De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 26 oktober pagina 7

26 oktober 1913 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

26 Oct. '13. No. 1896 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ARNOLD BENNET, naar een afbeelding uit the Bookman weiijker bijeen. Dezelfde man, die de aange name de klein-praatzame, klein-inventieve en klein-gemoedelijke verhaaltjes schrijft, kan en doet ook de grootere dingen, van karakteristiek van menschen, van kennis en inzicht van de maatschappij. En een Engelschman van dit oogenblik zou waarschijnlijk wel toegeven, dat bijv. Dickens naar den inhoud eenigszins uit den tijd is, maar een Hollandsche opmerking, dat die schrijver ook naar de richting verouderd is, zeker verstaan als slecht Engelsch. Indien er onder de aanwezigen bij de opvoering van Mijlpalen iemand geweest is, die zich verwonderd heeft om de herinnering aan William Morris in het tweede bedrijf, of die herinnering met hare voor het stuk v lbeteekenende strekking om sommige andere bijzonderheden van opzet of entourage min stens onverwacht heeft gevonden, dan heeft die toetser-uit-het-pubfiek dezelfde vreemd soortige alliage gekeurd, als waarop hier boven is gedoeld geworden. I. $P v V Muziek in de Hoofdstad Zondag is te Weenen een Concertgebouw ingewijd (Mevr. Noordewier zong er in Beet hoven Negende) met het jongste werk van Richard Strauss, een Festliches Praeludium," *) waarvan me de uitgever Adolf Fürstner (Berlijn), vriendelijk en actueel gelijk altijd, a tempo het partituurtje zond, een beetje te verticaal van vorm en daarom op 't eerste gezicht niet gemakkelijk te lezen, doch goed gedrukt en actueel. Het werk heeft de gewone bezetting, afgezien van 't versterkte strijkers-ensemble (veertig vio len, vier en twintig alten, twintig violoncellen, twaalf contrabassen!) den nog piepjongen Heckelphon, eene baryton-hobo, welke den naam draagt van zijn Biebrichschen uit vinder, en Samuels Aerophor" -?om in de blaasinstrumenten de lange-tonen zonder afbreking uit te voeren". De auteur gebruikt ook orgel en 6 (of 12 het schijnt zoo nauw niet te komen) trompetten buiten het orchest. *) Eerstdaags zal het Praeludium hier worden uitgevoerd door Mengelberg. tiiiimiiiiiiitli TENSCHAPPEUJKE VARIA LXXXIX. Een hemelglobe van groot praktisch nut Een goed begrip van de plaatsbepaling van een hemellichaam aan het hemelgewelf is | niet zoo heel gemakkelijk te verkrijgen doordat het een vrij groote mate van voor stellingsvermogen eischt. Voor menschen, die zich een figuur absoluut niet in de ruimte kunnen voorstellen, maar het alleen zien in een plat vlak, is het zelfs vrijwel onmogelijk zich een voorstelling te maken van den waren stand van zaken. Met behulp van de noodige demonstratie-middelen kan men ontegenzeggelijk de leergierigen een heel eind op weg helpen, vooral wanneer men zich bedient van globes waarop de verschillende cirkels zijn aangebracht, die voor de plaatsbepaling noodig zijn. Maar zelfs dan schieten de uitlegkrachten nog wel te kort. De voornaamste reden voor dit te kort schieten is m.i. het feit dat wij het hemelgewelf bekijken uit zijn middel punt, in ons dagelijksch leven, maar dat wij bij een hemelglobe de zaak bekijken niet uit het middelpunt van de globe waar wij eigenlijk moesten zitten, maar juist van den tegenovergestelden kant n.l. van den buiten kant. Zielkundig is het zeker verheffend zoo eens van den buitenkant den hemel te be schouwen, maar het eischt weer een vrij .groote portie voorstellingsvermogen om ons Fig. 1. ATWOOD'S HEMELQLOBE VAN BUITEN GEZIEN. Middellijn : vijf meter! Het orgel begint, solennemente, K, zware accoorden (c, a, es, g». Wij zijn ze gewoon van Strauss en over deze klanken (de rest is trouwens ultra-tonaal) zal waarschijnlijk niet zooveel geredeneerd worden door onze grammatici als over de eerste maten van Palestrina's Stabat Mater. Zij worden opge lost in Parsifal-rythmen, wat kil en impro visatorisch voor de hand liggend, gelijk men Strauss meer verwijt in dien trant. Het is niet prettig wanneer een werk zwak inzet. De bazuinen slaan 't hoofdthema aan, een motief van quart-intervallen. Antiek? Mixolydisch ? Neen, de strijkers spelen in g-majeur. Een brokje uit Schönbergs Kammersymphonie ? Misschien! maar 't klinkt een beetje te rond, te diatonisch. Fransch ? Ook moge lijk; in ieder geval een zeldzaam motief voor Strauss. De eerste twee maten zijn raak, doch waarom maken er de hobo's (etc.) een hypocritisch fugato van? Ook dat ont moet men meer bij Strauss. Eerst een lang orgelpunt op g (ter wille van Samuels Aerophor?) daarna op des, op c, op g, enz. Strauss was nog nimmer zoo'n Orgelpunktpuffer", woord van Bruckner, als in dit praeludium. Voorloopig niets dan variaties op 't quartmotief, tot 't tweede thema. Strijk-orchest met een Hillersch basje. De melodie een tikje Brahms, goedDuitsch, bolrond, zangrijk, levendig en ge moedelijk. Fameuze doorvoering, glansrijk, stralend-vol, ongetoomd, tot de eerste epi sode: Electra's triomf-motief als Hillersch ba^je bij de murmelende cantilene der violen. Tempo primo: Chevaulchez mon chevaulcheur, tout chevaulche! (Balzac) Tweede episode: weer schallend,hartstoch telijk en wel gloeiend met mooie uithalen. Terugkeer tot 't zangthema. Combinaties van Electra's triomf-motief, doorvoering der episodes met tremolos, toonladders, goedkoop en virtuoos, maar rinkelend, pralerig, imposant en een effect; vervolgens een eindje lyriek, coquet, gevoelig, fortissimo vleiend, dan herhaling der toonladders, tre molo's, triolen-rythme en het breed-gespannen koraal, orgel-accoorden solo, en aanloop naar de coda of apotheose met een aantal banale sequensjes. Nieuwe combinaties, zangthema voorgedragen door zes (of twaalf) trompetten buiten het orchest (een kleine toespeling op Mahlers Achtste!) terugkeer tot 't quarten-motief, majestueuse pauken, schetterende fanfares, hooge c der trompet ten, ritardando, grandioos slot, bravo! bravo ! Het past magnifiek bij 't Duitsche volkerenslag-enthousiasme. Men heeft het werk reeds meer klassiek dan modern genoemd. Ik weet niet bij welken klassiker 't zou aansluiten, tenzij Handel hier en daar en tenzij Wagner; doch is deze reeds gecanoniseerd ? Maar zeker staat alles op zijn plaats en wanneer de contrabassisten op hun strijkstok bliezen, als de trombonisten hunne bekers streelden met een denkbeeldigen strijkstok, als men den dirigent terugvond op de knieën eener schoonmaakster" gelijk Debussy spot met Tyll Butenspiegel, zou men zich zonder twijfel verwonderen. Het is eene nog duidelijker demonstratie van Strauss' sensus communis, van Strauss' Gezond Verstand, dan welk zijner andere werken ook, zooals 't de demonstratie lijkt van allerlei ingeprente schoolsche beginselen en Samuels Aerophor. Natuurlijk zal men deze middelmatige compositie verre stellen boven Tournemires Derde Symphonie, welke Zondag door Cornelis werd uitgevoerd. Wie zou echter het gegeven fragment van de Meistersinger origineeler hebben verwerkt, Tournemire of Strauss? Tournemire heeft tenminste zijn nieuwe en geestige instrumentatie, eene iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniiiliiililliliiiii in het globe-middelpunt te denken. Zoo doende komt het dat de meeste menschen nog heelemaal geen of slechts een zeer eigenaardig idee hebben over de hemel sche plaatsbepaling, de beweging van zon en maan en planeten door de sterren heen, e. d. Zelfs alleen al de kennis der voor naamste sterrebeelden is niet gemakkelijk aan de menschen bij te brengen. Gebruikt men een globe dan heeft men weer het bezwaar dat men de sterrebeelden eigenlijk van den verkeerden kant ziet (dus hun spiegelbeeld); gebruikt men de vrije sterrehemel zelf dan heeft men een nog veel grooter bezwaar n.l. men kan de sterren niet bereiken om hen aan te wijzen. Het gaat gewoonlijk zoo: zie je daar die eene heldere ster; daar zoowat; daar boven die boom; nou ga je rechts naar boven: een vrij groot eind, dan heb je daar...." enz. Het resultaat is, dat de toehoorders deze tweede ster heelemaal niet in het oog krij gen, een verkeerde zien en daardoor de rest der aanwijzing ook heelemaal ver keerd volgen. Wat dus noodig is voor een goed begrip is een hemelglobe waar men binnenin kan zitten, in het middelpunt zelf, om vandaar uit alles op gemakkelijke wijze te bestudeeren en aan te wijzen. Een der gelijke ideaal-globe is op het oogenblik in gebruik in Chicago, in het Museum der Academie van Wetenschappen. Afbeeldingen van deze hemelglobe zijn bij dit artikel ge voegd. Fig. l toont de globe van buiten gezien, terwijl in fig. 2 hetzelfde toestel in doorsnede geteekend is volgens de richting Noord?Zuid. De ontwerper van de globe is W. A t w o o d ; de Scientific American" geeft een beschrijving van het toestel en van de werking ervan. De hemelglobe is zoo groot gemaakt dat er ruimte genoeg is voor een vijftiental toehoorders. Als allen binnengegaan zijn door de deur die rechts in fig. 2 in doorsnee zichtbaar is, wordt deze gesloten. Door de groote tegenstelling tusschen het licht buiten en de donkere globe-holte ziet men de eerste oogenblikken totaal niets, maaY zoodra de oogen een beetje gewend zijn aan het duister, begint men de sterren te zien, die zwak lichtend aan het hemelgewelf zicht baar zijn in hun juiste standen. Steeds meer en meer sterren worden zichtbaar totdat men eindelijk den indruk krijgt van een prachtige sterrenhemel op een helderen nacht. De leider van de nachtelijke expeditie' heeft een lange stok bij zich, met een klein electrisch gloeilampje aan het uiteinde. Hiermee kan hij gemakkelijk alle heldere sterren en de sterrebeelden aanwijzen zonder dat men in het onzekere is over de aange duide richting; het gloeilampje wijst precies aan waar het stok-einde zich bevindt. Daarop kan de geheele hemelbol in draaiing ge bracht worden (natuurlijk alleen het gewelf en niet het voetstuk met de menschen). Dat draaien wordt verzorgd door een electrische motor. De zichtbare sterrebeelden beginnen zich te verplaatsen naar het westen nieuwe harmoniek, zijne diepe, zilverig grijze tint, waarin de vlakken rood, branden en hypnotiseeren. Strauss kijkt nuchterer, zijne kleur blinkt, effen, hard en kaal, zijne har moniek gaat nooit boven het gemoderni seerde procédédat men de conservatoriumjeugd leert en wat baat het hem dat hij een paar melodieën vindt, karakterloos van lijn en psyche doch met een aangenaam gan getje ? Daarvoor kijken wij te nuchter. Tournemire's Derde Symphonie herinnert in haar ondertitel Moscou"aanMoussorgsky, die de heilige stad van zijn vaderland even mystiek en luidend gecomponeerd heeft als onmetelijk carrillon in zijne opera's Khoantchina en Boris Godounof. Zij bestaat uit twee deelen, het eene donker, langoureus en monotoon, het ander licht-strooiend, eene verhevenheid van licht op den grauwen berg der stilte. Zij wil ons door de'gouden poorten voeren naar 't rijk van den eeuwigen vrede. Maar daarin vergiste zich Tournemire. Hij schreef eene spannende symphonie doch buiten zijn programma om. Wilde hij 't absolute geluk" schenken dan was 't ver keerd te voeren tot de impressie; in plaats van de impressie als uitgangspunt te nemen. Hij bewijst dat hij in dit Rijk der Hemelen" zelf nooit kwam en slechts een experiment deed. En den moeilijken opgang doorleefden wij te intens, waaraan 't Andante de meeste schuld draagt. Dit lijkt me tégrauw georchestreerd, de melodie téchineesch steunloos, de doorvoering 't tegendeel van de langzame elevatie, welke zij beoogt. De be koorlijkste momenten vindt men in 't Scherzo (hoewel de melopee voor hoorn-uit-de-verte daar zwak staat) en in de glinsterende, flak kerende, vlammende klokken-passages. Ter wille van deze verdient de symphonie reeds een tweede uitvoering. In 't eerste deel zijn Francks origineele houtblazers-timbres nog fijner genuanceerd, de toon nog onwezen lijker, doch 't lijdt schade door zijn klassieke structuur. Wanneer zal men die eens over bodig en dwaas gaan achten? Ik heb Carmen gehoord in de Italiaansche Opera, 't Zigeuner-quintet was ongeëvenaard dito 't koor: Alle tollenaars zijn zondaars. De rollen Dancaire en Remendado uitstekend bezet door Faya en Barocchi. Escamillo (Mazzoleni) boeide me niet ofschoon hij de favoriet bleek der zaal. Zijn zang was even mat als het acteeren vief. Zijn witte tanden vond ik nochtans (in 't Toreador-lied) 't hoogtepunt der voorstelling; ze gaven me de visie van den stier. Carmen was buitengewoon zwak van spel. Dans mon pays, une femme en ce costume, aurait oblig Ie monde a se signer", schrijft Prosper Mérimée in zijne geniale novelle, en deze Carmen als type was een dood-aardig, internationaal vrouwtje, zooals men ze ge lukkig ook in Amsterdam tegenkomt. Maar Rosita Cesaretti zingt met een prachtige stem (alt) en de schoonheid der sonore laagte wist zij door (wel is waar onmuzikale) ritenuto's immer te onderstreepen. In de gewichtigste scènes speelde ze altijd meer Mignon dan Carmen. Zij moet het verhaal van Mérimée eens lezen. Don José(Attilio Perico) deed doorloopend beter als acteur dan als zanger. Hij gaf bovendien eene eigen versie, met zeer smakelooze varianten, van 't lied, waarmee hij in 't tweede bedrijf opkomt. Zoo iets moest uitgefloten worden. De dirigent Fulgenzio Guerrieri nam naar m ijn gevoelen 't duo van Don Joséen Michaëla, het voorspel van 't tweede bedrijf en andere stukken in een veel te haastig tempo, de rest meer operetteachtig dan dramatisch, Carmens doodslied daarentegen te langzaam en niet wild genoeg. Hij is overigens een zeer handig iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiimiimir IIIIIIIIIIHIIIIII en gaan onder, terwijl aan den oostkant nieuwe sterrebeelden zich verheffen, evenals dit het geval is bij den echten sterrenhemel, alleen bij den kunst-hemel veel vluggw; dan bij den echten hemel, zoodat men de opeen volgende toestanden in korten tijd, dus in beter overzicht ziet. Na een tijdje komt ook de maan op en beweegt zich naar den westelijken horizon, terwijl eindelijk ook de zon verschijnt in het oosten. Deze zon wordt voorgesteld door een klein electrisch lampje, dat het inwendige van de hemelglobe sterk genoeg verlicht om de sterren verder onzicht baar te maken evenals bij een echte zons opgang. Deze globe is natuurlijk speciaal ingericht voor Chicago'sche hemeltoestanden; de sterrebeelden die zichtbaar worden zijn dezelfde die op de breedte van Chicago zichtbaar kunnen zijn. Voor een andere plaats zou dezelfde globe natuurlijk niet onveran derd te gebruiken zijn. Dank zij de vluggere hemelbeweging kan men echter dezelfde sterrebeelden in korten tijd bestudeeren, die anders pas na eenige uren elkaar opvolgen en zichtbaar worden. Bovendien, eenmaal georiënteerd in de kunst-globe zal men heel gemakkelijk den weg vinden aan den echten hemel, want met een zekere dosis sterre beelden bekend, zal men de overigen heel eenvoudig kunnen opzoeken. Natuurlijk zal dit laatste ook eerst geleerd kunnen worden met de holle globe. Dit is nl. mogelijk gemaakt doordat niet alleen de helderste sterren en de bekendste sterrebeelden aangebracht zijn, maar alle sterren van de eerste, tweede, derde en vierde grootte, en bovendien een aantal der sterren van de vijfde grootte, tot een totaal aantal van zeshonderd twee en negentig. Dit is een belangrijk deel van de voor ons ongewapend oog zichtbare sterren want op een maanloozen,prachtigen, helderen nacht kan een scherp oog de sterren van de zesde grootte nog net even onderscheiden en het aantal sterren dat op het geheele hemelgewelf (dus niet op n oogenblik tegelijk zichtbaar!) te vinden is, bedraagt dan ruim 5000, en daarvan zijn op onze breedte slechts een vierduizendtal zichtbaar in het verloop van een jaar. Uit den aard der zaak zijn de zevenhonderd afgebeelde sterren het allervoornaamste bestanddeel der zichtbare sterrenhemel, daar de sterren van de vijfde grootte toch erg zwak zijn. Behalve de vaste sterren zijn in het holle hemel gewelf ook nog vier planeten aangebracht, n.l. Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. De hemel-aequator is bovendien duidelijk aan gegeven, evenals de ecliptica of de schijn bare baan, die de zon jaarlijksch door de sterren aflegt. Met behulp van deze zicht baar gemaakte denkbeeldige cirkels kan men een beter gezicht krijgen in de plaatsbepa ling der hemellichamen. De hemelbol is als volgt geconstrueerd: de middellijn is vijf meter; de wand bestaat uit zeer lichte, dunne platen gegalvaniseerd ijzer van 0.4 millimeter dikte. Deze platen zijn geperst in de gewenschte wel ving en daarna aan elkaar gesoldeerd. Deze DE INDIËRS" IN NEDERLAND De wegens het interneeringsbesluit uit Ned. Indië geweken leiders van de Indische Partij. Van links naar rechts: Tjipto Mangoenkoesoema, Raden mas Suardy Suryaningrat, E. F. E. Douwes Dekker Illlllllllllllllllllllimillllllllllllllllllt en betrouwbaar dirigent, wat hem niet tot quasi-fulgurente oppervlakkigheid moge lei den. Moet ik de coupures, waaronder zeer betreurenswaardige, wijl zij de meest psy chologische momenten braken (b. v. in de castagnettendans)op zijne rekening schuiven? Het orchest klonk doorgaans even goed als de koren. Zou de Vereeniging ter Verbetering van den Volkszang echter niet mogen ingrij pen ten voordeele van 't straatjongenskoor? Die gruwelijke intonaties hebben me 't heele eerste bedrijf bedorven. De danseressen heb ben weinig idee van een zigeunerdans. Over de decors valt niet te spreken, zoolang de oude (verouderde) stijl niet overwonnen is door de nieuwe. Men zou er geen goeds van kunnen zeggen. Eene Carmen-voorstellingdus met voortreffelijke oogenblikken, welke het publiek bijzonder bevallen is, doch die ik, als bewonderaar van Mérimée, van Bizet en van de Italiaansche Opera, niet meer ga zien. MATTHIJS VERMEULEN Li-tai-po Aerdenhout, 22 October 1913 Geachte Redactie, De heer Matthijs Vermeulen schrijft in het No. van 12 Oct. jl. naar aanleiding van Mahler's Das Lied von der Erde" o.a. dit: Dat Mahler een Chineeschen tekst koos lijkt me geen probleem. De verzen, de stemmingen, de evocaties zijn zoo Europeesch dat het me niet zal verwonderen als hier een mystificatie ontdekt wordt, gelijk aan die der Gezangen van Bilitis. Het doet er weinig toe wijl sommige van deze gedichten zeer mooi zijn". Deze insinuatie tegen het genie van den dichter van ongeveer elf eeuwen geleden zou hem niet uit de pen zijn gevloeid wan neer hij even de moeite had genomen het boekje van Hans Bethge Die Chinesische Flöte, Nachdichtungen Chinesischer Lyrik" in te zien. Verschillende van LI-TAI-PO's teksten heb ik zelf onder de pogen gehad en, in samenwerking met een Sinologischen vriend, met Bethge's Nachdichtungen" vergeleken waarbij in deze steeds zeer goed de stemmingsinhoud bleek bewaard hoewel in het loggere europeesche kleed iets van de sublime reinheid en eenvoud van de origi neele verloren ging. De werken van dezen gemystificeerden chineeschen dichter zijn in zeer tastbaren vorm in de Sinulogische afdeeling van de Leidsche Universiteits-bibliotheek te vinden. Eerbied voor de nagedachtenis van dezen grooten voorganger van Keats en Shelley noopt mij tot deze rectificatie. Met dank van de plaatsing Hoogachtend, T. B. ROORDA * * Charivari WAANWIJZE JANTJE EN ZIJN PA WAANWIJZE JANTJE: Pa! ZIJN PA: Wat is 'r. W. J. Hoeveel maal kèje begraven worden ? Z. P. Nu, dat zal gewoonlijk maar eens gebeuren, zou 'k denken. W. J. ja, Pa, maar soms toch veel meer dikkelser. D'r staat in de krant een heel vui... vui... vui... Z. P. Feuilleton. W. J. Nou ja, zoo'n verhaal over. Kijk maar. (Toont N. R. Ct.) Z. P. (Leest titel feuilleton) ZIJN EERSTE BEGRAFENIS. Och, ja, jongen, dat beteekent natuurlijk 'n ander z'n eejste... W. J. Maar dan moet 'die ander toch twee keer... Pa, wat anders: ik ken stotteren. Z. P. Dat heb ik daar net gemerkt, maar daar behoef je zoo trotsch niet op te zijn. W. J. Ja, maar Pa, ik heb 't me eigen ge leerd. Nooit geen les in gehad. Z. P. (met een glimlach) Daar wordt ge lukkig nog geen les in gegeven. W. J. Welis. (leest adv. Wbl. Zorgvliet): MiMilliliHlllllllimilliMillliimiiiiMmiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiMiiiiiiiiiiiiliMiiimiii bol is vervolgens gesol deerd aan den equatorcirkel, die uit een buis bestaat van bijna 6.5 cM. middellijn, die o.a. zicht baar is als de donkere smalle band op halver hoogte om de globe in fig. 1. en die in door snede zichtbaar is in fig. 2 bij 3 en 4. De globe is bovendien ge soldeerd aan een klei nere, sterke cirkel, die de ingang der globe omgeeft en ook in fig. l zichtbaar is. als de breede zwarte band, rechts onderaan de bol. Het bol-gewicht is 250 Kg. en dat gewicht wordt eigenlijk gedragen door de aequatorbuis, die op drie raderen rust, twee onderaan en een boven aan (zie fig. 2): de draai ende beweging van de globe geschiedt met be hulp van deze wieltjes. Het platform waarop de personen staan, rust met behulp van een stevige staal-balkenconstructie op het voetstuk van het geheele toestel. Dit voetstuk draagt ook de wielen waarlangs de globe draait, onafhanke lijk van het vaststaande platform. Dit platform draagt ook nog een ronde houten rand, juist Fig. 2. ATWOOD'S HEMELOLOBE IN DOORSNEDE, VOLGENS DE LIJN NOORD-ZUID. l tot 2: ingang der globe (zuidzijde); 3 bovenste wiel, 4 een der beide onderste wielen, die de globe dragen en door een motor bewogen worden; 5 motor; 6 hemelpool (Noordpool); 7 tot 8: horizon-tafel; 9 platform voor de waarnemers; W schakelbord, 11 electrische leiding; 12 tot 13; ecliptica of zonnebaan even hoogals het globe-middelpunt. Deze tafel stelt de horizon voor, waaronder de globewand niet meer zichtbaar is, en waarboven de sterren opkomen en ondergaan. Een kleine electrische motor zorgt, zooals reeds eerder werd vermeld, voor het ronddraaien der globe. De stroom die noodig is voor de zon", wordt door een draai-contact bij de Noordpool van het hemelgewelf binnen gevoerd (fig 2 bij 6; 11 is de geleiddraad). De sterren zijn verkregen door kleine gaatjes in de globewand te boren, waarbij de ver schillende gaatjes-grootte de helderheids ver schillen der sterren te voorschijn roepen; het sterrenlicht is het licht dat van buiten door de gaatjes naar binnen dringt grootte en plaats der vaste sterren zijn met zeer veel zorg op het hemelgewelf bepaald door middel van een speciaal toestel, zoodat de globe werkelijk een verkleinde editie is van den echten hemel. De verschillende plaats der vier dwaalsterren wordt verkregen door een aantal gaatjes te boren op de plaats waar elke planeet staat in de verschillende tijden van het jaar. De gaatjes, die opeen gegeven oogenblik niet noodig zijn, worden dichtgestopt. De zon" is een lampje dat verplaatsbaar is langs de ecliptica, zoodat haar juiste plaats telkens aangegeven kan worden. De maan" wordt voorgesteld door kleine schijfjes, be schilderd met lichtende verf en in de vorm der verschillende schijngestalten. Deze schijfjes kunnen naar behoeven vast gezet worden op de juiste maan-plaats. Eventueele verdere constructie-bijzonderheden zijn bij beschouwing van fig. 2 wel te zien. Het zou stellig zeer wenschelijk zijn als een dergelijk hulpmiddel bij het kosmografle-onderwijs ook hier te lande beschikbaar was om de belangstelling in deze hemelsche verschijnselen, te bevredi gen, die ongetwijfeld groot genoeg is. Een goed begrip der,verschijnselen, die met deze holle globe zichtbaar zijn, is een hechte grondslag voor verdere sterrekundige kennis. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl