Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19 Oct. '13. No. 1895
l
Nadruk verboden
Jhr. Mr. ViCTOR DE STUERS,
door Johan Braakensiek naar het leven geteekend
Jhr. Mr. V. E. L. de Stuers
Mijne kennismaking met dezen hoogst
tnerkwaardigen man, die op Maandag
20 October a.s. zijn TOsten verjaardag
hoopt te vieren, dateert sinds het jaar
1898, kort voor mijne benoeming aan
het Departement van Binnenlandsche
Zaken. Nog levendig staat mij het
oogenblik voor den geest, toen ik mij op zeke
ren dag naar het Departement van Bin
nenlandsche Zaken begaf, waarvan op
het oogenblik nog slechts het bekende
Torentje en eenige oude brokstukken
van gevels over zijn. Het is wel fataal,
dat ik in deze dagen, nog wel in een
artikel over den heer de Stuers deze
teere snaar moet aanroeren; immers de in
het uitzicht gestelde verbouwing strookt
niet geheel met zijne zienswijze. Het
conflict in de Tweede Kamer en daar
buiten tusschen den heer de Stuers en
den gewezen minister van Waterstaat
mr. Kegout ligt nog te versch in het
geheugen, dan dat het noodig voorkomt,
hierover te dezer plaatse uit te weiden.
Ik ging het gebouw binnen, waar men
mij den weg wees naar de kamer van
den door velen zoo gevreesden referen
daris. De gang doorwandelend viel mijn
oog op een zonderling beeld, dat ik me
uit mijn jeugd herinnerde op het Kanse
larijgebouw te Leeuwarden gezien te
hebben en dat nu eenzaam in die
hardsteenen gang van het Ministerie stond.
Ik las daarboven: De uitlegging van dit
mirakel is gratis te verkrijgen bij de
Afdeeling Kunsten en Wetenschappen".
Later heb ik vernomen, ~dat dit beeld
door een ervaren (!) oudheidkundige en
Teekening van Jhr. mr. Victor de Stuers uit zijn studententijd, op
den muur van het zoogenaamde Zweetkamertje" in het gebouw
der Leidsche Universiteit. (Deze teekeningen zijn onlangs door een
misschien kunst-naijverig stukadoor vernietigd)
bouwmeester als Karel den Grooten of
(sic!) Karel den Vijfden gequalificeerd,
terwijl het een voorstelling was van den
Salvator bij de restauratie van het
Kanselerijgebouw door een ander ver
vangen is.
Naast dit beeld stonden eenige oude
urnen, voorzien van een opschrift: De
vleeschpotten van Egypte". Begrijpende,
dat niemand dan de heer de Stuers de
auteur dezer opschriften kon zijn, wiens
humor mij o. a. uit zijn bekend
Gidsartikel Holland op zijn smalst" en uit
zijne teekeningen op den muur der Leid
sche Universiteit, den Gradus ad
Parnassum" voldoende bekend waren, werd
het mij aanstonds duidelijk, dat ik mij
hier in eene omgeving bevond, die geheel
afweek van de gewone deftigheid, die
anders de ministerieele bureaux kenmerkt.
In het oogenblik dat ik de kamer
van den referendaris werd binnengeleid,
had ik nog juist gelegenheid te
constateeren, dat boven den ingang het
bekende adagium stond: La politique
est l'art de décliner les responsabilités".
Een merkwaardig opschrift inderdaad
boven het allerheiligste van den chef van
Kunsten en Wetenschappen!
Bij mijn binnentreden kwam de heer
de Stuers mij met een ietwat kritischen
blik te gemoet, maar al spoedig bracht
hij mij op mijn gemak, zoodat ik tijd en
gelegenheid had om eens rond te kijken
door het eigenaardige vertrek, waar men
de zonderlingste dingen ontwaarde. Aan
de muren karikaturen van ambtenaren
en beambten, met wie de heer de Stuers
in den loop der jaren te maken had gehad,
sommige van zeer eigenaardige attributen
voorzien; een door wijlen den
SecretarisGeneraal, Mr. Hubrecht, met rood pot
lood op dusdanige wijze gecorrigeerde
minuut, dat er van het origineel bijna
niets was overgebleven achter glas
gezet; eenige primitieve en gothieke
marianums; een Jampeglas met een lapje
blauw lint bengelde aan een lang touw
aan den zolder. (Later vernam ik de
explicatie: het was een geliefkoosde
kleur van een vroeger minister om te
dienen voor een of ander ambtskostuum ;
de kleur werd betiteld met:
Ministersblauw"); een medicijnfleschje gevuld met
stof, bijeengegaard uit de bureaux; een
groote vlieger met een schild, waarop de
letter N, welke eens gediend had bij een
door den heer de Stuers vervaardigd
spotgedicht, om te ridiculiseeren, hoeveel
personeel er voor noodig was geweest,
om een fout te herstellen in een Koninklijk
Besluit, waarbij aan den naam van een
ambtenaar, die ontslag had gekregen, een
N te weinig was toegekend; onderschei
den kunstvoorwerpen o. a. een prachtige
Louis XVI pendule op het bureau; een
aantal photo's en dat alles tusschen
stapels papieren, portefeuilles, dossiers,
kasten met platen enz. Ik kreeg een
eigenaardige gewaarwording en vroeg
me zelf af, waar ik me eigenlijk bevond,
toen de heer de Stuers mij een examen
begon af te nemen, waarvan ik voor mij
zelf niet veel goeds verwachtte, maar
dat ten slotte toch medeviel. Zoo vroeg
hij mij o. a., wat ik aan geschiedenis
had gedaan. Ik antwoordde eerlijk, dat
ik daar geen held in was; ik had de
oude geschiedenis voornamelijk tot Nero
goed bestudeerd en had alleen nog maar
wat werk gemaakt van het tijdvak na
1813. Dat is jammer, want mijne archieven
beginnen pas na Nero en houden op
met 1813," was het zeker niet bemoedi
gend antwoord.
Maar hoe het ook zij, op l Januari 1899
was ik benoemd. Van dien tijd af totdat de
heer de Stuers in het jaar 1901 tot Kamerlid
werd gekozen, heb ik onder hem gewerkt.
Nu de redactie van De Amsterdammer"
mij gevraagd heeft, bij het beeld van
den heer de Stuers, door den heer
Braakensiek geteekend, in schets een
karakteristiek te geven, geloof ik, dat ik
na het boven medegedeelde kan volstaan
met nog slechts het een en ander in
herinnering te brengen van hetgeen in die
jaren mijne persoonlijke ondervindingwas
en wat ik van anderen mocht vernemen.
Er is in den loop des tijds, op andere
plaatsen zooveel over den heer de Stuers
geschreven *) en er zal in deze dagen
ongetwijfeld nog heel wat omtrent hem
gepubliceerd worden, tiat ik slechts in
herhaling zou treden, indien ik ging uit
eenzetten, wat door den heer de Stuers
sinds 40 jaren in het belang van kunst
en wetenschappen, in het bijzonder voor
het behoud onzer monumenten van ge
schiedenis en kunst, voor onze musea
en het archiefwezen is verricht.
Het behoeft zeker geen nader betoog,
dat het direct werkzaam zijn onder een
man als den heer de Stuers, van den eenen
kant zijne bekoring medebracht, maar aan
den anderen kant ook zijne schaduwzijde
had. De heer de Steurs was allesbehalve
een gemakkelijke chef. Hij, die op30-jarigen
leeftijd reeds heel wat gezien en gepro
duceerd had en die zelf een onvermoeide
werkkracht bezat, vorderde veel van zijne
ambtenaren en dacht, dat zij met een
zelfde stel ijzeren hersenen toegerust
waren als hij zelf. Nauwelijks was ik
aangesteld, of mij werd opgedragen kennis
te nemen van alles wat in den loop der
jaren over de rechterlijke-, burgerlijke
stands- en andere archieven was voor
gevallen. Ik had planken met portefeuilles
te doorworstelen. De heer de Steurs
kende den inhoud van al die dossiers
uit zijn hoofd en kon niet begrijpen, dat
men, als men eenmaal zoo'n dossier had
gezien, den inhoud ooit weer kon ver
geten. Plotseling werd het slachtoffer
soms in zijne rustige studie opgeschrikt
met een: Hoe staat het daarmee? Weet
je het of weet je het niet?" Een amb
tenaar, die zich dan spoedig door zijne
scherpe doordringende blikken liet
intimideeren, vond het dan maar het
veiligste om eenvoudig te zeggen: Ik
weet het niet," n'en déplaise het on
middellijk toegebulderde: Waarom weet
je het niet?" Het verstandigste was
dan maar het stilzwijgen te bewaren.
Want zoo'n donderbui bedaarde al heel
spoedig en hoe menigmaal heb ik ge
hoord, dat wanneer zulk een genoegelijke
scène vór het koffieuur zich had afge
speeld, de heer de Stuers daarna in de
kamer van den nog steeds onthutsten
ambtenaar kwam met een gemoedelijk
B'aatje, alsof er niets was voorgevallen.
ie verhouding met de ambtenaren was
zótypeerend en de schrik zat er zoo
in, dat als de heer de Stuers op het bureau
arriveerde men kon zijn geklop met
den wandelstok al een eind ver hooren
sommige zijner ambtenaren, op wie het
Horatiaansche Vestigia me terrent"
toepasselijk was, zich niet op hun gemak
gevoelden en dachten: wat zal er nu
weer komen?
Ook mij werden dergelijke scènes niet
gespaard. Maar toch wil ik volgaarne
erkennen, dat ik den heer de Stuers
dankbaar ben voor het ontzaglijk vele,
dat ik gedurende die enkele jaren van
hem heb geleerd. Ik herinner me niet
in mijn leven iemand ontmoet te hebben,
die zoo universeel ontwikkeld was en
op dusdanige wijze imponeerde door
zijn veel omvattende kennis. En om een
eerlijke schets te geven, moet ik eveneens
constateeren, dat hij, die soms zoo brusque
kon zijn, ook oogenblikken had van
oprechte hartelijkheid en van medeleven
met zijne ambtenaren.
Bovendien lag er in den omgang met
den Heer de Stuers iets bijzonder
charmeerends door zijn geestigen verhaaltrant,
vooral als hij vertelde van al zijne weder
waardigheden en welke trucs hij soms
had moeten gebruiken b.v. om een post
op de begrooting te krijgen, of een
monument, dat gevaar liep, voor slooping
te redden. Een geliefkoosd onderwerp
was om er over te kMgen, dat hij in
zijn leven met zooveel gekken" te doen
had gehad, terwijl hij dan vaak de namen
dier gekken", waaronder soms de hoogst
*) Ik verwijs hier o. a. naar Woord en
Beeld" Mei 1896, een artikel van Jhr. B. W. F.
van Riemsdijk; de Hollandsche Revue" van
1896, Karakterschets door Frans Netscher;
een opstel van Mr. S. Muller Fzn. in No. 26
van Eigen Haard" 1900; een artikel van
Dr. H. J. de Dompierre de Chaufepiéin de
Nieuwe Rotterdamsche Courant" van l Juli
1900; een nummer van de Maasgouw" van
15 juli 1900, geheel aan Jhr. de Stuers gewijd
en voornamelijk bevattende een volledige
lijst zijner geschriften, opgemaakt door den
heer A. J. Flament, en het Nederlandsche
Archievenblad" 1900/1901, blz. 5, vgl. Opstel
van C. J. Gonnet.
jeplaatste personen, op het papier schreef,
lat voor hem lag. Dan vooral kon hij
met zijn glinsterende, vaak ondeugende
oogen iemand aankijken en kon de hoorder
zijn lachen niet bedwingen.
Men behoelt slechts de oude dossiers
van Afdeeling Kunsten en Wetenschappen
op te slaan; op menige minuut ziet men
geestige teekeningen of leest men pittige
nota's vol sarkasme en humor, waarbij
noch de chef van eene andere afdeeling,
noch de secretaris-generaal, ja zelfs niet
de minister gespaard werd, en men^staat
bij het lezen zijner nota's verbaasd over
zijne grenzelooze activiteit, zijn verbazing
wekkende kennis en zijn buitengewoon
helder inzicht.
De grappen door den heer de Stuers
uitgehaald zijn legio. Ik heb eens hooren
vertellen, dat toen de secretaris-generaal
Hubrecht, een van die personen, die
vroeger tot zijne vrienden en later tot
een zijner grootste antagonisten behoorde,
door zijn bode om de bijlagen van een
doodeenvoudige minuut (het betrof een
eschenk van een opgezet everzwijn),
ad laten vragen, de heer Hubrecht van
zijn koffieuur terugkomende, het beestje
in zijn kamer vond.
Maar bij alles wat de heer de Stuers deed,
stond hem slechts n doel voor oogen:
door te zetten zonder eenig transigeeren
wat hij zich. eenmaal had voorgenomen,
het mocht kosten wat het wilde.
Victor de Stuers is in menig opzicht
te vergelijken met den Griekschen blij
speldichter Aristophanes. Ook deze, door
menigen tijdgenoot niet begrepen, had
toch daar, waar hij zelfs door zijn vaak
stuitende zeggingswijze ernst en eerbaar
heid met voeten treedt, slechts n doel
voor oogen nl. om de fouten van zijn
tijd zoo scherp mogelijk te gispen. Hij
maakte daarbij vaaft gebruik van die
zonderlinge, grillige taal die slechts door
hen wordt begrepen, die weten, wat
het zeggen wil, als iemand soms mach
teloos staat tegenover betreurenswaardige
toestanden en toch op zelfstandige, on
afhankelijke wijze wil trachten door
krachtige, welsprekende taal die ver
beteringen aan te brengen, welke hij in
eerlijke overtuiging noodzakelijk acht.
Laat mij hier nog den wensch aan
toevoegen, dat de heer de Stuers, die
in den laatsten tijd vooral lichamelijk
veel te lijden heeft gehad, weldra weer
zooveel mogelijk van zijn oude veer
kracht terug krijge, en dat hij zich nog
tal van jaren moge kunnen wijden aan
de belangen van de zaak, die hem lief is.
Deze wensch wordt ongetwijfeld door
velen in den lande gedeeld, die in
zijn openbaar leven dezen man hebben
leeren kennen en waardeeren, op wien
met een kleine variant van toepassing
zijn de woorden uit de Hamlet:
He is a man, take him for all in all
I shall not look upon his like again".
Mr. M. I. DUPARC
's-Gravenhage, 14 Oct. 1913
* * *
Jhr. Mr. Victor de Stuers
1843 .?20/10 1913
In een onlangs door mij gehouden
lezing over Heraldieke Kunst" te 's-Gra
venhage, heb ik k met een enkel
woord gesproken over de erbarmelijke
wapens, die in de residentie alom waren
aangebracht, tot versiering (?) van straten
en pleinen, en in verband hiermede
Teekeningetje van de Stuers om aan
te duiden hoe een heraldische leeuw
er niet moet uitzien
noemde ik 't, in zeker opzicht, gelukkig, dat
daarop niet de oogen van hém hebben ge
rust, die hier te lande een der weinigen is,
die een grondig begrip bezitten van de
Wapenkunst", ja, die wellicht thans
de meest bevoegde is op dit gebied.
Het is misschien niet onaardig hierbij
een der (twee) vlotte krabbels van de
hand van den heer De Stuers te
reproduceeren, die hij in 1880 voor mij
teekende, toen hij mij, wapenteekenaar in
den dop, even op humoristische, maar
toch zoo rake wijze, wilde demonstreeren,
hoe de Heraldische leeuw wél, en hoe
die niet moest worden afgebeeld.
De beide charges" blijven als de
kostelijkste documenten in mijn archief
bewaard, en ... ik zal er voor trachten
te zorgen, dat zij niet worden
overgewit" zooals met de teekeningen in het
Zweetkamertje" te Leiden geschiedde.
Driebergen, 15 Oct. 1913
C. W. H. VERSTER