Historisch Archief 1877-1940
-N»1897
Zondag 2 November
A°.
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER iREDACTIE VAN Mr. H. P, L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden / 1 .50, f r.
Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling ... . ,
a. post / 1.65
mail .
10.0 19S
u.iz
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentifin van 1?5 regels/ 1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
. . ?0.25
. . .0.30
. . . 0.40
BERICHT
De Redactie verzoekt drin
gend voortaan geen brieven,
enz., voor haar bestemd, aan
eénig ander adres te zenden
dan Keizersgracht 333, Amst.
lliMllllliIIlllllllllillllMliiiliiiiiin Minimi l muil
immiimiiiiiiiii
INHOUD
Blz. 1: Red.: Een vondst in verband
met het Leidschestraat-vraagstuk.
Dr. H. Bolkestein: Moeten Gymnasium
en H. B. S. verdwijnen? 2: Dr. L.
H. Grondijs: Oedipus III. Hessel
Jongsma: Kinderboeken. 3: Feuilleton
door Ennius. Ingez. jhr. W. d* Koek
contra Canter over Multatuli, met onder
schrift. 5: Ida Heijermans: Het Femi
nisme. Allegra. E. Heimans: Mijn
diluvium. 6: Johan Starcke: misvor
mingen der mode. W. Steenhoff: Tent.
bij Kever. 7: J. G. Veldheer: Isaac
Israëls. Matthijs Vermeulen: Aïno
Ackté. De Journalisten te Weenen.
Volendamsche Kermis door Willy Sluiter.
De R. K. geitenfokkerij door S.
Erfenispuzzle. 8: Charivarius: Mijn Vader
land. Charivari. 9: Fin. Kroniek
door v. d. M. 10: Schaakspel door
R. J. Loman. //: Damspel met por
tretten door J. de Haas. Teekening
Joh.Braakensiek:Doorbreking der
Panamalandengte.
Bijvoegsel van Johan Braakensiek: Talma
:n de Visser weer predikende.
en
iimiiimiiiiiitmiiiliiiiiimliiiiiiiiiiiimiiii
N VERRE EN VAN NA
EEN VONDST
Dat het met de schoonheid en het
karakter van het Dam-plein voor goed mis
is, werd nu wel ieders meening in de
Hoofdstad. Tegenover het zwijgend
Paleis, vroeger Raadhuis, verrees een
Bijenkorf, van een platheid van archi
tectuur bij kosten van opbouw, die in
Amsterdam nog niet of zelden gezien
werd. Binnenkort doen de bekende groot
winkeliers in confectie Peek en
CIoppenburg er een Walhalla bouwen voor
hun hoofdelooze ledepoppen, en reeds
eerder staat er, onbeteekenend, de Groote
?Club. Een paar goede huizen zullen dit
alles niet kunnen redden. De Dam wordt
confectie. En wij hoorden reeds de zucht:
Laat het Eendrachtsbeeld Naatje er nu
k maar blijven, en laat het leege Paleis
aan de Koningin, die er niet is.
Wie herinnert zich niet nog de opge
wektheid, toen de antwoorden op de
prijsvraag voor een mooie Dambebouwing
aan 't publiek getoond werden, bij welke
gelegenheid het plan-van der Mey, dat
een fraai gesloten plein bedoelde, de aan
dacht trok? Men had er nu eenmaal van
afgezien daartoe iet of wat gedwongen
door de ligging van de Beurs het
oude voorstel-de Flines uit te voeren, dat
zich een flinken boulevard dacht van het
Centraal Station tot het Sophiaplein, dien
knoop der verkeerswegen van Zuid- en
Oost-Amsterdam, en als de Dam dan een
gesloten plein moest blijven tusschen die
twee op den duur toch ontstaande breede
boulevard-wegen, wel dan was de op
lossing, die van der Mey gaf, in elk geval
een Hollandsche en een harmonische.
Bij alle verschil van meening verheugde
men zich dusmet dit ontwerp. Totdat
de initiëele fout, door ons terstond op de
kaak gesteld , totdat wethouder Z. van
den Bergh,' fier op zijn wethouderlijke
koopmanschap, een gedeelte van het
plan-v.d. Mey-terrein onderhands ver
sjacheren ging, den Raad de sibyllische
woorden toesprekend: deze verkoop
praejudicieert niet op het plan, waarvoor
gij u hebt uitgesproken'. De Raad, die
in cultuur maar een enkelen keer boven
de wijsheid van den daalder uitkijkt,
geloofde deze onwaarheid voetstoots en
volgde den Wethouder.
VOORSTEL TOT OPLOSSING VAN HET LEIDSCHESTRAAT-VRAAGSTUK: EEN PARALLELSTRAAT VLAK BIJ DE LEIDSCHESTRAAT
Voor deze afbeelding is gebruikt een plattegrond voorkomende in De Telegraaf. Er is aan toegevoegd de
ontworpen parallelstraat, en het Leidsche- en het Koningsplein zijn in Oostelijke richting uitgelegd gedacht.
Wie heeft er sedert dien eigenlijk nog
gemeend dat er iets te redden viel ?
Vele Engelsche steden kennen de ex
ploitatie door de gemeente zelf van hare
centra. Indien wij op het Prinsenhof een
andere vertegenwoordiging hadden ge
had, ware deze jaren geleden door
ons verdedigde bouwpolitiek voor den
Dam de redding geweest.
Amsterdam heeft dus zijn Dam versuk
keld. Moet het nu met onze verkeerswegen
weldra evenzoo zijn ? Mochten wij toch
kunnen gelooven, dat het iets helpen kon
den Raad te bezweren zichzelf eens
minder bevoegd in deze zaken te
achten, dan hij het misschien is in vraag
stukken van gasbedrijf en asfalteering.
Mocht de Raad toch eens begrijpen, dat
stedenbouw niet 't werk is van
Stadhuisheeren, en dat alleen die steden zich
logisch hebben ontwikkeld, die het ont
werp van haar stratennet aan een v
rzienden deskundige hebben opgedragen.
Heeft men reeds kennis genomen van
de voorstellen van Burg. en Wethou
ders en van de gemeenteraadsleden daar
tegenover? Het voorstel van B. en W.
de breede gestippelde baan van
Singel-Spui naar Singelgracht op de kaart,
hierboven afgedrukt, is een bedroevend
staal van slapheid van vinding. Jiet spaart
kool en geit; de ontworpen weg voert
nergens heen en zal jaren lang ongebruikt
blijven, zooals het de N.-Z. Voorburgwal
geweest is.
Het Raadslid Ter Haar, voor geen kleintje
beducht, verzoekt de mooie Leidsche
Gracht te dempen en een andere Leidsche
Gracht daarvoor in de plaats te maken.
Straks stelt hij voor: den Schuttersmaal
tijd te verkoopen en een nieuwe daarvoor
in de plaats te schilderen.
Wij zullen niet op alle reeds gemaakte
voorstellen ons licht doen schijnen.
Een enkel voorstel zij vór wij
spreken over de thans allesbeheerschende
Leidschestraat-quaestie in 't voorbij
gaan genoemd.
Het oude voorstel b.v. van een ver
bindingsweg Sophiaplein-Nieuwe Spiegel
straat-Rijksmuseum schijnt ons voor het
oude stadsplan vernielend en onnoodig
voor het verkeer.
Tot verbreeding van de Vijzelstraat, die
haar bizonder karakter toch al verloren
heeft, zal vroeg of laat moeten besloten
worden; en wil men de
Utrechtschestraat, uitlooper van het cosmopolitische
Rembrandtplein, tot een boulevardweg
maken, men ga, wat ons betreft, zijn gang.
Waarvoor wij waarschuwen wilden is
dit: Men klaagt over de drukte in de
Leidschestraat. Het lot van deze zeer
Amsterdamsche, gezellige en vroolijke
winkelstraat staat op het spel. Nu het in
't oog springt, hoe het voorstel van Burg.
en Wethouders half-werk is, en het
Amsterdamsch gevoel toch wel in opstand
komt tegen de gedachte van demping der
zoo uiterst bekoorlijke Leidschegracht, nu
zal men behoefte gevoelen tot een flink
ingrijpen ter plaatse en geneigd zijn tot
de verbreeding van de Leidschestraat
mede te werken. Welnu?wij zouden het
betreuren. Afgezien van de waarheid, dat
een oplossing van de verkeersmoeilijk
heden minder ligt in verbreeding van we
gen dan in de aanstelling van wat'Engel
sche of Parijsche verkeers-politie en in
een regeling van sneltrams over de be
staande breede wegen op apart spoor
afgezien van deze oplossing waarvoor het
vrijgevochten Hollandsche volkskarakter
echter niet geschikt is is eene ver
breeding van de Leidschestraat het
geen beteekent: vernietiging van haar
eigenaardig Amsterdamsch, warm-klein
en gezellig karakter niet noodig. Wij
hettben nl. onder de vele ingezonden
stukken in de kranten een anoniem
kattebelletje gevonden (in de Telegraaf"),
dat ons der overweging zeer de moeite
waard leek. In de schets hierboven heeft
men het voorstel, waaraan wij op deze
wijze meer publiciteit willen geven, reeds
gezien. De inzender is op de even af
doende als echt-Hollandsche gedachte
gekomen parallel aan de Leidschestraat
een nieuwe Leidschestraat te ontwerpen,
een nieuwe even breede en even hoog
bebouwde verkeersweg, die alle van het
Leidsche Plein komende trams en rijtui
gen zou opnemen, terwijl de oude Leid
schestraat het verkeer, van het Noorden
komende, voor haar rekening hebben zou.
De inzender noemde slechts een paar
voordeelen, wij zien er vele. In de eerste
plaats en dit is een argument waar
voor de Raad gevoelig zal wezen de
goedkoopte. Onteigend moet natuurlijk
aan n zijde van de straat, maar, voor
zoover dat noodig is geweest, zal de
Gemeente dan ook winkelterrein kunnen
verkoopen met drie fronten in plaats van
n : n winkelfront in de oude Leidsche
straat en twee winkelfronten in denieuwe.
Het tramverkeer zal snel kunnen we
zen en toch behoeft men, van welke zijde
ook komend, nooit meer dan een vijftig
tal meters te gaan om van de nieuwe
in de oude straat te belanden en omge
keerd. Werd de Leidschegracht gedempt,
of nog erger: aanvaardde men het plan
van B. en W., zoo zou de Leidsche
straat bij slecht weer voor veel menschen
van de Damzijde nauwelijks bereikbaar
wezen.
Maar beste winst:
Het voor ons volkseigen zoo aantrek
kelijk cachet van de Leidsche Straat zal
blijven bewaard: Men schatte dit niet
gering. Zou Amsterdam Amsterdam zijn
zonder Kalverstraat en Leidsche Straat ?
Welnu, het karakter van die twee Am
sterdamsche Hollandsch-klein-gezellige
straten verniele men niet zonder nood
zaak. Wie zijn neus schendt schendt zijn
aangezicht!
Daar de bouwblokken tusschen de
twee aldus gedachte straten 18 of meer
meter diep vanzelf zullen worden
ingenomen door winkels, die zoowel in
de oude als de nieuwe Leidsche Straat
een ingang hebben (aan de smalste bouw
blokken tusschen Kalverstraat en Rokin
ziet men reeds hetzelfde, trouwens natuur
lijke verschijnsel), zal de stand" van beide
straten met geen mogelijkheid verschil
len kunnen. Door de straten even breed
te maken, en bij de bebouwing te zor
gen, dat de gemiddelde hoogte der hui
zen aan beide verkeerswegen gelijk wordt,
zal men twee Leidsche straten hebben in
plaats van een: de eene natuurlijk niet
een copie van de' andere, maar de eene
door ligging enz. noodzakelijkerwijs het
zelfde algemeene cachet hebbend, dat de
andere reeds kenmerkt.
Indien men nu doordenkt over al de
aardige en echt-Hollandsche oplossingen,
die te vinden zullen zijn met betrekking
tot de dubbele bruggen over de grachten
of de samengevoegde bruggen (asfalten
pleintjes) en men bekijkt dan nog eens
de goedkoopte van dit plan....
Wel, wij zouden zoo zeggen: het is een
mooie vondst geweest en het zal bovendien
best in den smaak kunnen vallen van
den Amsterdamschen Raad.
Deze raadplege er dan de mannen over,
die wat weten van stedenbouw: onze
beste architecten.
Moeten het Gymnasium en de
H. B. S. verdwijnen ?
(Slot)
Dat tegen den gemeenschappelijken onder
bouw bijkans onoverkomelijke bezwaren be
staan, blijkt niet het minst uit de omstan
digheid dat, met afwijking van het door de
Ineenschakelingscommissie voorgestelde, de
minister, door een zijweg open te stellen
naar een gedeelte van den bovenbouw, een
uitzondering heeft in het leven geroepen,
die het beginsel bedenkelijk aantast en
waarvan niet te voorzien is of zij misschien
niet in de praktijk regel zal worden. Bij
de nieuwe regeling is een scherpe scheiding
gemaakt tusschen voorbereidend hooger
onderwijs", verstrekt op het Lyceum, dat ten
doel heeft op den grondslag van het lager
onderwijs op te leiden tot de studie aan
hoogescholen en universiteiten", en middel
baar onderwijs", welks doel is algemeene
vorming van hen, die meer kennis dan het
gewoon- en het uitgebreid lager onderwijs
wenschen, doch geen wetenschappelijke op
leiding noodig hebben." Maar deze theore
tisch wellicht juiste onderscheiding zou in
haar uitwerking zeer bedenkelijke sociale
gevolgen hebben. Gebeurt het thans vaak
dat leerlingen eener H. B. S. met driejarigen
cursus na het afloopen van deze school
overgaan naar de vierde klasse eener vijf
jarige H. B. S., bij de door de Ineenschake
lingscommissie voorgestelde regeling zou
dit, daar voortaan de 3-jarige H. B. S. tot
het middelbaar onderwijs zou behooren, dat
van het Lyceum volstrekt gescheiden is,
onmogelijk zijn. Dit beteekent, dat voor de
kinderen uit de kleine burgerij, die, althans
in de groote steden, grootendeels de 3-jarige
vullen, de weg naar voortgezette studie,
ondanks gebleken geschiktheid, afgesloten
zou worden, afgesloten door den slagboom
van den gemeenschappelijken onderbouw
met zijn Latijn. Het is merkwaardig, en ken
schetsend voor het sterk ideologische in den
opzet van de Commissie-voorstellen, dat
zulk een regeling kon uitgaan van dezelfde
heeren, die zoozeer prijs stellen op de moge
lijkheid van uitstel der beroepskeuze!
Terecht heeft de minister naar het algemeene
en gegronde verzet geluisterd en bepaald
dat zij die bevorderd zijn tot de hoogste
klasse eener (in de lager onderwijswet nader
aangewezen) lagere school of tot de derde
klasse eener middelbare school (d. i. een
driejarige H. B. S.), zonder nader onderzoek
toegelaten worden tot de laagste klasse van
afd. C. (die het voorbereidend onderwijs
geeft voor aanstaande ingenieurs). Dat hier
door de mogelijkheid gegeven is om den
eisch der tweejarige studie van het Latijn te
ontduiken, beseft de minister en met hem
iedereen. En ondenkbaar is het niet, dat
hiermee de gansche onderbouw, voorzoover
hij afd. C. draagt, onbewoond zal blijven.
Maar indien zich hiernaar slechts laat gissen
zeker is dat de onbillijkheid slechts voor
een zeer gering deel door de ministerieele
bepaling is weggenomen: immers de toegang
tot afd. B. en A., d.w.z. tot de voorbereiding
van alle academische studie, blijft afge
sloten door den scheidsmuur van den
onderbouw met Latijn.
Ten slotte zij nog een bezwaar tegen de
vereeniging van Gymnasium en H. B. S. ge
noemd. Het ontwerp kent aan ieder Lyceum
n rector; deze kan voor den onderbouw
en in elk der afdeelingen ter zijde gestaan
worden door een der leeraren. Meent men
nu werkelijk dat er een voldoende aantal
menschen zijn, veelzijdig en bekwaam ge
noeg om scholen met zoo gansch verschil
lend onderwijs, van Grieksch tot Schei
kunde, die bovendien niet in n gebouw
vereenigd, maar over vaak onderling ver
verwijderde stadsgedeelten verspreid zijn,
ik zeg niet te administreeren, maar inder
daad te leiden? En indien die ter zijde
staande" leeraren, wat onvermijdelijk is,
geheel het karakter krijgen van zelfstandige
directeuren blijft dan van de eenheid der
school veel meer over dan de gemeen
schappelijke naam?
Wanneer de bezwaren tegen het voor
gestelde Lyceum met zijn gemeenschappe
lijken onderbouw zoo velerlei en zoo ernstig
zijn, en blijkens het «leeningsverschil in
den boezem der Ineenschakelingscommissie
zelf en de afwijkingen van den minister,
ook door de voorstanders ten deele als juist
worden erkend wat is dan toch het ge
weldige voordeel om den wille waarvan
men ondanks alles de instelling van het
Lyceum zoo dringend wenscht? Dit is naar
veler meening hierin gelegen, dat door den
gemeenschappelijken onderbouwde ouders in
de gelegenheid gesteld worden de keuze van
een beroep voor hun kinderen twee jaar uit ?
te stellen. 1) In de meeste gevallen weet
een leerling van 12 of 13 jaar zelf nog niet
welk beroep hij kiezen zal," zegt de Com
missie; en van de ouders betoogt zij, even
zeer te recht: wat hun kind op dien leeftijd
zou moeten kiezen, kunnen ook zij niet met
eenige zekerheid zeggen."Zij moeten afwach
ten in welke richting zich de aanleg en de
neiging zullen ontwikkelen. Hoe meer tijd
1) Er is in het Rapport nog een argu
ment genoemd, waaraan echter ook de Com
missie waarschijnlijk weinig waarde zal toe
kennen. Er behoort naar gestreefd te wor
den", zegt zij, dat menschen van weten
schappelijke vorming een ruim veld van
kennis hebben, waarop zij elkander kunnen
ontmoeten". Ongetwijfeld is dit gewenscht
maar is het daarvoor noodig dat deze
menschen van hun 12de tot hun 14de jaar
lessen ontvangen hebben volgens eenzelfden
rooster ? Mij dunkt dat dit doel volkomen
bereikt wordt wanneer zekere vakken in
alle scholen van voorbereidend hooger on
derwijs worden onderwezen. Aan den nog
bijna geheel niet te omschrijven invloed der
puberteit op de onderwijsontvankelijkheid
der leerlingen, heeft de commissie terecht
geweigerd een argument te ontleenen.