Historisch Archief 1877-1940
26 Oct. '13. No. 1896
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ARNOLD BENNET,
naar een afbeelding uit the Bookman
weiijker bijeen. Dezelfde man, die de aange
name de klein-praatzame, klein-inventieve
en klein-gemoedelijke verhaaltjes schrijft,
kan en doet ook de grootere dingen, van
karakteristiek van menschen, van kennis en
inzicht van de maatschappij. En een
Engelschman van dit oogenblik zou waarschijnlijk
wel toegeven, dat bijv. Dickens naar den
inhoud eenigszins uit den tijd is, maar een
Hollandsche opmerking, dat die schrijver
ook naar de richting verouderd is, zeker
verstaan als slecht Engelsch.
Indien er onder de aanwezigen bij de
opvoering van Mijlpalen iemand geweest is,
die zich verwonderd heeft om de herinnering
aan William Morris in het tweede bedrijf, of
die herinnering met hare voor het stuk v
lbeteekenende strekking om sommige andere
bijzonderheden van opzet of entourage min
stens onverwacht heeft gevonden, dan heeft
die toetser-uit-het-pubfiek dezelfde vreemd
soortige alliage gekeurd, als waarop hier
boven is gedoeld geworden.
I.
$P v V
Muziek in de Hoofdstad
Zondag is te Weenen een Concertgebouw
ingewijd (Mevr. Noordewier zong er in Beet
hoven Negende) met het jongste werk van
Richard Strauss, een Festliches
Praeludium," *) waarvan me de uitgever Adolf
Fürstner (Berlijn), vriendelijk en actueel
gelijk altijd, a tempo het partituurtje zond,
een beetje te verticaal van vorm en daarom
op 't eerste gezicht niet gemakkelijk te lezen,
doch goed gedrukt en actueel. Het werk
heeft de gewone bezetting, afgezien van
't versterkte strijkers-ensemble (veertig vio
len, vier en twintig alten, twintig
violoncellen, twaalf contrabassen!) den nog
piepjongen Heckelphon, eene baryton-hobo, welke
den naam draagt van zijn Biebrichschen uit
vinder, en Samuels Aerophor" -?om in
de blaasinstrumenten de lange-tonen zonder
afbreking uit te voeren". De auteur gebruikt
ook orgel en 6 (of 12 het schijnt zoo
nauw niet te komen) trompetten buiten het
orchest.
*) Eerstdaags zal het Praeludium hier
worden uitgevoerd door Mengelberg.
tiiiimiiiiiiitli
TENSCHAPPEUJKE VARIA
LXXXIX.
Een hemelglobe van groot praktisch nut
Een goed begrip van de plaatsbepaling
van een hemellichaam aan het hemelgewelf
is | niet zoo heel gemakkelijk te verkrijgen
doordat het een vrij groote mate van voor
stellingsvermogen eischt. Voor menschen,
die zich een figuur absoluut niet in de
ruimte kunnen voorstellen, maar het alleen
zien in een plat vlak, is het zelfs vrijwel
onmogelijk zich een voorstelling te maken
van den waren stand van zaken. Met behulp
van de noodige demonstratie-middelen kan
men ontegenzeggelijk de leergierigen een
heel eind op weg helpen, vooral wanneer
men zich bedient van globes waarop de
verschillende cirkels zijn aangebracht, die
voor de plaatsbepaling noodig zijn. Maar
zelfs dan schieten de uitlegkrachten nog
wel te kort. De voornaamste reden voor
dit te kort schieten is m.i. het feit dat wij
het hemelgewelf bekijken uit zijn middel
punt, in ons dagelijksch leven, maar dat wij
bij een hemelglobe de zaak bekijken niet
uit het middelpunt van de globe waar wij
eigenlijk moesten zitten, maar juist van den
tegenovergestelden kant n.l. van den buiten
kant. Zielkundig is het zeker verheffend zoo
eens van den buitenkant den hemel te be
schouwen, maar het eischt weer een vrij
.groote portie voorstellingsvermogen om ons
Fig. 1. ATWOOD'S HEMELQLOBE VAN BUITEN
GEZIEN. Middellijn : vijf meter!
Het orgel begint, solennemente, K, zware
accoorden (c, a, es, g». Wij zijn ze gewoon
van Strauss en over deze klanken (de rest
is trouwens ultra-tonaal) zal waarschijnlijk
niet zooveel geredeneerd worden door onze
grammatici als over de eerste maten van
Palestrina's Stabat Mater. Zij worden opge
lost in Parsifal-rythmen, wat kil en impro
visatorisch voor de hand liggend, gelijk men
Strauss meer verwijt in dien trant. Het is
niet prettig wanneer een werk zwak inzet.
De bazuinen slaan 't hoofdthema aan, een
motief van quart-intervallen. Antiek?
Mixolydisch ? Neen, de strijkers spelen in g-majeur.
Een brokje uit Schönbergs
Kammersymphonie ? Misschien! maar 't klinkt een beetje
te rond, te diatonisch. Fransch ? Ook moge
lijk; in ieder geval een zeldzaam motief
voor Strauss. De eerste twee maten zijn
raak, doch waarom maken er de hobo's (etc.)
een hypocritisch fugato van? Ook dat ont
moet men meer bij Strauss.
Eerst een lang orgelpunt op g (ter wille
van Samuels Aerophor?) daarna op des,
op c, op g, enz. Strauss was nog nimmer
zoo'n Orgelpunktpuffer", woord van
Bruckner, als in dit praeludium. Voorloopig niets
dan variaties op 't quartmotief, tot 't tweede
thema. Strijk-orchest met een Hillersch
basje. De melodie een tikje Brahms,
goedDuitsch, bolrond, zangrijk, levendig en ge
moedelijk. Fameuze doorvoering, glansrijk,
stralend-vol, ongetoomd, tot de eerste epi
sode: Electra's triomf-motief als Hillersch
ba^je bij de murmelende cantilene der
violen. Tempo primo: Chevaulchez mon
chevaulcheur, tout chevaulche! (Balzac)
Tweede episode: weer schallend,hartstoch
telijk en wel gloeiend met mooie uithalen.
Terugkeer tot 't zangthema. Combinaties
van Electra's triomf-motief, doorvoering
der episodes met tremolos, toonladders,
goedkoop en virtuoos, maar rinkelend,
pralerig, imposant en een effect; vervolgens een
eindje lyriek, coquet, gevoelig, fortissimo
vleiend, dan herhaling der toonladders, tre
molo's, triolen-rythme en het
breed-gespannen koraal, orgel-accoorden solo, en aanloop
naar de coda of apotheose met een aantal
banale sequensjes. Nieuwe combinaties,
zangthema voorgedragen door zes (of twaalf)
trompetten buiten het orchest (een kleine
toespeling op Mahlers Achtste!) terugkeer
tot 't quarten-motief, majestueuse pauken,
schetterende fanfares, hooge c der trompet
ten, ritardando, grandioos slot, bravo! bravo !
Het past magnifiek bij 't Duitsche
volkerenslag-enthousiasme.
Men heeft het werk reeds meer klassiek
dan modern genoemd. Ik weet niet bij welken
klassiker 't zou aansluiten, tenzij Handel hier
en daar en tenzij Wagner; doch is deze reeds
gecanoniseerd ? Maar zeker staat alles op
zijn plaats en wanneer de contrabassisten
op hun strijkstok bliezen, als de trombonisten
hunne bekers streelden met een
denkbeeldigen strijkstok, als men den dirigent terugvond
op de knieën eener schoonmaakster" gelijk
Debussy spot met Tyll Butenspiegel, zou men
zich zonder twijfel verwonderen. Het is eene
nog duidelijker demonstratie van Strauss'
sensus communis, van Strauss' Gezond Verstand,
dan welk zijner andere werken ook, zooals
't de demonstratie lijkt van allerlei ingeprente
schoolsche beginselen en Samuels Aerophor.
