Historisch Archief 1877-1940
21 Sept '13. No. 1890
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Uitvoering van de Oud-Friesche rei-dans de Scotse trye" door Friesche dames en heeren op
het terrein der Ijsclub te Amsterdam]
Uitvoering van den Zeeuwschen boerendans door 40 kinderen uit Middelburg in Walcherensch
kostuum op het terrein der Ijsclub te Amsterdam
Kleederdrachten en Volksvermaak
Van de Amsterdamsche Onaf
hankelijkheidsfeesten heeft, kan men wel zeggen, slechts
?én gedeelte eenig karakter getoond. Het
"was de optocht van de onderscheiden dragers
Friesche meisjes. Foto genomen vór
Artis op het oogenblik dat de daar ont
haalden zich naar het feestterrein begaven.
en draagsters der Nederlandsche kleeder
drachten, die onder leiding van den heer
Theo Molkenboer heeft plaats gehad in tegen
woordigheid der Koningin, en die temidden
van de algemeene onbeteekenendheid der
orangistische festiviteiten door het sprekend
eigene uitblonk. Het was niet de leiding,
die hier de schoonheid bracht, welke wij
bewonderden, al scheen mij de leiding goede
bedoelingen te hebben gehad, noch was hier
iets anders de oorzaak van het treffend
schoone dan de met hunne kleederdrachten
samenpassende boeren en boerinnen zelf:
die stoet van op Nederlands bodem in lange
eeuwen geworden menschheid, onberoerd
nog van de eb en den vloed onzer wereld
beschaving, onbekend met het
kaleidoscopisch verschietende cosmopolitische leven
van ons stedelingen, en zoo geheel eigen
aardig nog. Als ge de Utrechtsche ziet in
haar Zondagsch kleed, die
rijk-Middeleeuwsche verschijning, en de Walchersche deern
die door God den Heer gemouleerd schijnt
mét haar spannende fluweel en haar lieve
bakkesje en al, en ge ontmoet de schoon
genuanceerde Nunspeetsche (van den zand
grond afkomstig: ge kunt het zien) en de
breede Brabantsche, met haar muts en haar
rokken wijduit als eene kloekhen der Roomsche
contrijen, o hoezeer voelt ge dan, dat wij
zelf met eene pleureuze-Koningin, glimmend
feestbestuur en voorname stedelingen allen
incluis, een poover figuur slaan van stijlloos
heid! Zij, deze menschen in hun eigen dracht,
hebben ook in hun verschijning een eigen
karakter; onze stadsche vrouwen daaren
tegen, de dames die glimlachend kwamen
kijken, zijn meer vluchtige etsen bij haar ver
geleken, lichte copieën zijn zij immers slechts
van de modegrillen der Parijsche cocottes,
zooals Canter schreef, opgemaakte vlinders,
en wij mijn God wat zijn wij,
grootsteedsche mannen, vraag ik u? Op ons mooist:
pseudo-Lebargy's!
De optocht ging wat vlug in zijn werk
en werd wat verward ook, dat was jammer.
Slechtseendeelvandeverschillendeprovincies
kwam geheel tot uw aandacht. Voldoende
intusschen om nu Nederland daar in zijn
oorspronkelijke plattelandsbevolking voorbij
Hollanderin, zooals zij in Budapest ge
schilderd is door F. Innocent en door
de III. Zdtung in ernst genomen wordt.
ging vergelijkingen toe te staan. Zoo zaagt
gij de breed-geleedediksatijnen verschijning
der Utrechtsch provinciale, stijf in eigen
rijkdom en bijna sierlijk majesteitelijk, en
gij zaagt daarnevens de
weelderig-kleinbebloemde Friesche, met de harde gouden kap
en het beminnelijk losse mousseline: nader
zij aan geestelijke beschaving! Zie wat daar
dadelijk op volgt: de Volendamsche; nog
veel erger: de Markensche, beide, vooral
de laatste, als overblijfsels uit een tijd van
paalwoningen, in hun sieraden aan den lijve,
in hun snit, hun kleuren en hun manieren
niet zoo heel ver van de meer achtbare
Papoea's af. Het primitieve van een op
pinken levende visch-etende bevolking, die
nimmer iets had van een hoogere eigen cultuur,
ziet men dien menschen aan. Anders alweer
de lieve Zeeuwen met hun eenvoudige weelde,
zonder beschaving zooals de Friezen die
hebben, maar met hun schoone blijheid en
hun tikje Spaansch bloed. Gij zoudt kunnen
doorgaan en alleen velen ongelukkig maken,
dat zij niet aldus al die Nederlandsche
autochtonen bij elkander hebben gezien.
De heer Molkenboer heeft ook voor natio
nale dansen gezorgd. Scotse trye dansten de
Friezen, en hun klompendans de Zeeuwsche
maegdekens en knechtjens. Dat had wel een
pijnlijken kant. Gij moogt nimmer, bid ik u,
uw land heel en al verloochenen, maar dat
uw dierbaar land in zijn diepste wezen en
bijgevolg in zijn wezenlijkste bevolking
nuchter is, een beetje kalverachtig nuchter en
suf in zijn vroolijkheid, dat bewijst zeker zulk
eendansen-paar. Nietwaar, wat was de poesjta
verre! En verre de Tarantella. En zelfs de
koude Rus is in zijn wildheid brandender.
De taal is gansch een volk, zegt men. Maar
ook de dans is gansch een volk. Mijn hemel,
wat zijn we temperamentloos en links.
Ik zeg het u op dit oogenblik eerst, nu
Friezinnen en Goessche meisjes verre zijn,
want het is ook waar, dat haar zelfs de
nuchterheid aanbiddelijk staat en dat ik toch
eigenlijk niets lievers weet dan hare gracieuse
linksheid.
VAN DEN EECKHOUT
Twee Markenaren. Een der oudste klee
derdrachten van ons land, opvallend
primitief, bij de Friesche b.v. vergeleken.
iiiiijiiiiiliiiiiiiiiiliililiiiiiiiiiiiiiimiiliiiliiiiiMMimiiimiiiHiiiiiiliiiri iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
IIIIIIIMMIIIIItlmilHlIIIIIM
IMMIMMIIIIIIM iilllllllllllllMllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllll
ontsteltenis van andere, zelfs de generatieve
kracht ontbrak, die de Duitsche
heerschers? familie met haar rijken kinderzegen zoo
i indrukwekkend maakt. Ieder tuinder echter
i toont gaarne met trots zijn welig bloeiend
i Oranjeboompje.
Maar nu ook dit niet aldus heeft mogen
i zijn, en men zelfs naar dien kant zoo weinig
: pleizier van zijn dynastie beleeft, schijnt het
toch een kinderachtige aardigheid zulk plei
zier voor te wenden, al is 't ter gelegenheid
van de herdenking der afschudding van een
of ander juk". Deze houders van abonne
mentskaarten in den Stadsschouwburg, ja de
weesmeisjes en stadsbestedelingen, weten
beter.
Zoo hebben we dan een aantal vrij trieste
samenkomsten in de Leidsche komedie gehad.
En de narigheid van dit feestgeval laat zich
niet beter belichten dan door vast te stellen,
dat geen enkel dichter der tegenwoordige
generatie bereid zou gevonden zijn de ge
voelens der burgerij" bij de historische
herdenking, in een tooneelspel te vertol
ken", en men zijn toevlucht moest nemen
tot een werk, dat reeds bij zijn ontstaan
geen andere dan antiquarische merkwaardig
heid bezat.
JONAS BERGMAN
Tentoonstelling van Chineesche en
Japansche rolschilderijen uit de col
lecties van het Rijksethnographisch
museum te Leiden
Mei tot einde September
II
Met no. 66 begint bij de landschappen de
rapide ondergang in ruw naturalisme.
Wij hebben hier waarschijnlijk een copie
van een copie van een waarschijnlijk niet
zeer fijn origineel ??welke echter toch in de
compositie goede eigenschappen vertoont,
en zelfs een vage herinnering aan
luchtperspectief.
Slechts interessant van compositie is het
steenhard gekleurde no. 68, terwijl, gelijk
tijdig met de zegevierend binnentrekkende
europeesche perspectief, no. 80, in zaal 6,
het einde van de Oost-Aziatische kunst
aanduidt.
Een gansch andere geestesgesteldheid
vinden wij in vorm gebracht bij de
tosarollen no. 52 en 53 in zaal 5.
Hier komt tot uiting de andere zijde van
de zoo samengestelde ziel van den Ooster
ling, een zijde die bij de groote menigte
intellectueelen vorm vond in de vrij banale
utilitaristische staatsleer van Kon-fu-tsze en
op religieus gebied o. a. in de
voorouderenvereering van zijn leer in China en van het
Shintoisme in Japan.
De verschijnselenwereld wordt als ten
zeerste reëel en belangrijk beschouwd de
daden en belevingen der groote voorouders
en ook der heiligen, voor zoover zij belang
rijk zijn voor de geschiedenis der tempels
en sekten, worden nauwkeurig overgeleverd,
ten deele ook met de paedagogische strek
king als voorbeelden te dienen voor het
nageslacht.
Naar stemming wordt niet gestreefd.
Duidelijkheid van het verhaal is hoofdzaak.
Het schilderij moet den ongeletterden
mededeelen, wat de geletterde in schrift
vernemen kan..
Een traditioneele vastlegging der typen
is daarbij voor het begrip noodzakelijk, een
al te ver doorgevoerde individualiseering
zou aan de duidelijkheid afbreuk doen.
Slechts bij uitzondering vinden wij daarom
op de tosarollen bij den hoofdpersoon een
doorvoering tot portretgelijkenis. Alle ver
dere schijnbare individualisaties, zijn slechts
varianten op vaststaande typen.
llllllltllllllllllmlIlltllllllllllllMllltlllHII
Minister-president Mr. P. W. A. Cort van der Linden het gebouw der Tweede Kamer verlatend.
Op onze beide rollen vinden wij echter
deze portretdoorvoering niet.
Daar bij het langzaam openrollen het
verhaal in ruimtelijke en tijdelijke opeen
volging zich ontplooit, zou bij dezen
verhalenden stijl de centrale westersche per
spectief, waarbij alles op een dramatisch
hoogtepunt is geconcentreerd, onzinnig zijn.
Ook groote ruimteuitbreiding in de diepte
wordt vermeden, ja zelfs bij geschiedrollen
der groote meesters ik denk daarbij aan
de grandiose historierollen der Heianperiode
(794-1100) die aan Keion worden toegeschre
ven (1166?1237) is de ruimte vaak ge
heel weggelaten. De geweldige drommen
heftig bewogen krijgers en wagens bewegen
zich in het ruimtelooze zelfs de bodem
is niet aangegeven zonder dat dit gemis
ons tot het bewustzijn komt.
Waar echter ruimte wordt gegeven
zooals bij onze paleistooneelen daar speelt
zich alles op een betrekkelijk smalle strook af.
Hier treedt dan een verschijnsel op dat
weer pleit voor het zuiver gevoel voor het
wezen der waarneming, tegen over onze
intellektueel pedante correctie van het on
middellijk beleefde.
Op korten afstand treedt namelijk de voor
het physischc zien aanwezige maar bij
het vormen der psychische waarneming ge
corrigeerde verkleining" der voorwerpen
niet in ons bewustzijn.
Wij worden eerst na inspannend fixeeren
en bewust afweren van deze psychische
associative correcties deze verkleining
gewaar.
Daar de Oostaziaten neerschrijven wat zij
onmiddellijk psychisch waarnemen, is een
logisch gevolg van deze methode dat bijv.
de verkortte lijnen in architectuur enz. niet
op een willekeurig gekozen centraal per
spectief punt convergeeren, maar evenwijdig
blijven loopen waardoor tevens verkregen
wordt een ononderbroken onderling samen
hangende opeenvolging der tooneelen. Ook
hier wordt het verhoogde standpunt van
den beschouwer gehandhaafd.
Daar de duidelijkheid van het verhaal
hoofdzaak is niet de afbeelding van een
toevallig oogenblikkelijk gegeven wordt,
door afname van het dak, de mogelijkheid
gegeven de gebeurtenissen binnenshuis te
vertoonen terwijl wederom ter wille
der klaarheid de figuren en belangrijke
voorwerpen niet in verkort opzicht maar
voluit, in voor- of zijaanzicht worden getoond.
De geschilderde ruimte en de daarin aan
wezige figuren vormen een eigen, irreeële
wereld met eigen wetten waarop wij uit
onze lichamelijke ruimte opgeheven
nederblikken, en die wij zoo zuiver aesthetisch
kunnen waarnemen daar elke samenhang
met de ruimte, waarin wij ons toevallig be
vinden, ontbreekt.
Ter symbolizeering van deze absolute
scheiding is bovendien de bovenzijde der
tafereelen door een gestyleerde wolkenrand
afgesloten.
Schudden wij dus onze vooroordeelen van
ons af wij die op een bepaald, hoewel
eveneens willekeurig gekozen, perspectivisch
systeem zijn ingezworen en kijken wij
naïef zuiver, zooals ons psychisch oog altijd
doet ??dan verdwijnt het vreemde in de
ruimtegeving van deze kunst en genieten
wij de formeele schoonheden der vertelling.
Met weinige, sprekende lijntjes zijn de
verschillende typen weergegeven?en enkelen
daarvan, vooral de keizerlijke prinsen met
de fijne profieltjes, zijn van hooge schoonheid.
Het bewegingsrhythme in de voornaam
neergezeten en toch onder de statigzware
hofkleedij zoo bijzonder levende gestalten.
is voortreffelijk aangeduid.
Zeer fraai is het devote neigen van de
teere figuurtjes der hofdames zoo goed
te raden onder de machtigen plooienval der
gewaden.
En, ten slotte , hoe voornaam ingetogen
en toch rijk is de kleurgeving.
Schijnbaar tot een geheel andere groep
behoorend, maar toch in wezen met deze
tosarollen verwant is het groote chineesche
figurenstuk No. 21 in zaal 4.
Hoewel de figuren in een landschap zijn
geplaatst, is dit laatste toch slechts bedoeld
als milieu voor de daarin ageerende per
sonen.
De sterke kleuren, het ontbreken van
luchtperpectief en de ongevoelige vorm
geving der natuur wijzen op noordelijk
chineesche invloeden in den Mingtijd.
Het verhaal, de beschrijving van de ver
richtingen der personen is wederom hoofd
zaak naar stemming in den dieperen zin
van het woord is niet gestreefd.
Maar toch moeten wij dit stuk na
vluchtigen blik niet voorbijgaan want
in de details der figuren, vooral der vrouwen
figuren zijn prachtige gedeelten.
Het figuurtje, in den bloeienden boom
gaard, met de beide stokjes in de hand is
op zichzelf een meesterstukje van sensibili
teit en zoo zijn er meerderen onder de
vrouwtjes.
De dichter zelf en zijne vrienden zijn echter
niet gelukkig getroffen, en als de text op
het stuk ons niet de aanduiding gaf, zouden
wij nooit vermoeden hier met den grooten
lyrischen dichter Li Tai Pon te doen te
hebben, wiens uiterst fijne
stemmingsgedichten door de goede omdichting van Hans
Bethge tot een deel van de algemeen be
reikbare wereldlitteratuur zijn geworden.
Tot de Tosastijl zelf behoort weer het
fijne stukje No. 55 waarop de dichteres
onder een bloeiend boompje, waarboven een
harer gedichten in kortschrift is gepenseeld.
Wij hebben hier met een der vele
dichterbeeldtenissen te doen, die niet zoozeer de
getrouwe nabootsing der werkelijke trekken
bedoelen als de uitbeelding van de ideale
figuur als schepper van het dichtwerk.
Het gedicht en het figuurtje behooren
bijeen als het lied en de begeleidende muziek.
Bij No. 57 zien wij een wanverhouding
tusschen de helkieurige figuren en het
nevelachtige verschietende landschap.
De ruiter met bijfiguren in het sneeuw
landschap op No. 56 hoewel een tosa
gegeven behandelend behoort waarschijn
lijk toch tot eene andere school misschien
wel de kano-school.
De verscheidene dieren-stukken der ver
zameling, behooren voor zooverre zij niet
chineesch zijn, wat niet gemakkelijk bij om
geteekenden is uittemaken afwisselend
tot de kanoschool, de shijoschool en een
der andere modern chineesche scholen, die
in verschillende perioden als nieuwe
chineesche renaissancebewegingen ont
stonden. *)
*) Een goed overzichtje dezer scholen
geeft de catalogus der tentoonsteliin J.