Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
23 Nov. '13. No. 1900
van staatslieden! Frans Jozef begaat door de
zen zet een politieke fout, waarvan het gewicht
hem later zwaar zal wegen!" Als president
Wilson dit besluit neemt, zal deze edele
staatsman onbewust een instrument geweest
zijn in de handen van ..." zulke aanwij
zingen leest men om een haverklap in dit
goed geïnformeerde Handelsblad: Mijn God!
roep ik uit: welk een roekelooze beschei
denheid! Ware het niet peter deze waar
schuwing tot Frans Jozef en Wilson zelf te
richten en dan liefst telegraphisch inplaats
van over de post tot de abonnés? En gij,
werkelijk te beminnelijk schuchtere Haagsche
correspondent van dit Handelsblad, waarom
nu eerst, nu het reeds te laat is, den heer
Shaw erop gewezen dat hij mér zou bereikt
hebbén, indien hij uwe bekende literaire
inzichten had gehad? Gij schrijft het en de
tranen (gij raadt waarvan) voel ik opwellen:
Ware Shaw met minder haat bezield ge
weest (tegen den dokterstand n.l.) en had hij,
klaar en scherp, het werk onder de heer
schappij geplaatst van deze waarlijk wel.
interessante vraag: Wie is meer waard, de
geniale kunstenaar' zónder moraal of de g
woonling mét moraal dan zou er span
ning gekomen zijn in zijn stuk en spanning
ook bij de toeschouwers". Zoo schreeft gij
en nu zitten wij maar met uw interessante
vraag! Juist twee maanden geleden kreeg
ik een brief van Shaw, mij vragende: ,?Weet
gij ook iemand, die mij zou kunnen zeggen
welke interessante vraag ik moet behandelen
om in het Dilemma spanning te verkrijgen?"
Neen" schreef ik toen, slecht geïnformeerd
als ik ben. En nu komt gij er zoowaar mee
achterna!
Dit is zeer jammer, want gij waardeert
tenminste 't een en ander in Shaw en wilt
hem nog verbeteren. Uw Haagsche collega van
de N, R. Ct. acht dit, geloof ik, een hopeloos
ondernemen. In een stuk, dat aan de Kunst
rubriek van zijn blad nog meer glorie bijzet
dan Sebastiaan Bottemanne's karakteristieke
muzikale verslagen, verklaart hij dat satire
gericht moet wezen op een hoog doel,"
en dat spotten met serieuse dingen" (de
doktoren) ongewenscht is, en dat Shaw's
oppervlakkig heenhuppelen" over hetgeen
in de diepte gepeild" verdiende te worden
afkeer wekt"!
Vandaar, dat ik triest ben. De gedachte
aan 't zaaltje kan mij niet geheel opbeuren.
Het is een lief en degelijk zaaltje, dit is
gezegd en ook ik ben vol bewondering,
maar het zal weldra over tien jaar?
misschien niet meer zoo lief worden gevon
den, zoodra de Nederlandsche
schouwburgganger niet meer tevreden kan wezen met
het wegdoen van het leelijke rood en het
ongegeneerde goud en de slechte krullige
versieringen der smakelooze voorgangers,
maar vragen zullen naar het levende goud
en het fonkelende rood en het hooghartige
purper en de schoone, edelbelijnde versie
ringen. Liberty verveelt reeds... De
menschen van het heden zijn zoo veeleischend'
en zop dorstig naar het nieuwe schoon.
Wat mij getroost heeft heet Enny Vrede
en ik zeg het voorzichtig heet Bernard
Shaw. Mijn hemel, ik zal mij wel
ver§issen, maar ik acht Enny Vrede uit
e bakvischjaren van het dilettantisme
getreden en nu wat gaat dat vlug in zijn
werk! met de lange rokken aan van de
jong volwassen vrouw in de kunst. Ik heb
in haar gestalte altijd de hinde gezien,
maar ik wist niet, dat zij zoo snel kon
omhoog schieten en zoo hooge toppen be
reiken van de verbeelding der schoonheid.
Zij was ontroerend van overgave en toch
goed beheerscht in de rol van Jennifer, die
de vrouw meen ik doet zien in een
zoo volledig geloof aan haar kinderlijken
(en amoralen) kunstenaar, dat zij een schoone
menschelijkheid schijnt op een achtergrond
van groezelig philisterdom (min of meer
respectabele dokters), een blinkende lamp van
Droom in de werkelijkheid. Want zoo is het
nu eenmaal dat groote schrijvers, mijne heeren
ontevredenen, gewoon zijn te doen, als ze eens
niet uwe interessante vragen" behoeven te
behandelen: zij verbeelden dan 't clair-obscur
van het leven op eigen wijs uit hartstochte
lijke liefde voor de schoonste waarheden, en
zij zetten alsdan de waarlijke schoonheid en
relief op een vlak, dat gijzelf vandaar
uw instinctieve tegenstand! alledag helpt
vormen. Zoo is het ook gekomen, dat u zelfs te
veel naar uw wensch de oplichter-artiest tege
moet blonk uit dit Dilemma, hetwelk bij u
afkeer wekt" (N. R. Ct.), bij u, die liever,
denk ik, den netten doktersstand gehuldigd
zaagt en den zijn-belasting-betalenden
journalist met meer uiterlijk respect be
handeld Maar groote goden, lieve, lieve
vrienden, laat mij u een geheim vertellen:
Shaw is geen vijand van den dokter en hij
heeft journalisten tot vriend. Malle jongens!
Is het niet verdrietig ?
Dat moet nu voorlichten!
Waarvoor hebben beteren dan ik dan
duizendmaal geschreven wat een kunstwerk
FEUILLETON
II1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIMIIIIIIIII
De Gast der Vroeg-ochtendlijke
Maaltijden
Naar het Fransch
VAN
Graaf DE V1LLIERS DE L'ISLE-ADAM
(Slot)
De gebeurtenissen van dezen avond be
grijp ik volkomen. Ik kan ze mij even
nauwkeurig voorstellen als was ik tegen
woordig geweest!... Wat u is overkomen
is wel niet van zeer verontrustenden aard,
maar had toch gevaarlijk kunnen worden."
Wat?" zei C***
Deze mijnheer is inderdaad baron de H***,
van een aanzienlijk Duitsch geslacht; bezitter
van verscheidene millioenen ; maar..."
De dokter zag ons aan.
Maar het extra-ordinaris geval van gees
telijke ontaarding, waaraan hij lijdt, en dat
vastgesteld is door de faculteiten van
Munchen en Berlijn, behoort tot de zonderlingste
en bovendien volstrekt ongeneeslijke
mo'nomaniëen, waarvan de geneeskunde tot nu
toe aanteekening hield!" ging de dokter
verder op een toon, alsof hij op een col
lege vergelijkende physiologie doceerde.
Een gek! Wat beteekent dat, wat
bedoelje daarmee, Florian?" mompelde C***
terwijl hij opstond en de smalle grendel
voor de deur schoof.
Ook van het gezicht der jonge vrouwen
was bij het hooren dezer onverwachte
mededeeling de glimlach geweken.
inhoudt, dat er telkens weer komen die zoo
in de kaars vliegen ? ,
In 't eerste bedrijf vertoont ons Shaw zijn
dokters: losse phantaisieën, deels grillige
caricaturen.waarachter een algemeene grauwe
werkelijkheid opdoemt van
menschenredding, hoofdzakelijk als beroep begrepen:
menschenredding om den broode, om onder
scheiding, om bevrediging van zelfgevoel,
een stukje levensloopen in puntige
caricatuur geteekend: daarom niet minder echt.
In 't tweede bedrijf verschijnt de geniale
schilder, die zonder geweten is in geldzaken
en trouwt en bohémien. De dokters, allen
onder de bekoring zijner mooie vrouw,beloven
deze, dat zij hem redden zullen van den
dood (hij is tuberculeus). Dr. Ridgeon, die
nog n patiënt kan opnemen, zal hem met
een nieuw middel de gezondheid hergeven.Zoo
beloven zij. Maar dan blijkt, tot hun oprecht
afgrijzen (want dit afgrijzen is alleraardigst
oprecht), dat deze schilder een oplichter is
en een bigamist. Zijzelf spelen wel den
menschenredder uit allerlei kleine motieven,
en zij laten sterven uit ijdele lichtzinnig
heid, ijdele zelfwaan en onverschilligheid of
andere zulke niet ungentlemanlike (let wel!)
eigenschappen, oplichten verachten zij echter
uit den grond van hun hart, gelijk ook
bigamie. Dr. Ridgeon is zér gedesillusio
neerd. Hij zal de rekening van 't souper
betalen, waaraan allen vereenigd waren, en
spreekt dan, achtergebleven, met een ouderen
collega. Zij schudden verontwaardigd hun
hoofd en komen overeen, dat niet de schilder
moet gered worden doch een vriend van
Ridgeon een man mét moraal en die 't dus
beter verdient. Den schilder zullen ze over
laten aan Bonnington, een mondain genees
heer, waarvan zij zeker zijn (zeggen doen
ze 't niet) dat hij hem naar 't graf helpt.
Dit gesprek der twee dokters aan de pas
verlaten gedekte tafel, op 't nachtelijk, met
booglampen verlichte hotel-terras, terwijl
nog het zacht parfum er hangt van de vrouw,
door Ridgeon begeerd, is zeer suggestief.
Men ruikt den moord. Het is daar een
gemoedsvol en net abattoir.
't Derde bedrijf heeft plaats op't schilders
atelier. De onbewuste moordenaars van
professie zijn nog steeds oprecht veront
waardigd over de bizondere slechtheid van
den artiest Shaw toont ons dezen jongen
als scrupule-loos, maar: levend voor iets
verhevens buiten hem: de Schoonheid, die
een groot deel van hem adelt.
In 't vierde bedrijf sterft de kunstenaar.
Nu blijkt nog duidelijker de hoogheid, waar
mee deze uitsteekt ver boven de omringende
dokters, beroemdheden in het vak. Hij sterft
als een held en als een kinderlijke ridder,
zij het dan ook met eenige blamen belast.
De anderen staan er bij, zonder dat ze 't
weten vernederd door zijn tegenwoordigheid,
niet grooter dan doodbidders. Slechts zijne
vrouw is op zijn hoogte van schoone
menschelijkheid. En zij is op die hoogte zonder
eenige onzuiverheid en in volle geloof aan
de harmonie van dien ze lief heeft. Dadelijk
na het half-verheven, half-wereldsch zotte
sterven van haar man, verschijnt zij, weduwe,
in kostbare blanke kleederen geheel in zijn
geest ; en vol van de wijding van het ge
luk dat de dood overwint, en dat ze meent
dat ook die anderen begrijpen, geeft ze allen
broederlijk de hand, allen, behalve Ridgeon.
Behalve Ridgeon. Want en dit blijkt
geheel in 't vijfde en laatste bedrijf zij
heeft gevoeld, dat in dezen Ridgeon een be
wuste vijandschap stak tegen haar kunstenaar,
die haar afgod blijft en dien zij noemt,
naievelijk, in een uit te geven levensbeschrij
ving: den Koning der Menschen. Ik heb
hem u gered," zegt Ridgeon haar, de waar
heid moét toch eens aan 't licht komen. Ik
heb u juist uw held gelaten, doordat ik u
verhinderde hem geheel te leeren kennen. En
ik heb hem vermoord, omdat ik idolaat van
u ben." Zoo ontboezemt hij zich, de harde
levenswijsneuzige, die nooit de gehéle over
gave gekend heeft. Maar zij leeft in haar
Droom, die iedere werkelijkheid, ook de ergste,
in zich oplost. Zij wijst Ridgeon af. Zij is al
getrouwd, en zij blijft gelooven in haar
Koning! Bedremmeld vertrekt de groote
dokter, begaafdste en sterkste persoon onder
de kleinmenschelijkheden, waarmee Shaw
in dit tooneelwerk wreed den draak steekt.
De criticus Van Bruggen noemde Shaw's
tooneelstuk, terecht meen ik, een kunste
naarswraakoefening.
Van dit alles heeft Verkade 't goede begrip
aan de menschen pogen bij te brengen in
een zeer duidelijke en kunstzinnige regie.
Het ging sober en toch, naar yereischte, fan
tastisch toe. De moeilijke, minst typische"
rol van Ridgeon speelde hij goed: zijn grime
en houding gaven hem een stug, vervelend
en geheimzinnig cachet als van een ouden
pelikaan. Verheyen, de verwaarloosde arme
busdokter, is een voortreffelijk acteur, fijn
op alle snaren van de kleine smart. Heb ik
hem vroeger niet eens een verloopen violist
Wat mij betreft, ik dacht nu werkelijk
eenige oogenblikken lang te droomen.
Een gek," riep Antonie uit. Maar zulke
menschen sluit men toch op, dokter."
Ik meende reeds opgemerkt te hebben,
dat onze edelman eenige malen millionair
is," antwoordde ernstig Les Eglisottes. En
dan laat iemand opsluiten maar wordt niet
zelf opgesloten; al geef ik toe, dat het
minder oirbaar is."
En wat voor monomanie heeft hij dan,"
vroeg Susannah. Ik vond hem toch niet
onaardig. Gelooft u mij niet?"
U zult uw ' oordeel dadelijk wijzigen,
madame," ging de dokter voort, terwijl hij
een cigaret opstak.
Het lood-kleurig licht van den dag bestreek
de vensters, de kaarsen geelden en het vuur
doofde uit in den haard; wat wij aanhoorden
bezette onze verbeelding als met de beklem
mende gewaarwordingen van een nacht
merrie. Florian behoorde niet tot die dok
toren, die er genoegen in vinden met
ergheden van hun praktijk leeken te ontstellen
en hetgeen hij zeide moest wel zoo
kilwerkelijk zijn als het mes van het werktuig
dat op het plein stond opgesteld.
Naar uit verstrekte gegevens kan wor
den opgemaakt, is, nauwelijks meerderjarig
deze jongeman met den zwijgenden aard,
scheep gegaan met bestemming naar
OostIndië; op het Aziatisch vasteland heeft hij
veel gereisd. Daar ligt ook het dicht
omsluierd geheim, dat de onbekende oorzaak
is van zijn tegenwoordige kwaal. Hij was,
tijdens het woeden van opstanden in het
Verre Oosten, toeschouwer bij voltrek
kingen van lijfstraffen, waartoe in die
strezien spelen ? Welk een kleuren in zijn grijs
schilderij! Cor Ruys, als mondain dokter,
had veel succes. Herman Kloppers was te
jong in zijn spel van amoreelen kunstenaar
en droeg de (moeilijke) stervensscène niet
voldoende, die lang leek, wat ze bij lezing niet
is. En de anderen waren allen even goed,
niemand hinderlijk, wat wij ook Verkade
danken kunnen: immers ik las namen op de
lijst van personagiën, die met voorliefde
bizonder hinderlijk zijn.
Alles bijeen genomen een zeer mooie
voorstelling, gebracht aan een publiek, dat
zich wat verward voelde daartegenover,
en een pers, die gelukkig hoog genoeg stond
om haar professioneele en stevig-burgerlijke
gekwetstheid niet te verbergen! Beide
categorieën van het publiek" (n.l. die lachen
en die niet lachen om de geestigheden")
zullen", zoo schreef men goed geïnformeerd
uit den Haag aan de N. R. Ct. .?den schouw
burg platzak verlaten" .... Het geacht
orgaan vergat hier, dat al in den Bijbel ge
schreven staat: Aan wie héft zal gegeven
worden, aan wie niet heeft zal zógenomen
worden, dat hij platzak dezen aardschen
schouwburg verlaat." En er staat nog wat
anders: Aan de kinderen zal HET geopen
baard worden."
Aan de kinderen ....
En aan de vicomtes natuurlijk.
Hrévcte DE LA BAIGNOIRE
9 9 *
Muziek in de Hoofdstad.
Aïda
Wanneer men de schouwburg-directeuren,
die geen orchest, dirigent, koor en ballet te
betalen hebben, hoort klagen, met of zonder
subsidie, ziet failliet-gaan en vergaderingen
beleggen tegen de critiek, dan zou men het
Cavaliere M. de Hondt gaarne zoo aangenaam
mogelijk maken als de helft eener opera
voorstelling totaal mislukt, zelfs nu ze
gespeeld werd voor een uitverkochte zaal.
Maar als ik naga, dat hij of zijn regisseur
met geringe moeite het karakter der A
daopvoering had kunnen verheffen tot iets
aannemelijks, dan moet ik hem toch even de
waarheid zeggen, want de regie leek me
meer te hinken door gebrek aan smaak dan
door gebrek aan geld.
Wie het aandurft een decor te plaatsen
gelijk in 't begin van 't vierde bedrijf, een
leelijke grijze muur met wat boogjes en
colonnades, stijl Joseph Cuypers, (Aïda speelt
in 't bloeitijdperk der Pharao's staat er in
't tekstboekje) moet wel zeker zijn van de
sympathie der menigte. Wie moskeeën plaatst
in het Egyptische Memphis of Thebe, een
tempel beschildert met Moorsche arabesken
en spijkerschrift, eene sphinx voorstelt als
een reusachtigen gracieusen kater met
mystieken snor, den God der pharao's als
typeJ. - Israels, (Museum) zijn dienaar als
Hebreeuwsche priester, renaissance, Moorsch
en Egyptisch dooreenhaspelt op meer dan
komische wijze, moet er van overtuigd zijn
dat hij bij zijn opera's alleen nota behoeft
te nemen van de cultuur der schelling
bezoekers. Wat heeft de regisseur er op tegen
het vereenvoudige systeem te gebruiken,
dat Willem Royaards in dezelfde zaal van
het Paleis voor Volksvlijt in toepassing brengt,
of wat heeft de heer de Hondt er op tegen
een regisseur te nemen wiens intelligentie
zoover reikt?
Ik heb me echter nog meer geërgerd aan
de figuranten dan aan de armzalige praal
der mise en scène. De Moorsche knapen
waren geverfd als uiterst belachelijke dikke
monsters in Tilburgschekatoentjes, pikzwarte
koppen met lippen als tomaten, witte armen
uit de zwartje tricotjes. Welk een plebejische
wansmaak! En het corps de ballet! Berlioz,
geestig opmerker, schreef eens, dat de so
listen der Grand Opera zorigen alsof ze
moesten bevallen zonder zwanger te zijn.
De dames dansen in de Italiaansche als leden
ze aan 't zelfde euvel. In het tempel-ballet,
bij een geheimzinnige, rustige muziek, zoo
vlug zij konden, in 't tweede bedrijf, op
feestelijke rythmen, zoo log zij konden. Men
zag er aardige, slanke figuurtjes, wien wel
wat plastiek te leeren ware, tusschen dames,
wier vormen eene geboren ballerina niet
wenscht. In de zaal wenkten sierlijker
handjes dan op het tooneel. Maar wie
is grimeur bij direttore de Hondt? Had
hij het te druk met de Moorsche knaapjes
om de andere figuranten hunne
maankalverengezichten weg te strijken ? Het schijnt wel,
wanneer men niet absoluut voor nikker moet
dienen in de Italiaansche, dat men de douane
van dezen grimeur grif passeert, die het
liefst de ongeschminkte, bloedlooze werke
lijkheid ziet. Gij merkt, lezer, hoe gemakke
lijk dit alles te verbeteren is: De heer de
Hondt stuurt de helft zijner balleteuses weg,
vervangt daarmee de vrouwelijke koristen,
die niet zuiver willen zingen en neemt er
een paar bekwame grimeurs voor in dienst.
ken oproerlingen en schuldig-verklaarden
door de heerschende wetten worden veroor
deeld. Hij was toeschouwer, eerst, als nieuws
gierig vreemdeling. Maar bij het toezien
van deze martelingen is, moet men aannemen,
een instinct van wreedheid, dat in hevig
heid de klassieke voorbeelden over
trof, in hem gewekt, zijn zijn gedach
ten verward, zijn blped vergiftigd en is hij
ten slotte tot het vreemdaardig wezen ge
worden, dat wij nu kennen. Stel u verder
voor, hoe hij, met de gouden sleutel, de
oude gevangenissen opende van de hoofd
steden van PerziP, Indo-China en Thibet
en bij verschillende gelegenheden van
de gouverneurs verlof verkreeg het af
schuwelijk ambt van scherprechter uit
te oefenen, en daarbij de minitieuze
vaardigheid verried van de verfijnde
wreedheid van den Oosterschen beul.
Gij kent het verhaal, van de veertig
ponden uitgestoken oogen op twee gouden
schalen voor den shah Nasser-Eddin ge
bracht, op den dag van zijn plechtigen in
tocht in een opstandige stad ? Baron de H***
was, gekleed in de dracht van de lieden
van het land, een van de ijverigste bedrijvers
van die gruwel. De terechtstelling van de
twee leiders van den opstand was een
minder omvangrijke afzichtelijkheid. Zij wer
den veroordeeld tot deze straf dat hun
eerst de tanden met tangen uit den mond
gerukt, en daarna de uitgebroken tanden
ingeslagen zouden worden in hun tot
dat doeleinde kaal geschoren schedels en
wel in een rangschikking die de perzische
aanvangletters zou vormen des
roemruchten naams van den opvolger van
FethAls 't niet zoo eenvoudig viel, dan zou ik
re niet over schrijven.
De schelling bleef den ganschen avond
mat en daar zit de ware, ongesalarieerde
claque in Holland. Maar zij zagen een paar
jaar geleden vier en twintig bazuinen op
treden voor den Marche triomphale van
't tweede bedrijf (te Parijs gebruikt men er
zestig) en nu slechts zes. Wat mij betreft,
ik was wel tevreden over dit dubbel-orchest
en ik raad hen, die eene groote, democra
tische, open-lucht-sensatie zoeken, dezen
optocht te gaan aanschouwen. Het is een
ongehoord meesterlijk pomposo, dat verdien
stelijk gereproduceerd wordt, hier herleven
visies als van de Nachtwacht, men beeft in
het glanzende geluid. Daar vergeet men
zelfs het mooie stiertje, binnengedragen
als vermoedelijke Apis, den hulpeloozen
Radames, die zich vastklampt aan den hoog
in de lucht schommelenden zetel, zijne
slampampende dragers binnensmonds ver
vloekende.
Deze triomphstoet was n hoogtepunt,
meer gewaardeerd dan 't andere, waarmee
de opera slurt, hét duet van Aïda en Radames:
O terra, addio. Zulk een aangrijpend vaarwel
heeft Verdi nog slechts in zijn Requiem
gecomponeerd, onovertroffen bladzijden, die
met geen enkel meester kunnen vergeleken
worden. De kunstenaar, zich het leven reeds
ziende ontvluchten, toen hij Aïda schreef
en het Requiem, schijnt al zijne verrukkingen
gekristalliseerd te hebben tot den eenen
zachten kreet: O terra, addio! welke de
bron is geworden voor de meest ontroerende
lyriek die ik ken.
De voornaamste rollen waren goed bezet.
Bice Formen trad op als Aïda; een uitste
kend dramatisch talent, sprankelende stem,
fel sopraan-geluid; Cesaretti (Amneris)
1 prachtig van klank en gestalte, altijd gouden
intonaties; Perico's (Radames, tenor) zingen
bevalt me niet, het timbre is beter dan de
techniek en hij staat voorturend wat cynisch
tegenover de muziek; Mazzoleni (Amanasro,
baryton) en Baldelli (Ramphis, bas) zijn twee
virtuoze vuurvreters met buitengewone sono
riteit ; Andreoli (de Koning, bas) wat doffer,
hetgeen men wijte aan zijn zenuwachtigheid.
De mannen-koren klonken beter en juister
'dan de vrouwen-koren, die herzien mogen
worden ; het orchest musiceerde met tem
perament, doch zware passages als 't begin
van 't derde bedrijf, geniale schildering van
den mysterieuzen Nijl, mislukten onwille
keurig, omdat zij niet voor een gewoon
opera-orchest geconcipieerd zijn; uit de
partituur is veel geschrapt; Guerrieri leidde
orchest en ensembles met maestria. Ik hoop
dat directeur en regisseur, een en ander ver
volmakende, de opera op het programma
houden. Aïda is een meesterwerk en het doet
me groot genoegen te kunnen zeggen dat er
niet ne maat in de partituur voorkomt,
welke Brahms had kunnen schrijven. Want
alles leeft.
MATTHIJS VERMEULEN
* * *
Nieuwe boeken voor Kinderen
Nonnie Dorsvliet, door MIEP SMELDERS.
Geïll. door DAAN HOEKSEMA. Am
sterdam, Scheltens en Giltay.
Dit boek is als een mensch van wie men
noch goed noch kwaad weet te zeggen:
onbeduidend en onbelangrijk dus. Dat heeft
het voornamelijk te danken aan het feit, dat
de schrijfster niet in staat bleek Nonnie
Dorsvliet, het levendige en gecompliceerde
Indische meisje, uit te tillen boven den
stroom van schoolavonturen en andere on
belangrijke gebeurtenissen. Het is zeer jam
mer dat dit interessant figuurtje verstoken
moest worden onder de ;overdadige uit
groeiing van allerlei bijwerk. Het verwondert
mij eigenlijk sterk dat het de schrijfster, die
toch toont iets van dit karakter te begrijpen,
niet eveneens opgevallen is, hoeveel
onbelagrijks en overbodigs zij om de hoofdpersoon
groepeert, en hoe opzettelijk haar intriguetje
is, waardoor de tijdelijke verwijdering van
Nonnie en haar aanstaanden man behoort
te ontstaan. Het is alles wat goedkoop, als
alle middelmatigheid.
Heeft de sfeer van dit onbeduidend boek
ook Daan Hoeksema beïnvloed ? Hij kan
veel beter dunkt me.
* * *
Van twee Visschertjes, met rijmpjes en
knipsels, door I. E. Amsterdam,
Scheltema en Holkema's Boekhandel.
Zou het gezellige knipselboek elk jaar
tegen St. Niklaas een trouwe verschijning
worden ? Ik vrees van de fantasie en het
geduld der ontwerpster wat te veel te
vergen, wanneer ik dit verlangen uitspreek.
Er zal natuurlijk eens een einde komen aan
dien stroom van zoowel grillig als
vaardiggeknipte landschappen, lanen, menschen, enz.
doch vooralsnog lijkt mij de geest van
I. E. erg frisch.
Behalve dan waar ze met geweld het
Koninklijk huis en de
OnafhankelijkheidsAli-shah. Het was op nieuw onze amateur
die met een rivierbedding roeples, zich de
machtiging kocht de terechtstelling zelf te
voltrekken met die door ontroering onzekere
hand die hem zoozeer onderscheidt. (Vrage:
wie is de krankzinnigste van de twee: hij
die zulke straffen beveelt, of hij, die ze uit
voert? Gij zijt geschokt ? Och! Hoe ver
heugd zouden wij zijn, indien de eerste zich
verwaardigen wilde Parijs de eer aan te
doen van zijn bezoek , vuurwerk af te steken
te zijner verwelkoming, en met de hellende
standaarden van ons leger hem te groeten
op zijn weg dit alles in naam van
de onsterfelijke grondstellingen van 89!")
Verder dus: als wij de rapporten van de
kapiteins Hobbs en Egginson mogen geloo
ven, dan zouden die verfijnde excesses van
zijn monomanie met gansch de maat van
het maatloos ongerijmde overtroffen heb
ben de wreedheden van Tiberius en
Heliogabalus en alle, die opgeteekend zijn
in de annalen van menschelijke boosheid.
Want," voegde de dokter hieraan toe, een
gek is in volkomenheid niet te evenaren in
de dingen, die het wezen van zijn waanzin zijn."
Dokter Les Eglisottes zweeg, en keek ons
beurt om beurt met licht spotachtigen blik aan.
In de strakke aandacht, waarmee wij naar
zijn verhaal hadden toegeluisterd, waren
onze sigaren uitgegaan.
,Eenmaal in Europa teruggekeerd was Baron
de H*** die aan zijn buitensporige lusten
in die mate had voldaan, dat verzadiging
genezing scheen gebracht te hebben, op
nieuw door zijn heete koortsen bestookt. Hij
had maar n droom, brandend met een ver
terender en killer vuur dan de verdorven
feesten in haar Scheveningsch
visschersverhaal sleept. Was een zoo persoonlijke
uiting als dit knipselboek op zich zelf niet
vaderlandsch genoeg? Alleen is het boek
door. deze overbodige nationale escapade
een mooi knipsel rijker geworden: De koets
met de koningin en de prinses!
Tegen de rijmpjes zijn bezwaren te opperen,'
(vooral zijn ze te moeilijk voor jongere
kinderen, die de knipsels behagen), maar
over 't algemeen is het een genoeglijk boek,
dat door zijn bizpnderen vorm van tekst
verluchting veel jonge bewonderaars zal
hebben en ... navolgers wellicht. Hopen we,
een volgend jaar het weer met even groote
belangstelling te mogen inhalen.
* *
Jolige liedjes, voor de jeugd, door CHR.
VAN ABCOUDE, met prentjes van JAN
RINKE, pianobegeleiding van HENRI
ZAQWIJN. Amsterdam. Scheltens en
Giltay.
Chris van Abkoude, beroepsverteller en
poppekastvertooner voor kinderen, is een
buitengemeen populaire figuur. Hij toch bezit
die teekenende populariteit, welke men deel
achtig wordt als men zich ootmoedig neer
buigt tot het sentiment en de meeningen
van zijn auditorium. Hij heet in prospect!
snorkend: een kindervriend", doch zijn
vriendschap voor de spes patriae" reikt niet
hooger dan belustheid op de duiten, die hij
verdient aan de lieve kleuters, over wie
eigenlijk niemand zoo en bagatelle", zoo
smalend en geringschattend, het blijkt
o.a. uit zijn versjes! denkt dan hij.
Dit bundeltje is een ongegeneerd uitbuiten
van populariteit, zonder ook maar een
oogenblik de innige en teere gevoelens van het kind
te ontzien of te trachten het op te voeden tot
vreugde en vrijheid, welke bestaanbaar zijn
zonder ontaarding en ruwheid. Ik ben diep
doordrongen van het gemis eener bundel
schalke en guitige liedjes, en het is mij een
ergernis, dat de school in die richting zoo
weinig doet, maar dit is zoo mogelijk nog
slechter dan wat een doorsneê-schoolprogram
brengt. De teksten van Chr. van Abkoude
toonen sterke verwantschap met libretto's van
straatliederen; niet het jolige domineert er in,
maar het lollige. Deze stumperig berijmde,
geestlooze kwajongensstreken, flauwe, af
zaagde moppen bovendien, zijn voor mij het
beste bewijs hoe het innerlijk staat met onzen
kindervriend".
Een vleugje elegantie, een adempje geest,
en vooral, wat distinctie, we ontberen het
toch al zoo noode. Houden we daarom het
plompe en zoutelooze dezer lummelachtige
aardigheden ver van kinderen.
In de muziek, evenals in de woorden:
Speenhoff-imitatie,maar in de wijsjes heeft de
auteur zich het minst van den invloed van
dezen artist kunnen losmaken. Speenhoff is
eentonig, maar hij weet het ontroerende
sentiment der eenvoudigen, hun weemoed
en hun humor, met een simpele wending
los te vonken uit de effenheid eener melodie.
Bij den heer Van Abkoude is de muziek
van uiterlijk even primitief, maar het inner
lijk reikt nooit uit boven het banale dreinen
van een draaiorgeldreun. Deze liedjes, de
eenvoudige" pianobegeleiding inbegrepen,
blameeren eigenlijk een heel genre.
De teekeningen van Jan Rinke, hoewel ook
in den lolligen" trant, maken het beste deel
uit van dezen bundel, die voor kinderen, ik
herhaal, geheel ongeschikt is.
SVEN HEDIN, Van Pool tot Pool. W.
de Haan, Utrecht.
Dit boek brengt wetenswaardigheden van
het meest uiteenloopend allooi, doch tot
aantrekkelijke lectuur zijn ze niet geworden,
omdat aan den vertelvorm weinig zorg is
besteed. Er is zoo goed als geen teekening
in het verhaal der tochten van den wereld
reiziger Sven Hedin, die meer avonturier
blijkt dan ontdekkingsreiziger.
Jongelui, die van land en volkenkunde
houden, kunnen uit het lijvige boek heel
wat interessante dingen peuren, doch het
naslaan op een kaart wordt hun niet ge
makkelijk gemaakt. De spelling van zeer
veel plaats-, rivier- en landstreeknamen is
n.l. doorloopend gebrekkig en dikwijls fout.
Een verzameling slechte teekeningen en
vaak onbeduidende fotografieën komt het
geheel voltooien, dat een minderwaardige
typografische verzorging ten deel viel.
De twee-en-zevfntig hoofdstukjes brengen
den lezer o. a. in Stamboel, Perzië,
VoorIndië, Thibet, Australië, China, Japan, Korea,
Mandschoerije en Siberië, doch met de wer
kelijk wetenswaardgie gegevens was een
veel waardevoller werk te maken geweest.
Dit lijkt wat heel erg een boek op een koopje.
* * *
De schat van den armen jongen, door
M. C. KOOY-VAN ZEGGELEN. Am
sterdam, Scheltema en Holkema's
Boekhandel.
De ziel van den Oosterling is voor ons
en hoeveel meer voor kinderen gesluierd
ontuchtige voorstellingen van den Markies
de Sade een enkele droom, zich het
brevet van Opper-Beul van al de hoofdste
den van Europa te doen verstrekken. Hij be
weerde, dat de goede overgeleverde gebrui
ken en de vakbekwaamheid van die kunst
nijverheidstak der cultuur bezig waren
schade te lijden; dat er zooals andere" groote
zwaard-hanteerders hadden gezegd,
periculum in mora was en dat hij, vertrouwend
op de aanbeveling van de diensten door
hem aan Opstersche Staten bewezen (zoo
schreef hij in veelvuldige aan Europeesche
Hoven gerichte Yerzoe'{schriften) hoopte
(indien de souvereinen hem waardig moch
ten achten door hun vertrouwen vereerd
te worden) aan de boosdoeners van allerlei
slag noodkreten te ontlokken, in val en
schakeering van toon rijker en afwisse
lender dan ooit uit eenig gevangenis-gewelf
waren opgestegen.
Deze verzoekschriften bleven, als gij wel
denken kunt zonder het gewenschte gevolg en
het is dank zij den invloed zijner erfgenamen
alleen, dat hij niet, naar zijn verdiensten,
opgesloten werd in een krankzinnigen
gesticht. Inderdaad, clausules in het testa
ment van zijn vader, wijlen Baron de H***,
nopen de familie, indien mogelijk, zijn burger
lijken dood te voorkomen, om de groote gelde
lijke nadeelen die daarvan voor de naaste ver
wanten van dit vreemdsoortig perspnnage het
onaangenaam gevolgzouden zijn. Hij trekt dus,
in alle vrijheid, Europa door. Hij is op voet van
zeer goede verstandhouding met de Heeren
der hals-zakelijke gerechtigheid. Zijn eerste
bezoek geldt hen, in alle steden, die hij
doortrekt. Hij heeft hen dikwijls aanzienlijke