Natuurlijk zal men deze middelmatige
compositie verre stellen boven Tournemires
Derde Symphonie, welke Zondag door
Cornelis werd uitgevoerd. Wie zou echter het
gegeven fragment van de Meistersinger
origineeler hebben verwerkt, Tournemire of
Strauss? Tournemire heeft tenminste zijn
nieuwe en geestige instrumentatie, eene
iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniiiliiililliliiiii
in het globe-middelpunt te denken. Zoo
doende komt het dat de meeste menschen
nog heelemaal geen of slechts een zeer
eigenaardig idee hebben over de hemel
sche plaatsbepaling, de beweging van zon
en maan en planeten door de sterren heen,
e. d. Zelfs alleen al de kennis der voor
naamste sterrebeelden is niet gemakkelijk
aan de menschen bij te brengen. Gebruikt
men een globe dan heeft men weer het
bezwaar dat men de sterrebeelden eigenlijk
van den verkeerden kant ziet (dus hun
spiegelbeeld); gebruikt men de vrije
sterrehemel zelf dan heeft men een nog veel
grooter bezwaar n.l. men kan de sterren
niet bereiken om hen aan te wijzen. Het
gaat gewoonlijk zoo: zie je daar die eene
heldere ster; daar zoowat; daar boven die
boom; nou ga je rechts naar boven: een
vrij groot eind, dan heb je daar...." enz.
Het resultaat is, dat de toehoorders deze
tweede ster heelemaal niet in het oog krij
gen, een verkeerde zien en daardoor de
rest der aanwijzing ook heelemaal ver
keerd volgen. Wat dus noodig is voor een
goed begrip is een hemelglobe waar men
binnenin kan zitten, in het middelpunt zelf,
om vandaar uit alles op gemakkelijke wijze
te bestudeeren en aan te wijzen. Een der
gelijke ideaal-globe is op het oogenblik in
gebruik in Chicago, in het Museum der
Academie van Wetenschappen. Afbeeldingen
van deze hemelglobe zijn bij dit artikel ge
voegd. Fig. l toont de globe van buiten
gezien, terwijl in fig. 2 hetzelfde toestel in
doorsnede geteekend is volgens de richting
Noord?Zuid. De ontwerper van de globe
is W. A t w o o d ; de Scientific American"
geeft een beschrijving van het toestel en
van de werking ervan.
De hemelglobe is zoo groot gemaakt dat
er ruimte genoeg is voor een vijftiental
toehoorders. Als allen binnengegaan zijn
door de deur die rechts in fig. 2 in doorsnee
zichtbaar is, wordt deze gesloten. Door de
groote tegenstelling tusschen het licht buiten
en de donkere globe-holte ziet men de eerste
oogenblikken totaal niets, maaY zoodra de
oogen een beetje gewend zijn aan het
duister, begint men de sterren te zien, die
zwak lichtend aan het hemelgewelf zicht
baar zijn in hun juiste standen. Steeds meer
en meer sterren worden zichtbaar totdat
men eindelijk den indruk krijgt van een
prachtige sterrenhemel op een helderen
nacht. De leider van de nachtelijke expeditie'
heeft een lange stok bij zich, met een klein
electrisch gloeilampje aan het uiteinde.
Hiermee kan hij gemakkelijk alle heldere
sterren en de sterrebeelden aanwijzen zonder
dat men in het onzekere is over de aange
duide richting; het gloeilampje wijst precies
aan waar het stok-einde zich bevindt. Daarop
kan de geheele hemelbol in draaiing ge
bracht worden (natuurlijk alleen het gewelf
en niet het voetstuk met de menschen).
Dat draaien wordt verzorgd door een
electrische motor. De zichtbare sterrebeelden
beginnen zich te verplaatsen naar het westen
nieuwe harmoniek, zijne diepe, zilverig grijze
tint, waarin de vlakken rood, branden en
hypnotiseeren. Strauss kijkt nuchterer, zijne
kleur blinkt, effen, hard en kaal, zijne har
moniek gaat nooit boven het gemoderni
seerde procédédat men de
conservatoriumjeugd leert en wat baat het hem dat hij een
paar melodieën vindt, karakterloos van lijn
en psyche doch met een aangenaam gan
getje ? Daarvoor kijken wij te nuchter.
Tournemire's Derde Symphonie herinnert
in haar ondertitel Moscou"aanMoussorgsky,
die de heilige stad van zijn vaderland even
mystiek en luidend gecomponeerd heeft
als onmetelijk carrillon in zijne opera's
Khoantchina en Boris Godounof. Zij bestaat
uit twee deelen, het eene donker, langoureus
en monotoon, het ander licht-strooiend, eene
verhevenheid van licht op den grauwen berg
der stilte. Zij wil ons door de'gouden poorten
voeren naar 't rijk van den eeuwigen vrede.
Maar daarin vergiste zich Tournemire. Hij
schreef eene spannende symphonie doch
buiten zijn programma om. Wilde hij 't
absolute geluk" schenken dan was 't ver
keerd te voeren tot de impressie; in plaats
van de impressie als uitgangspunt te nemen.
Hij bewijst dat hij in dit Rijk der Hemelen"
zelf nooit kwam en slechts een experiment
deed. En den moeilijken opgang doorleefden
wij te intens, waaraan 't Andante de meeste
schuld draagt. Dit lijkt me tégrauw
georchestreerd, de melodie téchineesch
steunloos, de doorvoering 't tegendeel van de
langzame elevatie, welke zij beoogt. De be
koorlijkste momenten vindt men in 't Scherzo
(hoewel de melopee voor hoorn-uit-de-verte
daar zwak staat) en in de glinsterende, flak
kerende, vlammende klokken-passages. Ter
wille van deze verdient de symphonie reeds
een tweede uitvoering. In 't eerste deel zijn
Francks origineele houtblazers-timbres nog
fijner genuanceerd, de toon nog onwezen
lijker, doch 't lijdt schade door zijn klassieke
structuur. Wanneer zal men die eens over
bodig en dwaas gaan achten?
Ik heb Carmen gehoord in de Italiaansche
Opera, 't Zigeuner-quintet was ongeëvenaard
dito 't koor: Alle tollenaars zijn zondaars.
De rollen Dancaire en Remendado uitstekend
bezet door Faya en Barocchi. Escamillo
(Mazzoleni) boeide me niet ofschoon hij de
favoriet bleek der zaal. Zijn zang was even
mat als het acteeren vief. Zijn witte tanden
vond ik nochtans (in 't Toreador-lied)
't hoogtepunt der voorstelling; ze gaven
me de visie van den stier. Carmen was
buitengewoon zwak van spel. Dans mon
pays, une femme en ce costume, aurait oblig
Ie monde a se signer", schrijft Prosper
Mérimée in zijne geniale novelle, en deze
Carmen als type was een dood-aardig,
internationaal vrouwtje, zooals men ze ge
lukkig ook in Amsterdam tegenkomt. Maar
Rosita Cesaretti zingt met een prachtige
stem (alt) en de schoonheid der sonore laagte
wist zij door (wel is waar onmuzikale)
ritenuto's immer te onderstreepen. In de
gewichtigste scènes speelde ze altijd meer
Mignon dan Carmen. Zij moet het verhaal
van Mérimée eens lezen. Don José(Attilio
Perico) deed doorloopend beter als acteur
dan als zanger. Hij gaf bovendien eene eigen
versie, met zeer smakelooze varianten, van
't lied, waarmee hij in 't tweede bedrijf
opkomt. Zoo iets moest uitgefloten worden.
De dirigent Fulgenzio Guerrieri nam naar
m ijn gevoelen 't duo van Don Joséen Michaëla,
het voorspel van 't tweede bedrijf en andere
stukken in een veel te haastig tempo, de rest
meer operetteachtig dan dramatisch, Carmens
doodslied daarentegen te langzaam en niet
wild genoeg. Hij is overigens een zeer handig
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiimiimir IIIIIIIIIIHIIIIII
en gaan onder, terwijl aan den oostkant
nieuwe sterrebeelden zich verheffen, evenals
dit het geval is bij den echten sterrenhemel,
alleen bij den kunst-hemel veel vluggw; dan
bij den echten hemel, zoodat men de opeen
volgende toestanden in korten tijd, dus in
beter overzicht ziet. Na een tijdje komt ook
de maan op en beweegt zich naar den
westelijken horizon, terwijl eindelijk ook de
zon verschijnt in het oosten. Deze zon wordt
voorgesteld door een klein electrisch lampje,
dat het inwendige van de hemelglobe sterk
genoeg verlicht om de sterren verder onzicht
baar te maken evenals bij een echte zons
opgang. Deze globe is natuurlijk speciaal
ingericht voor Chicago'sche hemeltoestanden;
de sterrebeelden die zichtbaar worden zijn
dezelfde die op de breedte van Chicago
zichtbaar kunnen zijn. Voor een andere plaats
zou dezelfde globe natuurlijk niet onveran
derd te gebruiken zijn. Dank zij de vluggere
hemelbeweging kan men echter dezelfde
sterrebeelden in korten tijd bestudeeren, die
anders pas na eenige uren elkaar opvolgen
en zichtbaar worden. Bovendien, eenmaal
georiënteerd in de kunst-globe zal men heel
gemakkelijk den weg vinden aan den echten
hemel, want met een zekere dosis sterre
beelden bekend, zal men de overigen heel
eenvoudig kunnen opzoeken. Natuurlijk zal
dit laatste ook eerst geleerd kunnen worden
met de holle globe. Dit is nl. mogelijk gemaakt
doordat niet alleen de helderste sterren en
de bekendste sterrebeelden aangebracht zijn,
maar alle sterren van de eerste, tweede,
derde en vierde grootte, en bovendien een
aantal der sterren van de vijfde grootte, tot
een totaal aantal van zeshonderd twee en
negentig. Dit is een belangrijk deel van de
voor ons ongewapend oog zichtbare sterren
want op een maanloozen,prachtigen, helderen
nacht kan een scherp oog de sterren van
de zesde grootte nog net even onderscheiden
en het aantal sterren dat op het geheele
hemelgewelf (dus niet op n oogenblik
tegelijk zichtbaar!) te vinden is, bedraagt
dan ruim 5000, en daarvan zijn op onze
breedte slechts een vierduizendtal zichtbaar
in het verloop van een jaar. Uit den aard
der zaak zijn de zevenhonderd afgebeelde
sterren het allervoornaamste bestanddeel der
zichtbare sterrenhemel, daar de sterren van
de vijfde grootte toch erg zwak zijn. Behalve
de vaste sterren zijn in het holle hemel
gewelf ook nog vier planeten aangebracht,
n.l. Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. De
hemel-aequator is bovendien duidelijk aan
gegeven, evenals de ecliptica of de schijn
bare baan, die de zon jaarlijksch door de
sterren aflegt. Met behulp van deze zicht
baar gemaakte denkbeeldige cirkels kan men
een beter gezicht krijgen in de plaatsbepa
ling der hemellichamen.
De hemelbol is als volgt geconstrueerd:
de middellijn is vijf meter; de wand bestaat
uit zeer lichte, dunne platen
gegalvaniseerd ijzer van 0.4 millimeter dikte. Deze
platen zijn geperst in de gewenschte wel
ving en daarna aan elkaar gesoldeerd. Deze
DE INDIËRS" IN NEDERLAND
De wegens het interneeringsbesluit uit Ned. Indië geweken leiders van de
Indische Partij. Van links naar rechts: Tjipto Mangoenkoesoema, Raden
mas Suardy Suryaningrat, E. F. E. Douwes Dekker
Illlllllllllllllllllllimillllllllllllllllllt
en betrouwbaar dirigent, wat hem niet tot
quasi-fulgurente oppervlakkigheid moge lei
den. Moet ik de coupures, waaronder zeer
betreurenswaardige, wijl zij de meest psy
chologische momenten braken (b. v. in de
castagnettendans)op zijne rekening schuiven? Het
orchest klonk doorgaans even goed als de
koren. Zou de Vereeniging ter Verbetering
van den Volkszang echter niet mogen ingrij
pen ten voordeele van 't straatjongenskoor?
Die gruwelijke intonaties hebben me 't heele
eerste bedrijf bedorven. De danseressen heb
ben weinig idee van een zigeunerdans. Over
de decors valt niet te spreken, zoolang de
oude (verouderde) stijl niet overwonnen is
door de nieuwe. Men zou er geen goeds van
kunnen zeggen. Eene Carmen-voorstellingdus
met voortreffelijke oogenblikken, welke het
publiek bijzonder bevallen is, doch die ik,
als bewonderaar van Mérimée, van Bizet en
van de Italiaansche Opera, niet meer ga zien.
MATTHIJS VERMEULEN
Li-tai-po
Aerdenhout, 22 October 1913
Geachte Redactie,
De heer Matthijs Vermeulen schrijft in
het No. van 12 Oct. jl. naar aanleiding van
Mahler's Das Lied von der Erde" o.a. dit:
Dat Mahler een Chineeschen tekst koos
lijkt me geen probleem. De verzen, de
stemmingen, de evocaties zijn zoo
Europeesch dat het me niet zal verwonderen
als hier een mystificatie ontdekt wordt,
gelijk aan die der Gezangen van Bilitis. Het
doet er weinig toe wijl sommige van deze
gedichten zeer mooi zijn".
Deze insinuatie tegen het genie van den
dichter van ongeveer elf eeuwen geleden
zou hem niet uit de pen zijn gevloeid wan
neer hij even de moeite had genomen het
boekje van Hans Bethge Die Chinesische
Flöte, Nachdichtungen Chinesischer Lyrik"
in te zien.
Verschillende van LI-TAI-PO's teksten
heb ik zelf onder de pogen gehad en, in
samenwerking met een Sinologischen vriend,
met Bethge's Nachdichtungen" vergeleken
waarbij in deze steeds zeer goed de
stemmingsinhoud bleek bewaard hoewel in
het loggere europeesche kleed iets van de
sublime reinheid en eenvoud van de origi
neele verloren ging.
De werken van dezen gemystificeerden
chineeschen dichter zijn in zeer tastbaren vorm
in de Sinulogische afdeeling van de
Leidsche Universiteits-bibliotheek te vinden.
Eerbied voor de nagedachtenis van dezen
grooten voorganger van Keats en Shelley
noopt mij tot deze rectificatie.
Met dank van de plaatsing
Hoogachtend,
T. B. ROORDA
* *
Charivari
WAANWIJZE JANTJE EN ZIJN PA
WAANWIJZE JANTJE: Pa!
ZIJN PA: Wat is 'r.
W. J. Hoeveel maal kèje begraven worden ?
Z. P. Nu, dat zal gewoonlijk maar eens
gebeuren, zou 'k denken.
W. J. ja, Pa, maar soms toch veel meer
dikkelser. D'r staat in de krant een heel
vui... vui... vui...
Z. P. Feuilleton.
W. J. Nou ja, zoo'n verhaal over. Kijk
maar. (Toont N. R. Ct.)
Z. P. (Leest titel feuilleton) ZIJN EERSTE
BEGRAFENIS. Och, ja, jongen, dat beteekent
natuurlijk 'n ander z'n eejste...
W. J. Maar dan moet 'die ander toch twee
keer... Pa, wat anders: ik ken stotteren.
Z. P. Dat heb ik daar net gemerkt, maar
daar behoef je zoo trotsch niet op te zijn.
W. J. Ja, maar Pa, ik heb 't me eigen ge
leerd. Nooit geen les in gehad.
Z. P. (met een glimlach) Daar wordt ge
lukkig nog geen les in gegeven.
W. J. Welis. (leest adv. Wbl. Zorgvliet):
MiMilliliHlllllllimilliMillliimiiiiMmiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiMiiiiiiiiiiiiliMiiimiii
bol is vervolgens gesol
deerd aan den
equatorcirkel, die uit een buis
bestaat van bijna 6.5 cM.
middellijn, die o.a. zicht
baar is als de donkere
smalle band op halver
hoogte om de globe in
fig. 1. en die in door
snede zichtbaar is in
fig. 2 bij 3 en 4. De
globe is bovendien ge
soldeerd aan een klei
nere, sterke cirkel, die
de ingang der globe
omgeeft en ook in fig.
l zichtbaar is. als de
breede zwarte band,
rechts onderaan de bol.
Het bol-gewicht is 250
Kg. en dat gewicht wordt
eigenlijk gedragen door
de aequatorbuis, die op
drie raderen rust, twee
onderaan en een boven
aan (zie fig. 2): de draai
ende beweging van de
globe geschiedt met be
hulp van deze wieltjes.
Het platform waarop
de personen staan, rust
met behulp van een
stevige
staal-balkenconstructie op het voetstuk
van het geheele toestel.
Dit voetstuk draagt ook
de wielen waarlangs de
globe draait, onafhanke
lijk van het vaststaande
platform. Dit platform
draagt ook nog een
ronde houten rand, juist
Fig. 2. ATWOOD'S HEMELOLOBE IN DOORSNEDE, VOLGENS DE
LIJN NOORD-ZUID. l tot 2: ingang der globe (zuidzijde);
3 bovenste wiel, 4 een der beide onderste wielen, die de globe
dragen en door een motor bewogen worden; 5 motor; 6
hemelpool (Noordpool); 7 tot 8: horizon-tafel; 9 platform
voor de waarnemers; W schakelbord, 11 electrische leiding;
12 tot 13; ecliptica of zonnebaan
even hoogals het globe-middelpunt. Deze tafel
stelt de horizon voor, waaronder de
globewand niet meer zichtbaar is, en waarboven
de sterren opkomen en ondergaan. Een
kleine electrische motor zorgt, zooals reeds
eerder werd vermeld, voor het ronddraaien
der globe. De stroom die noodig is voor de
zon", wordt door een draai-contact bij de
Noordpool van het hemelgewelf binnen
gevoerd (fig 2 bij 6; 11 is de geleiddraad).
De sterren zijn verkregen door kleine gaatjes
in de globewand te boren, waarbij de ver
schillende gaatjes-grootte de helderheids ver
schillen der sterren te voorschijn roepen;
het sterrenlicht is het licht dat van buiten
door de gaatjes naar binnen dringt grootte
en plaats der vaste sterren zijn met zeer
veel zorg op het hemelgewelf bepaald door
middel van een speciaal toestel, zoodat de
globe werkelijk een verkleinde editie is van
den echten hemel. De verschillende plaats der
vier dwaalsterren wordt verkregen door een
aantal gaatjes te boren op de plaats waar elke
planeet staat in de verschillende tijden van het
jaar. De gaatjes, die opeen gegeven oogenblik
niet noodig zijn, worden dichtgestopt. De
zon" is een lampje dat verplaatsbaar is
langs de ecliptica, zoodat haar juiste plaats
telkens aangegeven kan worden. De maan"
wordt voorgesteld door kleine schijfjes, be
schilderd met lichtende verf en in de
vorm der verschillende schijngestalten.
Deze schijfjes kunnen naar behoeven vast
gezet worden op de juiste maan-plaats.
Eventueele verdere
constructie-bijzonderheden zijn bij beschouwing van fig. 2 wel
te zien. Het zou stellig zeer wenschelijk
zijn als een dergelijk hulpmiddel bij het
kosmografle-onderwijs ook hier te lande
beschikbaar was om de belangstelling in
deze hemelsche verschijnselen, te bevredi
gen, die ongetwijfeld groot genoeg is. Een
goed begrip der,verschijnselen, die met deze
holle globe zichtbaar zijn, is een hechte
grondslag voor verdere sterrekundige kennis.
P. VAN OLST.