De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 9 november pagina 1

9 november 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1898 Zondag 9 November M 1913 DE AMSTERDAM WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van l?5 regejs ? 1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieële- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel . . . , ?0.25 0.30 0.40 BERICHT Daar de kosten van bezorging te Amsterdam thans even hoog zijn als de bezorging per post, wordt met l Januari 1914 de abonnementsprijs voor Amsterdam met 15 cent per kwartaal verhoogd en dus op f 1.65 gebracht. De Uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF IIIIIUIIIIIlllMllliniIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllflIllllllllirillllllllllililMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIMMlIIIII INHOUD Blz. 1: A. G. A. Schovel: Eenvoudiger Belastingbetaling. Kroniek. Dr. B. Faddegon: j in memoriam prof. dr. J. Speyer. 2: Feuilleton naar Graaf de Villiers de l'Isle-Adam. Frans Coenen over Kathe Sturmfels, Het Vrouwenge vaar en Joh. Been. Frans Mijnssen over Eduard Verkade's Haagschen Schouw burg. Honoréde la Baignoire over Retzbach, Guitry Jr. en de Weensche mannequins van Hirsch. 5: E. C. Koch-Huber over Wetenschap en geslachtloos Feminisme contra Ida Heijermans over het Feminisme. Allegra. E. Heimans: Twee Versteeningen. 7: Van den Eeckhaut over de Reisbrie ven van dr. Aletta H. Jacobs. Steenhoff: Koopmanschap en Schoonheid. 8: .Alb. Plasschaert over Tentoonstellin gen, Dr. P- van Olst: O ver werkelijke afstanden op aarde. Charivarius: de Koninklijke Hoofdletters. Charivari. 9: Fin. Kroniek door v. d. M. 10 : Bulgarije en de oorlogslasten door v. d. S. Brieven van Oom Louis, II. 11: Schaakspel door R. J. Loman. Damspel door J. de Haas. Teekening van Joh. Braakerlsiek^Troelstra s'en va-t-en guerre. Bijvoegsel jvan Johan Braakensiek: Het Recht Jn Rusland. IMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII N VERRE EN VAN NA GEMAKKELIJKE BELASTING-BETALING Dezer dagen ontving ik van den ont vanger der belastingen te Tervueren een dubbele briefkaart, ingericht als de ge wone briefkaarten met betaald antwoord. De briefkaart was in het Vlaamsch en in het Fransch gesteld. Ik zal hier alleen de Vlaamsche tekst vermelden. M. Ik heb de eer U te herinneren dat gij op de kohieren der rechtstreeksche belastingen en der provinciale taxes van het loopende dienstjaar geboekt zijt voor de sommen aangeduid op de aanslagbiljetten welke U werden afgegeven. Mijn kantoor is voor de betalingen open van 9 tot 15 uren, wettige feestdagen en de op de keerzijde van bedoelde aanslagbiljetten vermelde dagen uitgezonderd. Indien gij verlangt te betalen bij middel eener postquitantie te uwen woonhuize aan te bieden, verzoek ik U mij de hierbijgevoegde kaart, behoorlijk ingevuld en ge frankeerd, terug te zenden. De inningskosten bedragen 15 centiemen 'per quitantie. Het staat U insgelijks vrij mij een postmandaat te doen geworden, op voorwaarde de belasting (gemeente en artikel van het kohier) waarop de som betrekking heeft, te ' vermelden. Voor de betalingen van minstens 50 fran ken mag het postmandaat mits dezelfde voorwaarde vervangen worden door een accreditief, eene check of een bewijs van krediet overschrijving. DE ONTVANGER DER BELASTINGEN. De bijgevoegde briefkaart voor het antwoord bestemd bevatte op de adres zijde slechts: Den Heer Ontvanger der belastingen te Op de keerzijde stond gedrukt: Gelief op de(n) volgende(n) datum(s) (1) het bedrag mijner rechtstreeksche belas tingen (artikel van het kohier der ge meente ) alsook mijn vergunningsrecht op het verkoopen van sterke dranken, door de post te doen innen (2). Deze aanvraag geldt tot wederopzegging toe (2). (Handteeken) Naam en voornamen: Woonplaats (straat en nr.): (1) 8 of 20 der maanden in dewelke de belasting schuldigen gewoonlijk hunne belastingen kwijten. Men moet in eenmaal of bij twee bijna gelijke af kortingen betalen. (^) Desvoorkomend, deze aanduiding doorhalen. Het vergunningsrecht is betaalbaar op 20 December voor het volgende jaar. Eenvoudiger en duidelijker kan het haast niet. De zaak scheen mij zoo aardig geregeregeld, dat ik er iets meer van wilde weten. Ik vroeg den ontvanger der belas tingen opgaaf van het nummer van de verzameling der wetten en besluiten" waarin ik zou vinden hoe deze materie precies was geregeld en kocht no. 154 van 1912. KONINKLIJK BESLUIT betreffende de nieuwe wijze van betaling der recht streeksche belastingen en andere verband houdende maatregelen. Albert, Koning der Belgen.. Aan allen tegenwoordigen en toeko menden, Heil. Gezien het besluit. . . . enz. Overwegende, dat de betrekkingen tusschen de belastingplichtigen en de ontvangers der belastingen dienen te worden bevorderd, en dat, onder andere, nieuwe wijzen van be taling in verband met de hedendaagsche gebruiken behooren te worden veroorloofd ; Overwegende, dat daartoe de medewerking van het Beheer van Posterijen noodig be vonden is; Op de voordracht enz. Art. l, enz. Art. 4. De belastingplichtige die op ver toon eener postquitantie verlangt te betalen, is gehouden daarvan kennis te geven aan den ontvanger over de plaats van aanslag en met dien rekenplichtige overleg te plegen omtrent den datum of de datums dezer bij zondere betalingen. Deze kunnen slechts in eens gedaan worden, of in twee bijna gelijke sommen, waarvan de eerste bepaald is op een veelvoud van 5 of van 10 frank, ver meerderd met de onder artikel 7, § 5, be paalde kosten van incasseering. In uitzonderlijke omstandigheden mag de ontvanger een derden termijn to£Staan of de invordering voprloppig schorsen; daar tegenover is hij vrij vór de bepaalde datum of datums vervolgingen in te spannen, in dien die maatregelen noodig worden geacht om de rechten der schatkist te waarborgen. De kennisgeving bedoeld onder het eerste lid van dit artikel wordt jaarlijks hernieuwd, ten ware zij tot weeropzeggens toe geldig werd gemaakt. Art. 5. De incasseering der aanslagen ge schiedt, ten woonhuize der belastingplich tigen, door middel van door den ontvanger geteekende quitantiën op naam, vermeldende, benevens de geheele te betalen som, het aan te zuiveren artikel van het kohier. Nadat de dagteekeningstempel er op af gedrukt is en zij door de post geïncasseerd zijn geworden, hebben deze quitantiën de zelfde bewijskracht als degene die op de aanslagbiljetten of op de duplicaten der patentaangiften worden gesteld. Art. 7, § 5. De kosten van incasseering zijn eenvormig gesteld op 15 centimen per titel; zij zijn insgelijks voor elke herhaalde invor dering verschuldigd. De ontvanger is ontheven van de ver plichting op de quitantiën zegels te plaatsen ter vertegenwoordiging dier kosten. Het beheer der belastingen keert jaarlijks aan dat der posterijen eene som uit waarvan het bedrag wordt bepaald naar verhouding van het aantal in omloop gebrachte quitantiën. Art. 8, § 1. Benevens de bij voorgaande artikelen 4 tot 7 omschreven bestaande wijzen van betaling en kwijting door middel van postquitantiën waarvan gebruik mag worden gemaakt, heeft de belastingplichtige vrijheid om, tot geheele of gedeeltelijke aanzuivering van zijnen aanslag, den ont vanger eenen postwissel te zenden, mits de gemeente en het artikel van het kohier aan te duiden waarop de som betrekking heeft. § 2. Voor de betalingen van ten minste vijftig frank mag de postwissel worden ver vangen door een accreditief, eene check of een bewijs van kredietoverschrijving, ten bate van den ontvanger getrokken op de Nationale Bank van België te Brussel, op hare agentschappen in de provinciën of op financieele inrichtingen, hebbende bij ge melde bank, hetzij te Brussel, hetzij in hare agentschappen, eene loopende rekening en hebbende eenen zetel in de localiteit waar de rekening geopend is. Deze laatste § vermeld ik alleen merkwaardigheidshalve. Jaren en jaren zullen er nog moeten verloopen eer wij in ons land zoo ver zijn, dat deze laatste faci liteiten mogelijk worden, Overgroote behoefte bestaat er ook, dunkt mij, niet aan. Een accreditief, check of kredietoverschrijving is een betalings middel, waaraan alleen groote lichamen of vermogende lieden iets .hebben. Het groote publiek zal al gebaat zijn, indien het de gelegenheid krijgt de belasting penningen per postwissel te verzenden of door den ontvanger per postquitantie te doen innen. Het spreekt van zelf, dat geen van beide betalingswijzen verplichtend zullen zijn, maar het publiek daarnaast, evenals in België, de bevoegd heid blijft behouden om de belasting te gaan betalen en aan het belastingkantoor op de aanslagbiljetten te doen quiteeren. Men zou in Nederland in zeker opzicht zelfs iets verder kunnen gaan dan in België. Men zou namelijk vrijdom van port kunnen verleenen voor de terug zending der ontvangen bedrukte brief kaart, waarbij aan den ontvanger wordt medegedeeld op welke wijze men de belasting wil voldoen. Fraude is niet mogelijk, want de briefkaart kan tot geen ander gebruik dienen. Ook komt het mij voor, dat de verzending door den belas tingplichtige per postwissel of de inning der postquitantie door de posterijen gratis zou kunnen geschieden. Indien het publiek veel van de aange boden faciliteiten gebruik maakt, zou dit waarschijnlijk per slot neerkomen op eene bezuiniging en arbeidsvereenvoudiging voor de administratie zelve, zoodat de onkosten, veroorzaakt door de ambtshalve verzending der bedrukte briefkaarten, de inning der postquitan tiën of de verzending per postwiseels, er best op kunnen overscWieten, De voordeelen, welke de administratie van den maatregel kan trekken, zullen toenemen, naarmate meer lieden van de aangeboden faciliteiten gebruik maken. Geen betere aanmoediging daartoe dan dat de admi nistratie haar diensten kosteloos aan biedt. Voor de richtige werking van het Bel gische systeem is in de eerste plaats noodig, dat de betalingen zooals dan ook is voorgeschreven op vooraf over eengekomen dagen geschieden. Hiervoor is echter tevens noodig, dat de administratie begint met de aanslag biljetten tijdig uit te reiken. Deze plicht vervult de belastingadministratie in ons land echter niet altijd eve»onberispelijk. Ofschoon het 'belastingjaar d»pjfcfso-s neele belasting gelijk is aan hetlcalenderjaar, gebeurt het maar al te vaak, althans in den Haag, dat vele aanslagbiljetten eerst in den loop der maand Mei wor den uitgereikt. Zooals bekend is kan de personeele belasting betaald worden in termijnen. Het is echter duidelijk, dat de belasting plichtige aan die bepaling, welke te zijnen gunste is gemaakt, niet veel heeft, indien de aanslag eerst in Mei tot stand komt en het belastingjaar dus al bijna voor de helft verstreken is. Daardoor alleen zou de Belgische re geling in ons land al dadelijk in het honderd loopen, zelfs als de belasting plichtige geen andere feetalingsdagen eischte, dan die op het aanslagbiljet staan afgedrukt. Voor eene goede wer king der Belgische regeling is noodig, dat de administratie en het publiek zich beiden aan orde en regelmaat wennen. Een der redenen, waarom voor het belastingjaar der personeele belasting het kalenderjaar is genomen, terwijl de Vermogensbelasting loopt van Mei tot Mei, is immers geweest om de belasting administratie in staat te stellen de hef fing zoo tijdig voor te bereiden, dat ook de aanslag tijdig kon geschieden. Het doel is echter niet bereikt. De admini stratie is steeds blijven beweren, dat zij geen personeel genoeg had om de voor bereiding van den aanslag in de perso neele belasting tijdig te verrichten. Na de geleidelijke personeelsuitbreidingen, waarvan wij af ea toe getuige waren, zal dit argument wel niet meer kunnen gelden. De achterstand komt ook niet alleen voor bij de personeele belasting. De heffing der grondbelasting gaat pok niet vlot, omdat het kadaster niet altijd tijdig is bijgewerkt. De billijkheid gebiedt ech ter te erkennen, dat bijna onoverkome lijke technische moeilijkheden en tal van ongunstige omstandigheden hier een rol spelen, terwijl het aanbrengen van af doende verbeteringen misschien te veel zou kosten, althans teveel in verhouding tot het belang der zaak. Indien men eene regeling, zooals de Belgische, in ons land wilde maken, zou men zich misschien kunnen beperken tot eene proefneming met de personeele belasting, de Vermogensbelasting en de Bedrijfsbelasting. Misschien zou het zelfs mogelijk zijn de faciliteiten, onder zekere voorzieningen, ook te verleenen voor de betaling van de grondbelasting. Voor dergelijke reorganisatiën is het tijdstip al bijzonder gunstig, want Minister Bertling, voor wien de belastingtechniek wel geen geheimen zal hebben, kan dit var kentje best wasschen. A. G. A. ELIAS SCHOVEL KRONIEK CANDEUR F CYNISME? Het volgend Ingezonden stuk" prijkte in De Telegraaf, dat wel een nadere bezichti ging waard is, wijl het algemeen (on)menschelijke' kanten toont. Geachte Redactie! Sta mij toe nog nmaal van uwe gastvrijheid gebruik te maken, echter niet zoozeer om het ingezonden stuk van Een Onzijdige" te beantwoorden, want iemand, die den moed mist mij met open vizier te bestrijden, is de eer eener beantwoording niet waardig. n als ik dan toch om plaatsing dezer regelen verzoek, is het meer om te verhoeden, dat het publiek verkeerd ingelicht wordt. Dat ik van de oprichting mijner zaken af meestal harder en langer gewerkt heb dan de beste mijner filiaalchefs, is een vaststaand feit, doch ik wil dit hier niet laten gelden, maar het is ook een feit, dat vele mijner filiaalchefs den wmkelsluitingsdwang harder verfoeien dan ik zelf. Ter verduidelijking diene het volgende: Als goed en pok als verstandig zaken man laat ik mijn personeel deelen in de te maken winsten, ik betaal dus een zeker salaris, geef genot van vrije wo ning, verder betaal ik provisie van den omzet en ten slotte keer ik dividend uit (zoo dit gemaakt is in het desbetref fende filiaal). Mijn personeel heeft dus in het cen trum der stad het grootste belang bij de vrijheid van arbeid en als nu Een Onzijdige" een eerlijk man is, die mijn personeel wil helpen verzekeren een menschwaardig bestaan, dan kan het niet anders of die eerlijke man zal mijn personeel en mij met alle eerlijke mid delen behulpzaam zijn, deze vooral voor m ij n personeel zoo scha delijke verordening te doen verdwijnen. U dankend voor de opname, Hoogachtend, L. van der Maesen Dit nu is leerzaam. Niet alleen voor antiwinkelsluiters, maar voor alle patroons. Betaal uw personeel zoo gering, dat zij voor een menschwaardig bestaan", de provisie van den omzet" en het dividend" absoluut niet missen kunnen, en gij zult verbaasd staan over hun ijver en weerzin tegen elke beperking van arbeidsduur, die teruggang in (waarschijnlijk uiterst bescheiden) wel