De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 14 september pagina 5

14 september 1913 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

lip 14 Sept. '13. No. 1889 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND AALTJE NOORDEWIER-REDDINGIUS Aaltje Noordewier-Reddingius Eenigen tijd geleden vond ik in een Duitsch familie-tijdschrift een geïllustreerd artikel over DeutscfrSa'ngerinnen der Gegenwart," en ik was niet weinig verbaasd, onder de portretten dezer corypheën van de Duitsche zangkunst, ook het bekende, zachte ernstige gelaat van Mevrouw Noordewier op te merken. De Germaansche expansie-geest had hier niet naar het slechtste gegrepen, van wat Nederland in nationalen trots zijn eigendom noemt. In het bijschrift werd gezegd, dat Aaltje Noordewier?Reddingius weliswaar in Holland woonde, maar toch tot de Duit sche kunstenaressen behoorde, zoowel door haar voortdurend medewerken aan Duitsche concerten als door den degelijken Duitschen geest harer kunstpraestaties. Dit alles is mooi en wel, en 't is een streeling voor patriottische harten, dat Duitschland, naijverig op onze groote zangeres, moeite doet, om beslag op haar te leggen; maar niettemin is dit alles onjuist en onwaar, want Mevrouw Noordewier bezit al de eigenschappen, die haar tot een echte Hollandsche vrouw maken, en haar zang heeft dat breede, diepe, sobere, dat de geheele wereld in onze beste kunst waardeert, en dat allerminst Duitsch is. Haar optreden mist zwier en uiterlijkheid; zij is gereserveerd, streng, klassiek; zij beheerscht haar gevoel gelijk haar stem; zij zoekt naar geen decoratief bijwerk, tracht nimmer door grime of gebaar, door met overleg aangebrachte tooneeltrucs haar voordracht te ondersteunen. Zij geeft zich IIIIIIIIIIIMIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMMIMIIIMMMIIinmillimiH UIT DE NATUUR DXLV Bladeren Het schijnt mij toe of ik verleden week maar half werk heb gedaan, met hier te wijzen op het leven van de mooie bloemen van uw O. I. Kers-planten. Om geen schele oogen te maken", moet ik nu wel de bladeren geven, wat hun toekomt. Wel valt het leven van de bloem veel gemakkelijker waar te nemen ; maar het zou onbillijk zijn de vruchtvorming als uit sluitend bloemenwerk te beschouwen. Zonder blad, of althans wat groens, kan geen enkele plant zijn vruchten of zaden groot brengen ; f de plant moet uit parasiteeren gaan en zich den arbeid van andere bladeren ten nutte maken. Jammer is het, dat het nuttige werk, hetwelk de groene bladeren verrichten, zoo in stilte gebeurt. Wie het niet weet, merkt er niets van; en toch is deze arbeid van het groene blad van het allergrootst gewicht; niet alleen voor de plant zelf, maar voor de geheele levende wereld. Inderdaad zou het levens vuur op aarde van mensch, zoowel als van dier en plant, al heel spoedig en voor goed gebluschtworden, indien de groene bladeren hun ar beid moesten sta ken. Dat ziet men het blad niet aan. Het groene schijfje staat strak op zijn bladsteelindezon, het verroert zich niet; hoogstens verandert het een beetje zijn stand, om zooveel moge lijk zonnestralen op te vangen; of als het te veel van het goede dreigt te ontvangen, wijkt het terug en gaat hangen; het biedt dan de zonnestra len zijn smallen kant in plaats van zijn breede vlakte. Nog een andere levensuiting valt er in het bijzon der aan het blad van O. 1. kers door ieder, die er op letten wil, op te merken. Wie na een warmen dag in eenvoud en oprechtheid. De trilling van innig gevoel fixeert zich voldoende in den klank der gouden stem, en kan alle onder streping ontberen. Daaraan is het wellicht toe te schrijven, dat oppervlakkige hoorders aan deze grootste der Bach- en Haendelvertolksters weieens koelheid verweten hebben, gelijk men wel vaker doet aan geconcen treerde, diepe naturen. En toch maken juist al deze eigenschappen haar onvervreemdbaar tot een echte Hollandsche kunstenares, die niet alleen door de sereene diepte en de rustige kracht harer kunst ons in verrukking brengt, maar ons sympathiek aandoet van het oogenblik af, dat zij het podium betre den heeft. Ik zag daarvan een treffend voorbeeld op een der repetitie-avonden van het Concert gebouw-feest, enkele maanden geleden. Vór Mahler's 8e Symphonie werd een gedeelte van Beethoven's Negende" gerepe teerd, waarin Mevrouw Noordewier niet behoefde mee te werken. Toen de zangers zich reeds hadden op gesteld, kwam zij echter even van achter den menschendrom naar voren, om een oogenblikje te spreken met een dame, op de eerste rij :? het was een excursie, die niets met de uitvoering of het werk te maken had. Maar nauwelijks bemerkte men haar hooge, kloeke gestalte, of spontaan, uit de geheele overvolle zaal barste het begroetingsapplaus los voor de groote, populaire zangeres, de algemeen gekende en beminde Nederlandsche vrouw, die zich, als een vorstin, alleen maar te vertoonen heeft, om geestdrift te verwek ken. Zou er onder de Nederlandsche musici iemand zijn, die 't Nederlandsche volk in en een lauwen dauwnacht 's morgens in den tuin, op het balcon of op de open veranda komt, zal de meeste bladeren voor zoover ze niet te veel beschut waren of onder dak stonden nat vinden; de lucht om ze heen, heeft er, toen het koel werd door de uitstraling, zijn waterdamp in den vorm van fijne druppeltjes op afgezet. Uw O. I. kers echter maakt, als het niet bijzonder sterk heeft gedauwd, een uitzondering op den regel; zijn bladeren zijn van boven volkomen droog gebleven, alleen aan den rand parelt hier en daar een druppeltje. Het schijnt wel of de dauw van de opper vlakte zich naar den omtrek heeft samen getrokken. Toch is dit niet het geval; ook als uw andere planten niet bedauwd zijn, vertoont het blad van uw kers zijn vijf of zeven druppeltjes. Dat het niet nat werd, heeft zijn oorzaak en dat het druppels vormde nog weer een andere. Ge behoeft een blad van O. I. Kers maar met twee vingers, de een boven de andere onder, aan te vatten, om te voelen dat onder en bovenvlakte niet gelijk van consistentie zijn ; ook de verschillende tinten wijzen daar al op. De bovenvlakte is namelijk overtrok ken met iets vettigs en dof-glimmigs, er ligt een dun waslaagje op; dit is het, dat het O. I.-Kersblad met de waterspleetdroppeltjes zijn groote massa nader aan 't hart ligt dan Aaltje Noordewier-Reddingius ? En deze populariteit dankt zij niet aan 't zingen van lichte gracieuse liedjes, aan grappige maniertjes, en aan die vele andere futiliteiten, welke, naar men zegt, alleen in staat zijn, om de groote menigte te behagen. Zij won die op den weg der hoogste kunst door haar edele, heerlijke stem, haar aan het volmaakste grenzende zangkunst en de kracht van haar persoonlijkheid. Op zekeren dag (vertelt een harer levens beschrijvers) kreeg Mevrouw Noordewier uit het buitenland heel vroeg van te voren een aanzoek om op Palm-Zondag te komen zingen, en bescheiden als immer ging zij naar Willem Mengelberg en vroeg, of zij het engagement kon aannemen, of dat hij op haar rekende voor de Matthaeus". En de Amsterdamsche dirigent antwoordde: Ik reken op u Natuurlijk reken ik op u!... Onze verbintenis geldt voor het leven!" En wat kan het Nederlandsche volk aan de jubileerende kunstenares toeroepen, dat het meer uit het hart gegrepen is dan dit pittige woord? J. D. C. VAN DOKKUM * * * De buitenechtelijke kinderen in de Duitsche Koloniën In den Duitschen Rijksdag is onlangs uit voerig gesproken over de vraag of de rassenvermenging in de Afrikaansche Koloniën langzamerhand geen gevaar zou kunnen opleveren voor den Duitschen invloed. Wanneer men nu meent, dat gesproken zou worden over de verantwoordelijkheid van den blanken vader, dan vergist men zich zeer; wel maakte men nog even van de gelegenheid gebruik om te releveeren, dat sommige blanke vrouwen ook kinderen het leven hadden geschonken, waarvan de vader een kleurling was. Dit noemde men in de gauwigheid een rasontaarding! De vraag of zulke gemengde huwelijken al of niet door den staat getolereerd zouden worden, bleek van geen belang te zijn. Ten eerste, omdat men in een naburige Engelsche Kolonie zich tèch in den echt zou kunnen laten verbinden en ten tweede, omdat dit de geboorte dier kleurlingen niet zou tegen houden. En omdat deze zóaangroeit, dat het aan tal kleurlingen dat der blanken reeds over treft, (in Samoa 491 blanken tegenover 1009 kleurlingen en in Togo 363 Europeanen tegenover 243 kleurlingen) begint de regee ring naar maatregelen uit te zien, hoe daarin verandering te brengen. De koloniale meisjesschool te Weilbach ts reeds n der eerste hulpmiddelen. Meisjes, wier opvoeding men zóinricht, dat zij in de koloniën zichzelf in allerlei opzicht kunnen helpen en daarom niet alleen huishoudonderwijs, maar vooral ook tuinbouw en hoenderteelt leeren, gaan, na volbrachten leertijd, naar de Duitsche koloniën, waar zij de eerste tijden in het Missiehuis, onder toezicht van het zendelings- of dominees gezin, doorbrengen, totdat zij een haar pas senden werkkring hebben gevonden. Men zou dit m. a. w. een Staatshuwelijks bureau kunnen no.emen/ Het is alleen maar treurig, dat de regeering, bedacht op de handhaving van het gezag der blanken, zich alleen met het vraagstuk dezer buiten echtelijke geboorten bezighoudt; want, wan neer de kinderen, die in Duitschland door dezelfde wanverhoudingen in het leven wer den geroepen k een bijzondere huidkleur hadden, dan zou men tot de zichtbare ont dekking komen, dat jaarlijks 180.000 buiten echtelijke kinderen in Duitschland geboren worden. In theorie zal niemand deze kinderen van Germaanschen stam gelijkstellen met de blad droog houdt, als het regent; ook wanneer ge de planten begiet; ze zijn niet nat te krijgen. Het blijft altijd een gewaagd ondernemen de beteekenis van zoo iets met beslistheid op te geven. Voor de hand evenwel ligt de onderstelling dat deze waslaag, die ook bij akolei en helmbloem duidelijk merkbaar is, van nut is voor de plant, om te sterke ver damping tegen te gaan en zoo het blad tegen verslappen en verleppen te beschermen. Nu is een O. I. Kersblad op zichzelf al een slap blad ; het staat bovendien op zijn steel, op een manier, die in de bladerwereld een zeldzame mag heeten. Ik ken onder onze vaderlandsche planten er nog maar een of twee, waarvan de bladeren, die gelijk bij O.-I. kers, hun schijf op den bladsteel heb ben staan, als een tafelblad op zijn poot. Den last van vocht of regenwater zou het niet lang kunnen dragen; de neersputterende regendroppels rollen er dan ook dadelijk weer af, als kraaltjes die op een glas plaatje vallen. Deze waslaag, die het blad een blauw achtig waas" bezorgt, weert dus het hemelvocht af en vertraagt tevens de verdamping. Toch kan een blad niet strak gespannen blijven op zijn nerven, indien de verdamping niet geregeld doorgaat, want die verdamping, het wegnemen van vocht uit de bladcellen is de voorwaarde voor nieuwen toevoer van onderop; deze wordt verzorgd door de blad stelen, die het vocht uit de stengels of den stam en uit de wortels ontvangen. De onder zijde en de groene bloemstelen schijnen voldoende te verdampen. Indien echter de watertoevoer van onderop te groot wordt, dan gebeurt er wat anders, dan komen de zooeven genoemde pareltjes aan den rand van het blad te voorschijn. Dit verschijnsel, dat heel mooi en kleurig kan zijn, als de schuine stralen van de morgenzon op de plant vallen, heeft dus een beteekenis die juist het tegenovergestelde is van die van de wasbedekking; zeer waarschijnlijk althans. Het is een middel om overtollig vocht kwijt te raken. De waslaag doet dienst als er watergebrek dreigt te ontstaan. Het eene is om zoo te zeggen een correctie op het andere, dat anders onder bepaalde omstandigheden schade in plaats van nut kan brengen. Let ge op dit parelen van de O.I, Kers bladeren, dan bemerkt ge dadelijk, dat de waterdruppels niet zoo maar hier of daar aan den rand verschijnen, maar dat er ge regeld vijf of zeven, zelden meer, steeds op bepaalden afstand van elkaar te zien zijn; en dat heeft zijn goeden grond. Bekijkt ge een versch jong blad, dan blijkt de schijf niet zuiver rond en de rand niet ongebroken te zijn; eenige zwakke deukjes MAGAZYM DE BYEJÏKORF l (HULPGEBOUW) DAMRAK STEEDS HET MIEUWSTE OP GEBIEDT DAMES-MODE ES CONFECTIE KWALITEIT GOED, SORTEERiriG GROOT, PRIJS BILLIJK kleurlingen uit de koloniën; maar in de praktijk hebben de eerste een veel zwaarder lot te dragen. Het sterftecijfer is bij die onge lukkige kinderen veel grooter dan bij de wettige en het grootste percent der misda digers, prostitutuées en landloopers wordt uit die misdeelden gerecruteerd. Deze onwettige kinderen vormen dus een gevaar voor de maatschappij, zoowel in Europa als in de koloniën, waar zij spoedig het blanke ras overheerschen zullen. De man kan de verantwoording niet op de moeders afschuiven. Dat beetje alimen tatie-geld delgt de schuld niet uit. Wanneer iemand van de omstandigheden, de onervarenheid of de lichtzinnigheid van een ander misbruik maakt om geldelijk voor deel te behalen, kan hij tot gevangenisstraf veroordeeld worden ; maar wanneer een man van de armoede, de onervarenheid of de lichtzinnigheid van een meisje misbruik maakt, noemt men dit een private aange legenheid", waarmede het publiek niets te maken heeft. En bij zulke wanverhoudingen zijn er nog mannen, die het wagen die vrouwen te belasteren, welke uit gemeenschaps- en verantwoordelijkheidsgevoel om het kiesrecht vragen! N. MANSFELDT?DE WITT HUBERTS * * * Schotels van den kok n Ik hoop dat uw proef met de aspic goed gelukt is, gij kunt ze in den winter best een poosje bewaren, en dat gij verlangend zijt uw krachten te beproeven aan de chaudfroid van kip". Misschien was uw bouillon niet geheel helder, en verkreeg daardoor de aspic niet haar aardig' glinsterend effect, dat aan stukjes ijs doet denken, in dat geval moet gij de bouillon opzetten met een of twee even geklopte eiwitten, en al roerend een tien minuten laten koken. Wanneer gij het vocht daarna zonder roeren door een lapje zeeft; zult gij een prachtig helderen aspic krijgen( of inhammetjes, zijn, voor wie ze zoekt, al tijd te vinden op de plaatsen, waar de hoofd nerven den rand bereiken. De nerven komen uit het punt van de bladschijf, waar de schijf op zijn steelt staat. Dit is niet juist het middelpunt, het ligt excentrisch, daar door zijn de twee bovenste bladnerven korter dan de vijf anderen hoofdnerven. Deze nerven nu steken een klein eindje door den rand heen, een nietig puntje of knopje is het; en op elk zoo'n topje vormt zich de pareldrup. Daar bevinden zich cellen, welke een soort van orgaan vormen, een klier om i zoo te zeggen, die bij overmatige vochtvoorraad dient voor de water-uitscheiding. Zulke organen bezit menig blad, meestal aan de einden der nerven op den blad rand; HYDATHODEN heeten zij in de botanie; Ook op aardbeibladen zijn ze vaak goed in werking te zien. Voor het begrijpen van hun samenstelling is een sterk microscoop noodig; de hydathoden zelf zijn echter ook wel te vinden, te zien of te voelen althans, al zijn ze niet in functie. Hoe gevoelig voor zonlicht een O.-I. kers blad is, zult ge wel eens opgemerkt hebben, bij het opbinden van de plant. Wanneer ge 's morgens een tak verplaatst, zoo dat de bladeren net den onderkant boven hangen", dan hebben ze zich al voor den middag, soms al in n uur tijd, geheel omgekeerd; zoodat ze weer met hun waskant naar de zon gericht zijn; de blad- en bloemstelen krommen zich daarbij zoo sterk, dat ze ware kronkels kunnen vormen. De onderkant kan blijkbaar niet door de zon beschenen worden, zonder groot gevaar voor het leven van het blad; dat is trouwens een algemeen verschijnsel. Als regel met weinig uitzonderingen, bevinden zich aan de onderzijde, in de huid der bladeren, de uitwendige organen voor de voeding der plant; dus wat de mond bij de dieren is. Niet n groote evenwel, maar duizenden en duizenden microscopisch kleine; ze heeten dan ookhuid-mondjes. De mecaniekervan,het openen en sluiten van deze mondjes zou bij sterke bestraling, en dus groote verdam ping, al spoedig defect raken; ze werken het best in een windstille, vochtrijke om geving. En dat er vele kleine moeten zijn, is duidelijk, daar het voedsel dat zij moeten binnenhalen een gas is; een gas, waarvan maar een klein beetje aanwezig is in de omringende lucht, voor n vijfentwintigste deel van een procent slechts; de oppervlakte waarmede de mond van een plant met zijn voedsel in aanraking komt, mag daarom wel heel groot zijn; de plantenmond is dan ook in millioenen kleinere verdeeld, die overal tegelijk happen kunnen. Dit gas-eten, het gebruiken van nietwant alle troebele deelen uit de bouillon hebben zich aan het gestolten eiwit vast gezet en zijn in het doekje achtergebleven. Doch nu onzen schotel van den kok". Gij braadt een mooie malsche kip of poularde op de gewone wijze goed gaar, ontdoet haar van de bruine vellen, snijdt haar in regelmatige stukken (de karkas vervalt natuurlijk) en laat haar koud worden. Nu maakt gij een saus van een liter geurigen bouillon, zestig gram boter en een vijftig gram bloem, door de boter in een pannetje te laten smelten, de bloem er vlug door te roeren, en dan bij scheutjes telkens flink roerend de kokende bouillon er bij te voegen, Wanneer deze saus goed heeft doorgekookt. maakt men haar af met een flink geklopt eidoor, twee d.L. room, Vs d.L. madeira en roert er 35 gram in water goed opgeloste gelatine doorheen. Nu laat gij de saus be koelen doch niet geheel stijf worden. Voor chaudfroid wordt namelijk ieder stuk kip geheel omgeven door een dikke laag saus. Gij dompelt daartoe de stukken n voor n in de saus, die reeds zoo stijf moet zijn dat zij aan de koude kip blijft hangen, en legt ze naast mekaar op een schotel tot het witte laagje stijf is. Dan herhaalt gij de onderdompeling, de saus hebt ge zoolang op 't uiterste hoekje van de kachel bewaard, en desnoods her haalt gij het een derde keer, zoodat ieder stuk kip dik van saus omgeven is. Nu stapelt gij op een niet te groote assiette de stukken netjes op, de mooie stukken boven, en laat al roerende de rest van de saus zoover smelten dat ze dik-vloeibaar wordt. Dan giet ge met een lepel alle holletjes tusschen de stukken kip vol met saus, en maakt dat het geheel met een glanzend glad laagje bedekt wordt. Het eigenlijk gerecht is hiermee klaar, de rest van het werk is, last not least de garneering, en daarvoor komt onze aspic op het tapijt, in dit geval alleen witte en bruine. Gij legt rondom de chaudfroid, geheel den schotel, niet de rand bedekkend, een laag fijngehakte witte aspic, en daarop plaatst ge, op gelijke afstanden, vierkanten, cirkels organisch voedsel, koolzuurgas uit de lucht en water met zouten uit den bodem is een voedingswijze, die alleen den planten eigen is. Dieren kunnen alleen leven van andere levende wezens, of van stoffen, die er van afkomstig zijn. De groene bladeren echter fabriceeren zelf levende stof, ze maken, van gas en water, meel en suiker. Het is juist de O.-I. kers,. die de klassieke proefplant is voor het aantoonen van dit proces, het allerbelang rijkste van alle levensverrichtingen; al het verder leven op aarde immers heeft dit proces tot grondslag; zonder deze verande ring van koolzuur en water in meel of suiker kan het leven op aarde het niet stellen. De bekende schoolproef is met eenige handigheid ook wel te nemen zonder de vele fleschjes en potjes, die er gewoonlijk bij vertoond worden. Op een zonnigen morgen klemt ge, op een of andere wijze, een jong blad van uw O.-I. kers tusschen twee schijfjes bordpapier of ge plakt er een tiquetje op Uit de bedekking snijdt ge een paar kleine. vierkantjes, of nog beter een letter Z. Dit papier moet op de bladvlakte komen, die naar de zon is gekeerd. Tegen den middag, als de zon het bedekte blad goed heeft beschenen, knipt ge het blad met de bedekking af. Ge houdt het eerst een oogenblik in kokend water of werpt het dadelijk in een fleschje met spiritus. De groene kleur gaat over in den alcohol, het blad is geheel grauw of ivoorwit geworden. Ge kunt het zoo lang bewaren. Als ge de proef wilt voortzetten, moet ge het eerst uit spoelen in water. Brengt ge het daarna in een verdunde jodiumtinctuur, dan komen in donker-paarsblauw de letter Z en de vier kantjes te voorschijn. Juist op de eenige plek, waar de zon het blad kon bereiken dus, waar de letter z was uitgesneden, heeft zich zetmeel gevormd ; de inwerking van jodium maakt het zichtbaar. Jodium namelijk is een uitmuntend middel om de aanwezigheid van zetmeel en cellulose aan te toonen, daar het deze stoffen en geen andere blauw kleurt. Ook zonder gedeeltelijk verduisterende papiertjes kan de proef wel genomen worden; een blad, tegen den avond geplukt, vertoont zetmeel, vooral langs alle nerven; maar de uitsnijding toont tegelijk duidelijk aan, dat het zonlicht een voorwaarde is, voor de zetmeelvorming of koolzuur-assimilatie. Wat nu het allereerst gevormd wordt, of zetmeel, of de suiker, waarin het zetmeel in de levende plant zoo gemakkelijk overgaat, of eerst een tusschenstof of een voorproduct, dat is nog niet met volkomen zekerheid uitgemaakt. Maar zetmeel is er in elk geval. E. HEIMANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl