Historisch Archief 1877-1940
?ifl*r.-x..**M>-afc: '*?*?::_":.'
D E A M S T E R DAMMER, WEE K et A D" V O O R'NE D R'L A N"
Nov.j'13. No. 1898
l?
, -?, <-i!' ?? ?.??'
helder inzicht van dit vrouwengevaar kennis
nam, heeft niet zijn aangezicht voelen
verbleeken en zijn hart voelen bonzen?Het
was de kille ontzetting van den slaapwan
delaar, die ontwaakt aan den uitersten rand
van een peilloozen afgrond, of den
tropenreiziger, die zijn soep blijkt te koken op den
rug van een sluimerenden alligator.
Groote Goden \ aan welke gevaren zijn
wij 20e-eeuwsche mannen maar ternauwer
nood ontsnapt en welk een gruwbare wereld
was die van voorheen, toen alle vrouwen
waren als Kathe Stumfels beschrijft, en zoo
maar in vrijheid rondliepen! Helaas! de
gansene wereldhistorie om met Piet
Paaltjens te spreken is dan ook n
schreeuw van weerlooze mannelijkheid,
door de vrouw, die gevloekte missaire van
onbewuste, dierlijke -natuurdrift, die
raadselige Sphinx van twee deelen geest tenbate
van tien. deelen beestelijkheid, naar het
onkuisch .en, onkieach hol narer jfidelooze
moederinstincten gesleurd. Ha! wat is
de Handel in Blanke Slavinnen, vergeleken
bij deze Hecatomben van manne-geslachten,
door de eeuwen heen geofferd simpel ter
voortzetting van die miserabele affaire der
Natuur, waarvan wij, deelhebbers, toch nog
nooit /een reent dividend gezien hebben....
Doch laat ons kalm blijven. En ons niet
opwinden over de historie, terwijl wij
zelf in Jiet heden misschien nog niet buiten
gevaar .zijn, al geeft de schrijfster hoop.
Zegt zij niet ter inleiding".
Met mijn vorig boek heb ik het geweten
der vrouwen willen wakker maken. Het heeft
niet veel geholpen." :
Goddank, zuchten wij mannen", god
dank. Het in den wég treden der vrouwen
beweging" heeft niet geholpen. Dat vorige
boekje, tot de vrouwen zei ven gericht, heeft
hen misschien een tijdlang tot nadenken
gebracht, zij zijn toch verder gegaan met
den grooten stoet van huns gelijken, waarbij
de een altijd weer in de voetstappen fan
den ander treedt."
: Gelukkig maar, zuchten wij mannen",
ten derde male, want nu is het Vrouwen
gevaar misschien geweken. Dit geschriftje
richt zich tot de mannen, en dat is voor ons
een te zegenen misverstand en bepaald erg
ontactisch van dat kamp uit, omdat nu de
vijand zijn batterijen ontbloot en zijn krach
ten laat schatten,
Un homme averti enz. hoeveel zullen dan
alle mannen tezamen wel waard worden,
nu zij zógewaarschuwd zijn, zelfs de bot
sten, zelfs de conservatief sten?!
Te denken, o goön, dat er mannen ge
weest zijn, dat er nóg mannen zijn, die
zich verraders hunner bedreigde sexe!
tegen het feminisme verzetten! Dat men
toch in duizenden en duizenden deze bro
chure van KSthe Sturmfels verspreide, dat
men haar de Catechismus make der Jeugd,
het Vqde-Mecum des Opgroeienden Geslachts,
het livre:de«ckevet van, den Volwassene, de
Nachtmerrie des Ouderdoms
Opdat een iegelijk-wete: vreeselijk, schrik
wekkend was de vrouw van voorheen, de
echt vrouwelijke vrouw der historie, gelijk
K9the Sturmfels haar uitvoeriglijk schrijft.
Het was niet zonder reden, voorwaar, dat
Concilies en Heilige Vaders der Kerk zich
hebben afgevraagd of dat wezen in
menschelijke gedaante, dat naast hen leefde, ook
een menschelijke ziel had. En velen meen
den, dat de menschheid een heel eind verder
ware gevorderd p den weg der heiliging
zonder deze Temptatie, deze durende Ver
lokking-des Vleesches, die de vrouw voor
den man was. Het was niets minder dan
n bewijs van ontzag en vreesachtigen
eerbied al wilden zij het geenszins be
lijden in de vrouw een Afgezant des
Duivels te erkennen, omdat zij den man
neerhaalde uit de sfeer des geestes in de
drek der zonde, omdat zij altijd opnieuw
zijn heiliging en verzoening tegenhield met
God, die anders misschien niet zoo moeilijk
te voldoen zou geweest zijn.
Ach, het was een deel hunner eigen natuur
waartegen zij zich keerden en in de vrouw
haten zij zich zelven... maar feller en min
der bezwarend, wijl zij toch een ander was.
De Vrouw was het Booze van nature, dat
moest worden onderdrukt en wijl het werd
onderdrukt, kon het zich niet verheffen...
'uit het Booze, dat ten slotte enkel het on
persoonlijk dierlijke was...
En later, toen, niettegenstaaude alle be
lemmeringen, de vrouw toch was uitgerezen
IIIH tlUimillll
llllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIHIIItllllllltlllllllllllll
FEUILLETON
iitiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiintiiii'niiiiiiiiiii
De Gast der Vroeg-ochtendlijke
Maaltijden
Naar het Fransch
VAN
Graaf DE VILLIERS DE L'ISLE-ADAM
I
Nu kan het Steenen Beeld komen aanzitten
aan ons maal; en ons de hand toereiken ...
die wij zullen drukken. Maar wie zal de koude
gevoelen?
Op een der avonden van het Carnaval van
het jaar 186' waren, slaapwandelend in den
ban der zwarf-gloeiende Verveling en gehoor
zamend aan het dwalend stuur harerloome
hand, mijn vriend C*** en ik gezeten, alleen,
in een avant-scène loge, op het Bal de
l'Opéra.
Reeds hadden wij gedurende enkele
oogenblikken met licht-ontroerde oogen de duize
lende bewegingen gevolgd van het levend
mozaiek der in bonte kleuren gemaskerde
menigte, joelend onder de hooge luusters,
opgezweept door den bezeten strijkstokslag
van dien duivel onder de componisten:
Strauss.
Toen eensklaps de deur onzer loge geopend
werd en wij in een streel-schuur geschuifel
harer zijden rokken langs de zware fauteuils
drie jonge vrouwen op ns toe zagen komen,
die, neur maskers van voor het gelaat afne
mend, groetten:
Bonsoir!"
Het waren drie jonge vrouwen van
ongemeenen geest en schoonheid. Wij hadden
hen eenige malen ontmoet in de moeilijkst
toegankelijke aller Heilige Plaatsen van Parijs:
in het Arcanum der Parïjsche kunstenaars.
Heur schoone namen waren: Clio de Asch
blonde, Antonie Chantilly en Annah Jackson.
Zijt gij het Hof ontvlucht, mijn
gebiedsters?" vroeg C***, haar met een gebaar
uitnoodigend te gaan zitten.
Oh! de Edellieden van dienst gaven blijk
'? i **' 'K'. nf* '"V:: -.'. ~* ^
boven den staat van begeerd en geschuwd
geslachtsdier, wijl zij van haar zwakheid
haar kracht had weten te maken om zich
staande houden en vleierij en valsche nede
righeid, en de allersterkste zelfbeheersching
had geleerd, stond de wereld der mannen
nogmaals versteld (en verslagen om wat zij
toch feitelijk zelf, in reactie, had gewrocht:
een geheimzinnig, dubbelzinnig wezen, on
berekenbaar en ondoorgrondelijk, verheven
en liederlijk beide, uiterst zwak en gruwelijk
sterk... en om al dit onverwachte oneindig
bekoorlijk...
Het was de femme ancienne, gelijk Kathe
Sturmfels haar beschrijft:
Zij moet... den man willen behagen,
hem aantrekken en hem boeien. Om dit te
bereiken moet zij in de eerste plaats alle ga
ven die op het uiterlijke van ditdoelgerichtzijn
bezitten en ontwikkelen dus gemarkeerde
vrouwelijkheid, zinnelijkheid, lieftalligheid
.van verschijning, bekoorlijkheid in het zich
gedragen
Vervolgens moet zij ook de meer inner
lijke vermogens, die aan haar doel (om nl.
den man in te palmen) bevorderlijk zijn,
ontwikkelen. In dat opzicht bezit de vrouw
een aansporings- en opneemvermogen voor
alles wat van den man komt. dat zich tot
de grootste fijnheid'ontplooien kan en daar
den man op zijn eigen gebied bijna van
gelijke orde kan toeschijnen".
En dit alles, zegt Kathe Sturmfels, om
te heerschen.
De vrouw wil den man, om hem te
beheerschen, en dat kan niet anders zijn
wijl zij, zich wreken wil en zich genoeg
doen, om haar principieele, haar algemeene
en individueele minachting en achteruitzet
ting.
Ald'us was de vrouw-van-voorheen de
heimelijke en halfbewuste (en daarom des
te gevaarlijker) vijandin van den man, het
leven der beide geslachten een voortdurende
oorlog, ondergronds en in 't verborgen,
waarin de menschheid niets dan nederlagen
te verwachten had.'
Maar sedert het feminisme wordt de krijg
openlijk gevoerd en zijn de strijdsters veel
minder gevaarlijk geworden. Welke man kent
niet en waardeert doch zonder veel
vreeze de bijzonder overtuigde strijdsters
der Vrouwenbeweging?
Hobbezak, platte «zolen, gescheiden haar,
groezelige vingers der vooral
kolonizeerende" vrije vrouw mogen nu als exces
sief een weinig uit de mode zijn geraakt,
men ontmoet toch nog veelvuldig die
vrouwefiguren, wier sloffe kleedij, achtelooze houding
en een zeker uitdagend Je m'enfichisme onmis
kenbaar uitwijzen, dat zij van den man als
zoodanig niets meer moeten hebben".
En zoo hebben wij, mannen, dan de rust,...
als wij ' daar tenminste voor geven willen
een weinig van onze macht en .daarmede
verantwoordelijkheid.; voor den gang van
zaken. ' ' ? i ?
r!''Het is wel mogelijk, dat hun het
meebestiere'n tegenvalt, :en> wij tenslotte aan de
winnende hand zijn, als zij ons hun loyale
medewerking geven, inplaats van de vroegere
listig-heimelijke tegenkanting... maar dat
behoeven wij hun niet vooruit te zeggen.
Het essentie ele is, dat de belaagde en
geplaagde Man eindelijk, eindelijk het
afgemarteld hoofd kan nederleggen in den schoot
eener Dalilah zonder altijd voor zijn haren
te moeten vreezen. En dat de menschheid
eindelijk eens volwassen worde...
Daarom mogen wij Kathe Sturmfels wel
dankbaar zijn, dat zij nog eens ons waar
schuwde voor de onderdrukking der vrouw.
FRANS COENEN
POSTSCRIPTUM
Ik weet niet of het jubeljaar 1913 ons een
herbloei van vaderlandslievende vierfghfiid
heeft gebracht, doch het heeft ons, -ten
minste, een Nationaal Kwartetspel gebracht.
Dat is een gelukkige vondst. De heer Joh.
H. Been, de bekende kinderschrijver, vond
er blijkbaar geen been in dit stuk'TC-bestaan;
treffend nationaal jn zijn drie-kleurig
pmslagje, in de zorgvuldig verzamelde'leer
zame figuren zijner kwartetten, ja, zelfs in
de pruliige goedkoopte van de geheele
uitvoering. Er zijn kwartetten van Stad
houders, van Koningen, van Vorstelijke
Vrouwen, Zeehelden, 17e Eeuwsche Beroemd
heden (geen zeehelden), Populaire figuren,
alles fijn en listig uitgedacht, terwijl elk
iiiiiiMiiiifiiiimiiiiiiiniiiilJiiiiiiiiiiiiittitiiiHiiiiiiiiiiiiiixtiiiiiiiMiiiiiii
van een botheid van geest, ergerlijker nog
dan hun gewoonlijke leelijkheid. Zij hebben
onze verbeelding vermoeid," antwoordde
Clio de Aschblonde.
En reeds waren wij van plan heen te
gaan, toen uwe tegenwoordigheid, die wij
bemerkten, onze verwachting verlevendigde
van een geestrijker vermaak," voegde An
tonie Chantilly daaraan toe.
Well," besloot Annah Jackson, gij gaat
dus met ons mede? Is het waarschijnlijk,
dat gij iets beters te doen hebt!"
De gouden vreugde en de gele wijn!
Vivant!" antwoordde op zijn effen toon C***
Heeft iemand van u gemoedsbezwaren tegen
het Maison Dorée?"
Why, niet in het minst!" antwoordde de
licht-uitschijnende Annah Jackson, terwijl zij
haar waaier ontvouwde.
Mon ami," ging nu zich tot mij wendend
C*** verder Neem aanstonds je carnet, be
spreek de Salon Rouge en laat het briefje
ijlings wegbrengen door den chasseur van
Miss Jackson: Dit is, in dit geval, de aan
gewezen weg, naar ik meen, of een geest
van ingeschapen tegenspraak moest zich
openbaren."
Monsieur," zeide tot mij Miss Jackson,
indien op uw traagheid uw hoffelijkheid
iets vermag, zult gij dien kleinen mensch
in de foyer vinden gepavoiseerd in de tra
vestie van een fenix. Hij zal antwoord geven
op het doorzichtig en démaskeerend pseu
doniem van Baptiste of Lapierre. Gij wilt
wel zoo vriendelijk zijn? En keerspoedig
weer om ons zonder ophouden te beminnen."
Maar al wel een minuut lang luisterde ik
niet meer. Ik richtte den blik naar een vreem
deling in een loge tegenover de onze: een
man van vijf a zesendertig jaar, bleek zooals
Indische menschen bleek zijn; hij had een
tooneelkijker voor de oogen en hij groette mij.
Ah: dat is de onbekende uit Wiesbaden!"
zeide ik tot mijzelf fluisterend, na eenig
herinneringsonderzoek.
Deze heer had mij. het vorig jaar, in
Duitschland een van die voorkomendheden
bewezen, die door het gewoonte-gebruik
tusschen reizigers toelaatbaar worden
gekaartje, ep > den' achterkant, in n klein,
instructief tra^ta^je van 's Beens'hand, der
leer-grage jeugd, omtrent den Onderhavigen
Held, inlicht, zoodat het spel^behalve een
spel, oofc-'een gewenschte leetóur oplevert.
Het eenige, wat dépaedagoog op de lieve
collectie zou kunnen tegen hebben, is de
uitdrukking van sommige der vermaarde
aangezichten. , Zij kijken, als ik het zeggen
zal, rijkelijk zuur f meer dan gewoon ver
dwaasd, terwijl déVorstelijke Dames over
het algemeen1 de wergld instaren, als ____
hadden zij-. ...iets nuttigs .... ingenomen
en wachtten nu hun noodlot af. Maar het
geheel is toch van verdienstelijk patriot
tische bedoeling, van een echt nationaal
goedkoop patriottisme. Den uitgever, den
heer D. Daamen, ons compliment !
Verkade in Den Haag
Het was Dinsdag j.l. een dag van
beteekenis voor ons -tooneel. In den Haag opende
Eduard Verkade een eigen schouwburg, waar
zijn gezelschap nagenoeg eiken avond spelen
zal. Geen reizen en trekken dus meer; ge
legenheid thans tot rustige voorbereiding
van nieuwe voorstellingen ; niet langer zich
afbeulen van de acteurs en actrices. Een
eigen schouwburg met een tooneel, dat naar
de inzichten van Verkade is gebouwd en
waarop hij dus teter dan op eenig ander
zijne schoone-verbeeldingen zal kunnen ver
werkelijken. Een schouwburg met een zaal,
die door haar «ist en distinctie de ont
vankelijkheid van den toeschouwer verhoogt
voor déschoonheid, die hem straks zal
worden geboden.
Hét is niet mijn voornemen hier nu nog
te gaan schrijven over Eduard Verkade's
bedoelingen en inzichten. Die bedoelingen
en inzichten zjj zijn thans wel voldoende
bekend geworden, niet alleen door woorden
hetgeen Verkade en eenige anderen
hebben geschreven maar ook, en vooral,
doop daden. En waar mét gewettigd ver
trouwen in de belangstelling van het publiek,
de schouwburg te den Haag kon worden
geopend,- is dit zulk een verheugend feit,
dat wij hier al evenmin stil willen staan
bij Verkade's moeilijke eerste jaren.
Dat het vertrouwen van den leider van
Die Haghe-spelers" inderdaad gewettigd
is, de talrijkheid der aanwezigen op den
openirigsavonduen de samenstelling van dat
publiek schenerl het reeds dadelijk te be
vestigen;
? > * *
*
De voorstelling Dumas' Een Huwelijk
onder Lodewijk XV" werd vertoond heeft
voldaan. En het Handelsblad spreekt van:
een voortreffelijk .debuut. Te recht. De voor
stelling was zeer goed. En zij moest
trouwens ook goed zijn. Want anders dan
in de eersfë jaren van Verkade's
tooneelleiderschap, zou thans niet meer kunnen wor
den votsiaa^ - met een gedeeltelijke
Verwerkelijking van, en een verder w
ijzen naar uitnemende bedoelingen. Vervol
gens.: de' omgeving waarin wij ons in
dezen schouwburg bevinden, verhoogt onze
ontvankelijkheid voor schoonheid ik
zeide het reeds naar ook doet zij ons
els Qtfe£n stellen. De, toeschouwer komt
ondefs!en'*'stemming' en hij zal dus eerder
dan gewoonlijk bekoeld worden en teleur
gesteld. Wij hadden een bizonder plezierige
herinnering bewaard aan Verkade's vroegere
voorstellingen van het beminnelijke Huwelijk
onder. Lodewijk XV". De nieuwe
voorstelli$g was beter en wekte voor het oud-be
kende werk nieuwe belangstelling. Sterker,
nog meer levend, was deze voorstelling en
vee} rijker aan nuances. Zonder dat de oude
deugden : eenheid, fijnheid, distinctie wer
den geschaad.
'Eenheid: zullen wij dan nog namen noe
men ? Laten wij een uitzondering maken
voor Enny Vrede. Wij vergeten niet licht
dat figuurtje, den geheelen avond, als van
fijn oud-porcelein. En hoe gelukkig gelei
delijk ontbloeide thans het comtes'je in
Enny Vred.f?s spel, van het
onnoozelemaagdekijn'dafczij eerst is, tot het liefheb
bende vrouwtje dat haar verwenden gemaal
vermag te binden.
Ja, inderdaad, het was een voortreffelijk
debuut van Eduard Verkade in zijn eerste
tehuis.
FRANS MIJNSSEN
lltlimMMMIIHIIIIIIMMIMMIIIMUIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIMMMIIIIIIIUIIIIIIIIIIIII
acht (oh ! oh ! eenvoudig niets anders dan
een opmerking met betrekking tot een
aanprijzenswaardig Havannah-merk, waarvan hij
om het bouquet de mélange roemde.) Nu
groette ik hem terug.
En een oogenblik daarna, met de oogen
den kleinen fenix zoekend zag ik hem in de
foyer op mij toekomen. En daar opnieuw
zijn bejegening mij van aangename en goede
vormen scheen blijk te geven, meende ik die
hoofschheid te mogen reciproceeren met het
aanbod onzer goede diensten, indien hij daar
van in zijn eenzaamheid te midden van de
joelende menigte de verveling-verdrijvende
kracht mocht wenschen te onderzoeken.
En wie mag ik het genoegen hebben voor
te stellen aan onze schoone gezellinnen ?"
vroeg ik hem glimlachend, nadat hij mijn
uitnoodiging had aangenomen.
Baron Von H***", zeide hij. Maar, zou
ik, om de lachende oogen onzer lieftallige
zorgeloozen, om de moeilijkheid der uitspraak,
en om de zotte klucht van den Carnavalsavond,
niet, voor een enkel uur, een anderen naam
mogen aannemen de ... eerste-de-beste,"
voegde hij eraan toe: Wel. . ." (en ik zag hem
glimlachen) Baron Saturnus, zoo gij wilt."
Zijn wensen leek mij eenigszins zonderling.
Maar bedenkende, dat op dit gemaskerd bal
een vermomming, hoe buitensporig ook,
moeilijk kon worden geweerd, besloot ik aan
zijn verlangen te voldoen. Ik stelde hem
dus aan onze Altijd-Nieuwsgierigen zonder
rimpeling in stem of gezicht voor naar
het mythologisch gegeven, waarvan hij de
oudachtige gelijkenis niet scheen te vreezen.
En dit fantastisch bedenksel nam ze voor
hem in! Zij waren geneigd dadelijk in hem
een Koning uit de Duizend-en-én nacht te
zien, die het Westen bereisde, incognito.
Clio de Asch-blonde, de schoone handen
vouwend, verlokte het Groot Verlangen
tot de fluistering van een naam Jud van
een toen berucht geworden maar door geen
nasporingen der politie te vinden misdadiger,
naam prijkend in den luister van een reeks
gepleegde moorden uit zeer verschillende
beweegredenen en van verworven goud.
Nadat hoffelijke wederzijdsche
begroetinTbort eelcauserieën
RETZBACH, GUITRY, Mizzi
Nadat Retzbach, de subtiele Duitscher,
de geestige regisseur, zich had ingespannen
om Holland met het bekende Hollandsche
cosmopolitisme voor den gek te houden:
hij moet het vreemd hebben gevonden,
zooals wij (naar het Koninklijke woord dat
bekend is) in 't klein willen zijn at datgene
waarin al de grooten om'bns heen groot zijn,
en daarom heeft hij ons een .tuinspiegel
voorgehouden, een bol gefoélied glas, hij
heeft met zijn Duitschers, onder
impressariaat van den verfranschten Nederlander
Schürmann, en in gezelschap van een
Weensche aanbiddelijke vrouw met een
Hollandschen naam, een onding van de Flers en
de Caillavet opgevoerd (van den boulevard
des Italiens), als wilde hij zeggen: hebt gij,
nationaliteiten-eclectici in dit kleine land, nu
uw volle maat ? Wij hadden haar! En nu mok
ten wij er een beetje om... Het was zelfs ns
nu te bont. Wij willen gaarne een verkeerden
kijk hebben op den geest van een
buitenlandsch tooneelstuk, maar den verkeerden
kijk van den Duitschen (Buurman vinden we
niet onderhoudend en hij geneert ons, eer
lijk gezegd, een beetje. Mijn hemel! welk
een verlegenheid beving me, toen die goede
Duitsche mevr. X. de Fransche grande
dame moest voorstellen, die wat los in den
mond is. C.a glisse... te Parijs, en hier viel
't u als een Noveraberkou. op de keel.
Nederland nam revanche: Guitry kwam
spelen in den Stadsschouwburg, en geen
stoel bleef onbezet, tot in den nok vertraden
zich de Amsterdammers om een avond gansch
en al Fransch te zijn: Avond van
goudverschietende champagne-kleuren, avond van
zoete en onbehoorlijke prikkeling, harmoni
sche avond van boulevardiers-cultuur: leeg
als een leeggedruppelde odeurflesch, maareven
geurig. Een zaal, gevuld met menschen, die,
op den klank af, Guitry kwamen zien en
Guitry Jr. vonden en genoten: want Guitry,
de oude, is een groot acteur, en Guitry, de
jonge, is een monsieur. Er zaten om mij
heen dames van de gevaarlijkste leeftijden,
en hare zielen juichten en vielen flauw (om
beurten) bij het hooren en zien van dezen
volmaakten Franschen salonheer, dezen idea
len mannelijken mensch, in een ontroerend
zwarte smoking, in smeltend wit linnen, met
een aanbiddelijk schuin gehouden doffen
hoogen hoed op : een Wereldsche Engel! En
zelfs ik was getroffen: Om mij heen zat de
?bloem van Amsterdam, met mij behagelijk
wedijverende in smaak van kleeding:
Daar zat H., daar zat M., daar zat R.,
daar zat F. zij verdwenen... als sterren
voor de zon: wij verburgerlijkten allen
in Zijne tegenwoordigheid. Hij was
overmachtig. Hij was de Apollo der vertrekken
van ontvangst. Hij scheen een levend kunst
werk: een sepiaschildering van een nieuwen
Guys, van een nieuwen en oneindig habilen
Gavarni
Het stuk was niets. Het spel was weinig.
De opdiening was alles. HIJ was HET.
Maar wejk een vel, daarna, toen ik mij
op uitnoodiging der firma Hirsch heb willen
verplaatsen naar den show van Weensche
mannequins in hare zalen! Gij herinnert u
nog levendig mijn indruk van de Fransche?
toen kom! bij de opening! Het was
liefdadigheidsdag, en de keur der
Amsterdamsche liefdadigen verdrong zich om te
zien, hoe de luchte Parijsche modevrouwtjes,
zelven op haar tijd liefdadig, hier wandel
den met hare beenen als houtjes. O, welk
een val: nu deze Weensche poppen."
Waren zij dan minder mooi? Neen, neen!
Madeleine en Mizzi hebben beide haar
eigen gratie, haar eigen verre en schoone
doffe blik. Neen: maar de Zonde ontbrak...
Amsterdams beau monde is nu aan de zonde
gewend... De Amsterdamsche strakke
deftigheden leven en gaan thans om met deze
zonde der beide Babels als "met 't speel
goed hunner kleinkinderen! Verpleegsters
begeleiden er oude heeren heen stapje
voor, stapje na en de dames uit den
nekten stand voelen zich geheel en al thuis
in -^eze mannequins-wereld, die haar een
jaar terug als in een atmosfeer van gepar
fumeerd spuitwater zette. De opwinding
ontbreekt nu. De vibratie van het
zondebewustzijn gaf mijn fashionablen
stadgenooten verleden jaar eene jonkheid, die Mefisto
Faust beloofde en verschafte. Nu is dodr de
intrede der zonde-gewoonte het zonde-besef
gen waren geschied, vroeg, terwijl zij tot
tweemaal toe het masker naar den
geeuwenden mond bracht, de immer een
einde-weegstegemoetkomende Annah Jackson:
Zou misschien, terwille van de goede
symmetrie, Baron Saturnus ons het genoegen
willen doen mede aan te zitten aan onzen
avonddisch ?"
Hij scheen eenige tegenwerpingen te willen
maken.
Susannah" zeide ik op een toon van ver
ontschuldigende ironie, vraagt u dit als
don Juan het Steenen Beeld. Schotsche
vrouwen zijn zoo ongemeen ceremonieus."
Laat ons liever Baron Sarturnus
uitnoodigen dezen avond met ons op eene aan
gename wijze door te brengen', zeide C.***
koel, wenschende dat de uitnoodiging ge
schieden zou op de gebruikelijke wijze,"
Het is geen geringe teleurstelling voor
mij te moeten weigeren, en het maakt, dat
ik uw medelijden verdien. Maar eene aan
gelegenheid van het uiterst belang noopt
mij morgen vroeg elders te zijn."
Een duel om een f utiliteit? om een
kwestueus Vermouth-merk," vroeg Clio de
Aschblonde.
Neen madame, een... samenkomst. Ik
gevoel mij door uwe belangstelling hoogelijk
gevleid."
Ik vrees, da| gij aan onbeduidende zaken
te groote beteekenis hecht. Zij hebben het
gewicht niet van de lichtste floret. Men
kan zien, dat gij een vreemdeling hier zijt."
Dat ben ik overal, min of meer, madame,"
antwoordde Baron Saturnus met een lichte
hoofdbuiging.
Ah! onze baron is een verwende gast.
En hij wil dringend zijn genood."
Neen, neen dat verg ik niet!..." mom
pelde op een toon, die zeer hoofsch en tege
lijkertijd zeer' dubbelzinnig klonk, dit zonder
ling personnage.
C.*** en ik zagen elkaar een oogenblik
aan; wat bedoelde die mijnheer; wij waren
het spoor bijster. Maar dit raadselachtige
in zijn wijze van doen had de bekoring van
het ongewone.
En zooals de kinderen verhit worden door
weg... ,en zijn ze weer grijs, grauw, gris,
grisatre, mijne beminnelijke fashiónable nette
stadgenooten...
HONORÉD. L.'B.
Ingezonden
Naar aanleiding van het
Balto
Slavisch professoraat te Leiden
Het beschaafde Nederland heeft indertijd
stellig met voldoening vernomen dat wij
niet langer zouden achterblijven bij Pruisen,
Oostenrijk, Frankrijk, Engeland en de
Skandinavische landen, waar het de beoefening
der Slavische talen betrof. Maar het is wel
heel merkwaardig en een ietwat twijfelach
tige eer, wanneer men ziet hoe de benoeming
van een onzer geleerden tot Hoogleeraar in
de Balto-Slavischêtalen te Leiden de aan
dacht in het buitenland blijft trekken. Mannen
als de bekende Berlijnsche Slavist Professor
Brückner, de Croaat dr. V, von Jagic, prof.
in de Slavische philologie te Weenen, en
anderen spreken een ver van gunstig oordeel
uit over deze benoeming. Algemeen schijnt
men in Slavistische kringen verbaasd, ont
hutst, teleurgesteld. Het Russische blad
Novoje Vremja komt o.a. met de opzien
barende mededeeling van prof. Brückner:
Tot ons leedwezen mengt zich in de dank
baarheid en blijdschap (over de oprichting
van een afzonderlijken leerstoel voor het
Slavisch in Holland) een onbehaaglijk gevoel
dat verwekt wordt door den naam, dien
men aan den nieuwen leerstoel heeft gegeven;
die naam is niet alleen een etiket, maar
nagenoeg een program en dan helaas een
zeer verkeerd progam. Balto-Slavische taal!
het groote publiek zal verbaasd vragen, wat
dat Baltp" beteekent! Die Balto-Slavische
leerstoel is een onverdiende achteruitzetting
van het Slavisch zelf, .waaraan zij,- die de
geldmiddelen voor dezen leerstoel toeston
den, allerminst zullen gedacht hebben. Uit
den naam van den nieuwen leerstoel volgt,
dat de Slavistische studie te Leiden een eng
linguïstisch karakter zal dragen. Wij hoopten
juist dat een bevoegd vertegenwoordiger
der Slavistiek, iemand, die in persoonlijke,
levendige aanraking met de Slavenwereld
staat, de Hollandsche jeugd in de Slavische
kunst en in den Slavischen geest zou inlei-,
den, zooals ook dezer dagen te Berlijn eene
vereeniging werd opgericht ter beoefening
van de Russische Cultuur. Voor eene der
gelijke dankbare taak bezit Holland eene
aangewezen persoon en dat deze eene vrouw
is strekt Holland niet tot geringe eer. De
Balto-Slavische leerstoel is een veronge
lukte proefneming."
Prof. von Jagic's uitspraak luidt: Iemand,
die aan taalvergelijkende studie doet is geen
Philoloog, en de levendige voordracht van
wat de Slavistiek omvat staat onvergelijke
lijk hooger dan het zich bezig houden met
het doode geraamte van de Balto-Slavische
taai-familie."
Ook in de hoofdstad van Servië heeft de
Akademie van Wetenschappen en Kunsten
in . den loop van dit jaar verklaard dat de
beoefening der Slavistiek in haar geheelen
omvang nooit mag worden ingekrompen tot
een blool-linguistische behandeling van de
Balto-Slavische taal of liever van net
BaltoSlavische dialekt."
Bij navraag blijkt, dat in Slavistische
kringen in Rusland, Duitschland en Oosten
rijk de voor het nieuwe Professoraat te
Leiden gewenschte persoonlijkheid eene
landgenoote was, Mej. dr. phil. A. Croiset
van der Kop, woonachtig te Petersburg.
Zij, die ginds gewaardeerd wordt als de
ware vertolkster van den Slavischen geest
en door een arbeid van vele jaren in de Rus
sische bibliotheken en archieven een enorm
rijk materiaal verzameld heeft, ziet nu den
leerstoel, voor welks oprichting zij met
onverdroten ijver bij onze Regeering aandrong,
door een ander ingenomen. Maar nog gröoter
is voor haar en anderen de teleurstelling, dat
niet, de Slavische cultuur en literatuur,'dus
de philologie in den besten zin des woords,
in ons land zal worden gedoceerd..
Onwillekeurig rijst bij den buitenstaander
de vraag: hebben bij deze benoeming
antifeministische invloeden gewerkt"? Dan
stemme de slottirade van Brückner tot na
denken: Amsterdam moge de onverdiende
het verlangen naar wat hun wordt verboden,.
riep Antonie eensklaps uit:
Ik houd u gevangen tot den dageraad.
Met het lichtworden moogt u weer' vrij.
Waar is uw arm?"
Hij gaf zich gewonnen. En wij gingen
op weg.
Zooveel grillige figuren van vrouwelijke
rede waren noodig geweest om tot dit
drieparig besluit Ie geraken; en nu zouden wij
in betrekkelijk zeer groote intimiteit samen
zijn met iemand van wien wij niets anders
wisten dan dat hij in het casino te Wies-'
baden had gespeeld, en tusschen de verschil
lende bouquets van Havanna-cigaren een zeer
deskundig onderscheid wist te maken.
Maar wat kwam het er op aan. Oh! is
het in onzen tijd niet de gereedste weg de
hand te drukken van iedereen ?
Op de Boulevard wachtte de calèche. En
zich diep in kussens indrukkend, riep met
hoog opgetrokken schouders Clio de
Aschblonde tot haar koffie-kleurigen tigre, die
?als een gedresseerd slaatje het portier open
hield:
Naar het Maison Dorée!"
Dan zich naar mij overbuigend, zeide zij:
Ik ken dien vriend van jullie niet. Wat
is het voor een man? Hij maakt me nieuws
gierig, hè? Hij heeft een rare uitdrukking
in zijn oogen!"
Vriend van jullie ?" antwoordde ik. Ik
heb hem precies tweemaal ontmoet, in
Duitschland, verleden jaar."
Zij zag mij verwonderd aan..
Ja, maar," hernam ik, hij komt in onze
loge, zegt eenige complimenteuze woorden,
en op dien eenigen, zwakken grond van
kennismaking op een bal masqué, geef je
hem een uitnoodiging voor een souper.
Aannemende dat dit een onvoorzichtigheid
was, die alleen met geeseling of pijnbank
naar goed recht geboet kan worden, moet
ik zeggen, dat het nu wat laat is om met
betrekking tot onzen nieuwen vriend al te
groote ongerustheid te toonen. Indien de
dischgenooten van dezen avond morgen
geringe geneigdheid mochten gevoelen de
kennismaking te hernieuwen, zullen zij
vol