vaart beduidt. Zoo fnuikt men den drang naar vrijheid en rust door de nooddruft, in het beste geval door de hebzucht. Het recept is eenvoudig,'" maar misschien niet zoo on gemeen als de bekoorlijke naïeveteit, waarmee een geacht stadgenoot voordraagt, als een zeer toonbare, zelfs humanitaire handeling, wat hoogstens verstandige", zakenmoraal mag heeten. Als men een ezeltje, door het bekend werkzaam middel van een prikkel onder zijn staart, tot draven dwingt, is het daarvoor onnoodige' wreedheid te beweren, dat het dier voor zijn pleizier zoo hard loopt. Hoeveel winkels men ook bezit, cynisme staat altijd leelijk. ^KUNST'ËrllLETTËREN In Memoriam Prof. Dr. J. S. Speyer Volgaarne, en toch met schroom, maak ik gebruik van.de gelegenheid, mij door de Redactie zoo vriendelijk verleend, hier eenige woorden van hulde aan de nagedachtenis van mijn leermeester te wijden. Wat studenten van Speyer alreeds op de eerste colleges trof, was het gemak, waarmee hij de stof beheerschte, de rust en kalmte, die hij bij de voordracht wist te bewaren. Ook binnen de intieme wanden van het studeervertrek klonken zijn woorden met een zekere overdachtheid en beslist heid, hem door de vele jaren van doceeren eigen geworden; het was, alsof klem en gebaar elk zijner woorden onderlijnden. In zijn handschrift zelfs kwam dat karakter uit; daar stonden die keurige, middelmatig groote, schier geteekende lettertjes en deden in hun regelmaat onwillekeurig denken aan dat sierlijke Oostersche letterschrift, waarin de taal, door dezen geleerde zoo geliefd, aan de eeuwen is overgeleverd. Deze nauwkeurigheid, door zelftucht ver kregen, was evenwel niet de eenige eigen schap, die den student trof. Daar viel te waardeeren een helderheid in de voordracht, een vooraf gissen van wat moeilijkheid kon geven, een geduld met de tekortkomingen zijner hoorders, die hem altijd zeker van hun belangstelling kon doen zijn. Trouwens Speyer had en zijn wetenschap en zijn onderwijs lief. Daar werd niet ge geven n dictaat, in de eerste jaren van het docentschap samengesteld en dan steriotiep herhaald, zonder van nieuwe ervaring profijt te trekken. Als men leerlingen van Speyer spreekt, die in verschillende jaren zijn colleges volgden, dan staat men vol be wondering voor zooveel afwisseling in de gekozen stof. Een man, die zich zooveel arbeid' daarvoor getroostte, kon zeker zijn van de waardeering zijner toehoorders, had daarop ook altijd het volle recht. Ongetwijfeld had pok Speyer zijn onder werpen, die hem bij zijn publicaties en in zijn onderwijs het meeste aantrokken,; maar deze waren niet gering in aantal. Fabeldicht en tooneel, Brahmaansche en Buddhistische godsdienstige litteratuur, de grens was zeker niet eng getrokken. En bovendien, wie zijner leerlingen nog buiten die grenzen wenschtete treden, pok hem wist hij te helpen, ook hem bleef hij met belang stelling volgen, met raad en hulp bijstaan en bemoedigen. Het scheen wel, of met de academische promotie het onderwijs eerst recht begon in stede van te zijn af gesloten. Niet alleen dat Speyer zich als docent een practisch man betoonde, hij, die toch in de theorie, in de wetenschap zelf, zoo doorkneed was; een andere combinatie scheen niet minder zeldzaam in zijn aanleg. Daar was nu inderdaad een academisch docent, die de technische, exacte de leek zou zeggen: droge taalwetenschap - wist te beoefenen, zonder blind te worden voor de schoonheden der poëzie; een geleerde, die geduldig, jaar na jaar, in artikel na artikel, de materialen samendroeg om de taal te beschrijven in al haar details van woord gebruik en vormgebruik en zinsbouw, maar die ook treffend de compositie van een literatuurwerk voor den hoorder wist te ontleden, de gevoelswereld en de verbeeldingsvormen van den Oosterling te plaatsen tegenover onze Westersche beschaving. Inderdaad onderwees Speyer niet slechts de Indische taal; hij onderwees ook en bovenal, het Indische geestesleven. Een ontwerper van grootsche, nieuwe theo rieën was Speyer niet. Voor het Sanskrit vol bracht hij, maar dan ook op meesterlijke wijze, wat eeuwenlang de Latijnsche taalwetenschap voorhet Latijn had gedaan. Van vroegrijpe hypothesen had hij een afkeer; deijle construc ties eener Indogermaansche oertaai trokken hem matig aan; misschien stond hij somwijlen wat al te sceptisch tegenover een wat-gedurfd wetenschappelijk pogen. Maar toch, zijn geduldigen, descriptieven arbeid njoet men niet geringschatten. Het hoogst diepzinnige en ingewikkelde stelsel, waarin de Indische taalgeleerden zelf de beschrijving hunner taal hadden gestoken, diende daartoe eerst doordacht en begrepen te worden; literatuur daarna van alle tijden en stijlen ten bate van voorbeelden doorzocht. DéSanskrit Syntax, waarmee Speijer na Zijn dissertatie optrad, was het eerste Europeesche werk van dien aard en bleef dat tot heden; hij werd daarmede een leermeester niet slechts van den kleinen kring zijner toehoorders, maar legde daarmee voor een breede' schaar van lezers een grondslag voor nauwkeurige. studie. Ook de classiek-philologische opleiding, die hij genoten had, kwam in zijn onderwijs en wetenschap uit; menige schrandere gis sing hielp ons een tekst, op moeilijke of onzekere plaats, verstaan; doch nimmer maakte hij daarvan, eenzijdig, zijn hoofd bezigheid. Was Speyer zoowel practisch man als ge leerde, zoowel taalvorscher als literatuurbeminnaar, wijsbegeerte en dogmatiek trokken hem van nature niet aan. Wel sprak hij altijd vol bewondering tot mij over de bescheiden en heldere wijze, waarop Bellaar Spruyt wijsgeerige vraagstukken wist te ontwik kelen ; maar hij zelf wist nu eenmaal, weten schap moest zich al meer en meer specialiseeren; wetenschap is als de industrie, die training vraagt, en hij berustte daarin. De Westersche Theosophie kon in het geheel geen genade vinden in zijn oogen. Ik geloof niet, dat het godsdienstig gevoel, dat in deze beweging tot uiting kwam, van dezen afkeer de oorzaak was; dat laat zich niet aannemen van dezen onderzoeker, die ook gaarne met godsdienstige teksten zich bezig hield; maar hem hinderde bovenal de scheeve voorstelling, die naar zijn overtuiging de Theosophie van het Indische geestesleven heeft gegeven. Bovendien deed zijn gezond verstand hem te zeer gevoelen het vele naieve, ja soms pathologische, dat nu eenmaal het Indische denken vertroebelt en ontsiert, dan dat een overdreven ophemeling daarvan in Europa hem aangenaam kon zijn. Des te meer moeten wij de onpartijdig heid en onbevangenheid van Speyer prijzen, die twee studenten, welke uit wijsgeerige of theosofische neigingen zich tot het Sanskrit voelden aangetrokken, van ganscher harte de behulpzame hand bood en in de eerste jaren van zijn Leidsch professoraat onder zijn leiding deed promoveeren. Speyer was een edel geleerde; zoowel in de waardeering van het Indische geestes leven, als in de beoordeeling van den arbeid zijner Westersche medegeleerden, streefde hij naar strikte rechtvaardigheid en billijk heid : hij was een man van een humaan en welwillend oordeel. Amsterdam Dr. B. FADDEGON 's? w v KaTHE STURMFELS. Het Vrouwengevaar. Geautoriseerde vertaling door B. NOLTHENIUS?MERTENS. HollandiaDrukkerij Baarn 1913. Dit is niets minder dan een vreeselijk boekje! Het is tot ons, mannen" gericht, et pour cause, maar wie onzer, die met volkomen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl