De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 12 oktober pagina 1

12 oktober 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B*. 1894 Zondag 12 October A*. 1913 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING /l.50, f r. 'Abonnement per 3 maanden Voor IndiS per jaar, bij vooruitbetaling . Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar p. post / 1.65 mail , 10.. . . . 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WAKENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/l.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel . . . . ?0.25 .0.30 0.40 INHOUD HHiit niiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Blz. 1: De Ned. Oorlogsmarine. Ritueele moorden. Cheminot: De S.S. en de H. S. M. Deb. Van RenesseL. Simons: 2: Feuilleton door K. Wasch metteekeningen van G. H. Grauss. Frans Coenen over Annie Salomons. Matthijs Vermeulen over Manier. 5: Ida Heijermans: Anna Polak en haar feminisme. Allegra. E. Heimans: Vogels. 6: Dr. H. E. van Gelder: Huyghens' Hofwyck. 7: Dr. H. E. H. van Loon: Verkade's Haagsche schouw burg. Ed. Coenraads: Zunki Joska met teekening van Willy Sluiter. H. de la Baignoire: Tooneelcritiek." 8: Charivari. 9: Fin. Kroniek door v. d. M. W: Staatsverzekering door v. d. S. Overspring-puzzle. Ingez. Over de droogmaking der Zuiderzee. Brieven van Louis, I. //: Schaakspel door Rud. J. Loman. Damspel door J. de Haas. Teekening van Joh. Braakensiek: Het Binnenhof en zijn vandalen. Bijvoegsel van Johan Braakensiek: De beweging" tegen de Tooneelkritiek. lltlltlllllllllltlllMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIUIIIIllllMIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIMIIIHIUI De nieuwe Regeering en de Marinepolitiek Onder bovenstaand opschrift ontvingen wij van iemand, die zijn stuk niet wenschte te onderteekenen, het hiervolgend protest; Geachte Redactie, Ik hoop, dat u mij naar aanleiding van uw hoofdartikel over de Troonrede in uw nummer van 21 Sept. in verband met bovenstaand onderwerp tot eenige opmerkingen gelegen heid wilt geven, waarvoor bij voorbaat mijn dank. U vindt het bouwen van een slagschip voor Indië, 't geen de nieuwe regeering voor stelt, nadat zoovele argumenten gegeven zijn voor 't instellen eener torpedo- en onderzeevloot indien baaienrijken archipel, een dubbel betreurenswaardig plan." Na alles, wat op marinegebied is voorgevallen, lijkt het mij onbegrijpelijk, dat u nog altijd zoovele argu menten heeft voor de verdediging onzer koloniën door eene torpedovloot. Dat het behouden van Indië voor ons een levensbelang is, daarmee zult u wel accoord gaan; ook wel daarmee, dat, indien wij de plaats van derde koloniale mogendheid zou den verliezen, de beteekenis van onzen handel en vooral van onze scheepvaart tot een mini mum zou worden gereduceerd. Welnu, dan kan men slechts kiezen of deelen. Een veel te lage premie, waarvoor men zijn' kostbaren inboedel verzekert, is weggeworpen geld. Deze beeldspraak gaat ook op voor onjie defensie. Indien men de marine niet be hoorlijk kan onderhouden, schaffe men haar liever geheel af en make geen noodelooze kosten. Volgens uwe meening is echter een torpedo vloot een niet te lage premie voor het be houden en verdedigen van onze Oost-Indische bezittingen. Die meening werd ook voorge staan door de Staatscommissie voor de ver dediging van Ned.-Indië van 1906. Zekerlijk moet u toch de terecht afbrekende kritiek bekend zijn, die o. a. daarop indertijd is geoefend (in 1911) door den toenmaligen Commandant der Zeemacht in Ned.-Indië; evenmin achtten de Gouverneur-Generaal alsmede de Ministers van Koloniën en Marine den archipel door eene torpedovloot te ver dedigen. Bij die torpedovloot zou dan komen een kern van z.g. torpedokruisers, en voorts onderzeebooten. De conclusie van den vloot voogd, waartegen niet redelijks is aan te voeren, was, dat een vijand reeds enkel met hulpkruisers, groote, voldoende bewapende handelsschepen \ erin zou slagen de vloot, die onze koloniën moet verdedigen, te vernie tigen 1), of, als deze zich op te grooten af stand houdt om te kunnen worden vernietigd, zal het aan onze scheepjes niet slechts niet gelukken, den vijand uit het gebied te ver drijven, maar omgekeerd zullen onze torpedovaartuigen worden gejaagd en in bedwang gehouden, en dus den vijand de handen vrijblijven voor elke gewilde onderneming. En wat de onderzeebooten betreft, afgezien nog van hunne beperke werkingssfeer, is de waarde hunner onzichtbaarheid sterk ver minderd door den vooruitgang der vliegtechniek bij de marine in den laatsten tijd. Vervolgens moet u toch ook niet onbekend zijn met de werkelijke meening van de voor standers een torpedovloot onder de marine officieren. Wat dat betreft, kan volstaan worden met te wijzen op het voorgevallene in de Marine-Vereeniging op 29 Februari 1912. Toen hield de tegenwoordige Minister van Marine zijn vermaarde lezing over: Een kern van zware schepen voor onze Zee macht," de noodzakelijkheid betoogende van ten minste 5 schepen van 15000 ton voorde verdediging van Indië. Zooals bekend, was dit een protest tegen de plannen der toen malige Regeering om een schip van 7500 ton voor Indië te bouwen. Het was bij ge legenheid van het debat, dat op die lezing volgde, dat Luitenant t. Z. de Neve, tot nu toe steeds voorstander van eene torpedovloot, verklaarde, dat hij en zijne geestver wanten altijd eene vloot, bestaande uit werke lijk krachtige schepen en dezulke noemde hij die, welke door den inleider waren aan gegeven gesteld had boven een torpedo vloot. Hun leus .was altijd geweest: Geen cent voor die dwergscheepjes, welke wij 'pantserschepen' beliefden te noemen; dan honderdmaal liever een goede torpedovloot." Luit. t. Z. van Asbeck is het geheel eens met zijn vroegeren medestander voor eene torpedovloot. Hij gaat volkomen mede met het schip, door den inleider aangegeven," enz. (N. R. C. l Maart 1912). Welnu, met deze feiten voor oogen is het mij onbegrijpelijk, hoe u nog een torpedo vloot een voldoende verdediging van Indië kunt achten. Van het afstemmen van het 7500 tons-schip was de instelling der Staatscom missie 1912 een logisch gevolg, en de hoofd gedachte van haar Rapport geeft ook een logische oplossing van het probleem, zooals men er thans voor is geplaatst. Gelukkig heeft men het denkbeeld: Wij kunnen toch niet" verlaten. Nu de torpedovloot onvol doende is bevonden, blijft er niets anders over- dan een krachtige artillerievloot met torpedovaartuigen als voldoende aan te nemen ; een vloot, die den vijand zulke offers zal kosten, dat hij zich wel tweemaal zal bedenken, voor hij een aanval doet op een tropisch gebied, dusdanig verfledigd en vele mijlen van zijn operatiebasis gelegen. Dat dus de tegenwoordige Minister van Marine een voorstel doet om te beginnen een einde te maken aan den absoluut onverdedigden toestand van onze koloniën, moest niemand verwonderen. Blijft over: de kosten. U vindt: de brutale wensch dit slagschip door de inlandsche bevolking te doen betalen een oude en er gerlijke regeeringswijze." Naar aanleiding van deze krasse yeroordeeling zou ik willen vra gen : zou Indië er dan soms onder de heer schappij van eigen vorsten of vreemde mogendheden zoo veel beter aan toe zijn, dat het een brutale wensch" is het de kosten voor de verdediging, d. w. z. het blijven onder ons gezag, mede te doen dragen ? Bovendien, het lijkt mij beter het oordeel over het doen betalen door de inlandsche bevolking op te schorten totdat bekend zal zijn, op welke wijze de Minister in zijn vlootplan de kosten tusschen hier en Indië wil verdeelen. Wil hij de Staatscommissie volgen, dan is de door haar voorgestelde verhooging van 5.35 mill. voor Nederland en 8.75 mill. voor Indië heusch niet bovenmatig in verhouding tot het beschermde belang 2). En nu kom ik weer op mijn uitgangspunt. U hadt wellicht beter in uw hoofdartikel kunnen zeggen: Wij kunnen geen vloot van zware schepen bekostigen: laten wij ons dus voor de goedkoopte met eene torpedovloot tevreden stellen." Dat lijkt nog het eenige steekhoudende argument, al is het ten slotte ook onjuist. Zeg echter nooit, dat een torpedo vloot voldoende verdediging is voor onzen Oost-Indischen archipel. Nogmaals: laat men liever de vloot af schaffen, dan weder op de oude ergerlijkonvoldoende wijze te werk gaande, millioenen te verspillen. Doch laten de maatschappelijkontevredenen, wanneer Indië voor ons ver loren zal zijn, dan niet ons nationaal verval weer wijten aan eenig politiek of sociaal euvel, doch naar de ware reden er van zoeken! X. * * * De hierboven vermelde bekeering" van een tweetal marineofficieren tijdens het debat, volgende op 's heeren Rambonnet's lezing, is waarlijk een goed uitgangspunt voor ons antwoord. Daar waren dan in Nederland vast alle jongere marinemannen hartgrondig over tuigd van de onbeteekenendheid onzer weermacht ter zee; wel begrijpend, dat deNederlandsche financiën geen Engelsch, of Fransen of zelfs Japansch marinebudget toelieten, waren zij langzamerhand voor de verstandige gedachte gewonnen 's lands weermacht te zoeken in de middelen van een zee-guerilla: door torpedobooten, onderzeeërs e.d. Daar kwam Rambonnet. Hij geeselde het ontwerp-Wentholt met zijn schip van 7500 ton, dat, 1"2 maal zoo groot als een tegenwoordig Nederl.Indisch pantserschip", minder dan half .zoo groot zou wezen als iedere dreadnought, gelijk Engeland alleen er wel een twintigtal heeft! Neen, zei de spreker: wij moeten zelf dreadnoughts hebben! 1) Maar ook de snelle torpedobooten en onderzeeërs?? Red. 2) De Troonrede gewaagde van den aan bouw van een slagschip ten laste van de Indische middelen. Red. Wij moeten schepen hebben van 15000 ton! De heer Rambonnet sprak niet tot onbevangenen, hij sprak tot mannen, die door hun beroep geneigd zijn vlam te vatten, als men hun' spreekt van een smaldeel echte dreadnoughts voor het Vaderland! Was 't wonder, dat een paar van hen in die chaleur communicative" van dezen kruitdamp-avond het smaldeel reeds zagen en het praalden ? Wat is nu kenschetsend? Hetgeen Rambonnet op 29 Febr. 1912 als een ideaal aan de Nederl. marine kon voortooveren: het schip van 15000 ton, is reeds zoozeer verouderd in Sept. 1913, dat, bij het mede opmaken van de Troonrede, minister Rambonnet er niet meer aan denkt het voor te stellen! Het moet nu, naar de eisenen van 1913, een schip zijn van pl.m. 20.000 ton. Als het klaar is ... is het natuurlijk ook niet meer dat"', is het.... verouderd. En dan zijn wij mooi met n verouder den dreadnought. De fout van al die marine-enthousiasmes voor slagschepen e. d. steekt in de weigering om als grondwaarheid te aan vaarden : Nederland en de Ned. Indische koloniën zijn als het er op aankomt on verdedigbaar. ledere Balkanstaat is omringd door kleine buren. Als Bulgarije, Servië, enz. zich op 't krachtigste wapenen heeft dat raison". Ned.-Indië en Nederland zelf nebben echter van kleine staten niets en van wereldmachten, waartegen zij niet op kunnen, alles te vreezen. Voor Neder land en voor Ned.-IndiëJieeft geen oorlogmogendheidje-spelen daarom nut, geen imperialisme, en geen slagschepenpolitiek. Een Nederland dat aan de bevolkingen, die het beheerscht, redefi geeft aan onze nationaliteit gehecht fB&zijn, en dat tegen over de onderling jafoersche groote mo gendheden de striktsteneutraliteitbewaart, heeft negen tienden van zijn verzeke ringspremie" gestort. Wil het zich tevens voorbereiden om den aanvallers op te houden en lastig te vallen: het zoeke de wapenen der kleinen: de guerilla ter zee en in de lucht. De Nederlander is te vinden voor waagzieke ondernemingen: onze reddingsbrigades, onze nationale 'stoute stukjes zijn van eeuwen her be kend : de Ned. staat scheppe zich daarom een eigen pnderzeebedrevenheid, een eigen militaire vliegtechniek, hij verdedige zich naar zijn aard. Maar een slagschip van 20.000 ton! Laat ons kijken wat dat beteekent. Niet wat dit beteekent voor marine mannen, d.w.z. voor mannen die zich prettig voelen op een slagschip, maar wat dat beteekent voor Nederland. Wij hebben er de nieuwste officieele gegevens, zooals die ons 't gemakkelijkst bereikbaar waren, eens op nageslagen. De Almanach de Gotha van 1913 geeft de maritieme sterkte van Japan aldus aan: In 1912 had Japan aan pantserschepen en gepantserde kruisers 29 eenheden, te zamen metende 400,000 ton, dat is dus een gemiddelde van bijna 14.000 ton per schip. Onze vloot in de Indische wateren had in 't zelfde jaar geen 29 eenheden van 14.000 ton doch slechts 5 gepant serde kruisers van iets meer dan gem ddeld 5000 ton. De Japansche vloot bestond uit 117 schepen (59 torpilleurs, een heel stel kanonneerbooten enz. niet meegerekend), de Ned.-Indische uit 9 schepen (als men eveneens de kanonneerbooten en torpilleurs, te zamen 12 tellende er afrekent). Maar Nederland zelf? zal men vragen, Nederland heeft 15 gepantserde een heden, metende gemiddeld 4.428 ton. Engeland heeft daartegenover 65 slagschepen, te zamen metende 1.034.150 ton, d. w. z. gemiddeld per slagschip bijna 16.000 ton. Het heeft buitendien 61 eerste klas gepantserde kruisers, waarvan alle groepen ruim 10.000 ton als ge middelde aanwijzen per schip! In 't geheel 570 oorlogschepen, waaronder 19 dread noughts en 3 superdreadnoughts, ongerekend allerlei kleine of verouderde schepen, en ongerekend de 7 slagschepen enz. enz. waaraan men timmerende is! Welk klein, uiterst klein deel van zijn vloot behoeft Engeland als per toeval in de Ned. Indische wateren te zenden om Rambonnets slagschip" in een doodelijken rondedans te nemen? Rambonnets slagschip ... Maar hij zal er vijf hebben, roept men. Inderdaad: in 1923! Maar welke cijfers van metalen zeemonsters bevat dan de Alm. de Gotha voor Engeland, Frankrijk, Rusland, de Vereenigde Staten, Japan? Het is waanzin met de groote mogend heden te gaan concurreeren in slagschepenbouw op de wijze als de inzender en Onze Regeering dat wenschen. Wij vatten eigenlijk niet dat dit be toog behoeft. * * * Ritueele moorden Want dulden is het erfdeel van ons volk" In Europa een proces, dat hoofdzake lijk loopen zal over de vraag, of de Joodsche godsdienst eischt of tenminste wenscheliik acht, dat bij zekere cere moniën Christenbloed gebezigd wordt! Men kan het zich niet goed voorstel len, en, lezende vanjtjde beschaafde Russen, die naar Kiew [zijn vertrokken om tegenwoordig te zijnTbij dit proces, heeft men een vaag medelijden met die lieden: Hoe zullen zij, die op onzen trap van beschaving staan, zich moeten schamen voor hun land, is de eerste gedachte, die bij u opwelt. Een protestant denke zich maar eens in, dat te Madrid, een katholiek denke zich eens in, dat te Genève in allen ernst een gerechtshof zou beraadslagen over de vraag, of het Hervormde geloof, of de Katholieke eeredienst behoefte heeft bij zijn ceremoniën aan het bloed van vermoorde kinderen. Het is volkomen middeleeuwsch, en het heeft plaats in Europa, nu, en ten aanschouwe van een moderne wereld, die met deze echt-Russische" barbaren allerlei relaties heeft, zeer aangename financieele onder andere (waarvan een joodsah bankiershuis de introducteur is....) Want het minstopwekkende bij al deze en dergelijke gevallen, bij al deze mon diale verontwaardigingen, protestverga deringen, protest-bewegingen, is de zeker heid : dat de menschen in hun algemeen heid, als het broodje erbij betrokken is, of als maar een deel van hun luxe ge vaar loopt, tot iedere lafheid bereid zijn en hun verontwaardiging inslikken. Van ons, van Europa zal niet veel redding komen. Als voor Rusland niet de tijd is aangebroken dat het zich meet ontmiddeieeuwschen, zal het nog wel een stootje duren eer het er toe overgaat. Dat de overwinning der revolutie, die (helaas) in bloed is kunnen gesmoord worden, er ook voor 't geestelijk leven gewenscht ware geweest, blijkt wel uit zoo'n Beilis-proces. * * * Bij het jubileum der S.S. TER OVERDENKING VAN DE H.S.M. In een modernen Staat, als Nederland is, welks bloei voor een niet onbelangrijk deel ook te danken is aan het steeds in omvang toenemende transito-verkeer, is iedere stag natie in het spoorwegbedrijf een groot gevaar. Dit stellen wij voorop, nu wij komen te spreken over den toestand waarin zich te genwoordig door de dwangwetten-Kuyper het spoorweg-personeel bevindt. Hoe groot een belang aan de voortdurende behartiging van dit bedrijf ook verbonden is, de vraag moet niet uit het oog worden verloren, of het billijk is en rechtvaardig, met de belangen van bijna 35000 spoormannen niet voldoende rekening te houden, wetende, dat de betrok kenen, nu aan handen en voeten gebonden, niet in staat zijn zelf met de gewone mid delen, die het maatschappelijk leven geeft, voor hun rechten op te komen. Want bij 't spoorjiibilémag het nog wel eens gezegd het is niet te ontkennen, dat de directies nu het spoorwegpersoneel gén gebruik kan maken van het gewone strijd middel der staking, zonder welks toepassing duurzame maatschappelijke verbetering in den regel overal uitblijft, die wetenschap misbruikt om zeer noodige veranderingen ten goede voor haar personeel niet aan te brengen. De positie dier directies is na 1903 sterker dan ooit te voren. In tweede instantie (de Aprilstaking was een fout der spoorweg arbeiders) wonnen de directies den strijd en eene der grootste spoorwegmaatschappijen hier te lande laat niet na het personeel telkens te doen voelen, dat zij de economisch- en maatschappelijk-sterkere is dank zij de dwangwetten en dank zij de gewone vrij wel onverschillige houding der Regeering. Wij spraken van ne der grootste maat schappijen, want met genoegen stellen wij vast, dat er bij hare zuster-maatschappij, de thans jubileerende S. S., een in elk geval andere geest heerscht, een iets frisschere wind waait. De tegenwoordige directeurgeneraal, de heer Kretschmar van Veen, die o.a. ook inspecteur bij de H.IJ.S.M. is ge weest en zich destijds ook onder het personeel van deze maatschappij een goeden naam wist te verwerven, heeft in den loop der laatste jaren geleidelijk groote en kleine verbeteringen voor zijn menschen weten in te voeren en bovendien zich door zijn loyale houding in zake vrijheid van politieke- en vak-organisatie sympathie verworven. Het personeel der S.S. heeft er dan ook kortelings blijken van gegeven, dat het met den huldigen D.G. (directeur-generaal) inge nomen is; ware het niet het gevalgeweest, het jubileum der Staatsspoor zou een paskwil geweest zijn. Er is, zooals men gewoonlijk bij dergelijke festiviteiten pleegt te doen, veel gesproken, over en weer, maar het gesprokene door den heer Kretschmar heeft niet nagelaten een zeer goeden indruk op het personeel achter te laten. De D.G. dan erkende, dat er nog toestanden bij zijne maatschappij waren, welke verbetering behoefden, (zulke woorden zijn arbeiders al niet gewend te hooren) gewaagde van de overwegende rol, welke de arbeid (zoowel geestelijke als lichamelijke) speelt in het spoorwegbedrijf en sprak van het daadwerkelijke aandeel, dat het personeel heeft bij den tegenwoordigen bloei van het spoorwegbedrijf. De mededeeling aan de afgevaardigden van het S.S.-personeel, dat in den vervolge aan hen, die 25 jaren hunne krachten aan de maatschappij gegeven hebben, eene grati ficatie zal worden verleend en bovendien aan ieder ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan voor elk vol dienstjaar een extra dagloon zal worden uitgekeerd (tot een maximum van 14 dagen) zullen de feest vreugde wel verhoogd hebben. Ontegenzeggelijk! Hieraan alleen echter de beter wordende verhouding tusschen directie en personeel toe te schrijven, ware ware onjuist. "Men gaat aan de S.S. niet zonder tact met zijn personeel om, verleent steeds ge hoor aan zijne ondergeschikten, toont ten minste zich niet ongenegen verbeteringen aan te brengen en weet zijn personeel wel te waardeeren. Er waait van C. G. B. (admi nistratiegebouw der S.S. te Utrecht) nu een maal niet zulk een duffe, bureaucratische wind als elders, men treedt van daar niet in zoo hooge mate arrogant op, men tracht niet op elke wijze, gepast of ongepast, alles, wat er onder het personeel leeft en groeit, te verstikken, men laat de S.S.-menschen niet zógevoelen hunne maatschappelijke afhan kelijkheid; dit alles ten genoege van die ondergeschikten en ook ten voordeele van de maatschappij! De loonen bij de S.S. zijn niet hooger, de arbeidstijden niet korter dan bij de H. S. M., op dit kardinale punt zijn de maatschappijen aan elkaar gewaagd maar de geest onder het personeel is bij de H. S. M. oneindig veel slechter. Wij leven, mijne heeren van de H. S. M., niet meer in tijden, waarin men door een autocratisch en verwaand-oppermachtig optreden een personeel er onder" kan houden. De eigenwaarde der werknemers is stijgende en het tot eiken prijs willen be knotten van die deugd, kan niet tot de gewenschte resultaten leiden. Men moet trachten zijn personeel aan zich te binden, in de eerste plaats door goede arbeidsvoor waarden geen Kretschmar kan het op den duur zonder verbetering van arbeids voorwaarden winnen maar in de tweede plaats, door eene humane behandeling; zij, die niet met tact weten om te gaan met hunne onderhoorigen, zullen op zekeren dag de wrange vruchten moeten plukken. Men moge al gedurende zekeren tijd, mogelijk een heel langen, door gezagsfanatisme, niettegenstaande alles mokt en mop pert en er eene wrok bestaat, meester van het terrein weten te blijven op den duur zal het blijken, onomstootelijk en op wie weet welke bittere wijze, dat dit systeem uit den booze en uit den tijd was, dat de werknemer van de twintigste eeuw niet meer zoo van uit de hoogte behandeld wenscht te worden. In 1911, het zoo beruchte duurte-jaar, gaf de S S. haar personeel tweemaal een extraweek salaris. Het H. S. M.-personeel verzocht wel een dergelijke gratificatie, maar kreeg... niets.. Vakorganisaties en groepsvertegenwoordiging, de door de Regeering ingestelde institu ten, worden door de H.S.M, genadiglijk geduld, maar van eene eenigszins behoorlijke samenwerking tusschen directie en personeel, wanneer het de belangen van dat personeel betreft, is bij die maatschappij geen sprake. Bijna elk gedaan verzoek wordt met hautain gebaar van de hand gewezen, steeds wordt getracht op de meest ellendig spitsvondige wijze den inhoud van ingediende verzoeken te ontzenuwen. En toen men laatst de H.S. M.directie aan de hand van ambtelijk vastge stelde gegevens wilde overtuigen van den steeds stijgenden levensstandaard, behaagde het haar, den betrokken groepsvertegenwoordigers toe te voegen DAN MOETEN DE MENSCHEN ZICH AAN DIE DURE TIJDEN MAAR LEEREN AANPASSEN." De laatste loonsverhooging bracht voor duizenden en duizenden van het lagere per soneel niets, letterlijk niets; enkele hoofd ambtenaren genoten nog al wat en de beide directeuren maakten eene geweldige promotie. De H. S. M.-directie denkt op dergelijke, tartende wijze het personeel zoet" te houden, kennende de onmacht van haar personeel door de dwangwetten-Kuyper en zich bewust j van den steun, door dik en dun, der Regeering. j Anatole France,degrooteFranscheschrijver, heeft na de staking der spoormannen in zijn land, welke staking door hen verloren werd, en gedurende welke Briand, de man, die zijn heele leven in woord en schrift had : gepropageerd la grève générale", zulk een in-treurige rol heeft gespeeld na de onver zoenlijke houding der Fransche directie, tot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl