De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 14 september pagina 7

14 september 1913 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

14 Sept. '13. - No. 1889 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Waldfriedhof bij München Voorbeeld van eene harmonische rij gedenkteekenen Met oord der dooden *) Goed beschouwd zijn graven, gelijk alle dingen van het leven en van den dood, een maatschappelijk probleem. Het gemis van artistieke schoonheid in ons leven komt daardoor, dat aan ons bestaan het ritme eener gezamenlijkheid ontbreekt. Men heeft de bevrijding der persoonlijkheid verkondigd en kwam er ten slotte toe, elke persoonlijke opwelling, «Ike subjektieve ingeving te cultiveeren. Zoo werden onze cultuurbehoeften van al het gemeenschappelijke losgemaakt: elke subjektieve gril gold ten laatste als een rechtmatige uitdrukking van indivi dualiteit. Langzamerhand bleek dat individuen, enkelingen, geïsoleerden noch revoluties, noch tradities kunnen maken. Maar een van beiden is noodig, waar cultuur zijn za\: revolutie of traditie, omwenteling of kpnventie. Waar de enkeling maatschappe lijk op zich zelf blijft, ontstaan in 't beste geval origineelen"; maar nooit schept de enkeling dien algemeen levensvorm, dien wij bedoelen, wanneer wij van kuituur spreken. Kuituur is een sociale zaak een produkt der gemeenschap. Hier ligt het geheim der groote, historische kuituur van de joodsche kerkhoven, waarvan de heerlijke Jacob van Ruisdael het type zoo wondermooi geschilderd heeft en het geheim der groote historische kuituur van het katholicisme. Katholiek wil zeggen gemeenschappelijk. De buitengewone kui tuur der Romaansche wereld, der Gothische wereld, en de phenomenale gesloten heid van den Barokstijl groeide uit de krachten eener gemeenschap. En het is waarschijnlijk dat bij het tot stand komen van het Münchensche Waldfriedhof" dit gemeenschappelijk moment van het katho lieke gevoel nog eenigermate meegewerkt heeft vermengd met moderne sociale motieven. De kuituur der toekomst zal daarvan afhangen, in hoeverre de geest van socia lisatie den geest van het kuituur ver nietigende individualisme overwint. Maar wij willen spreken over het oord der dooden, eenvoudiger gezegd over de kerkhoven van onzen tijd. Men geloove niet, dat het probleem der kerkhofkultuur enkel een technisch probleem is, dat door smaakvolle arrangeurs met eenig overleg ten allen tijde zou kunnen worden opgelost. Hoe wij onze dooden begraven, hoe wij hun grafheuvels maken, hoe wij gedenkteekens voor hen bouwen, hoe wij hun asch bewaren dat zijn in laatste instantie alles vragen van maat schappelijke kuituur, van maatschappelijke bewegingswetten. En daarom kan dadelijk gezegd worden, dat een volledige maat schappelijke oplossing van 't kerkhof probleem, welke den verheven naam van stijl verdient, positief onmogelijk is, zoo lang een positieve oplossing, der vragen van het sociale ritme zelf voor de levenden nog niet gevonden is. Wat wij in onze beschaving aan toevalligheden kunnen *) Dit artikel, voor ons Weekblad in het Duitsch geschreven, is op aanwijzing van den auteur door een zijner Nederlandsche bekenden voor ons vertaald. RFD. voortbrengen is ten slotte overgang, strek king naar het nieuwe, aanduiding waar heen, hoop meer niet. Mij is gevraagd in de Amsterdammer" te schrijven over de pogingen, welke men in München gedaan heeft om de rustplaats der dooden meer waardigheid, meer uitdrukking, meer schoonheid, meer kracht van stemming te geven. Ik zal mij hoofdzakelijk er toe beperken van deze pogingen verslag te doen. Het gaat hier om iets konkreets; zoo hier het probleem van den modernen doodencultus" niet naar alle richtingen is uitgewerkt, ja nauwelijks in n richting volkomen is opgelost, heeft het Münchensche exempel toch het prijzenswaardige voordeel aan schouwelijk te wezen. In München bestaat sedert 1903 een kunstenaarskring tot het scheppen van moderne grafteekens. Enkele München sche vereenigingen, de vereeniging van christelijke kunst en de Beiersche vereeni ging van kunst-ambacht, schreven in 1904 prijsvragen uit tot het verkrijgen van goede grafteekens. Op tentoonstellingen in München werden in 1905 en 1908 kleine model-kerkhoven aangelegd, na tuurlijk zonder begrafenissen. Al deze vormen van propaganda hebben op het publiek en op de bedrijven van kerkhof-tuiniers en grafbeeldhouwers in opvoedenden zin gewerkt. Dat was te gelijk in artistieken en in socialen zin goed. Het ware nu nog slechts te wenschen, dat spoedig een even vruchtbare propa ganda ten gunste van behoorlijke lijk wagens en waardiger gekleede dooddragers volgde. Want beide, wagen en dooddragers, zien er en niet alleen in München. buitensporig leelijk uit. De sinistere knoeierij der meer of minder jammerlijke en, in maatschappelijken zin, altijd even onwaarachtige pompesfun bres" heeft het niveau van een akelige bazarkramerij. Er is misschien een of andere Baudelaire, die een Fleur du mal" daarvan zou kunnen maken. Maar hoe bizonder dat ook zijn mocht, een ver schijningsvorm van het openbare leven kan ten slotte toch niet van opvattingen uitgaan, welke uit bezielde paradoxen van een grenzenlooze vertwijfeling zijn voortgekomen. En zoo moeten wij ten slotte toch vaststellen, dat de in bijna alle Europeesche cultuurlanden gebrui kelijke lijkwagens met hun ordinaire zwarte lak en hun passez-moi Ie mot bordeel-renaissance, de dragersuniformen met hun armelijk mislukte somberheid, de verzilveringen die van de staniolindustrie afkomstig schijnen, afschu welijk zijn. Naar het voorbeeld van München bogonnen andere steden in het laatste decennium eveneens een propaganda voor kerkhof hervorming. Het meest kenmer kende van de geheele Duitsche propa ganda was wel de aanleg van het in 1904 begonnen Münchensche boschkerkhof. De organisatie van deze be trekkelijk edele begraafplaats is het werk van den verdienstelijken stedelijken Baurat Hans Graessel te München, die ook met woord en schrift voor zijn hervormende Hoofdingang van het Waldfriedhof bij München denkbeelden krachtig is opgekomen. Het bosch-kerkhof bij het systeem van niet gecentraliseerde begrafenis-inrich ting slechts een van de vijf kerkhoven ligt 6 K.M. van het stadscentrum en 2l/2 K.M. van de uiterste bouwgrens verwij derd. Het terrein is voor een som van 1.266.500 Mark door de gemeente aan gekocht. Het alles beheerschende uitgangspuut bij de inrichting van dit bosch-kerkhof was de gedachte aan regelmaat, de idee van strijd tegen de desorganiseerende willekeurigheid. De zaak laat zich moeilijk beter omschrijven. Het was en blijft de leidende gedachte van den organisator en van het gemeentebestuur: de regellooze, pseudo-individualistische anarchie, die de kerkhoven in groote steden ken merkt, te bestrijden en de leelijke, on rustige, ordelooze ophoopingen van kale of exentrieke aparte" grafteekens tegen te gaan. Daar de maatschappelijke verhoudingen van thans een streng gemeenschappelijke en door den gemeenschappelijken toon een artistiek harmonische kerkhofcultuur niet toelaten, moet het kerkhof tenminste in een aantal van grafcomplexen ver deeld worden, welke telkens in zichzelve een eenheid vormen. Alle artistieke werking en in 't algemeen elke sterke uitdrukking van een cultuur berust op een zekere eenparigheid van lijnen, op een zekere overeenstemming, op een zekere herhaling van de verschijnselen welke zij formuleeren. Men denke aan de kunst van 't oude Oosten of aan de middeleeuwsche kathedraalsculptuur, die geheel op de eenparigheid der figuren berustten. In de .harmonie, in de een stemmigheid van de afzonderlijke ener gieën, ligt de kern van schoone en zedelijk ontroerende werkingen. Van deze ge dachte uitgaande heeft het bestuur van het Münchensche bosch-kerkhof als voor waarde gesteld dat de grafteekens onder ling verband met elkaar zullen houden," althans telkens binnen zekere groepen van graven welke een bepaald type ver tegenwoordigen. Graessel zegt: De op zichzelf schoone vorm van grafteekens, ook indien zij regel zou zijn, is niet voldoende om zelfs op een klein kerkhof een harmonischen indruk te wek ken. Hiertoe is nog noodig: ten eerste een passende omgeving voor de geza menlijke graven en hun gedenkteekens, en ten tweede een onderling verband tusschen de afzonderlijke gedenkteekens." Zoo worden op het Münchensche boschkerkhof grafteekensmet eigenaardige artistieke kwaliteiten gedenkteekens die alleen door rijken verworven kunnen worden en uiteraard een bizondere plek behoeven zooveel mogelijk op zich zelf geplaatst en door breede stukken natuur-aanleg gescheiden. Intusschen vormt het eigenaardig persoonlijke graf geenszins het karakteristieke van dit kerkhof. Karakteristiek zijn veeleer de graven welke zich met hun vorm en met hun geheele aanleg in een of anderen zin bij een type aansluiten en deel uitmaken van een gezamelijkheid. Zoo vindt men rijen van graven met houten kruizen van Waldfriedhof bij München Voorbeeld van eene harmonische rij gedenkteekenen Waldfriedhof. Een der ingangen Gedeelte van het Waldfriedhof onder de sneeuw een bepaald type, andere met gedenk teekens uit gesmeed ijzer van eenzelfden vorm, weer andere met grafsteenen van een bepaald type, rijen van graven met gedenkteekens welke binnen een zekere vorm-eenheid toch reeds duidelijke, hoe wel niet storende variaties toonen. Een kerkhofaanleg die aldus is voort gekomen uit de gedachte van een har monische organisatie is natuurlijk niet mogelijk zonder een zeer wezenlijk toe zicht van overheidswege. Het stedelijk beheer behoudt zich niet alleen de orga nisatie van den geheelen aanleg voor, maar ook de vergunning voor elk afzon derlijk grafmonument of grafteeken en omlijst van te voren den geheelen aanleg b.v. ook de tuinaanleg van de afzonderlijke graven door een reeks van voorschriften. Deze voorschriften worden streng gehandhaafd, maar zijn tegelijk loyaal opgesteld. Het publiek respecteert ze gaarne. Een paar aanhalingen uit deze voorschriften interesseeren wellicht. Er is voor eenvoudige graven een be paalde hoogte van den steen 1) voorge schreven, daar op deze wijze ook het onbeduidende door het algemeen verband tot zijn recht komt; de normale hoogte voor eenvoudige steenen is 90 cM., daar bij deze hoogte een overzicht over de werking van het geheel voor 't oog 't best mogelijk is. Bij de afzonderlijk liggende grootere familiegraven en groepen van familie graven kunnen ook grootere grafteekens worden uitgevoerd, wanneer zij van artistieken aard zijn en wanneer door genoegzame beplanting voorkomen wordt dat de naburige gedenkteekens elkander benadeelen. Wanneer grafheuvels (opgehoogde graven) worden aangelegd, moeten zij een gewelfden vorm hebben die in 't midden niet hooger is dan 30 a 40 cM. Blokvormige grafheuvels zijn verboden 2). Witte papieren kransen kunnen niet worden toegelaten. Bij beplanting van de graven moet met het karakter van 't boschkerkhof rekening worden gehou den 3). Elke omsluiting van de graven (onze hekjes, vert.) is verboden. Zij zou in tegenspraak komen met den indruk van vrijheid, welke de boschnatuur geeft en zou den mooien, harmonischen indruk van den boschgrond verstoren. De waarde van een gedenkteeken ligt niet in de hooge kosten, maar in zijn harmonie met de omgeving. Bizonder geschikte materialen voor steenen graf teekens op 't boschkerkhof zijn: tufsteen, schelpkalk, graniet en korrelige kalksteen. Schel witte en diep zwarte steenen kun nen slechts bij uitzondering worden toe gelaten. Voor beplanting leenen zich in 't bizonder verschillende mossoorten, varens, klimop, palm, jeneverbes, wilde wingerd en de daarbij passende bloemen. Er moet zorg voor worden gedragen dat telkens binnen een gezamenlijkheid van graven niet een te groote afwisseling van grafvormen voorkomt, regelmaat is reeds schoonheid". Het beginsel van regelmaat, van samen werking wordt hier als hoofdbeginsel aangenomen. Intusschen zal het reeds zijn opgevallen, dat het bij het Münchensche boschkerk hof niet alleen om een aanleg gaat, welke naar het beginsel van een nationale, artistieke grondwet is ontworpen, maar dat het tegelijk om een aanleg gaat, waarin naturalistische tendenzen aanwezig zijn. Het kerkhof is een boschkerkhof en moet met zijn prachtige, religieuse sparren en zijn prachtigen boschgrond het karakter van het landelijk na tuurlijke behouden. Dat schijnt elkaar dus tegen te spreken en doet het ook werkelijk niet zelden. Dikwijls zijn bosch en graven niet geheel met elkaar in harmonie. Over 't geheel moet men bedenken dat hetgeen hier wordt medegedeeld zuiver be ginselen zijn van hetM nchensche boschkerkhof en dat de werkelijkheid ook hier dikwijls zeer ver bij het gestelde ideaal ten achter blijft. Ik heb een grafteeken gezien waarop het autogram van den overledene ijdellijk was gefacsimileerd. Dat is artistiek een barbarisme en het is onvergeeflijk dat zoo iets werd toegelaten. Het is moeilijk een stuk natuur en strenge grafarchitectuur te verbinden. Soms dacht ik op het bosch kerkhof dat de geheel steenen kerkhoven in Parijs, waar de autobus en de tram over heen rijden, een veel vaster karakter heb ben. Het Münchensche boschkerkhof heeft een weinigje van kleinburgerlijke natuursentimentaliteit en van kunstambachtsentimentaliteit. Maar ten slotte zou het toch een simpele manie blijven, een gallicisme als het Parijsche kerkhoftype te veralgemeenen. Zonder twijfel is de verbinding van een stuk natuur en kerk hofarchitectuur mogelijk. Die mogelijkheid gaat zelfs zeer ver. Zij ligt tusschen deze twee polen : Men kan het natuurkerkhof doen naderen aan den stijl van den 17den eeuwschen Franschen tuinaanleg en daarmee het natuurlijke stileeren of men kan het landelijke zoozeer laten overwegen dat de zuivere natuurindruk de hoofdzaak blijft. Wat van beide men kiest zal af hangen van den tijdgeest. In 't tweede geval zal men er wellicht toe moeten komen de persoonlijke grafteekens vol komen op te geven en slechts op groote afstanden gemeenschappelijke gedenk teekens op te richten, die voor een geheel heir van dooden gelden. In het eerste geval kan men, ofschoon ook hier de gedachte aan een harmonischen indruk van het kerkhof voorop moet staan, eveneens daartoe komen ; toch zal zich hier eer het persoonlijke in de verschil lende graven handhaven. Op zichzelf is de gedachte van gemeen schappelijke monumenten, die in boschkerkhoven zouden staan, in socialen zin hoogst actueel. In het hoogst klein burgerlijke München zou men zich daar wel tegen verzetten en toch is het een feit dat in de Duitsche groote steden de nagelaten betrekkingen slechts voor 25 pCt. van alle dooden de graven feitelijk door aankoop in eigendom kunnen krij gen. Dat beteekent dat 75 pCt. anoniem in 't graf dalen. Bij hun lot passen groote eenvoudige gemeenschappelijke monu menten, zij zouden beter zijn dan een armelijk pretentieus, ja zelfs beter dan een met wat smaak, gematigd indivi dualisme van de afzonderlijke graven. Het gemeenschappelijk monument zal feitelijk het eenig mogelijke zijn, zoodra de lijkverbranding, welke het individueele radicaal vernietigt, algemeen zal zijn. Hoe het met deze zaken in Holland gesteld is, weet ik niet. Maar wellicht heeft de beschrijving van een concreet Duitsch voorbeeld voor Hollandsche problemen de waarde van een aanleiding. DR. W. HAUSENSTEIN 1) Men denke hier niet aan onze Hol landsche platte grafsteenen, doch aan rechtop gestelde. (Vert.) 2) Bij ons juist regel. (Vert.) 3) Hierdoor verkrijgt men in plaats van onze platte grafsteenen, die meer in de kerk dan op het kerkhof passen, door mos, varens, klimop en andere planten begroeide graf plekken. (Vert.) Tentoonstellingen DOMBURO ; DEN HAAG. Mevrouw M. Elout?Drabbe. Twee teekeningen zijn besprekenswaard. De eerste is een studie voor een portret (dat van haar Moeder) uit 1912, en de tweede is de Tuin." Het kind na ziekte", ook eene teekening, is zwak; de modelleering van het oor is als of het van kalk was. Het portret van de Moeder echter is veel beter dan dit werkje. Hoewel de han den onverzorgd van vorm gelaten zijn, is het geheel een der goede gelijkenissen, die 'k in haar portretten ken. De werkwijze is op Toorop's opgegroeid. Het haar is goed als materie geworden, terwijl de oogen, half achter den bril der oude Dame, meer kunnen dan gewoonlijk doen zien. De tee kening de Tuin," die ik het Heilige Boerderijtje" noem, is lichtlijk symbolisch. De boomen, die voor het huis staan welven zich tot de lijnen van een gothisch venster; het geheel hield een ijlte in het licht die het mij met het portret der moeder 't hoogste stellen deed. Er is daarbij de be schaving in, die meestentijds de eenge sier is van deze niet sterke begaafdheid. J. Frater is in de schilderkunst eene nog eenigszins ongewisse persoonlijkheid. Ge deeltelijk komt dit voort uit de gevoeligheid van zijn talent (hij bezit dat), gedeeltelijk uit zijn jeugd. Frater is nog geen dertiger); hij is in 1887 te Vlissingen geboren, waar zijn vader, een Schot, Engelsen predikant toen was (nu te Kortrijk). De schilder kreeg zijne opleiding te Brussel ; te Parijs ; bij Hart Nibbrig te Laren, en door invloed van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl