Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR. NEDERLAND
16 Nov, '13, No. 1899
Het leven is tragisch-, n komisch, het is
wreed, n ironisch, en het is niets van dit
alles. Het is, wat onze geest er van maken
wil, door noodzakelijke abstractie of in
grillige, opzettelijke luim. Geen kunstvorm.
Beantwoordt daarom aan eene levenshan
deling, nkel aan een levensinzicht. Elke
kunstvorm is symbolisch. En legt gij den
vlakken vorm der juistheid aan, dan is elk
kunstvoortbrengsel onoprecht, want elke
nadruk is eene vervalsching.
Dat de providentie, en niet het toeval in
de tragedie den naar menschelijk inzicht
goed-berekenden gang van 's helden leven
komt verstoren, kan moeilijk blijken uit den
aard der gebeurtenissen, welke de
ontknooping voorbereiden. De eenvoudigste aan
duiding geschiedt door de godheid zelve te
doen ingrijpen, door verschijning, of in het
christendom door een goddelijken bood
schapper of een wonder (Calderon, la
Devocion de la Cruz). Maar elke andere aanduiding
is symbolisch. Gebeurtenissen op verschil
lend plan, p Voor- en achtergrond moeten
met verschillend palet worden geschilderd.
In den Oedipus dient daartoe het orakel.
De klanken, die de Pythia uitstootte waren
van andere orde dan alle andere
menschelijke geluiden. Zij waren menschelijke vorm
van goddelijke gedachte. Doch alleen hier
door hoort Sophocles' Oedipus tot de groote
tragediën.
Men is gewend, Oedipus te zien als een
tragischen held. Niets eenvoudigers dan hem
in een komisch light te plaatsen. Verminder
zijne persoonlijke waarde, vermeerder zijne
zelfbewustheid. Laat hem tusschen zijn volk
schrijden, als een kleinsteedsch, paladijn
tusscnen eerbiedig groetende leveranciers
en andere afhankelijker!, slim als een rekel,
en leeg als een societeitsgesprek. Laat den
ongelukkigen Thebaanschen slampamper
tegen zijn vader en zijne moeder aanloopen,
als gene tegen het onvermijdelijke bankroet
elker zeer vertrouwenswaardige instelling
of tegen de intellectueele eischen van een
zeer gewichtig ambt, en gij, toeschouwer,
ziet niet zonder bevrediging van uwe eigen
geschokte zelfbewustheid, het dunne flapje
caoutchouc nablijven van het gesprongen
ballonnetje.
Hoe groptscher de tragedie, hoe komischer
de travesti-operette. De geloovige is daarom
gewend, spot met Bijbelsche tragediën
goedkoop" te noemen. Geen wreeder ko
miek dan die van den infame sur la croix."
Tusschen haakjes: hier ligt de grens tusschen
de tragedie op aesthetisch en op religieus
terrein.
Er mag geene tegenstrijdigheid zijn tusschen
Oedipus' hoogmoed en zijne waatde. Inden
gewonen vorst ziet men spoedig den
argeloozen Serenissimus, wiens houding zoolang
rechtmatig is als zij onbetwijfeld is gebleven.
Onttrekt het volk hem zijne gunst, dan ziet
men hem zonder verdriet vertrekken. Oedipus'
val is tragisch zoolang men in hem een per
soonlijk recht op majesteit voelt en deze
majesteit als een groot en gewichtig goed.
De Oedipus van Mounet?Sully is de ver
beelding van een vorst, die een genie was. Het
machtsgevoel van Oedipus is overdreven,
het is de eerzuchtsdroom van een genialen
mensch, gelegd in de vorstelijke, waardig
heid. De val zal dieper zijn, de gebeurtenis
tragischer, naarmate Oedipus hartstochte
lijker en fel geloofwaardiger de konings
macht voert als een heerlijk en voortreffelijk
instrument op aarde. Met dreunende stappen
en in bijna angstig overdreven plechtigheid
daalt Oedipus af, van het paleis tot het
bedwongen volk. Evenzoo zegt Voltaire
van Louis XIV, dat zijne houding z
zelfbewust was, dat zij bij elk ander gelaat
en elke andere,persoonlijkheid belachelijk
zou zijn geweest, alleen bij hem niet.
Oedipus draagt de vorstelijke waardigheid
als een strijdbaar man. Hij verdedigt haar
met de overdreven felheid van de goddelijk
verblinden. De vorstelijkheid is hier geen
koel diplomatiek masker, het is 't levendig
en bewogen gelaat van den sterksten en
uitstekendst geslaagden mensch.
Bijzonder ook in Oedipus vaak voor
bijgezien is de geweldige uitbarsting
tegen den moordenaar van Laïos, die schul
dig is aan de rampspoeden van Thebe's
volk. Met -de volheid van zijn vorstelijk
niiiiiiftiiiiiiiiiiliiilliiiliiiiiiliiiifiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
FEUILLETON
lllllllllllimilllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllltllllMIIIIIIIIIIII
De Gast der Vroeg-ochtendlijke
Maaltijden
Naar het Fransch
VAN
Graaf DE VILLIERS DE L'ISLE-ADAM
II
Baron de H***, de oogen half gesloten, lig
gende op een sofa, het gezicht zonder bij
zondere uitdrukking, een champagne-glas in
de hand, die traag neerhing over de leuning
dicht aan den grond, scheen met groote aan
dacht te luisteren naar de wonderlijk samen
gestelde maat van het nachtelijk duo (in de
Tristan und Isolde van Wagner) dat door
Susannah, die er de overspelige modulaties
met veel goed begrip van accentueerde,
werd gespeeld. Antonie en Clio de
Aschblonde, heur armen om schouder en middel
gestrengeld, het gelaat met de glanzende
oogen licht achterover gebogen, zwegen,
terwijl de goede musicienne haar vaste
accoorden bouwde.
Ikzelf was onder eene bekoring, die den
slaap verdreef.
Ieder van de drie lelie-blanke
NooitStandvastigen had dien avond het fluweel
verkozen tot haren tooi.
De gevoelige Antonie, met de violen-oogen
was in het zwart gekleed, zonder kanten.
En de rand van het fluweelen gewaad, dat
met geenerlei belegsel was omboord, scheen
haar schouders en hals, die van het marmer
waren dat slechts in de groeven van Carrara
wordt gehouwen, af te beitelen.
Zij droeg een smallen gouden ring aan den
kleinsten vinger en drie korenbloem-blauwe
sapphieren stroomden kleur-lichten uit over
haar donkerglanzend haar, dat in twee
vlechten, die tot ver over het middel
reikten, neerhing.
Nieuwsgierig naar hare zedekundige mee
ningen had haar op een avond iemand, die
het Koninklijk Huis in zeer nauwen ver
wantschapsgraad bestond, gevraagd of zij
eerbaar" was?
Zeker Monseigneur", had Antonie daarop
geantwoord, eerbaar, daar eerbaar en be
leefd in Frankrijk synoniemen zijn."
gezag bezegelt hij de gelofte, die hemzelf
later zal leeren te berusten in zijn vaL Zoo
zweeft dus het lot niet alleen boven zijn
leven, maar hij maakt zich tot zijn werk
tuig, en al zijne moeiten en zijn strijd doen
hem de .bestraffing naderen, en bevestigen
zijne schuld.
De rolverbeelding van Oedipus moet zoo
grootsch zijn, dat de toeschouwer zich
nauwelijks kan verheffen rot zijn niveau en
dus de raadsbesluiten der goden voelt als
ove/zmenschelijke gedachten. Want blijft
Oedipus beneden zijn menschelijke rol, dan
plaatst de hoorder zich gelijkvloers met
het goddelijk raadsplan en de nadruk valt
dan niet meer op de raadselachtigheid van
de providentie, maar op de kleinheid van
het slachtoffer. Billijkt men echter de pro
videntie, dan wordt Oedipus klein, en van
dezen kleinen man zijn de tegenstribbelingen
licht belachelijk.
Daarom is er maar ne actie in het stuk,
dat is het zielsgebeuren van Oedipus. Tot
aan het laatst moet de toeschouwer gespan
nen blijven van eerbied voor zijne macht, van
vrees voor zijne kracht, van bewondering
voor zijne vorstelijkheid. De bedreiging van
Tiresias, de vlucht van Kreon, het plechtige
en eenigszins inepte gezoem der Koren
(de achterklap der buren in het moderne
drama) brengen voortdurend de aandacht
terug op de overweldigende kracht en be
zetenheid van Oedipus. En als ten slotte de
reus geveld is, en eene ontspanning is inge
treden de Koren beginnen alweer te
druischen, Kreon triomf eert, de grootste mensch is
klein gebleken, vergeleken bij de goden dan
opeens komt, geweldig nu weer zelfs in
ellende en rampspoed, Oedipus, en overstemt
alle zelfgenoegzame philosophasterij door
de uitbarsting van zijn leed en zijn berouw.
Het eind is niet dat de hoorder berust in de
goddelijke beschikkingen, maar dat Oedipus
de goddelijke straffen over zich inroept.
En bekent Oedipus schuld, dan betaamt het
den hoorder, te zwijgen.
Daarom is het ontzettende gezicht op
dezen laatsten Oedipus met bloedstroomen
uit de oogen, essentieel. Deze aanblik moet
zówreed zijn, zóafzichtelijk, dat dit
menschelijk leed alle orakels met hunne
geheimzinnige macht, en alle
nabespiegelingen van berustende koren, vergeten doet.
De handeling verplaatst zich ten slotte niet
naar den hemel, maar blijft op aarde.
De providentie is geen, met andere gelijk
waardige, factor in de tragedie. Zij is de
onderaardsche stroom, die het landschap
vult met een dreunend gegons, ten slotte
niet meer gehoord, als iets dat behoort tot
de rust en de vastheid van rotsen en
boomen. Maar soms schuimt hij met onbere
kenbaar geweld naar boven, onthutsend
door zijne ontembare hevigheid, en verdwijnt
weer, zonder iets anders achter te laten dan
eene onvergetelijke herinnering.
De Oedipus van Mounet - Sully is grootsch
ep vorstelijk. Men vergeeft hem daarom te
lichter, dat hij te veel offert aan de
Racinetradities der Comedie Fran9aise. Als Jocaste
de strijdenden scheidt, onderwerpt zich
Oedipus en kust daarbij een plooi van haar
kleed met een elegant en hoffelijk gebaar,
dat eerder aan het hof van Louis XV, dan
aan het barbaarsche hof van Thebe herin
nert. Maar Mlle Delvair is jong en mooi.
L. H. GRONDIJS
Tooneelcauserieën
MIJLPALEN, VAN ARNOLD
BENNETT EN ED. KNOBLAUCH
Eerste bedrijf. In 1860 leeft, aan de Thames,
Royaards, 30 jaar oud aldus transformeert
het tooneel , als een enthousiast ingenieur
firmant, die in de groote toekomst gelooft van
iets zoo ultra-moderns als ijzeren schepen:
Ijzeren schepen ! Zijn compagnons gelooven
dat hij gek is, en de oudste van dezen wei
gert hem, die zich na woordentwist aan hun
firma onttrok, zijn lieve dochter (J.
RoyaardsSandberg) tot vrouw te geven." Want
gaat het zien, jonge dochters! in '60
werden de vrouwen, gehoepelrokt en gehoor
zaam als ze waren, nog gegeven."
Tweede bedrijf. In 1885 is Royaards groot
fabrikant, schatrijk, arrivé, baronett. Mevr.
Clio de Aschblonde, fijn-kleurig blond
waren heur haren en donker de oogen
Godin van onbeschaamdheid! (een jeug
dige illuzie-lpoze, die prins Solt... gedoopt
had op de in Rusland gebruikelijke wijze
door het sprankelend Roederer-nat uit te
gieten over heur haren) was gekleed in
een robe van groen-fluweel, om haar leden
nauw sluitend, en zij droeg een snoer van
fonkelende juweelen op het levend albast
harer welvende borsten.
Deze jonge Creoolsche van twintig jaren
werd geroemd als het voorbeeld van alle
laakbare deugden. Zij zou de strengste van
Griekenland's wijsgeeren van het rechte pad
en de starste van al Duitschland's
metaphysici tot de zonde der vreugde hebben
verlokt. Dandies, talloozen, waren door den
invloed van haar lusten-ademende gestalte
vervoerd tot de liefde die op hare beurt
weer leidt tot de uitzinnigheden van het Duel,
de Handteekening op de wissel, en het
boeketje viooltjes.
Zij kwam nu laatstelijk uit Baden, waar
zij, schaterlachend als een kind, vier of vijf
duizend louis d'or op het groene laken had
gestrooid.
Ongetwijfeld eenigszins onzeker omtrent
den zedelijken grondslag harer levensbe
ginselen had een TDuitsche oude dame,
zelve overigens niet al te proper, veront
rust door den moedwil van dit tooneel, tot
haar in het Casino gezegd:
Mademoiselle, zie wel toe: het is heil
zaam enkele malen wat goed wittebrood te
eten. Gij schijnt dat te vergeten."
Madame" had daarop met hoog-roode kleur
de schoone Clio geantwoord. Ik dank u
voor uw raad. Maar verneem van mij, dat
voor enkelen onzer brood nooit anders was
als een gering te achten vooroordeel."
Annah, of liever Susannah, Schotland's
Circéhaar haren zijn zwarter dan de
nacht, haar oogen gelijken donkere wellen
en haar mond opent zich niet dan voor de
korte, wrange zinnen scheen, loom en
trotsch, in het roode fluweel te branden als
een lichter vuur.
Hoed u van deze, o jonge vreemdeling.
Zij is gelijk aan het drijvende zand, naar
wordt gezegd. Zij verhit in den stookkolf
van haar begeeren uw ziel, tot er de
eindelijke druppels van het genot uitvloeien.
Royaards-Sandberg is sinds vele jaren
sedert den dood van haar vader zijn
onderdanige echtgenoote, nu wandelend in
een japon met tournure, inschikkelijk op de
lieve wijze van: nu u 't zegt, pa, zal 't wel
zoo zijn." Zij verzet zich niet eens, als haar
eenig kind aan een halfgaar Lordschap moet
worden uitgehuwelijkt, hoewel het meisje
tot over de poren verliefd is op een nieuw
lichter-ingenieur, een flinke jonge herhaling
van wat heur vader, man-met-carrière, in zijn
verlovingstïjd was! Maar wij leven dan ook
in '85. De jongeren spreken vooruitgang!
van stalen schepen! Royaards iets minder
ouderwetsch gekleed dan in 1860 buldert
zijn best over de verspreiders varr zulke
krankzinnige moderne ideeën, die naar zijn
zeggen ook overigens een gevaar zijn voor
de maatschappijl De vooruitziende van 1860
roept nu, als alle tevredenen: Waar moet
het naar toe!"
Derde bedrijf. -Wederom zijn 25 jaar ge
passeerd. Wij bevinden ons in het nu. On
der eer en aanzien gebukt, Jeeft, wit als een
duif en stokoud van ziel en lijf, de rijke
ijzer-koning Willem Royaards in zijn paleis
met tot kleinzoon een bleeke Lord en tot
kleindochter een freule... van modernen snit.
Die is n.l. aardig, die kleine moderne freule.
Ze is verliefd hereditaire kwaal, ook zij:
op een nieuwlichter-ingenieur, en de alles
dwingende patriarch verbiedt weer het huwe
lijk met het evenbeeld van zijn eigen jeugd.
Maar anders dan haar grootmoeder, welke
direct gehoorzaamde aan den vader die van
geen ijzeren schepen weten wilde, en dan
haar moeder, die na wat tegenstribbelen zich
gewonnen gaf, lacht het jonge meisje den
familie-aartsvader in zijn eerwaard gezicht
uit en vraagt hem nogal kort waarmee hij
zich bemoeit? Over de verwoestingen, die
de nieuwste uitvindingen, en'die socialisme,
cubisme en futurisme aanrichten, spreekt ze
hem maar niet, uit meelij denk ik. Royaards,
de nieuwlichter van '60, zit, met
nauwsluitenden eveningdress latest fashion, hoofd
schuddend, als het gemummifieerde behoud
in een zorg aan den rijken haard, en bij 't
gekeuvel, op gouden-bruiloftsavond, met zijn ge
hoorzame oudje, schijnt het,- dat in een
zoete sfeer van
Philemon-en-Baucis-sentimentaliteit de schrijvers iedere verdere
conclusie wenschten op te lossen.
Dat is maar goed! Want het is, bij alle
aardigheid van de vondst, al akelig genoeg!
Mijn Hemel, lag dan niet voldoende navrants
in die realistische stukken, die u de narig
heid des levens fragmentarisch onder den
neus hielden, dat hier een menschheid eerst
uit haar voegen gerukt moest worden om
ze u daarna in stukken en brokken zoo in tijd
perken ongeregeld voor te werpen? Als er ooit
stijl is geweest.die eenheid zocht,
schoonheidszin, die synthese noodig had, dan is op mijn
woord dit Engelsche product de scherpste
negatie er van. Het riekt, als zooveel realis
tisch werk, naar photographie-chemicaliën,
maar nog meer naar de lijm, die stukken
film aan elkander plakt. Het is riiet alleen
maakwerk knap en vermakelijk maak
werk, zooals men bemerkt heeft maar
het zijn drie maakwerken, door den heiligen
band van het menschelijk leven samenge
bonden, en dus het leven in zijn geheelheid
beleedigend: dit kan niet anders; wie heeft
wie zijn de'aterlingen?! de duivelsche
gedachte 't derft gehad om een sterfelijk
wezen bioécoBJpwopnamen te tponen van zijn
zijn in wordine, in bevestiging en bij het
graf, en deze binnen de spanne van een paar
uren duizelingwekkend snel af te draaien,
des 's avonds, als eene komedie, en zonder
doel? O, het is wel instructief zichzelf op
een holletje te zien verouderen en (in een paar
uur) iedere vijfentwintig jaar iets goeds onnut
te zien worden en als een rotte vrucht te
zien vallen. Het moet wel een drooggeestig
pleizier geven een stuk te schrijven, waarbij
gij al spoedig duizenden denken doet: mijn
God, welk door mij voor krankzinnig ge
houden nieuwigheid heeft toekomst, en hoe
zal ik in deze wereld staan, wanneer over
Kandinsky en Mahler, die ik geen van beiden
goed vat, wordt gesproken als over
gemeenplaatsige ouderwetschigheden ? Dat is alles
heel zot-amusant, maar het neemt niet weg,
dat men, als van slecht gebrouwen bier,
onlekker uit den schouwburg komt.
* * *
Zij telt in hare herinnering meer dan een
gezicht verstrakt door den dood. Haar
schoonheid heeft een aard, die geringe ster
velingen tot waanzin vervoert.
Haar lichaam is als een lelie met geheim
zinnige schaduwen, maagdelijk en onkuisch.
Het rechtvaardigt haar naam, die naar ik
meen in het oud-Hebreeuwsch die bloem
beduidt.
Hoe groot en hoe wijs gij ook uwe erva
ring zoudt meenen te zijn (op een leeftijd
misschien nog voor indrukken zoo ontvan
kelijk, o jonge vreemdeling) indien uw slecht
gesternte u voerde op het pad dat den weg
van Susannah Jackson kruist, wij zouden
ons enkel behoeven voor te stellen een
jongen man, die, na twintig achtereen
volgende jaren met uitsluitend kost van
melk en eieren te zijn gevoed, nu plotseling,
zonder voorzichtig geleidelijken overgang,
gedwongen werd tot een leefwijze, die van
de spijsverteeringsorganen het uiterste vergt:
van maaltijden met specerijen gekruid, die
als vuur zijn op de tong, en gerechten,
waarvan de heete en scherpzoete smaak de
keel samenwringendt krachteloos en vraat
zuchtig maakt, om, binnen een verloop
van veertien dagen in dit portret uw tref
fende gelijkenis te zien.
Meenend, dat eenige twijfel omtrent hare
opvattingen van moraliteit geoorloofd was,
zeide op een zekeren dag de beeldhouwer
G.?B.***, die hare schoonheid bewonderde,
tot haar, terwijl hij het schrikwekkende
zwarte merkteeken dat zij boven het eene
oog draagt, bespotte:
De onbekende Beeldhouwer, die uw mar
mer hieuw, heeft die kleine steen veron
achtzaamd."
Spreek geen kwaad van dezen steen,"
antwoordde Susannah, 't is de steen, die
den voet struikelen doet."
Elk van deze drie nachtelijk-bloeiende
vrouwen had aan hare ceinteur vastgespeld
haar loup van groen, rood, of zwart fluweel.
Wat mijzelven aangaat (indien ik ook van
dezen gast spreken moet) ik droeg ook een
masker minder zichtbaar, dat is al.
Zooals wanneer men in den schouwburg
zittend, op een der eersten rijen in de zaal,
om zijn buren niet te storen uit welle
vendheid in 't kort de voorstelling te
volgen schijnt van een tooneelspel, waarvan
Van deze eenifszins particuliere prefe
renties afgezien dienen schrijvers en
tooneelspelers gehuldigd, de laatsten het meest.
Het ouder worden van den heer en mevrouw
Royaards ging -voortreffelijk in zijn werk.
Opgaan, blinken en verzinken was hier het
haastig lot van elke ... pauze, ook voor hun
partners: het deed zelfs deugd den uitste
kenden Musch van spichtigen, eigenwijzen
firmant te zien worden tot een uit de zaken
teruggetrokken oom, sceptisch gestemd
sedert zijn groote vergissing" en daarom
op vijf en vijftig jarigen leeftijd in prettige
mésatliance getrouwd, terwijl ook de evolutie
van mevrouw Sophie de Vries' goed verliep,
en men' bij het ouder worden van Jeanne
Renée herademde. Haar jeugd was knap...
maar niet werkelijk geweest, zoomin als de
dierbaarheid der Royaardsen ooit werkelijk
heid werd in dit aardige, gefabriceerde en
dierbare stuk. Want schim van dien
anderen grooten William! de Engelsche
tooneelstukken van tegenwoordig zijn koud
als 't ijzer der in 't water drijvende Engel
sche schepen, en even nat.
Waarmee ik, in deze somberen tijd mijns
humeurs, niet zeggen wil, dat Bennetts stuk
niet zeer onderhoudend zou wezen, en, om
de waarheid te zeggen tien keer beter ge
schreven dan Nina en zulke society-plays.
HONORÉD, L. B.
* * *
Nieuwe Boeken voor Kinderen
' De Pleegzusjes, door FELICIE JEHU,
gell door NELLY SPOOR. Utrecht,
A. W. Bruna en Zoon.
Dit boek behoort tot de veelgeliefde
dolgezellige" literatuur, maar men kan de
schrijfster tot haar eer nageven, dat ze aan
de wuftheid en oppervlakkigheid; welke
bakvischverhalen zoo dikwijls kenmerken,
niet hare betere qualiteiten heeft geofferd.
Felicie Jehu bezit een intensieve kennis van
het kinderleven en zij behoeft daarom niet
rond te zien naar allerlei beuzelingen en
grappigheidjes, die aan menig boek den
zoo begeerlijken fleur moeten geven.
Het leven van de twee uiterlijk en inner
lijk zoo uiteenloöpende pleegzusjes is met
belangstelling beschreven, doch de toewij
ding om een karakter als een bloem in zijn
fijnste nuancen open te vouwen, ontbreekt
m.i. de auteur nog. De gebeurtenissen zijn
daardoor ietwat uiterlijk, von oben herab"
gezien, terwijl met de figuren der oudere
menschen de schrijfster het zich wat al te
gemakkelijk maakte: onder haar, wel nijvere
maar niet aandachtige, handen ontaardden
de meeste tot charges.
Ondanks deze en andere bezwaren, valt
er in De Pleegzusjes" ook veel te waar
deeren en lijkt het mij een behoorlijk goed
meisjesboek.
De illustraties van Nelly Spoor zijn zeer
consciëntieus behandeld; toch doen" ze het
niet geheel en al, omdat de figuurteekening
wat doodsch Is. Van een vrouw zien we
ook graag meer gratie en bekoorlijkheid.
geïll.
dam, Van
Hoorn voor den Prins, door G. HOLLE,
door J. H. ISINOS JR.,
AmsterHolkema en Warendorf.
Terwijl er onder de onderwijzers een
streven is (helaas kan het door het gebrek
aan vakkennis der autoriteiten nog niet tot
uiting komen!), om de roemruchte krijgs
bedrijven te land en te water, veelal de
hoofdschotel van ons geschiedenisonderwijs,
tot de juiste proportie en beteekenis terug
te brengen, gaat een boek als dit, tot schade
van het kind, den ouden, platgetreden weg
van verheerlijkingen ophemelarij weer op. Het
dweepen van jongens met dergelijke boeken,
waarin het krijgsavontuur vlamt, is niet
zonder bedenking, al was het alleen reeds,
omdat er opgewonden lieden zijn, die deze
verzptheid op het abrutiseerende
oorlogsbedrijf trachten om te smeden tot liefde
voor natie en geboortegrond (zie Onze
Vloot"). Terwijl een genegenheid, welke ook,
toch wel zal schuilen in de fijnere, gevoeliger
schakeeringen des gemoeds, welke door de
verheerlijking van ruwheid en
onmenschelijkheid (de hoofdelementen van dapperheid in
den krijg) groote schade moéten lijden.
De beschrijvings-?kunst" in dit boek reikt
IIIIIIIIIIIIIIIIIM iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui
de stijl vermoeiend is en de inhoud ons
mishaagt, zó, als uit eene aangenomen ge
woonte van goede vormen, leefde ik nu.
Wat mij evenwel geenszins weerhield op
geestdriftige wijze een bloem in mijn knoops
gat te planten, als een volmaakt Ridder van
het Voorjaar.
Onderwijl was Susannah'met spelen op
gehouden. Nu las ik uit de in de vazen ge
schikte bloemen een klein bouket tesaam,'
en bood haar die aan met eenige
ironiseerende woorden.
Gij zijt" zeide ik tot haar een diva...!
Draag een van deze bloemen om der wille van
de liefde van allen die niet aanwezig zijn."
Zij koos een takje hortensia uit, dat zij
niet zonder glimlich van ingenomenheid,
in den zoom van haar corsage stak.
Ik lees nooit brieven, die niet
pnderteekend zijn," antwoordde zij, terwijl zij het
overige van mijn sélam" op het blad der
piano legde.
Het on-heilig en schitterend wezen vouwde
de handen samen op de schouders van een
onzer om naar haar plaats terug geleid
te worden, waarschijnlijk.
Ah! koele Susannah," zeide C.*** glim
lachend tot haar gij schijnt alleen op aarde
gekomen om ons er aan te herinneren, dat
sneeuw brandt."
Dit was, naar mij dacht, een van die over
vloedig in alkohoi gedrenkte complimenteuze
geestigheden, zooals ze op het souper-einde
plegen verzonnen te worden en die, zoo zij
inderdaad eenigen zin hebben, dan een zin
bezitten, rag-fljn als een haar. Niets nadert
zoozeer het zinlooze, en dikwijls is het on
derscheid volstrekt onwaarneembaar. Aan
dit flakkerend licht kon ik bemerken, dat
de pit van het discours begon te walmen
en nieuwe olie behoefde.
En indien ik een vonk noodig had voor het
licht, dat de juweelen weer zou flonkeren
doen, dan, nam ik mij voor, zou ik trachten
hem uit Baron de H.*** te doen spatten.
Op dit oogenblik kwam Joseph de kamer
binnen met... punch glacé, want wij waren
besloten ons een roes te drinken.
Al een minuut lang had ik oplettend naar
Baron Saturnus gezien. Hij scheen ongedul
dig, onrustig. Ik zag hem op zijn horloge
kijken, een brillant geven aan Antonie en
opstaan.
niet boven het peil van andere dierzelfde
soort, terwijl de'overgang van Hoorn naar
de zijde van den Prins mij ondanks de
naarstig nagesnuffelde archieven niet be
langrijk genoeg lijkt om door smuk van
avonturen het middenpunt^. te worden van '
een jongensverhaal.
De penteekeningen van Isings zijn
mooidoorwerkt, doch zij kunnen het boek niet
redden.
* *
*
Boerentrientje, door J. P.
ZOOMERSVERMEER, geïll. door W. K. DE
BRUIN. W. de Haan, Utrecht.
Het schroomend ontbotten van onbewuste
sympathie tusschen een jongen en een
meisje van een jaar of twaalf, is een
wonderlijkteer gebeuren. Het is iets heel vaags en iets
heel liefelijks, waarvan de bizondere charme
schuilt in het naïeve en ongekunstelde, dat
al den even-aangeademden toover heeft van
een schuchtere minnarij. Er behoort een
groot talent toe en een fijne geest, om die
onder ieder woord en ieder gebaar scheme
rende heimenis, met wazigheid van versluierd
pastei even aan te duiden, als een geur van
onzeglijk verre en verborgen dingen.
Mevrouw Zoomers-Vermeer schijnt mij
noch groot psychologe noch artiste, maar
iets van dit wonderlijk groeien van de
teedere minnaar uit het kind ligt heengewaasd
over haar beschrijving van de jeugdliefde
tusschen Boerentrientje" en Barend van
Emmen,, haar jongen aanbidder. Wel heeft
ze het beurtelings afstooten en lokken, het
pruilen en liefdoen, het grotesk-ridderlijke
en teer-jonkvrouwelijke wat veel van den
vermakelijken kant gezien, doch het schalke
en beminnelijke heeft ze goed waargenomen.
De schrijfster geeft ook in andere frag
menten blijk van behoorlijke observatie en
typeert heel smakelijk, al blijft ze niet ge
heel vrij van chargeeren. De mise-en-scène
is wat in den ouden trant, maar het ongewone
feit, dat een stadsmeisje uit gemaniereerde
omgeving saamgroeit met een primitief
dorpsleven, maakt, het boek tot aantrek
kelijke verpoozingslectuur.
De teekenaar W. K. de Bruin is nabij zijn
artistiek failliet. Hij herhaalt en copiëert
zichzelf tot in den treure.
* * *
Belhamels, door LEO LAUER. Amster
dam, Venn. Letteren en Kunst.
Frischheid en waarheid in de opvoeding,
en dus in de lectuur, van onze jeugd, is een
aantrekkelijke leus, maar ik betwijfel zeer
of de heer Leo Lauer zich van een dergelijk.
streven bewust was toen hij Belhamels"
de wereld inzond. Nu zal de auteur waar
schijnlijk lachen met paedagogie en haar
ganschen aanhang, en de onbewustheid van
zijn sans-gêne hopger stellen, doch hij mas
keert daarmee niet de plpmpheid van zijn
verschijning als kinderschrijver.
Hij droeg Belhamels", het boek der meest
ver doorgevoerde onbevangenheid, op aan
zijn kleine dochter. Doch, hoeveel respect
ik ook heb voor een vader, die zijn kleine
dochter niet de waarheid verbloemt en haar
niet immer geganteerd volgens de begrippen
der conventie aanpakt, dit vind ik een on
beschaamdheid, die geen uitdaging meer is
aan zedelijkheidsbestrevers of andere (de
heer Lauer zegt denkelijk:) philisters, maar
louter gebrek aan distinctie.
Want, Belhamels" is het boek der sma
kelijke, ongegeneerde kwajongensstreken,
maar ook der stuitende, ontaarde sportpret
in café's en bakkies; het is het boek der
schuimende en opspattende jeugd, doch
ook der walgelijke kantoorpoenigheid. Wat
in den aanvang glanst aan wijsheid en geest,
aan gemoedelijkheid en inzicht, is op 't eind
al lang gedoofd in den modder van plompe
grappen en nog plomper moraal.
Er is in dit boek een vluchtige aanwij
zing van het goede; de fleur van het onge
kunstelde en onbevangene waart er hier en
daar over, maar ik kan het voor onze jon
gens niet geschikt vinden. Ik krijt het niet
uit voor ongepast en onnet", doch ik ben
van meening, dat voor het schrijven van een
verhaal van alle banden vrij" een fijne en
subtiele geest zich moet zetten, en als zoo
danig openbaart zich niet de auteur Lauer.
Schrijven, in den technischen zin van het
woord, kan hij vrijwel, al is zijn woordkeuze
Wel hoe, hooge Heer uit vreemde gewes
ten", riep ik, schrijlings op mijn stoei gezeten,
tusschen twee rookpluimen, uit, gij denkt
er toch niet aan heen te gaan, in het eerste
uur? U zoudt daardoor moeilijk ontkomen
aan het verwijt van opzettelijk
geheimzinnigdoen, en dit geldt helaas, naar gij weet, niet
als een teeken van goeden smaak."
Ik verzoek honderdrnalen uw verschoo
ning," antwoordde hij mij, de zaak, waarom
het hier handelt, beschouw ik als mijn
onafwijsbaren plicht, en zij lijdt geen uitstel.
Wil dus, bid ik u mijn dankbetuigingen
aanvaarden voor de aangename
oogenblikken, in dit gezelschap doorgebracht.'
Is het dus werkelijk een duel?" vroeg
Antonie, terwijl zij een beleefde ongerust
heid voorwendde.
Bah!" riep ik uit, nu inderdaad
geloovende aan de een of andere drieste
carnavals-dwaasheid, u overdrijft, daar ben ik
zeker van, het gewicht van een
onbeteekenende twist. Uw tegenpartij ligt onder een of
andere tafel. Zou het, vór gij het pendant
van de schilderij van Geröme spelen gaat,
waar u de rol is toebedeeld van den over
winnaar, van Harlecijn, niet beter zijn eerst
den chasseur te zenden naar de afgespro
ken plaats, om te zien, of men u er inder
daad wacht. In dat onwaarschijnlijk geval
halen uw snelle paarden licht den verloren
tijd weer in!"
O zeker" stemde mij, rustig, C.*** toe.
Gij doet beter, de schoone Susannah, die
ik om uwentwille van liefde zie vergaan,
de onderworpen verzekeringen eener
ondoofbare hartstocht te blijven biên. Oij bespaart
u daarenboven een verkoudheid, en kunt u
schadeloos stellen door een millioen te
strooien, of twee. Overleg, denk en beslis!"
Heeren," antwoordde baron Saturnus,
ik beken, dat ik blind ben en doof, zoo
dikwijls God het mij vergunt!"
En hij legde op deze onbegrijpelijke
enormiteit een nadruk, die ons in een bosch van
de meest verwarde en ongerijmde gissingen
deed verdwalen. Het was verbijsterend in
een mate, dat ik er de vonk, die ik ontsteken
zou, om vergat. Wij bleven elkaar aanzien,
verlegen glimlachend, niet wetend wat te
denken van deze ongewone geestigheid, toen
ik plotseling een lichte kreet van verwon
dering niet kon onderdrukken. Op dat
oogen