Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND'
16 Nov. '13. No. 1899
Kandinsky, De Booten
P. Kontsjalowsky, Stilleven
Tentoonstelling Moderne Kunst
kring in het Stedelijk Museum
I
De tentoonstellingen van de Moderne
Kunstkring zijn sensationeele gebeurte
nissen, ze hebben het piquante van sur
prises die ons telken jare bereid worden.
Dat is zoo ongeveer de algemeene
neutrale meening, die van zelf de belang
stelling tot gevolg heeft. In onzen tijd,
dat de tentoonstellingen van eerwaardige
oude genootschappen een sloffengang
hebben aangenomen, is er begrijpelijker
wijze wel behoefte aan eenige emotie
bij de tentoonstelling-habitués' zelfs
bij de meest conservatief-gezinden. Dit
is alvast een negatief voordeel van een
vereeniging als de Moderne Kunstkring,
en bewijst zelfs de noodwendigheid van
zijn ontstaan. Een opschudding van de
gemoederen, een omschudding ook van
de meeningen, die altijd geneigd zijn zich
tot vooroordeelen, als stoffige spinraggen,
in ons brein vast te zetten, of zich veilig en
ongestoord zoeken te vestigen, gelijk een
rentenier, die zich gemakzuchtig uit de
woeling van het leven terugtrekt, zijn
alleszins heilzaam. En als we dan inzien,
dat, wat eens ook in strijd ontstaan
onze diepe genegenheid had, niet te ver
duurzamen is, verplaatsen we gaarne onze
oplettendheid naar verschijningen van
Le Fauconnier, Bloemen en Vruchten
jong opkomend leven en wel tegretigej, als
ze bij ons zelfde reservekrachten tot onop
houdelijke verjonging in werking brengen.
Maar die vroeger het meest
revoluti
Conrad Kickert, De Baai van Saint Guirec
onnair waren, keeren dikwijls terug tot
de engste behoudzucht, gelijk menig man
die eens zijn jonkheid teugelloos
uitvierde, op lateren leeftijd de strengste
zedenmeester wordt. Het jonge levens
verschijnsel is altijd verkwikkelijk voor
de meer gevorderden in jaren tenzij men
een brombeer is of een vegeteerende op
zijn levenswijsheid, die zich ergert aan
de dolle buitelingen en balsturigheden
der jeugd. Zoo zijn er, die op een ten
toonstelling als deze, niet allereerst zoeken
na te speuren de verheugende teekenen
van nieuw leven, maar daar niet anders
dan pure waanzin uit ontdekken. Waan-zin
echter, lijkt me verkiezelijker dan stomp
zinnigheid, daar van het levende meer
te verwachten is dan van het doode. Ik
hoorde iemand, die lang niet zonder
autoriteit, maar tevens met niet te ont
kennen scherpzinnigheid, gewoon is zijn
oordeel over kunst te geven, zeggen: er
zijn hier veel esthetische puzzles.
Dat is althans een gereserveerde uit
spraak, die een redelijk uitgangspunt bij
de beschouwingen over deze moderni
teiten doet onderstellen. Want, wat als
nieuwe en ongekende verschijningen ons
voor de oogen komt, biedt ons ook
gelegenheid tot zelfverkenning. Maar
hoeveel zijn er niet, die van het discus
sieeren met zichzelf afkeerig zijn, en uit
plompe zelfgenoegzaamheid de uitingen,
die hun niet aanstaan, zoeken te over
schreeuwen.
Deze derde tentoonstelling van de
Leo Gestel, Landschap
«IIIIIIIIIIIIIHmmmillMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIHIIIIIMIHIIIIIIMII
Moderne Kunstkring draagt een, van de
twee vorige afwijkend karakter. Ze is mis
schien belangrijker, althans kleuriger en
verscheidener. De buitenlandsche gasten
zijn over 't algemeen uit een andere
richting, dan die van verleden jaar. Toen
waren het meerendeels de Cubisten
of Formulisten?die uitgenoodigd waren
met Picasso als voorganger, nu zijn het
de Slavische schilders, met Kandinsky aan
het hoofd, die in hun werk van de
Cubistische stelregels vér af staan. Alleen
Le Fauconnier, die verleden jaar een
langen wand in de hoofdzaal geheel be
sloeg, vult nu weer voor meer dan de
helft een kleine zaal met zijn werk. Maar
zijn inzending staat voor een deel tot
die van verleden jaar in dezelfde ver
houding, als deze en de vorige tentoon
stelling. Het streven naar vormstyleeren,
of liever het vertoon daarvan, dringt zich
nu minder in zijn werk op. En zijn werk
is in 't algemeen door een meer bloei
ende schildering er behagelijker op ge
worden ; want gelijk reeds verleden jaar
viel pp te merken, is deze
schildertheoreticus, met zijn ideaal van een door
het spel van lijnen stijlvolle kunstorde,
voor alles een voor teere
kleurnuanceeringen gevoelige natuur.
Voor deze afwisseling in de keuze der
buitenlanders, mogen wij de jonge Ver
eeniging (die in andere opzichten wel
eens te exclusief zich toont) dankbaar
zijn. We worden daarmee wat pp de
hoogte gehouden van de verschillende
en vele bewegingen, die in den draai
kolk der tegenwoordige
kunstontwikkelinge, te onderkennen zijn.
Bij een algemeen overzicht van de
tentoonstelling kan men geneigd zijn
verschijnselen te constateeren van een
zwenking in reactionnaire richting, in
vergelijking met de twee vorige exposi
ties; zelfs schijnen enkele op hun schreden
terug te keeren. Maar in onzen tijd, dat
de kunstenaars wel verdwaalde kinderen
van de Muze gelijken, mag ons het
schouwspel van stuurloos rondzwerven
der individuen en de meest onverwachte
gedaanteverwisselingen niet meer be
vreemden.
En dan kan het zijn nut hebben na
een kunst van intellectualiteit of
verstands-leiding bij het overbeschaafde,
ontzenuwde Westersche ras, kennis te
maken met de uitingen van deze
barbaarsche Russen, om daaruit gewaar
te worden de teekenen van machtige
opstuwing eener jonge cultuur. Aan veel
zullen wij, kieskeurige en
consientieuse Hollanders ons stooten kunnen bij
het bonkige en struische, en
bloedrijke, werk van die Russen, hier en
daar is het ook werkelijk nog wat anders
dan het ongepolijste, dat hun schilders
bedrijf ongenietbaar doet zijn ; maar we
raden toch dat achter die uitingen een
natuurlijke drijfmacht is van nog kinder
lijke verlangens en meeningen, dat er in
die wat logge verschijningen de levenspit
zit van een dagende jonge beschaving.
Kandinsky, die slechts schilderijen als
kleur-uitspansels maakt, is tusschen hen
de raffiné, maar ook bij hem die ruim
heid van adem, en royaalheid van be
weging, welke bij de aamechtige en
esthetisch prutsende Westerlingen al te
zeer gemist wordt.
Onder de Hollanders zijn er eenige
nieuwe verschijningen, waaronder Ten
Holt met een heel groot doek, niet dm
de zonderlinge voorstelling, maar om de
daarin betoonde kracht der overtuiging,
mij in 't bijzonder opviel.
Met al de onrijpe, halfslachtige, onmach
tige, zelfs hier en daar bedriegelijke
proeven, van een vooruitstrevende be
weging, is een tentoonstelling van de
Moderne Kunstkring ons toch telken jare
een verfrissching, die we broodnoodig
hebben.
Tot een nader onderzoek van het ge
halte der geëxposeerde werken gaan we
een volgenden keer over.
W. STEENHOFF
Prentkunst
Er is in ons land weinig werkelijke belang
stelling voor de Prentkunst. Het feit van
een redelijken verkoop op de afdeeling vrije
grafiek van de onlangs gesloten I. G. T. A.
en de aanvankelijke belangstelling die de
jonge Vereeniging tot bevordering der
gra"sche kunst op haar eerste tentoonstelling
w ondervinden, zijn slechts schijnbaar
factoren.
hr zijn natuurlijk uitzonderingen, doch de
belangstelling voor de prent is er een var/
het onderwerp, niet voor de kunstsoort. v
Ons land is nog altijd overdekt met aar
dige oude stadjes en vol knussige
landschap-gevalletjes. Zoowel voor inlander als
uitlander gelden deze als de attractie-num
mers van Nederland. Ondernemende uitge
vers en drukkers kennen dit zwak voor het
pittoreske, maken er prentbriefkaarten van
en verkoopen ze bij tienduizenden.
De schilders, de etsers, de
prentkunstenaars, wel, het is begrijpelijk dat die
teekenachtige buurtjes, die vervallen stadjes,
die warmkleurige boerenstulpjes hen aan
trekken; ik weet zelf te goed hoe vol stille
poëzie die verlaten stadjes kunnen zijn en
hoe verlokkend heur schoon is om uit te
beelden, om hen daarom maar een oogwenk
hard te vallen. Doch eischen kan men zeker
dat kunstwaardige arbeid worde gegeven en
dat niet klein-burgerlijk inzicht of operette
achtige voormaligheid" gaan heerschen.
Dit laatste is nog al eens het geval, en de
massa, dit beschouwend als een aangename
concessie of roerende overeenkomst met eigen
smaak, koopt nu gretig deze schilderachtigheid
als souvenir, gelijk men te Scheveningen
een met het Kurhaus beschilderde broche
bemachtigt of uit Parijs een ivoren
pennehouder meebrengt met kijkglas waardoor
men den Eiffeltoren ziet. Bij de aanvaarding
van de prent als aandenken, doch niet als
nobele kunstuiting, raakt de figuurteekenaar
het meest in het gedrang en alleen dan is
hem verkoopsucces verzekerd, indien hij zijn
sujetten omhult met de Marker of
Volendammer kleedij.
Het is jammer dat wij den blik weer naar
onze oostelijke buren, de Duitschers, moeten
wenden, om van hen iets te leeren; want
bepaalt zich hier de oprechte belangstelling
voor góde prentkunst tot een enkeling,
ginds is belangstelling te over. En niet alleen
bij particulieren, doch ook bij stads- en
landsregeering. Vergelijk maar eens ons be
scheiden ingericht Prenten-Kabinet van het
Rijks-Museum met een plaatselijk museum
als dat van Mannheim. Welk buitengewoon
goed overzicht kan daar gegeven worden
van bezit en nieuwe aanwinsten.
Doch de gemiddelde Duitscher is ook
verder dan wij. Hij toch erkent de prentkunst
als een buitengemeene kunstsoort en ver
zamelt haar vlijtig. Vraag maar eens aan
onze Hollandsche artiesten, hoevelen er onder
hen zijn, die het zoo goed als geheel van
Duitschland en Oostenrijk hebben moeten.
Het curieuse is daarbij nog, dat men er
zoo weinig eenzijdig is in zijn appreciaties.
Men duldt de Gartenlaube"-kunst zoo goed
als de allerrevolutionairste visioenen van
Kandinsky.
Leerrijk in dit opzicht is een tentoonstel
ling van ets-werk, die de kunsthandelaar de
Bois te Haarlem op het oogenblik laat zien
van Hans Thoma. Hier versmaadt de kun
stenaar zelve niet zich dan eens door ge
degen Dürer'sche invloeden te doen
beheerschen, dan weer aanpassing te zoeken
met laat-negentienden eeuwschen Franschen
geest. En niettegenstaande die tweeslach
tigheid is het werk toch zeer genietbaar.
Er is in die twee-zijdigheid een stagen
drang om zich te ontworstelen aan defl
traditioneelen germaanschen geest en het
is verrassend, hoe pittig hij, zich een oogen
blik lavend aan dat Dürer'sche recept, weet
te verjongen en te vernieuwen.
Het was een werkelijk genoegen naast dit
toch zeer persoonlijke Duitsche werk eens wat
frisscher, krachtiger, meer Hollandsche arbeid
te zien dan men den laatsten tijd gemeenlijk
in de etskunst pleegt te geven. Er is hier
werk van jongere houtsnijders, leerlingen
als ik 't wel heb van Lebeau en Mesquita.
Het doet prettig aan te bemerken, dat bij de
allerjongsten nog iets anders bestaat in de
grafiek dan de alleen-zaligmakende ets.
Wellicht kan dit jongere streven medewerken
om de belangstelling van de massa wat te
verwijden en allengs voeren tot wat grooter
waardeering van de prentkunst in het algemeen
en de Hollandsche in het bijzonder.
J. G. VELDHEER
Naar aanleiding van de
Vierjaarlijksche te München
Wie wenscht te weten wat op dit moment
door kunsthandel, kunstliefhebbers, kunst
verzamelaars en kunstspeculanten .... en
ook door de meeste beeldende kunstenaars
als het kunstideaal wordt beschouwd,
bezoeke de nu in Arti et Amicitiae gehouden
tentoonstelling van aquarellen,
teekeningen enz.
Arti kan als type van een
standaardkunstgenootschap gelden, als iets normaals,
iets evenredigs aan alles wat van den
tegenwoordigen tijd" is.
Uitingen van niet meer gangbare" kunst
richtingen alsook van den smaak der tegen
woordigen tijd verre vooruitzijnde jongeren,
worden daar zelden getoond en behooren
niet in dat kader.
Als men nu ziet wat daar hangt, als men
uit de geheele expositie (met uitzondering
van enkele inzendingen, die er zich om
hunne apartheid niet thuis voelen) het ka
rakter begrijpt van wat Arti's kunstideaal is,
dan blijkt dit te zijn: onverdragelijke mid
delmatigheid, vast geloof aan waarde van
namakerij van kunst van vijf en dertig jaar
geleden, en absoluut gebrek aan begrip van
het huidige standpunt der Hollandsche kunst.
Niet de maatschappij Arti in hare samen
stelling, noch hare bestuurderen als personen,
treft hier eenige blaam. De kunstenaarsleden
hebben alles op hun geweten, OOK hun den
baas willen blijven; OOK hun stelselmatig
uitsluiten van jongeren, zoolang maar
eenigszins mogelijk is, maar vooral, dat zij
geen hooger begrip van schoonheidsdienst
hebben.
De ellende is, dat men zijn ideaal stelt
in arrivé" te zijn en dat is juist het
einde der kunst.
Wie niet voortdurend zich zelf vernieuwt
en telkens zich zelf overwint, is geen artiest,
maar een vakman, die schildert zooals een
makelaar kantoort, wel met toewijding en
voldoende vakkennis, maar zonder liefde,
zonder algeheele overgave, zonder aandrift
van schoonheidsemotie.
Wie zelf zoo weinig begrijpt van zijn
roeping om steeds dieper in het geheim der
schoonheid door te dringen, dat hij, eenmaal
een zeker standpunt bereikt hebbende, zich
tevreden gevoelt, is natuurlijk buiten staat
in zijn werk schoonheid te geven.
En bij tal van gevestigden sluiten zich
jaar in jaar uit, telkens weder tal van opnieuw
gevestigden aan, die wederom in hun soort
zoogenaamd zeer goede werken voortbren
gen, en die tesamen onnoemelijke hoe
veelheden leveren van al maar weder het
zelfde deugdzame werk, waaruit onze nor
male tentoonstellingen worden opgebouwd,
en wat ten slotte, n groote middelmatig
heid, n groote sufheid, n
schoonheidsdoodende onbenulligheid is.
Zie onze Hollandsche afdeeling op de nu
gehouden Vierjaarlijksche in het Glaspallast
te München!
Na Zweden en Noorwegen, die zeer slecht
exposeerden, komt als minste van allen,
direct Holland.
Een gevoel van ergernis en woede over
valt ieder, die nu al de jeugdkracht van
München, de forschheid der Noordduitschers,
de apartheid der Spanjaarden, de uitingen
van nieuw leven, van heerlijk jong zijn van
Oostenrijk, van Zwitserland, van Rusland,
van vrijwel alle landen, zelfs van Turkije,
genoten te hebben, in de Hollandsche af
deeling aanlandt, en daar burgerlijkheid,
ordentelijkheid, lafheid en braafheid moet
doorstaan maar vrijwel nergens krachtig
jong leven vindt.
Voor dertig jaar geleden was de Hol
landsche kunst in München en overal in
groote kunstcentra, hoog geacht.
Toen hielden de dragers der groote namen
uit de vorige kunstperiode, Israëls, Mauve,
de Marissen, enz. de roem van Nederland
hoog. Toen was hun werk jonge kracht;en
toen stond Holland vooraan.
Nu is de Hollandsche kunst eigenlijk ver
legen met de goede ontvangst, die men haar
bereid heeft door haar een der mooiste zalen
af te staan en geeft den indruk van een
burgerman in voor hem te hooge omgeving.
Men weet, dat de vooruitstrevende jon
geren zich onthielden van te München in
te zenden. ',
In de van Rijkswege benoemde Commissie
was alleen de meer conventioneele richting
(door Arti en Pulchri) vertegenwoordigd,
daarom adviseerde Sint-Lucas haren leden,
niet in te zenden.
Zoolang de samenstelling van de Rijks
commissie zoo blijft, zullen zeker de moderne
hollandsche kunstenaars nergens op officieele
groote buitenlandsche tentoonstellingen
exposeeren, evenmin als zij dit nu op deze
tentoonstelling in Arti doen.