Historisch Archief 1877-1940
N°.1900
Zondag 23 November
A°. 1913
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden : / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling ir. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKÏMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van l?5 regels/1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
0.30
0.40
BERICHT
Daar de kosten van bezorging
te Amsterdam thans even hoog
zijn als de bezorging pet; post,
wordt met l Januari 1914 de
abonnementsprijs voor Am
sterdam met 15 cent per
kwartaal verhoogd en dus
op f 1.65 gebracht.
De Uitgevers
VAN HOLKEMA & WARENDORF
niiiiiiiiiitniiiiiiiHiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiuiiiiiiiiiMittMMiiiiiiiiii
INHOUD
niiiiiimiiiitinmiiinii
Blz. 1: A. G. A. Elias Schovel: De
Begrootingen. Kroniek: Het Neder
landsche Volk." Dr. O. W. Bruinsma:
Vergiftigingen. 2: Feuilleton door
Graaf de Villiers de l'lsle-Adam.
Honoréde la Baignoire over Het Dokters
dilemma bij de Hagespelers. Matthijs
Vermeulen over Aïda., Ital. Opera.
Hessel Jongsma over Kinderboeken.
5: Verschoor: Wettelijke Kinderzorg.
Allegra. E. Heimans: Skelettenmuseum
te Stutgart. 6: Dr. N. H.
Swellengrebel over het Instituut Pasteur. C.
G. 't Hooft over van der Kellens Ned.
Zeeschepen. 7: Portret prof.
Kamerlingh Onnes. Plasschaert over Isaac
Israëls. Portret W. G. Molkenboer.
Dr. P. van Olst: Vloeibare lucht als
explosiefstof. 8: Charivari. 9: Fin.
Kroniek door v. d. M. 10: Het eerste
Wilsonjaar door v. d. S. Mr. C. A.
Wienecke contra jhr. de Koek. // :
Schaakspel door R. J. Loman
Damspel door J. de Haas. Teekening Joh.
Braakensiek : De Ver. Staten en Mexico.
Bijvoegsel van Johan Braakensiek: De
Sarekat Islam.
iiiHliiiiiiiiiHiiiiiiiiiiilHiiiiiiiiimiiiiiniiiiiiiiiiiiniimiiiiiNiiimmiim
DE BEGROOTINGEN
De Staatsbegrootingen zijn weer aan
de orde. Ditmaal onder zeer bijzondere
omstandigheden. Immers deze begroo
tingen zijn niet door dif Kabinet ont
worpen, maar van het vorig Kabinet
overgenomen, omdat de tijd ontbrak
nieuwe begrootingen te maken. Indien
ik dus thans er op wijs, dat ook deze
begrootingen weer zijn samengesteld
overeenkomstig vroegere, m. i. verkeerde
gewoonten, dan is deze beschouwing
volstrekt objectief en mitsdien tegen
niemand in 't bijzonder gericht.
*
Het is langzamerhand een gewoonte
geworden sommige uitgaven te doen,
zonder dat deze, gelijk de Grondwet
eischt, eerst op de Staatsbegrooting ge
bracht, door de Kamer overwogen en
goedgekeurd zijn. Ik onderstel, dat dit
wel bij alle Departementen het geval zal
zijn, maar ik weet, dat dit althans het
geval is bij het Departement van Finan
ciën, en ongetwijfeld zal menig Minister
van Financiën aan zijn adviseurs hebben
gevraagd: ben ik wel bevoegd deze
uitgaven te gelasten?" Allen zullen dan
wel hetzelfde antwoord hebben gekregen:
Neen, Excellentie, bevoegd is u eigenlijk
niet, maar al uw ambtsvoorgangers heb
ben het zoo gedaan, en in de Kamer
heeft men er nooit aanmerking op ge
maakt. Bovendien, als wij het anders
wilden doen, dan zouden wij allicht in
administratieve moeilijkheden komen, die
wij liefst zouden willen vermijden. Voort
gaande op den ingeslagen weg behoudt
Uwe Exc. de vrije hand in vele gevallen,
waarin het erg lastig zou zijn gebonden
te wezen. Nu kunnen wij inzake belas
tingen tal van restitutiën en uitgaven
bevelen, zonder aan iemand verantwoor
ding schuldig te zijn, terwijl, indien wij
voor die uitgaven posten op de begrooting
brachten, deze onder de controle van de
Rekenkamer zouden komen, waardoor de
vrijheid van U.Exc. tot het nemen van
verschillende, dikwijls van elkaar afwij
kende en zelfs strijdige beslissingen, zeer
zou worden beperkt en moeilijkheden
met de Rekenkamer veelal niet zouden
kunnen uitblijven.
Het schijnt wel, dat Minister Pierson
meer dan een van zijn ambtsvoorgangers,
de onwettigheid dier uitbetalingen heeft
gevoeld. Althans hij is de eerste geweest,
die in een belastingwet een artikel heeft
opgenomen, waarbij de Minister van Fi
nanciën tot dergelijke uitgaven wordt
gemachtigd. Hij formuleerde in art. 27
der wet op de Vermogensbelasting een
zoogenaamd abuizen-artikel, luidende:
Op machtiging van een door Ons aan
te wijzen hoofdambtenaar der registratie,
kan de inspecteur, onverschillig of al
dan niet een bezwaarschrift is
ingediend, ontheffing van belasting
verleenen, indien hem in den loop van het
belastingjaar blijkt, dat hij den aanslag
van een belastingplichtige, die aangifte
heeft gedaan, te hoog heeft bepaald.
Gelijke machtiging heeft de inspecteur
noodig voor ontheffing op bezwaar- en
verzoekschriften."
Een dergelijke bepaling treffen wij aan
in art. 43 der Bedrijfsbelasting.
Het is niet geheel gelijkluidend met
art. 27 Verm. Bel. Het slot luidt:
Daarenboven behouden wij ons voor
om in bijzondere gevallen vanwege
dwaling of onwillig verzuim
kwijtschelding of vermindering of teruggaaf van
de hoofdsom en van de ingevolge art.
30 opgelegde verhooging te verleenen."
Hier wordt dus bovendien een voor
ziening getroffen voor sommige gevallen,
die ook bij de heffing der Vermogens
belasting kunnen voorkomen, maar bij
de redactie van art. 27 vermoedelijk aan
de aandacht zijn ontsnapt, omdat der
gelijke restitutiën ten allen tijde meer
voorkwamen bij Belastingen dan bij
Registratie. Voor zoover ik weet, vinden
wij in het tweede lid van art. 43 voor
het eerst een bepaling in een belasting
wet, waarbij de Minister van Financiën
wordt gemachtigd tot het bevelen der
daarin bedoelde uitgaven. Artikelen waar
bij uitgaven worden bevolen, komen
echter in vele andere wetten voor.
Terecht heeft echter niemand daar ooit
uit afgeleid, dat hiermee de zaak behoor
lijk en afdoende was geregeld, en de
Minister, die met de uitvoering dier
wetten is belast, nu maar vrijelijk, zonder
meer, het geld uit de schatkist kan nemen.
Het tegendeel is waar. Al beveelt een
wet ook een uitgaaf, het Departement
van Algemeen Bestuur zorgt er voor, dat
die uitgaaf op de Staatsbegrooting wordt
gebracht. Dit is door het Departement
van Financiën, voor zooveel aangaat de
Vermogens- en de Bedrijfsbelasting, indien
ik mij niet vergis, tot heden altijd ver
zuimd.
Behalve deze, doet het Ministerie van
Financiën nog tal van andere uitgaven,
waarvoor nooit bij de Begrootingswet
de goedkeuring wordt gevraagd.
Indien bijv. de Minister van Financiën
het noodig acht teruggaaf te bevelen van
betaalde invoerrechten, wordt het bedrag
van de teruggaaf eenvoudig van het regis
ter afgetrokken. Het eindcijfer van het
register geeft dus nooit het bedrag aan,
dat werkelijk is geïnd.
Eveneens worden tal van boeten terug
gegeven, zonder dat daarvoor een artikel
op de Begrooting is aangewezen. Zelfs
geloof ik, dat door ambtsvoorgangers van
den tegenwoordigen Minister verschil
lende resolutiën zijn genomen, waarbij
de ambtenaren in de provincie doorloo
pend zijn gemachtigd tot het doen van
zekere restitutiën, zonder dat daarvoor
ooit gelden bij de wet zijn toegestaan.
Al deze uitgaven, die jaarlijks
terugkeeren, kunnen zeer goed worden ge
raamd en gelden daarvoor kunnen op de
begrooting worden aangevraagd. Die uit
gaven komen daardoor onder de con
trole der Algemeene Rekenkamer, hetgeen
bevorderlijk zal zijn aan een nauwgezette
en uniforme toepassing onzer belasting
wetten.
Er zal daardoor meer continuïteit in de
toepassing komen, hetgeen* vooral bij de
uitvoering van een douane-tarief voor
den handel van het allergrootst gewicht is.
Indien rnen bovendien raadpleegt art.
355 der Strafwet, dan komt het mij niet
twijfelachtig voor, dat iedere Minister
van Financiën er persoonlijk belang bij
heeft, dat met de bestaande gewoonte
wordt gebroken, want voorzoover ik zien
kan, is Z.Exc. persoonlijk verantwoordelijk
en gaat zijn personeel, dat eigenlijk de
strafbare handeling pleegt, vrij uit. Dit is
niet zonder bedenking; tot nu toe is er
nog nooit iets bezonders gebeurd, maar
men kan niet weten: Zoodra bij een
administratie een leemte in de toepassing
der contrólebepalingen ontstaat zoodat
het nauw verband tusschen de verschil
lende controlemaatregelen verslapt, zijn
alle onvoorziene gebeurtenissen mogelijk.
Art 355 der strafwet luidt:
Met gevangenisstraf" enz .....
worden gestraft de hoofden van
Ministeriëele Departementen:"
3. die beschikkingen nemen of bevelen
geven of bestaande beschikkingen of
bevelen handhaven, wetende dat daar
door de Grondwet of andere wetten of
algemeene maatregelen van inwendig
bestuur van den Staat of van zijn ko
loniën of bezittingen in andere
werelddeelen worden geschonden."
4. Die opzettelijk nalaten uitvoering
te geven aan de bepalingen der
Grondwet of andere wetten of algemeene
maatregelen van inwendig bestuur van
den Staat of van zijn koloniën of
bezittingen in andere werelddeelen, voor
zoover die uitvoering wegens den aard
des onderwerps tot hunne ministeriëele
departementen behoort of uitdrukkelijk
hun is opgedragen."
Nu zegt art. 123 der Grondwet:
Door de wet worden de begrootingen
van alle uitgaven des Rijks vastgesteld en
de middelen tot dekking aangewezen."
Alle uitgaven." Het artikel kent geen
uitzonderingen. Zoodra een Minister dus
uitgaven gelast welke ook, die niet op
de Staatsbegrooting zijn uitgetrokken,
geeft hij een bevel, waarvan hij weet,
dat de Grondwet er door wordt ge
schonden, en valt hij dus, dunkt mij,
onder bereik van art. 355 der Strafwet,
al weet de Minister dat hij geen direct
gevaar loopt, dat dit ajtijkel op hem zal
worden* toegepast. ' * ' '
Wij beleven echter vreemde tijden. . . .
A. G. A. ELIAS SCHOVEL
Gevaar van vergiftiging
Enkele maanden geleden heeft de pers
van geheel de wereld zich bezig gehouden
met het geval van den millionair Sanders
Walher in Amerika, die in plaats van aspi
rine bij vergissing een sublimaatpastille had
ingenomen : Terstond werd verzekerd dat
hij onherroepelijk ten doode was opge
schreven en hij zelf zoowel als zijne om
geving hiervan overtuigd waren ; tien dagen
heeft zijn lijden geduurd.
In het Nederlandsch Tijdschrift over
Geneeskunde *) wordt thans een geval be
schreven van iemand, die in een vlaag van
tijdelijke zinsverbijstering 5 zulke vergif
tige pastilles had ingenomen en nochthans
in het leven gebleven is. Als een bewijs
van het ontzaglijk weerstandsvermogen
van het menschelijk lichaam onder gunstige
omstandigheden heeft het zijn nut deze
merkwaardigheid ook buiten de genees
kundige wereld bekend te maken, het
geschiedt echter voornamelijk om de aan
dacht te vestigen op een groot gevaar.
Tegenwoordig zijn zulke vergiftige pastilles
overal aanwezig; verpleegsters en vroed
vrouwen dragen ze bij zich om er ten
allen tijde gebruik van te kunnen maken en
in tal van huisgezinnen liggen zij ter
beschikking. Vroeger waren zij rood ge
kleurd tegenwoordig blauwgroen deze kleurig
geschiedt om het water, waarin zij opgelost
worden ook die kleur te geven en van
gewoon water in de ziekenkamer te doen
onderkennen. Bij de ontzaglijke verspreiding
van allerlei vaak evenzeer mooi gekleurde
capsules, pastilles, granules enz. Ligt echter
vergissing met deze hoe langer hoe meer
voor de hand.
Het is daarom onbegrijpelijk, dat dit ge
vaarlijk goedje in Nederland zoo gemakkelijk
te verkrijgen is en men niet zelden half
gevulde busjes met deze pastilles ziet rond
slingeren niet alleen in zieke- of kraam
kamers, maar tusschen andere zoogenaamde
huismiddeltjes, die voor het dagelijksch
gebruik in vele huishoudingen worden in
voorraad gehouden en hier of daar in een
kast worden opgeborgen ten gebruike voor
de huisgenooten.
ledere apotheker of zoogenaamde drogist
levert deze pastiljes en buisjes af aan bijna
ieder, die er om vraagt, zonder nader
onderzoek of bij zondere aanteekening. Sedejr
onlangs een kantonrechter heeft uitgemaakt,
dat het geen geneesmiddelen zijn, maar
antiseptica (ontsmettingsmiddelen), waarvan
de verkoop niet door de pharmacentische
wetten verboden kan worden, zal de afleve
ring in gewone winkels van drogerijen en
verfwaren nog ongestoorder haar gang
kunnen gaan.
Dit doodelijke vergif is echter niet het
eenige dat, om zoo te zeggen, steeds ter
vrije beschikking van het publiek verkrijg
baar is. Onlangs klaagde mij een huismoeder
over de zonderlinge gedragingen van haar
dienstbode, die vroeger opgewekt en ijverig,
tegenwoordig vaak sufferig was, vergeet
achtig en traag.
*) Door dr. O. S. Moerei te Breda.
Een onderzoek bracht het volgende aan
het licht.
Maanden geleden had de dienstbode van
mevrouw zelve een paar malen een poeder
gekregen tegen hoofdpijn, waarover zij
klaagde; zij hadden haar zelf ook zoo goed
geholpen en haar meid schenen zij thans
zoo goed te bevallen, dat later, telkens
wanneer zij weer hoofdpijn had of zich
onlekker gevoelde, zij eenvoudig dezelfde
poeders ging halen bij den apotheker van
mevrouw, trouwens tegen contante betaling,
zoodat deze het niet kon merken. De poeders
bevatten morphine en de meid was dus op
weg zich aan opium te verslaven.
Wij hebben hier dus te doen met een
geval, dat een apotheker zonder onderzoek,
zonder nader voorschrift van den dokter,
geneesmiddelen met sterk werkende
bestanddeelen telkens weer opnieuw aflevert. Trou
wens, de gevallen zijn legio, dat iemand
morphinist is geworden, omdat hij zich in
de apotheek veel te gemakkelijk kleine of
ook soms groote hoeveelheden opium of
morphine kon verschaffen, zonder hernieuwd
voorschrift van een dokter. Op dit
oogenblik wordt voor de rechtbank te Arnhem
zulk een zaak behandeld.
Menig eerzame dame ook is letterlijk aan
den drank" geraakt, omdat zij steeds weer
op eigen houtje een geneesmiddel liet gereed
maken dat zij meende noodig te hebben
voor haar zenuwen" en dat een niet onbe
duidende hoeveelheid alcohol bevatte, b.v.
eau de carme, met een geleerden naam
als spiritus carminativus op het recept aan
gegeven.
Waar in Nederland de uitoefening der
genees- en artsenijbereidkunst niet vrij is,
maar gebonden aan wetten, moeten deze
zózijn ingericht, dat zij het leven en
de gezondheid der burgers beschermen en
hen niet aan onvoorziene gevaren bloot
stellen. Daarvoor is noodig nauwkeurig
vast te stellen de plichten van de
geneesheeren, die het recht hebben recepten voor
te schrijven en van apothekers die ze uit
sluitend mogen gereed maken.
Tegenwoordig is dit niet het geval; wat
een recept is, staat nergens aangegeven, of
een patiënt het recht heeft het op eigen
gezag opnieuw te laten gereed maken dan
wel of de geneesheer onbepaald het recht
toekomt om dit te verbieden, is evenmin
uitgemaakt, ook niet of het recept of een
copie voor een onbevoegde geschreven mag
of moet worden geweigerd.
De wetten regelen evenmin of de genees
heer op een recept samengestelde genees
middelen mag voorschrijven, waarvan hem
de bestanddeelen onbekend zijn en of de
apotheker deze mag afleveren, hetgeen het
geval is met zoogenaamde spécialités in
originale verpakking", waarvoor niemand de
verantwoordelijkheid draagt, de binnen- of
buitenlandsche fabrikant toch valt buiten
onze wetten.
Het zou eindelijk, ' eindelijk eens zaak
worden, dat onze wetgevers zich bezig
hielden dit alles te verbeteren; het is toch
herhaaldelijk aangetoond, dat de (ongere
gelde) regeling van tegenwoordig zeer
bedenkelijk is en de minst consciëntieuze
beoefenaars der genees- en
artsenijbereidkundige vakken het meeste beschermt, niet
zonder gevaar voor het publiek.
Velen komen er langzamerhand toe boven
deze schijnregeling de uitoefening dier vak
ken, zooals in verschillende andere landen,
geheel vrij te laten. Al zal niemand ont
veinzen, dat ook daaraan vele
bedenkelijkheden verbonden zijn, het zou in allen geval
meer overeenkomen met de begrippen van
vrijheid door velen gehuldigd.
Oct. '13. Dr. G. W. BRUINSMA
* * *
KRONIEK
DE GEVOLGEN DER
ONAFHANKELIJKHEIDSOPWINDING
Ruim een week geleden meldden de bladen,
dat een vereeniging, Het Nederlandsche Volk
genaamd, was opgericht en menig lezer zal
aanvankelijk gedacht hebben, niet zonder
eenige verwondering, maar toch met vol
doening, dat aldus de staat der Nederlanden
zich omzette in een Naamlooze Vennootschap
(genaamd Het Nederlandse/ie Volk) met ons
allen, inboorlingen, tot aandeelhouders. Later
bleek dan, dat wij ons. vergist hadden. De
bedoeling ging niet zoo ver, noch was zoo
practisch vooruitstrevend. Art l der statuten
zegt wel: zij (de Ver.) stelt zich ten doel
als centrale vereeniging voor de studie van
de bevolking van Nederland, den toestand
van die bevolking in elk opzicht; in gees
telijk en lichamelijk opzicht, nauwkeurig te
leeren kennen en te bevorderen dat die kennis
dienstbaar gemaakt worde aan de belangen
van die bevolking." Maar uit art. 2 blijkt
toch, dat de bedoeling niet is een gouver
nementeel eerst weten en dan handelen,"
maar bescheidener, de oprichting" van een
Instituut" ad hoc voor studie doeleinden
is, welk instituut dan niet alleen opgericht,"
maar zelfs instandgehouden" zal worden,
maar alles langs wettigen weg," zonder
bommen of dynamiet.
Wij behoeven ons dus niet te verblijden,
casvi quo te ontrusten: wij worden niet zoo
maar van trouwe onderdanen en rustige
burgers in aandeelhouders geconverteerd en
mogen blijven wat velen onzer zijn : inder
daad min of meer objecten van exploitatie
door een soort vennootschap, die officieel
zoo naamloos" is, dat zelfs het woord
vennootschap nergens genoemd wordt. Maar
de uitwerking wordt door menigeen gevoeld.
Vele arglooze lezers echter, met hun lot
overigens niet ontevreden, zullen zich hebben
afgevraagd hoe het kwam, dat nu eersteen
vereeniging tot. studie van het Nederlandsche
volk werd opgericht. Het is toch niet
pleizierig te denken, dat wij tot nu toe altijd
geregeerd zijn zonder studie. Daartegen
vroegen andere lezers zich, ietwat perplex, af
wat men dan toch wel aan het Ministerie
van Handel doet, en waar al die
vereenigingen voor statistiek en economie toe dienen
en die tallooze andere studiegenootschappen
en vereenigingen, van de Mpij van Letter
kunde af tot die van het Rundveestamboek
toe, als zij niet zijn ter studie van het
Nederlandsche volk, tot in zijn nederigste
maar nuttigste vertakkingen . . .
Omdat hij in dit alles geen licht zag, is
menig lezer" tot zwaarmoedig en wan
trouwend gepeins vervallen. Er scholen
hier adders onder het gras, meende hij te
zien en de gegeven redenen voor de
oprichting der Vereeniging Het Neder
landsche Volk waren de echte niet. Wat
die wél waren, geloofde hij uit de namen
en qualiteiten der oprichters en uit de de
batten ter vergadering te bespeuren. Zij, die
het initiatief namen, waren bijna allen dok
toren, met den inspecteur der Krankzinnigen
gestichten aan het hoofd, en in de debatten
bleek, dat men eerst een medicus directeur
van het op te richten instituut" wilde
maken.
Zulke dingen geven den eenvoudigen
Nederlander en leek te denken, vooral waar
hij juist weer van den bouw van een nieuw
gekkenhuis te Bergen op Zoom moest ver
nemen. Het gaat blijkbaar niet goed met
het Nederl. volk en met prof. Steinmetz
krijgen wij waarlijk den indruk, dat de
oprichters de meening zijn toegedaan dat
90 pCt. der bevolking afwijkingen vertoont".
De faculteit schijnt dat gemerkt te hebben
aan het druk onafhankelijksvertoon en
neemt nu, in alle stilte, maatregelen. Allengs
zullen wij allen in instituten" ondergebracht
worden, waar een medicus aan het hoofd
staat. En ter aanmoediging en om te doen
zien dat het zóniet erg is, hebben schier
alle ter vergadering aanwezigen reeds het
voorbeeld gegeven. Het heet dan dat zij tot
bestuursleden" gekozen werden, maar de
zaak is doorzichtig genoeg. Men zet niet
plus minus veertig personen bijeen om te
besturen. Neen, deze veertig constitueeren
de eerste ..... studie-objecten" van het eerste
instituut". Vreeselijk! Wat zal het Buiten
land er van zeggen ? Konden wij het maar
stilhouden! Of ligt hier wellicht het beste
bolwerk onzer Onafhankelijkheid?!..
tllMIIIIIMtimifHtlllllHltlllimilMIIIIIIIHilllllltllllllilUI
* , *
IIIIIillllllMIHI
Tooneelcauserieën
HET DOKTERSDILEMMA
BIJ DE HAGESPELERS
Den Haag is er van vol, en op de depar
tementen weet men 't, en de pers heeft het
gezegd hoe eigenaardig en behagelijk het
tooneelzaaltje ' is, dat Verkade zich in den
Kunstkring schiep: een hondenhok heeft hij,
zeggen ze, in een bonbon-doos omgetooverd,
en 't is er chic en comfortabel. Ook van
de spelers hebben de menschen vél goeds
gezegd en Shaw niet vergeten, die Het
doktersdilemtna" schreef en daarvoor een
beleefd applaus verdiende in den Haag en
verleden Dinsdag een welwillend in Amster
dam. Want Shaw is een curieuse kerel, een
geestige vent, zoo een echte vernufteling met
ongetwijfeld veel fantaisie, ,maar met toch
wel te weinig respect (want hij heeft geen
respect voor De Dood) en met geen men
schelijk gevoel (want dan zou hij zóscherp
niet kunnen wezen).
Dat zeggen ze allemaal en nog veel meer
en daarom zal het wel zoo wezen (daar niet
van!). Ik ben alleen bedroefd. Ik ben nu
moedeloos. Ik heb Jean mijn laarzen opnieuw
te poetsen gegeven, omdat ik zoo triest ben,
en met verveling heb ik het Panorama neerge
legd. Hoe zal ik er overheenkomen dat een
geest gelijk die van Shaw eerst na de opvoe
ring van zijn stukken de noodige raad krijgt
van de mannen van de Pers ? Het Handelsblad
is in dat opzicht steeds het wreedst, en dat
jegens kunstenaars niet erger dan ten opzichte