Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
5 Oct. '13. No. 1892
KAREL V OP SI-JARIGEN LEEFTIJD
Naar de prent van Bartel Beham, in De Regeering van Karel V in
de Noordelijke Nederlanden", door dr. J. S. Theissen
Vaderlandsche Historie
XXI
DE DAGERAAD ONZER NATIONALE NHEID
Dr. J. S. THEISSEN, De regeering van
Karel V in de Noordelijke Neder
landen, l dl. 285 blz. Amsterdam,
Meulenhoff & Co., 1912. (Nederl.
Hist. Bibl. VI.) Geïllustreerd.
De keuze van dit onderwerp is, al
aanstonds, gelukkig, want de ontwik
kelde leek, voor wien immers de
Nederlandsche historische bibliotheek bestemd
is, vermag wel zich eene voorstel
ling te vormen van onzen opstand tegen
Spanje, van de eerste jaren vooral, maar
de daaraan voorafgaande periode be
hoort voor velen tot de duistere ge
deelten onzer historie. Toch is zij van
de grootste beteekenis: hier liggen de
aanvangen van den
Noord-Nederlandschen staat. Ook is de tijd voor een boek
als dit gunstig. Vooreerst, omdat de
tegenwoordige levendige en gelukkige
belangstelling in onze geschiedenis ook
het tijdperk van Karel V gaarne hare
aandacht schenken zal, vervolgens om
dat, wat in de laatste jaren door tal van
historici op dit punt is aan 't licht ge
bracht, een samenvattend relaas mogelijk
maakt, waarbij ik vooral denk aan de
onderzoekingen naar de godsdienstige en
de sociaal-economische toestanden in de
eerste helft der 16de eeuw. De schrijver
zelf van ons boek behoort tot deze on
derzoekers. In 1907 behaalde hij te Leiden
den doctorstitel met een lijvig en te
recht geprezen proefschrift over Centraal
gezag en Friesche vrijheid. Friesland
onder Karel V", juist gekozen titel voor
een boek, waarin hij voor Friesland deed,
wat hij thans voor alle noordelijke ge
westen ten uitvoer bracht: de vestiging
beschrijven van een centraal gezag boven
de autoriteit van duizend en n mach
ten en overheden en de worsteling, tot
dat doel gevoerd, met eene vrijheid,
waarin zeker kostelijke elementen van
fierheid en onafhankelijkheid aanwezig
waren, maar die toch voor een ander
deel was verworden tot die
tuchteloosheid, tot dat particularisme, dat machts
misbruik, dat lokaal egöisme der vrij
heid caricaturen al te maal die onze
geschiedenis helaas zoo overvloedig kent.
Deze overweging maakt meteen (Blok
Het eerste Nederlandsche gebouw voor lijk
verbranding te Driehuizen bij Santpoort
heeft het ons herinnerd 1), dat wij den
ondergang der zelfstandige gewesten,
Friesland, Gelre en het Sticht, niet zien
als de tragische nederlaag van vrijheids
zin tegenover brutale tirannie.
De langzame uitbreiding der
bourgondische heerschappij over onze noordelijke
gewesten dr. Theissen wijdt daaraan
de twee eerste hoofdstukken van zijn
boek eindigde in 1543 met de onder
werping van Gelre, en 26 Juni 1548
vereenigde het verdrag van Augsburg
al de nederlandsche provinciën tot ne
bourgondische kreits, los van het
Duitsche Rijk. Slechts het bisdom Luik
behield zijne zelfstandigheid. Zoo was
de uitwendige, politieke eenheid bereikt.
Het kwam er thans op aan de losse
deelen samen te voegen derwijze, dat
zij zich zelve voelden als n geheel
met dezelfde, gemeenschappelijke be
langen. Maar dit ging uiterst langzaam
en dan nog maar gebrekkig. Karels
pogingen b.v., om deze gewesten te
bewegen tot het sluiten van eene
unie, faalden door het koppig
particulairisme" der afzonderlijke provinciën.
Allerlei groepen stonden bij voortduring
met hare belangen scherp tegenover
elkander en het mozaïek van maatschappij
en staatsinrichting zou blijven tot... de
dagen van Napoleon. Toch was het niet
weinig, dat de gedachte aan nheid was
uitgesproken en in het verborgen werken
zou. Ook liggen, gelijk dr. Th. ons doet
opmerken, sinds Karel V de deelen wat
vaster en sluiten wat beter in elkander,
er is behoefte aan orde en regel, er is
hechter organisatie, er is hier en daar
wil tot samenwerking 2) en (indien de
vergelijking niet te gewaagd is) gelijk
Koning Willem I de vruchten heeft ge
plukt van het napoleontisch bestuur,
zoo heeft prins Willem I zijn voordeel
gedaan met wat de bourgondische regee
ring ontworpen had, waarbij hij, de prins,
nog bovendien dat bewonderenswaardig
geduld, dien fijnen tact en adeldom van
geest heeft bezeten, alleen bij machte in
den chaos althans eenige orde te brengen.
Wat sinds 1543 ten minste een einde
nam, waren de binnenlandsche
plundertochten, die als orkanen over het land
hadden gewoed. Nu werd het Noorder
kwartier niet langer geteisterd door
geldersche benden, nu stroopten die van
Holland en Utrecht niet langer de Veluwe
af, behoefden de friesche steden niet
meer de belegering te duchten van Bour
gondiër of Geldersman; met deze jam
meren van vertreden oogsten en
platgebrande dorpen, met dit waanzinnig
elkander-naar-de-keel-vliegen was het
gedaan. Maar overigens bleef er genoeg
over, wat wezenlijke eenheid tegenhield.
Voor en na gevoelden de gewesten zich
autonoom, waren bedacht, al ging het
tegen het algemeen belang in, op hand
having der eigen privilegiën, zoo angstig
in veelslotige kisten bewaard 3). Veld
slagen voerden zij niet meer, maar in een
woedenden tarievenoorlog zochten zij
bescherming van eigen welvaart, hieven
die van Utrecht tol van hollandsch vee,
legden de Groningers belasting op goe
deren uit Holland en Zeeland, stelden de
Overijselaars import op turf uit
WestFriesland en twistten met de Hollanders
over het recht van visscherij op de Zui
derzee 4). Wat nu de volken doen, deden
toen de gewesten van n land. En zij
hebben dat lang volgehouden. In 1663
hebben Holland en Zeeland, ofschoon
naastgelegen bondgenooten", elkander
met invoerrechten 't leven zuur ge
maakt 5). Nog in 1787 stelde een hol
landsch patriot voor om, als dwangmaat
regel tegen Friesland, de boter uit dat
gewest op de hollandsche markten te
verbieden 6). Wat wonder, dat men in
Karels dagen niet wijzer was! En gelijk
de provincies, zoo de steden. Het was
de behartiging van eigen belang, zeer
energiek, zeer kordaat soms, maar zonder
gevoel van verplichting tegenover de
gemeenschap. Het is aan alles merkbaar:
het besef van verantwoordelijkheid als
burgers van n land moest nog geboren
worden. In 1527 verzetten de Stichtenaren
zich tegen de verhooging van den
Rijndijk tusschen Katwijk en Woerden?).
Aanstonds denkt men aan het geschil
tusschen Leiden en Haarlem, anderhalve
eeuw later, over den aanleg van een
trekpad langs den Rijn van Leiden naar
Utrecht, waarbij Amsterdam het
twistvuur aanblies. Het is een onderdeel van
die algemeene belemmering van het
binnenlandsch verkeer te water, nog wel
in het land, waar Huig de Groot zijn
Mare liberum" geschreven had, die wij
ons nauwelijks kunnen denken. 8) Maar
wel opmerkelijk, dat zelfs een staatkun
dig genie als Johan de Witt, van het
geschil melding makend, het betreurt,
omdat, als de leden van Holland oneenig
zijn, de andere provinciën daardoor
gestijfft sullen werden in de onrechtmatige
drift, die zij alberijdts tegen deze pro
vincie getoont hebben...," 9) Nog eens
dan, wat wonder dat men in 1527 niet
verstandiger was! Tusschen de steden
en de buitenwijken was de buitennering
eene gulle bron van moeilijkheid: de
kleinhandel, onder den klokslag der stad,
maar buiten haar rechtsgebied door geen
accijnsen gedrukt, deed gevaarlijke con
currentie aan de winkeliers en
kleinindustrieelen binnen de muren. 10)
Tegen het centraal gezag verzette zich
ook de adel, die wel niet de macht van
vroeger eeuwen meer bezat, maar onder
wier leden er nog velen waren, die,
als Reinoud van Brederode, in hun heer
lijkheden geen keizerlijke bevelen duld
den, of zich als onafhankelijke tirannen
gedroegen, woestelingen als die jonkers
van Reimerswaal, die bovendien door
hun slechte zorg voor de
waterkeering den ondergang van het stadje
op hun geweten hebben. 11) Naast den
adel de geestelijkheid, even prat en
jaloersch op haar macht, veilig voor het
wereldlijk recht, in veel boven de wet
en even onwillig zich te buigen voor het
gemeen belang. Wie daarbij nog beden
ken wil, dat er groote ongelijkheid was
in rechtsspraak, procesvoering, huwelijks
sluiting, in maat, munt en gewicht, die
begrijpt, dat de politieke nheid geen
volkseenheid beteekende. De bourgon
dische regeering heeft er de grondslagen
van gelegd. Met gematigdheid en voor
zichtigheid optredend, heeft zij gewes
telijk en stedelijk bestuur met het alge
meene in verband gebracht, gestreefd
naar uniformiteit in de rechtsspraak en
de rechtsvordering, het adellijk gezag
van heerlijkheden aan zich getrokken,
waar de gelegenheid zich aanbood, zij
heeft pauselijke bullen ongeldig ver
klaard bij ontstentenis van het keizerlijk
placet, zich het recht van voordracht
verzekerd voor de verkiezing van dekens
in de kapittels en de geestelijke rechts
spraak beperkt door de degradeering van
priesters te bespoedigen, die immers eerst
na hunne ontwijding den wereldlijken
rechter konden worden overgeleverd
het eerste morgengloren, dit alles, van
een nationale nheid boven particuliere
verbrokkeling en het egoïsme van stad
of stand.
Er lichtte een andere dageraad tijdens
des keizers regeering, de kerkhervorming
brak door, en de wijze, zegt dr. Th.
terecht, waarop Karel V het godsdienst
vraagstuk behandelde, was voor zijn
centraliseerend streven van onbereken
baar nadeel. 12) Zijne bloedige vervol
gingen kweekten martelaren, wier lijden
en dood de welsprekendste prediking
waren voor de nieuwe leer; zijn ijveren
voor godsdienstige nheid, maakte het
streven naar nheid in 't algemeen (het
eerste immers deel van het tweede) ge
haat; de inquisitie verbitterde de wereld
lijke en geestelijke justitie, in hare rechten
en bevoegdheden verkort, het berechten
van ketters voor de Hoven krenkte de
steden in haar privileges om hare poor
ters voor eigen schepenbank te dagen.
Zoo heeft de zaak der hervorming der
keizerlijke regeering boven alles afbreuk
gedaan. Maar op gansch andere wijze
heeft zij de nationale nheid (nog niet
in haar geheel gebracht, maar toch) be
vorderd. Dit te doen zien lag buiten het
bestek van dr. Theissen's boek. Eerst
na den dood des keizers zijn de getergde
gewesten in opstand gekomen tegen een
gezag, dat voor de heilige gewetens
vrijheid geene ruimte bood, en het allen
dreigend gevaar bracht nog wel geene
volmaakte vereeniging, maar schiep toch
die Unie, waaruit eenmaal de Staat der
Nederlanden zou omhoog rijzen. Dat
prins Willem I (en dit is de continuïteit
der geschiedenis) echter met het in de
school des Keizers geleerde, maar gewij
zigd en veredeld, zijn voordeel zou doen,
heb ik reeds gezegd.
Vór mij ligt een boek van dr. A. Zijp,
dat ons ook in Karels dagen verplaatst,
naar den strijd tusschen de Staten van
Gelderland en het Hof 1543?1566. Het
zal mij eene volgende maal gelegenheid
bieden te schrijven, over wat in den
laatsten tijd door de Vereeniging Gelre
voor de historie van ditgewest is gearbeid.
Daarna zal ik de aandacht der belang
stellende lezers vragen voor het juist
verschenen werk van dr. J. Lindeboom
over het Bijbelsch humanisme in Neder
land", dat immers ook in 's Keizers tijd
hier te lande heeft gebloeid.
Leiden, 2 Aug. 1913.
L. KNAPPERT
1) Blok, Gesch. v. h. Ned. volk ', I 539
177, 283. 3) Aldaar blz. 214. 4) Aldaar blz.
155. 5) Verg. Brieven van J. de Witt, uitg.
Japikse, II 435-453. 6) L. Knappert, Zedel.
leven in de 18e eeuw, blz. 8. 7) Theissen,
a.w. blz. 70. 8) P. L. Muller, Onze gouden
eeuw 2, II 282 vlg. 9) Brieven Joh. de Witt
als boven II 480 vlg. 10) Theissen a.w. blz.
153. Voor Leiden zie déze rubriek no. XIII.
11) Theissen, a.w. blz. 140 vlg. 144?148.
vlg. 2) Theissen, a.w. blz. 124, 126. 128 vlg. 12) Aldaar blz. 279.
Allegro quasi martiale
1813?1913
Woorden en Muziek van ED. COENRAADS
Heel dier - baar Hol - land
ju - belt, We heb - ben ju - bel
l J J
- jaar, We hiel - den ex - po
, hc; j.
~i r
si - ties In der - tig ste - den maar, We heb - ben lang ge
dom - meld Maar nu zijn w' uit den dut, In plaats van Naat - tje
/ Tempo di marcia
P X Refrein
komt er een stand-beeld voor Piet Lut. Wij dwe - pen Wij
dwe - pen Met d'on - af - hank - lik - heid. Toe vreem - de - ling, komt
Hier naar toe, Hier re - gent het al - tijd. d'O - ran - je - zon heeft
mf
?±=*=^3=i
==^=^=^±^*=&3=*i=-buik - pijn Heeft Ie -lik kou ge - - vat, Maar straks als 't lint - jes
:f=z:c' *?? ~ï~ *::rrrz^nz:t^z^^^l:^ti=:t-=?~-7:- \~~ï~-^^?-?r ~i.:?_".
teeg - nen gaat Dan lust men wel een spat, Dan lust men wel een spat.
Woorden en Muziek van
ED. COENRAADS
Heel dierbaar Holland jubelt.
We hebben jubeljaar.
Wij hielden exposities
in dertig steden maar.
Wij hebben lang gedommeld,
maar nu zijn w'uit den dut.
In plaats van Naatje" komt er
een standbeeld voor: Piet Lut.
Wij dwepen, wij dwepen
met d'Onafhanklikheid.
Toe vreemd'ling, kom toch hier naar toe:
het regent hier altijd !
D'oranjezon heeft buikpijn,
heeft lelik kou gevat
maar straks, als 't lintjes regenen gaat,
dan lust men wel een spat! (bis).
Hier hebt U bollcvelden,
en Marken, dat ligt ginds.
Ik loop altijd op klompen ;
en dat's nou onze Prins.
Straks bouwt ons Rotterdam zijn huis
Geniaal is 't kunstenaarsoog
van 'n Zimmermann". Hij timmert vlug,
goedkoop, en.... niet zo hoog!
Wij dwepen .... etc.
Maar 't Amsterdamse Raadhuis
dat is nog groter jas" :
is ons vroeger ontfutseld ...
niet door die Prins van pas!
Want die is al tevreden
wanneer hij zwijnen schiet.
Zo'n heel stadhuis te kapen,
zólistig is-t-ie niet!
Wij dwepen.... etc.
't Gebouw voor Wereldvrede
werd jubelend ingewijd.
In achttienhonderd dertien
foei! welk een haat en nijd.
Napoleon's roem en eerzucht
kostte ons geld, helaas!
Carnegie, zie, dat's k een held
n 'n heel wat netter baas.
Wij dwepen etc.
Toch, achttienhonderd dertien
had ook zijn goede kant;
toen hield elk uit zijn eigen"
aan zedelikheid de hand.
Tans zijn wij ook wel deugdzaam,
wel zedelik en wel net.
Maar zoo zijn wij gewerden door
de Zedeliksheidwet.
Wij dwepen etc.
Ons landje groeit en bloeit weer,
en 't volk loopt graag te hoop
als Hogendorp prins Willem
omhelst, in d' bioskoop.
In 'n donker film-teater
werd zo iets vaak het sein
tot meerdere omhelzing
en 't zingen van 't refrein.
Wij dwepen etc.
Nooit was er zulk een jubel,
nooit was er zulk een feest.
Nooit is d'oranjebitter
zo schielik op geweest.
Die buitenlanders dachten:
dat volk is maar zo klein,
doch we zijn slechts klein in al waarin
een klein volk klein kan zijn!
Wij dwepen, wij dwepen
met d'Onafhanklikheid.
Toe vreemd'ling, kom toch hier naar toe:
het regent hier altijd!
D'oranjezon heeft buikpijn,
' heeft lelik kou gevat
maar straks, als 't lintjes regenen gaat,
dan lust men wel een spat! (bis).