kraakten, zijn vrouw in de gelagkamer kwam. 'n Klein, vettig vrouwtje was het, met half dicht geknepen oogjes, slordig opgemaakte haren, 'n grooten neus, 'n ingevallen tandeloozen mond, 'n vooruitstekenden kin bezet met stoppelige haren. Beroerd weer, hoor! beroerd ! is hij er nog niet ?" Neen, verslaapt zich ook al." Maar niet lang, of de waard kwam binnen. Eerst koffie zeker, waar?" Beiden knikten, zochten 'n plaatsje op de bank, wachtten daar, tot de koffie gezet werd. Langzaam slurpten ze de kommen leeg, ze met beide handen vasthoudend. Dan waren ze klaar, telden op de toonbank de verschuldigde centen neer en gingen. Zoo zien we, dat het lithografische werk, dat hier aanwezig is, nog geheel staat in het teeken der namaak. De toegepaste litho grafie wordt tot nog toe niet als een oor spronkelijke techniek erkend diende zij eertijds tot voortbrenging voor billijke sur rogaten van de plaat-gravure, tot op den huidigen dag zijn de allerzotste imitatiemogelijkheden, die door verkrachting van den aard des steens maar te bereiken zijn, met teedere zorg geëxploiteerd. Men maakt lithografisch bijna alles na: etsen, gravures, teekeningen en schilderijen, kant- en borduur* werk, hout, marmer, ijzer en leer, maar een lithografie wordt zelden gemaakt: zóblijkt 't gesteld met de steendrukkunst in Nederland. Van de chemigrafische technieken kan al niets beters worden getuigd; met deze veel zijdige en ingewikkelde procedé's kunnen uitstekende reproducties van schilderijen, teekeningen en fotografieën worden gemaakt, maar dat men tot nu toe goed op weg is om de chemigrafie haar juiste plaats te doen vinden in het stelsel der graphische kunsten mag niet worden gezegd, dat tot nu toe een boek of tijdschrift uit een aesthetisch oogpunt zou hebben gewonnen met de toe passing van de resultaten dezer technieken bij den boekdruk, dat tot nu toe de repro ductie-technieken zonder schade voor en naast de oorspronkelijke prentkunst zelf standig voldoen aan bestaande noodzakelijk heden is nog niet bijster gebleken. Bijna overal waar de chemigrafie is doorgedrongen in de grafiek is iets van het echte, zuivere, forsche karakter van de oorspronkelijke technieken verloren geraakt. Dat ligt niet aan de chemigrafie maar aan een begriplooze toepassing daarvan en dat 't op dit en alle verwante arbeidsgebieden zoo treurig gesteld is ligt zeker minder aan de middelen, dan wel aan het gebruik, dat van die middelen gemaakt wordt. In waarheid is de geweldige ontwikkeling der moderne techniek voor den vakbeoefe naar, die de machine behandelt en haar dus meent te kennen, even verbijsterend als voor den 'leek, die te midden van het rusteloos bewegen der werktuigen verdwaald is. De menschelijke geest put zich uit in inventiën, maar waar 't er op aan komt de voortbrengselen der scherpzinnige vinding vruchtdragend toe te passen blijkt de schep pingskracht onvoldoende. De vakman kan in de meeste gevallen niets meer dan de machine doen loopen en stilstaan, hij kan haar naar zijn wil laten produceeren, maar daarom kan hij 't product nog niet beheerschen. Even zoo goed als zij zijn werktuig is, is hij het hare. De graphische voortbren ger is hopeloos verdwaald in de veelheid zijner middelen maar hij mist de macht, die veelheid te binden en te dwingen, door de kracht van een onverdeeld begrip, tot eenvoudige voortbrenging van noodzakelijke dingen. Hij is waarlijk verbijsterd hij drijft mee op den overvoerden stroom van technische mogelijkheden, maar hij erkent noch de oorzaak der drift, noch de richting harer beweging. * * # In de afdeeling vrije" graphische kunst, op deze tentoonstelling ter opluistering aan wezig, bevinden zich belangrijke werkproeven van meestal bekende Nederlandsche kunste naars ; de aanwezigheid van deze afdeeling kan misschien de tentoonstelling een zeker cachet geven, haar werkelijke beteekenis Van avond weer?" Weten we niet,misschien,zullen eens zien." Nou, negen uur binnen, anders komen jullie niet, hè?" Nog even draalde de vrouw, tot haar man de poppenkast gehaald had; onder 'n af dak had het ding gestaan, bewaakt door 'n magere teef, met laag bij den grond hangende tepels, 't Dier had vorige week jongen geworpen; 't was juist gebeurd, toen zij aan een slootkant gerust hadden en nau welijks waren de vuile dieren ter wereld ge komen of hij had ze een voor een in 't water getrapt; dat was een gekriewel geweest in die smerige sloot en 't arme dier, dat langs den slootkant opgedraafd had om bij de jongen te komen, was met 'n trap weg gejaagd. In den staag neervallenden regen trokken ze de straat in; 'n droevige stoet: voorop de poppenkastvent, dan zijn vrouw, eindelijk de hond, die den kop laag bij den grond, meesukkelde. Nog geen enkel woord was er gesproken tusschen dien man en die vrouw. Eerst toen de stad reeds ver achter hen was, vroeg ze hem: Waar gaan we heen?" Hij stond stil, zette de kast neer, richtte zich overeind, stijf geworden door't al maar voorover loopen, wees met de hand naar 't torentje, heel ver weg. Daar beginnen we." EVen keek ze naar 't kleine spitsje, tuurde den langen straatweg af, dien ze nog gaan moesten, bemoeide zich dan met den hond, die zich vast tegen haar beenen drukte, zacht jankend. 't Dier liet zich op den grond vallen, boog den kop met 'n ruk naar de tepels, die het vurig begon te likken. Zeg, hij het er pijn aan!" De doffe oogen van den poppenkastvent richtten zich op :t dier. Niks aan te doen, gaat van zelf weer over!" Hij spande zijn rug weer onder't gevaarte en de stoet ging verder, eerst de baas, dan de vrouw en de hond, die telkens zich neer liet vallen, den kop naar achteren boog en de brandende tepels likte. Steeds viel de regen, doorweekte de kleeren van de arme zwervers. Nog altijd regende het, toen ze de dorps straat introkken. Op 'n steiger van 'n in-aanbouw-zijnd huis stonden de opperlui, 'n paar metselaars, die lieten hun werk rusten toen ze voorbij kwamen. 'n Krullejongen wierp met een stuk kalk naar den mageren hond. 't Stuk viel vlak naast het dier neer, sprong uit elkaar, 't beest draaide slechts even den kop om. Hij geet de paschen afzeggen," barstte er een los en allen gierden het toen uit over die lollige bespotting van dien armoedigen poppenkastvent. Als 'n aangename afwisseling was het, dat voorbijkomen van die lui, voor de metselaars, wien 't werk door den aanhoudenden regen, vervelend werd. Maar noch de poppenkastvent, noch zijn vrouw stoorden zich aan de opmerking, luid verbergen of verhoogen kan zij evenzoo min als een verzameling schilderijen of een col lectie bloemen ter opluistering dat zou doen. Allerlei oorzaken hebben er toe geleid, dat de beperkte ruimte"?die.dank zij de ernstige waardeering en de hartelijke collegialiteit der artiesten-commissie-leden van deze afdeeling vrije" graphiek, beschikbaar (werd) gehou den voor ontwerpen en teekeningen ter grafischereproductiebestemd",?niet door netwerk der kunstnijveren gevuld is geworden. En we behoeven dat niet te betreuren. Als voorloopig de voorbeeldige gebruiks-graphiek der Nederlandsche kunstnijveren niet, als het beste dat de Nederlandsche graphische vakken opleveren, geduld wordt tusschen de inferieure producten, die de voornaamste groot-industrieelen doen vervaardigen, heeft de Nederlandsche grafische kunstnijverheid alle redenen te bedanken voor de eer ter opluistering" te worden getoond. Onze kunst nijveren willen volledige erkenning van de beteekenis der toegepaste kunst, die in de onscheidbare samengegroeidheid met de vakbeoefening bestaat; zij willen de pro ducten der toegepaste kunst niet als bijzondere buitenissigheden zien beschouwd worden. Dat het ook op geen enkelen grond te motiveeren is, het streven der moderne kunst nijverheid als iets buitenissigs te beschouwen mag wel blijken uit de schaarsche uitzonderings-inzendingen, die de algemeene regel, die wij betreffende het gehalte van het ten toongestelde opstelden, met nadruk beves tigen. Bij die inzendingen van enkele goede werkstukken waarin de schoonheidsuitdrukking der moderne techniek is bestreefd, werkstukken die de voosheid van het overige aanwezige des te sterker doen uitkomen, hebben zonder uitzondering de beginselen der hedendaagsche kunstnijverheid toepas sing gevonden. Daar is de Utrechtsche vak school voor typografie met haar eerlijke, sobere inzending, daar is de lettergieterij Amsterdam", die het zuivere klare werk van de Roos, diens letters, ornamenten en zetproeven exposeert. Daar is de boekbinder Oosterbaan, die met de soberste middelen waarlijk bijzonder fraaie stukken bindwerk heeft gemaakt. Ook de firma van Bommel gaat met haar bindwerk de goede richting in. 't Kan zijn, dat de firma Brandt en Zoon een collectie werk bijeengebracht heeft, die niet geheel binnen de grenzen van een graphische tentoonstelling valt maar haar inzending is er niet minder merkwaar dig om. Ziethier een typische moderne industrieele organisatie in den besten zin, waar technikus en kunstenaar samenwerken niet om snel en goedkoop langs mechanischen weg dingen te maken, die meer moe ten schijnen dan zij zijn, maar om, begrij pend en eerbiedigend het karakter van werk tuigen en materialen, echte kwaliteitsarbeid voort te brengen. Daar moet 't heen en daar kan 't heen ! Onze werktuigen zijn uitstekend, ons papier en onze andere grondstoffen zijn in rijkeren voorraad aanwezig, dan ooit voorheen, onze kunstenaars zijn in staat alle werkwijzen te bezielen. Moet dan de ontwikkeling der Nederlandsche graphiek nog langer worden tegengehouden door de geborneerdheid en den reactionairen geest van een aantal industrieelen ? Of zullen die industrieelen de fatale achterlijkheid van onze graphiek in zien, zal hun eigen poovere verschijning op deze tentoonstelling hen de oogen hebben l genoeg overigens uitgeschreeuwd, zoo iets waren ze gewoon; zouden ze hier anders zijn, dan op alle plaatsen ? Wat dien vent wel tegenstond was, dat het maar doorregende, 't nog veel te vroeg was om te beginnen; nou moest hij wel wachten. Midden in 't dorp voor de groote herberg zette hij zijn kast neer, 'n hooge kastanjeboom met wijd uitgespreide takken beschermde hem tegen den regen. Hij wreef over zijn arm, 'n straaltje water liep uit den saamgeknepen mouw, kletsend klonken de handen op zijn broek, hij was doornat geworden. Op 'n lat der kast rustte zijn vrouw uit, 'n doek had ze over haar hoofd geslagen, de natte rokken hingen strak om de magere beenen, heel in elkaar gekrompen zat ze, de regen had haar koud gemaakt en aan haar voeten lag de magere hond, als 'n kluwen in elkaar gerold. Voor de dorpelingen was de komst van dien poppunkastvent in den vroegen morgen 'n gebeurtenis. Ze gluurden met de neuzen tegen de ruiten gedrukt, naar 't havelooze gedoe; daar maakten ze hunkin deren mee wakker. Kom vort dan, of motten jullie de poppenkast niet zien ?" en in 'n oogenblikje waren ze dan uit hun bedjes, in hun hanssoppen verdrongen ze zich voor de ramen, om alles toch te kunnen zien. 'n Bakkersjongen fietste luid bellend voorbij; 't was geen toeval, dat hij floot: nou zit die in de misère", hij zag er niets anders in dan ellende, maar ellende, waarover hij zich wel vroolijk maken kon. En niet lange duurde het, of ze stonden met wijd open monden dat drietal te begapen, die kleinen, die geen ontbijt nu van noode hadden. De regen had opgehouden, nu scheen de zon in de dorpsstraat, maakte van al de aan de bladeren hangende regendruppels diamantjes. De voorstelling kon wel beginnen, lang zaam maakte hij de kast in orde, hij liet de opgerolde zeilen zakken, tot op den grond viel nu het doek, 't goor-gele met lappen en scheuren en kleine gaatjes. Maar boven 't tooneel waren ze geschilderd in bonte kleu ren, de poppen : Jan Klaassen met z'n grooten kokkert; de dood van Pierlala, 'n witte ge daante met ronden kop op 'n heel lang uit gerekt lijf. En dat zou er wat geven, als hij eerst maar eens aan 't spelen was, want poppen waren er genoeg, je wist niet, waar ze vandaan kwamen. Nog meer kwamen ze zich scharen om de kast, ook grooteren, al hielden ze zich heel achteraan. Timmesie! wa neus, zie je Janus?" Als alles klaar was, begon de vent zijn rede: Lieve kinderen, hier benne we weer met onze poppenkast, als jullie nou allemaal maar n of t wee centjes hebben, kan Jan Klaassen beginnen; vooruit lieve jongens en meisjes, haal bij je lieve moeder 'n centje en we zullen u laten zien, dat Jan Klaassen nog niet dood is, ha ! ha ! lieve kindertjes, vooruit! En dan werd 't 'n gedraaf heen en weer,' naar links en rechts en niet lange duurde het of ze stonden er al weer, kletterden de geopend, hen de onmacht der techniek heb ben doen voelen,- en hun hebben doen be grijpen dat langer voortgaan op deze wijze de Nederlandsche graphiek als industrie ten onder brengen zal ?? Directe cultuurwaarde heeftdezetentoonstelling niet in het minst, wij betoogden het reeds; een suggestie voor de aanstaande ontwikke ling der graphische vakken gaat er niet van uit. Maar deze tentoonstelling is een waar schuwing moge zij begrepen worden ! Wij mogen dit opstel niet beëindigen zonder van de inrichting der graphische tentoonstelling te hebben gerept. De Amsterdamsche bouwmeester H. A. J. Baanders heeft met deze inrichting een waarlijk heel bijzondere prestatie verricht: de sombere holte, die het interieur van het Paleis voor Volksvlijt is, is omgevormd tot een complex van niet te hooge, stemmige, warm-tonige zalen en galerijen, die een groote behaag lijkheid ademen. Door de klare indeeling der ruimte is een overzichtelijk geheel ver kregen, door de bespanning van alle afdeelingen met dezelfde effen wollen stof, afgezet met strenge biezen, ontstond een stijlvolle dekoratieve achtergrond voor het expositie materiaal; het doorschijnende doek van de zolderbespanning zeeft het grauwe licht tot blanke klaarte; omhoog, door het doek heen, ziet men de machtige konstruktie van den paleiskap schemeren. Een mooie vondst is de samenstelling der zaaltjes voor de vrije grafische kunst met hun centrale plaatsing om een middelpunt waar het muziekpodium opgebouwd is. Rond het podium zijn de zaaltjes open daardoor verkrijgt men een alzijdig doorzicht op de verdeelde ruimte, blijft dus die ruimte ongebroken en wordt zij toch weer onderverdeeld in eenige intieme afdeelingen waar de omlijste prenten rustig te bezien zijn. Overal heeft de architect zijn decoratieve organisatie doorgevoerd, de stands, die op de meeste andere tentoonstellingen in de hallen als kermiskraampjes naar lust en gril der inzenders worden opgericht, zijn door hem opgevat als gelijkvormige nissen, plan matig aangebracht in de doorloopende gale rijen ; zelfs het letterschrift der stands heeft hij niet aan zijn aandacht laten ontsnappen. Door dit alles is een geheel verkregen van monumentale orde; en het mag verbazing wekkend genoemd worden, dat de inrichters der tentoonstelling, die blijkens hetgeen zij exposeeren zoo afkeerig zijn van inmen ging van kunstenaars in hun voortbrenging, een zoo doorgevoerde artistieke organisatie hunner tentoonstellingsinrichting gedoogden. Is er niet een contrast tusschen de orde loosheid der tentoongestelde graphiek en de klare ordening der tentoonstelling? * , * Ten slotte moet, na hetgeen deze expositie te zien geeft, de vraag gesteld worden hoe Nederland het volgend jaar denkt te moeten uitkomen op de groote graphische tentoon stelling te Leipzig. Zal onze gebruiksgraphiek daar een treurige figuur slaan tegenover de Duitsche omdat wij niet een inzending voor den dag komen, die in gehalte overeenkomt met het gehalte dezer tenstoonstelling? Of zal men dit keer de graphische kunstnij verheid erkennen als de ware vertegenwoor digster van onze graphische vakbeoefening? WALTE.R VAN DIEDENHOVEN centen in 't blikken bakje, waarmee de vrouw rondging. Als ze al de rijen langs was geweest, mompelde ze wat met dien vent, die kroop er toen in de kast en 't wonderlijke spel begon. Dat gaf er al vroeg 'n gelach op 't plein: ze gilden het uit, als Jan Klaassen ze toch allemaal te slim af was, ja zelfs de dood Pierlala zich door hem foppen liet. Maar boven al 't gelach en gejoel der kinderen klonk uit het: ro ! ro !" van den poppenkastvent en 't gegrinnik en 't schater lachen, dat 't gegrinnik en 't gelach van Jan Klaassen moest verbeelden, maar zoo gauw was er niet een pop verdwenen in 't geheimzinnig gat, of je hoorde achter't zeil 't geklots in een flesch. Tot half negen duurde het spel, toen luidde de schoolbel en weldra was het plein verlaten, alleen bleef er nog 't ellendige gedoe, de paar latten met de opgerolde zeilen, 't geraamte van de poppenkast. Tegen den dikken kastanjeboom leunend, liet de poppenkastvent de centen door zijn hand in de pet glijden, al maar tellend, twintig, veertig, vijftig, dat was er 'n goed begin. Voorzichtig schudde hij zijn pet leeg, bukte zich onder de kast en de stoet trok weer verder. Voor de ramen der woningen verscheen nog even een nieuwsgierige en telkens tikte de vent aan zijn pet.als hij 'n huis voorbijging. De tocht naar een ander dorp begon. Maar na een half uur voortsjokken hielden ze beraad: de weg ging zich splitsen, n naar links, n naar rechts. Dat moet het lot beslissen," meende hij eindelijk; hij nam de versleten pet van zijn grijzen kop, wierp die in de hoogte. Waar de klep heenwijst, vrouw!" De pet duikelde en duikelde: de klep wees 't meest naar rechts. Stilzwijgend nam hij de pet weer op, borg zich onder de kast en de stoet ging den weg rechts op. Bij een kromming stond hij plots weer stil; wreef zich over zijn voorhoofd. Dezelfde gedachten van straks na 't verlaten der stad al kwamen weer op. Toen was hij afgeleid door zijn vrouw en dien hond, teruggevallen in 't leven van heden, 't bange zwerversleven. 'n Streek is 'n streek, en de dorpen ze lijken immers allemaal 't zelfde... maar nu... Was hij hier dan nog nooit geweest? Ja 't was hem bekend; die dalende en weer klimmende weg, dat buiten juist op die bocht en ginds 't torentje boven de boomen uitstekend? Ja, hier " 'n Oogenblik weifelde hij zou hij terugkeeren? Maar ook, wie zou hem herkennen, ''t was te lang geleden al, wie in 't dorp, die nog iets van hem weten zou? 't Was half twaalf, toen de poppenkast vent 't dorp inkwam. Hij kende 't wel terug, al was er veel veranderd in die dubbele rij van huizen; grootere winkels hadden ze gebouwd; nieuwe hooge huizen waren gekomen in de plaats van de laaggebouwde, zooals hij ze gekend had, maar toch en in zijn gedachten ging hij na, waar die en die woonden en waar de school was en de weg naar de Kraats. Maar hij was voor een ieder 'n vreemde Berichten EEN VERMOGEN is tegen het jaar 1925 te verdienen met de beste levensbeschrijving van Czaar Alexander I. Volgens fransche bladen heeft in 1833 diens minister graaf Alex Araktschejef een som van 50.000 roebels gedeponeerd bij de St. Peterburgsche Bank met de bepaling dat dat bedrag gedurende 92 jaren op rente moest worden uitgezet, en daarna worden uitgekeerd aan den schrijver van- de beste biographie van Czaar Alexander I, onverschillig in welke taal. Die som zal aan het eind van den vastgestelden termijn zijn aangegroeid tot ruim drie millioen roebels. Een vierde gedeelte daarvan zal worden besteed om het be kroonde manuscript te doen drukken en in verschillende talen te laten overzetten, en aaa het toekennen van een consolatieprijs aan het naast volgende beste werk. De winner zal dus meer dan twee millioen roebel uitgekeerd krijgen. THOMAS HARDY, die in den laatstên tijd zich voornamelijk wijdde aan de poëzie, zal dit najaar weer een,bundel verhalen geven onder den titel A changed man and other tales. ALFRED RUSSELL WALLAGE heeft een vervolg geschreven op zijn Socialenvironment, dat binnenkort onder den titel The revoltjjf democracy zal worden uitgegeven. Hij be handelt daarin de loonkwestie en geeft een speciale beschouwing over gebrek en zelf moord uit angst, welke hij een schande voor onze hedendaagsche beschaving noemt. Tentoonstellingen en Veilingen IN DEN KUNSTHANDEL UNQER EN VAN MENS, ROTTERDAM, Eendrachtsweg 27, is van 8 September tot en met 5 October een tentoonstelling van wetken door J. H. J u r r e s. DE KUNSTHANDEL ESHER SURREY, SCHEVENINGEN, Helmstraat 2, organiseert vanaf 8 September een tentoonstelling van werk van Charles Dankmeyer. Ingezonden Op manoeuvre Het volgende geschiedde Dinsdag 26 Aug. 1913 tijdens de manoeuvre van een brigade der infanterie op de terreinen nabij de leger plaats bij Milligen. Na afloop der ochtendoefening werd midden op de hei, tijdens een barre zon, plm. l Vs uur rust gegeven. Toen deze verstreken was err men opstond om zich gereed te maken voor wat komen zou, bleef n van de soldaten op den grond liggen. Aanvankelijk dacht men dat deze in slaap was gevallen, maar weldra bleek dat hij bewusteloos lag. Er werd bevel gegeven om voor den dokter te blazen, doch dit werd van hooger hand weer afgelast want... er was geen dokter! N.B.! Bij een oefening waaraan ongeveer 3000 man deelnamen was geen bevoegde geneeskundige hulp! Later ging het praatje dat van de twee ter beschikking aanwezige doktoren er n ongesteld was, terwijl de andere wegens ernstige zieken in het kamp zelf niet mede had kunnen gaan, doch vanuit het hospitaal werd mij bericht dat van de vier geneesheeren er n ziek was en de (Vervolg op pag. 4) en uit de opmerkingen, die de voorbijgan gers maakten, begreep hij, dat niemand in hem, den poppenkastvent, den boerenzoon herkende, die voor vele jaren weggevlucht was. 'n Qroote troep schooljongens klotsend met de hooge klompen op de straatsteenen volgde de poppenkast. Eindelijk stonden ze dan toch stil en als de eerste maal begon weer 't gereedmaken van de kast, de toespraak en daarna het spel. Met de handen in de zakken keken ze toe, de kleine boeren ventjes, de ronde buiken vooruitgestoken, de monden wijd open, grinnekend en uitgillend van pret, als jan Klaassen, wiens beide slappe beenen over den rand van 't tooneel hingen den dood Pierlala bewerkte met de lange lat. En vooral dat was om uit te gieren, als hij aan de jongens vroeg hem te waarschuwen, als die leelijkert weerkwam. En de stem van den vent krijschte op: Jongens, jongens! zijn jullie daar nog?" Ja-a-a-a"! En zullen jullie oppassen?" Ja-a-a-a!" En zullen jullie me wakker maken, als die komt ?" Ja-a-a-a!" En als die dan kwam, brulden ze 't uit: Jan Klaassen! hij komt, daar is hij," en als de dood Pierlala vlak bij hem was, hem aan wou grijpen, was Jan Klaassen op eens weer wakker, gaf den dood 'n klap, dat hij naar den anderen hoek van de kast terugsprong. O! er was geen lolliger spel dan dat van Jan Klaassen en o, het was zoo jammer, dat de school begon, het spel moest ophouden. En weer liep het dorpsplein leeg, telde hij de centen, ze een voor een latende glijden in de oude pet. 't Waren er nu al meer, de dag was goed geworden. Dan zochten ze 'n herberg op. De lucht was weder met zware wolken bedekt, af en toe viel reeds 'n druppel. Goed, dat we binnen zijn, vrouw!", hij had eerst de kast onder 'n afdak achter de herberg gebracht. Zwijgend aten ze hun brood, wierpen af en toe 'n stuk onder de tafel, gretig opge vangen door t gulzige beest. Achter de toonbank jengelde de waard wat heen en weer, hij wilde de gelagkamer niet uit; je kon immers nooit weten, er was zooveel gemeen volk onder die lui. Nieuws gierig keek hij toe, hoe ze daar zaten te schrokken, die twee arme zwervers. Hij zou blij zijn, als ze weer gingen, maar weg jagen wilde hij ze ook niet, wie weet, hoe ver ze nog moesten en waar ze van nacht slapen zouden. Maar 't lag ook niet in de bedoeling van die beide zwervers lang te blijven; loen de regen had opgehouden, stonden ze op. Hoeveel centen, baas?" Nou, laat maar zitten, twee glaasjes melk, jullie mot en er ok hard voor werken". Duizendmaal dank, baas! dank! en diep zette hij zijn oude pet af, waggelde de kamer uit. Maar de vrouw boog zich over de toonbank heen en zachtjes: God zegen' je, hoor!" dan volgde ze den vent. De waard keek ze nog even na, mompe lende : Vreemd volk maar altijd nog vroom".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl