De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 28 september pagina 5

28 september 1913 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

; 28 Sept. '13. No. 1891 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR' NEDERLAND Groep van tot protest vergaderde kiesrecht-strijdsters op de binnenplaats van Hotel De Twee Steden te 's Gravenhage, 17 September j.l. De heer Duys, aan den ingang der Tweede Kamer, houdt revue over de kiestrechtvrouwen MMitiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiimiiiiiiiitiiiiiiiitfiiimiiiiiniitmiiiiiiiii Tutti Frutti Hoewel het theegebruik hier te lande zoo zeer is toegenomen, dat in de meeste gezin nen koffie slechts nmaal per dag op tafel komt, schrijft een medewerker van de Sumaira Post in Een praatje over thee", dat het gebruik van de goede Java-thee nog lang niet genoeg verbreid is in Holland. Om propaganda te maken voor de thee onzer eigen koloniën heeft de Soekaboemische landbouwvereeniging besloten een apart model theepot, plus een pakje thee in het recept, hoe zij gezet moet worden, gratis uit te deelen. Die theepot is in tweeën verdeeld door een schot, waarin gaatjes zitten. De thee wordt in de bovenverdieping gedaan, nadat eerst de pot met warm water op temperatuur is gebracht en wel nmaal in den gewone stand en nmaal in een stand met de tuit naar boven. Is de thee er in, dan wordt er kokend water opgegoten, totdat de pot vol is. De rest weet ieder zelf, behalve de gewichtige kwestie van het trekken; want het verwijt der deskundigen is, dat men thee altijd te lang laat trekken. Bij goede Java-thee, die te lang heeft getrokken, vereenigen cafféne en tannine zich niet tot cafféntannaat. En als dat niet geschiedt, ontstaat er een wrange smaak, welke noch door water noch door melk verdwijnt. Dus mag men de goede Javathee niet te lang laten trekken. Het voornemen tot zulk een reclame op groote schaal, zou wellicht de meening kunnen wekken, dat het met den uitvoer der Java-thee maar matigjes is gesteld. Eenige cijfers kunnen het tegendeel be wijzen. Twintig jaar geleden bedroeg de uitvoer van Java-thee 10 millioen pond. Einde 1912 werd zij op 50 millioen pond geraamd. Nederlandsch-Indië zal inzenden op de wereldtentoonstelling te San-Francisco in 1915. Daarop hebben de theeplanters het oog gericht, om, behalve met bovenbedoelde reclame-potjes, daar nog eens heel anders te werken. Zij willen dat het Indische Gouvernement er aan deelneemt, want voor een flink vol gehouden reclame, welke de Java-thee vasten voet geeft op nieuwe markten, is veel geld noodig. En daar thee zetten en thee schenken zoo iiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiilimiiiiiMiiiiimmiiirftn.tiiii UI T DE NA TUUR DXLVII Muntjes en griffeltjes Gewapend met twee hamers en een ijzeren krabber, een combinatie van houweel en hooivork, maar in miniatuur, trokken wij er op uit, den weg op naar de bewuste steen bakkerij ; den knapzak op den rug, den bergstok in de hand; iedereen kon aan ons zien, wat wij waren of ten minste wat wij kwa men doen in het land van Reutlingen; en geen .mensen twijfelde er dan ook aan, dat wij versteeningen kwamen zoeken, net als zoovele toeristen. Die uitrusting, waardoor wij zoo duidelijk deden uitkomen wat wij wilden, was geen ijdel vertoon, geen opsnijderij; het was tactiek, zooals ik heb aangeduid. Zonder hulp van de bewoners van het land, zou het ons vreemdelingen niet gelukken, ons doel te bereiken en zouden wij ongetwijfeld bijna platzak zijn thuisgekomen. Een geologische kaart op flinke schaal was niet te krijgen; !wel hadden wij goede papieren gidsen en topographische kaarten, maar die waren niet van de laatste jaren; en, wat het zoeken naar opgegeven vind plaatsen van fossielen nog lastiger maakt dan het in het algemeen reeds is: we kwamen hier niet in een land met woesten grond", zooals het in onze schoolboekjes heet, niet in streken als onze duinen of heidevelden, en evenmin in een land als de hooge Eifel met uitgestrekte steenige en onbebouwde berghellingen; die stonden lager op ons reisprogram; neen, we hadden aan deze zijde van de stad te doen met een land, minder heuvelachtig dan Zuid-Limburg en zeer vruchtbaar; waarvan dan ook geen plekje onbebouwd of althans ongebruikt bleef liggen. Indien wij niet van te voren in en om Stuttgart ijverig aan het studeeren van den bodem waren getrokken, maar zoo opeens uit Holland hier waren neergestreken, zou deze wandeling naar de steenbakkerij ons stellig groote teleurstelling hebben bezorgd; want in dit bijna vlakke, dichtbevolkte landbouwen industrieland naar fossielen gaan zoeken, dat schijnt in het eerst een wanhopig werk. Zelfs de steenbakkerij te vinden, dat ging nog zoo vlot niet; er waren er meer, en je ziet ze niet van verre; we waren er dan ook al voorbij, doordat wij den tramweg en niet een binnenweg hadden gekozen; toen wij er voor stonden, voor een groote fabriek wel te verstaan, met hoopen versche baksteenen rondom, toen waren wij er wel vór, maar nog niet in; want met duidelijke letters stond er te lezen, dat de toegang m iiiiiiiiiiiiiiiinti m m i i i m m mum iiiiimiiiiiiin m i i IIIMIIIIIII u miiiiiii NIH minimum iiliiiiiiillllltll geheel behoort op het gebied der vrouw, zal de aanstaande Maatschappij tot het koopen en verkoopen van Java-thee" hopelijk voor goede vertegenwoordigsters op de Ten toonstelling te San-Francisco zorg dragen. In Cincinnati is voor het eerst de proef genomen een vrouw te plaatsen aan het hoofd van een spijswagen. Zij reist tusschen Cincinnati en Dayton, waar door elkander elke vier minuten een passagier-gast bediend moet worden. De besturen der verschillende RailwayCompanies zijn vol belangstelling hoe deze proefneming zal slagen. Historisch. Tijdens het Vredes-Congres in den Haag was het bestuur van de Witte Sociëteit zoo beleefd hare lokalen, voor de leden* van dat Congres ter beschikking te stellen. Op een avond kwam daar een heer met twee dames. Een lid dier sociëteit dit ziende, zeide luide: Wat, komen hier vrouwen! De Witte wordt heelemaal gedegenereerd!" Zijn metgezel legde hem uit, wat de oor zaak van dit damesbezoek was, waarop weer even luide gezegd werd: O! zijn het vreemdelingen, als de Hollandsche dan maar wegblijven. Die hooren thuis, of, als zij uit willen gaan, dan moeten zij maar naar een tea-room gaan". Gelukkig verstaan de meeste vreemdelin gen geen Hollandsch en ik heb het gesprokene maar niet voor hen vertaald. N. MANSVELDT?DE WITT HUBERTS Allerlei Herfstmode De herfst met zijn vlammend rood in de vluchtig slingerende ranken der wilde wingerds, en de breede kruinen der Amerikaansche dwergeiken, met zijn helgeel in het dichte loover van iepen en linden en kastanjes, is de tijd der kleuren, is schooner dan een der andere jaargetijden. En waarom zou hij dat ook op 't gebied der mode niet zijn? De zomer eischt het kleed zoo sober en luchtig mogelijk, de winter hult de figuur in al te dichten dracht van zware stoffen, van pels en velours, maar de herfst, dat is boven allen het seizoen om te kleeden: dan vraagt men niet alleen naar steviger, sierlijker streng verboden was, en het eenige paadje dat er langs voerde en ons wellicht naar de kleigroeven achter de fabriek had kunnen brengen, was versperd; 't lag vol steenen en werktuigen. We wandelden er dan ook maar voorbij en naar een andere vindplaats verderop, waar de heuvels oprijzen; om vandaar meteen de streek eerst eens te verkennen en te probeeren van den achterkant de steenbakkerij binnen te dringen. Op een plekje, waar een nieuwe weg ge graven werd, waren kinderen aan het spelen; ze keken ons nauwelijks aan bij het pas seeren. Wij gingen met ons beiden wat peuteren in den brokkeligen rand van den diepgelegen weg, en al dadelijk kwamen een paar jongens op bloote voeten bij ons staan. We maakten een praatje, vroegen of hier wel meer lui kwamen om steenen Of fossielen te zoeken. Neen," hier was niets te vinden, een eindje verder achter dat huis tegen den hoogen rand van het korenveld, daar wel; maar niets als Münzle" und Griffelle". Veel? vroeg ik. Niet veel, maar altijd nog wel enkele". Dat was al vast een begin; we moesten nu nog de plek precies weten; want zulke vindplaatsen zijn dikwijls merkwaardig be perkt; soms tot een plekje van een paar meter en in een laag van eenige centimeters. Onze zegsman kreeg als belooning een vijfpenningstukje en een reep chocolade; van beide, nikkel en zoetigheid, had ik een zak vol bij mij. Of hij ons de plek precies wilde wijzen? We zochten juist Münzle en Griffelle". De andere jongens hadden al gauw ge merkt, dat er wat te halen viel; de heele troep, een stuk of acht, liep snel voor ons uit, langs de akkers tot een plek waar een modderig kleistroompje zich vormde uit het afstroomend regenwater van de laatste dagen. Daar lag een steil kantje van een akker bloot; de grond was een zwarte en glimmende massa, tot schilfers en brokjes verbrijzelde schoolleien, leek het. Wij krabden wat in den kant, maar van fossielen zagen wij niets. Ik beloofde een Zehner aan die mij in den grond de eerste Münze of Griffel zou wijzen; als wij den vorm maar eerst eens gezien hadden, konden we er zelf wel meer vinden. In een wip was de bende aan het werk. Het was een leuk gezicht, daar tegen den stellen kant die jongens met alle tien vin gers haastig te zien grabbelen in de voch tige, week zwarte kleibrokjes. Ze lagen er haast met hun neus op; en geen vijf minuten duurde het, of een van de jongens riep: Hier sitzt eine!" En meteen kwam een andere een dreumes, van een jaar of vijf, me een griffel brengen. plooiende japon-stoffen, maar laat zich reeds een fraaie, niet al te warme mantel welge vallen, die aan het wandel-toilet charme geeft door de fraaie gecompliceerdheid der vouwen en het sjieke contract der kleuren. En de mode is waarlijk rijk en grillig dit jaar als de herfsttinten in het woud, er is nauwelijks een algemeen beeld van te geven, zóveelvuldig zijn de vormen, zoo onbestemd en toch praalvol de kleuren, zoo Oostersch weelderig en rijk aangebracht is het orna ment. Indien we n algemeene eigenschap wilden opnoemen zou het dit streven naar het exotische zijn die nevens de nog steeds voortdurende slankheid in de hoofdlijnen overal op den voorgrond treedt. Deze slank heid is echter geen sluikheid meer, niet meer het streven naar een bijna rechte lijn van de schouders tot den voet, welke de mode van een paar jaar geleden als principe scheen aangenomen te hebben, en die daardoor alle zwaar-plooiende stoffen als velours en satijn op den index plaatste. De lijn is thans veel levendiger en afwisselender, en gedoogt niet alleen, maar gebiedt het sterk-geplooide kleed, de nauwe rok met wijde tuniek, de jupe met vier rijen volants boven elkander, het wijd-bloezende lijf, de mantel, die met n sierlijken wrong, gelijk het weleer Graaf Almaviva deed, om de schouders en heupen schijnt geslingerd. Het classiscisme doet ook thans nog zijn invloed gelden, en de Grieksche tunica is van vele avondtoiletten het grondmodel.maar bevrijd van de al te groote simpelheid, en zich voegend naar plooien en lijnen, die veeleer aan de weelde van een Perzisch Keizershof herrinneren. Een avondtoilet van lichte changeant-groene zijde met goudgelen weerschijn, gedekt jdoer een losplooiend overkleed van witte kant, met zilveren loovers opgehoogd, en bijeen gehouden door lange snoeren glaspaarlen of gekleurde Italiaansche koralen, met een gouden rozet midden op de borst, een hoog helmvormig kapsel, gebaseerd op den lokken-rijkdom van het Oosten, en bijeen gehouden met halve-maanvormige haarspelden... ziedaar op welke wijze de invloed van den Balkan-oorlog in de Europeesche salons gevoeld wordt. Nu deze zijn uitwerking op de groote politiek ge mist heeft, wil hij de mode beheerschen, en daartoe doet hij de allerkostelijkste gegevens aan de hand, want de manier der oostersche vrouwen, om zich met parelsnoeren te kap pen, en parels en koralen op het toilet aan iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiimmiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi Als ik een paar jaar geleden niet zelf precies zoo'n stukje belemniet uit den grond getrokken had, zou ik misschien gedacht hebben dat het kereltje mij voor den mal hield; of anders zich zelf bedroog door een stukje van een gewone schoolgriffel voor een overblijfsel van een voor wereldlijk dier uit de Jura-zee te houden. Daar in Berlebeck heb ik werkelijk zelf eens getwijfeld of ik met een brokje schoolgriffel of een fossiel te doen had. De geologische kaart gaf dicht bij het dorp een kleine strookje ouden Jura-grond aan te midden van het krijt van het Teutoburgerwoud. Wij wilden het opzoeken, bij wijze van oefening in het kaartlezen; maar het constateeren dat wij het gevonden hadden, kon alleen gebeuren, door de eventueel uit te graven fossielen. Het brokje land moest vlak achter een boerenhuis in den moestuin liggen; daar vonden wij een kuil, waarin de kinderen, die nog school gingen en met lei en griffel werkten, zaten te spelen. Na zorgvuldig kijken en grabbelen zien wij in den wand van die kuil een stukje griffel" steken. Ik wou dat ik het u kon laten zien! Ik heb het nog. Het is op en top een afgebroken griff elpunt, een stukje van zoo'n vaak gebruikte glad-ronde griffel, met een mooie aangezo gen" punt. Nu, precies zoo'n stukje van een gepunte griffel hield mij hierbij Reutlingen het ventje in zijn zwarte-Jura-vingers zege vierend voor den neus. Hij had den prijs gewonnen. Een Zehnner! Ik bood hem een reep chocolade in de plaats. Of hij die niet liever wou hebben? Nee, hoor! Die kost maar fünf!" Om dat bijdehandje eens te plagen, deed ik of ik twijfelde aan de echtheid van dat stukje griffel en zei, dat het uit de school was; hij had het mij moeten wijzen en niet uit den grond trekken, voor ik gezien had, waar het zat. Maar daar kwamen opeens de anderen verontwaardigd tusschenbeide. Een van de grootere brak het griffeltje met eenige moeite door, en zei echt boos, met een air en een aplomb van belang! Zoo breekt toch geen schoolgriffel!" Dat had hij natuurlijk precies zoo van zijn meester gehoord. Zóbreekt inderdaad geen griffel,zoo breekt alleen een belemniet. Ik liet mij overtuigen en kreeg nu verder les in palaeontologie van de jongens; vooral n was er bij, een kerel van een jaar of twaalf met lang bruin haar, oogen als kolen, zwarte voeten en zwarte handen, klein en slank, net een jonge Italiaan. Die comman deerde zOo'n beetje de gravende troep, hij sprak Schwabisch tegen zijn werklui, Duitsch tegen mij. Ik kreeg zooveel schik in dat te brengen, is een welkom recept voor de vrouw van de wereld, wier verschijning het marchenhafte" zoo dicht mogelijk tracht ts naderen. Ook de zoogenaamde Balkankleuren" zijn nog niet geheel uit de mode constellatie geweken. Ze eigenen zich,ondanks hun wat al te scherp contrast, uitmuntend voor 't samenstellen van borduur-patronen, voor 't maken van kragen en effectvolle randen. Toch zijn deze kleuren als kern der mode te vlak en te simpel. Er is juist een voortdurend zoeken naar buitengewoon coloriet, naar 't matten der kleuren door kanten overkleeding, naar 't vormen van vlamen schitter-effecten, naar alles wat minder gewoon doet. Vlam-rood is de modekleur, die zich in allerlei nuancen en combinaties vertoont, maar bijna overal zijn het de fijne, doorzichtige stoffen als crèpe, tule, blonde en kant, welke zich met de gekleurde zijde combineeren, en die de heerlijke nevel-effecten naderbij komen, welke die grootste charme zijn van het herfstlandschap. Een onderkleed van fijn nuanceerende gele zijde, die zinrijk feuilles-mortes" wordt genoemd, met een tuniek van pauw-blauwe crêpe, ziedaar een staaltje van de kleerenweelde die men ons in de salons opdischt. Het schilderen van rijke ornament-motieven op dunne voile-stof en tule is mede een zeer gezochte randversie ring voor het onderkleed, zoowel als voor de tuniek. Het wandeltoilet vertoont meer middeleeuwsche neiging. Ik zag een jupe van bruin laken, waarover een donker geel lijf werd gedragen met korte tuniek en gesoustacheerd met ornamenten van groenezijde, dat frappant herinnerde aan een Normandische wapenrok. Een bizonder beminnelijke kant van de herfstmode zijn de hoeden. Het heeft ons gedurende den zomer een klein schokje van ontzetting gegeven, dat wij onze kostelijke chapeaux-parasols moesten missen, en menig een heeft er zich met hand en tand tegen | verzet, en ze uitdagend op de lokken gedrukt als iets, waarvan men nimmermeer wil scheiden... En nu de herfst gekomen is, zullen de breedgeranden geen oogst van val lend bladgoud meer vergaderen, want ze zijn totaal verdwenen, en de hoeden hebben in 't geheel geen randen meer of randen in dalende richting. Hier zijn het bijna uitslui tend de soldatesque middeleeuwen welke de motieven leverden. De zwierige ridder baret met struisveer, de stormhelm met recht op staanden pompon, de geplooide Duitsche hellebardiers-baret met afhangenden rand, de Fransche ligneurs-hoed met spitsen bol en breede, naar onder gebogen rand, ziedaar eenige modellen, die en vogue komen. Don ker fluweel is de grondstof, struis- en hanenveeren zijn de geliefkoosde tooi, maar ook zonder veeren kan men 't stellen, want men maakt de geestige dopjes op met hoogopstaande vleugels, bonte vlinders van kant, zoo levendig en sierlijk, dat ze gereed schijnen om weg te fladderen. Zoo betrek kelijk weinig als de zomermode ons gaf, zoo rijk heeft ons de herfst bedeeld. Het is een lust voor de oogen! ALLEGRA MAGAZYM..DEBYEMKORF" (HULPGEBOUW) DAMRAK STEEDS HET NIEUWSTE OP GEBIEDT DAMES-MODE ES CONFECTIE KWALITEIT GOED, SORTEERIMG GROOT, PRIJS BILLIJK. OPENING HERF5TEr,WINTERSEIS(O iimiiiimiiiiiiiiiiiii iiiimiiiiimimmiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii baasje, dat ik zelf vergat, waarvoor ik ge komen was. Intusschen, het graafwerk had succes. -In een half uur had ik een stuk of tien Münze en griffelbrokjes bijeen, en ik kreeg haast geen vuile handen en kleeren; maar mijn voor raad nikkel en chocolade was zoo wat op. De Münze" was een schelp, meestal een dubbele, een zoogenaamd doosje"; het leek bijzonder veel op een plat rond mosseltje. Maar het was er geen, zei mijn Italiaan; zulke dieren bestaan niet meer. En die griffels? Dat was zooveel als een staart, een stekel staart van een inktvisch; die im Jura-meer" leefden ook uitgestorven. In de Jura ? de zee ? Hoe komt dat beest dan nu hier ? vroeg ik. Hij trok een gezicht en een gebaar van: Hou mij nou eens voor het lappie! Alles ist ja Juraboden um Reutlingen herum. HierSchwarz, da braun, und dort oben Weisz, alles Meer gewesen! Dat staat toch in uw boek." De slimmerd had al gezien dat ik een Geologischer Führer bij me had. Dat was een jongen, waar je mee praten kon. Ik vroeg hem of hij hier behalve zulke muntjes en griffeltjes nooit eens ammonieten vond. Schnecken!" verbeterde hij. Nee, soms wel eens een brokje, maar nooit heele en erg klein en broos". Of hij ook wist wat nu eigenlijk de Ziegelei was en of daar Schnecken voorkwamen ? Ik zei, dat ik ge lezen had, dat daar kleine ammonieten moesten voorkomen, niet gewoon versteend, maar verkiest, door zwavelijzer verertst, dus met een beetje koperglans. Zijn gezicht kreeg zelf een glans en daarop gleed er een spijtwolk over. Daar mag men niet in!" Da gibts ja Goldschnecken! Die zoeken desteenklopperszelf.?Goldschnecken!" Op dat woord kwam de heele troep bij ons staan. Goldschnecken?" vroeg ik nog eens. Hij heeft er een!'' verklapte een van de kleinen. De groote aanvoerder kreeg een kleur. Hij scheen echter nog al vertrouwen in ons te hebben; en heel diep uit zijn broekzak kwam een zwart ineengefrommeld stuk krantenpapier te voorschijn. Daaruit ontwikkelde zich ten slotte iets dat inderdaad wel op een gouden slakkenhuisje leek; niet grooter dan een centimeter, plat van winding, als onze posthoornslakjes. Ik mocht het even vasthouden, hij hield zijn hand onder de mijne, om te voor komen dat het in het modderig kleistroompje onder ons zou vallen. Dat was dus de beroemde verkieste ammonshoorn, de Amaltheus, de hoorn van de geit, die jupiter zoogde en die eens de hoorn des overvloed zou worden. Daar in de Ziegelei zijn ook grootere!" Dan moeten wij toch in die steenbakkerij zien te komen, het kost wat het wil. En mijn slimme Italiaan glunderde, nu hij merkte dat ik er geld voor over had. Voor geld kon ik immers overal binnen komen, al was het streng verboden. En hij kwam er dan meteen binnen! Kom maar mee!" zei hij. E. HEIMANS Muntjes en Griffels. Terebratula numismalis, een armpootig weekdier uit de Zwarte-Jura. Rechts de onderschelp met de armen: een kalkspiraal, waaraan de kieuwen waren vastgehecht. Onder: staart- of eindstuk van het kalken geraamte van een inktvisch uit den zelfden tijd; rechts en links de dieren waarbij de Jura-griffels behooren (belemnieten)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl