De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 23 november pagina 6

23 november 1913 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 23 Nov. '13.; No. 19W Een behandelde hond in kooi 'our du mois d mil huit ctnt ii ?* d rnarits. Le Sexe de l'enfant-.d tt-.recóhn^étre , Premier témuin, irnicili j^ ^^ $^AJ>J*L^ > piJfijJlUll \i >^W>U-UAA.r la dfclaratign A nousfatepa , t fatéant lei fonctiotts d'Offifier de t'état civil, toussignéaved Itidits 3 Een hoek van het microbiologisch laboratorium vanfhet^instituut Pasteur al hun kracht aan de studie en worden veelal door het instituut in staat gesteld reizen te maken om den blik te verruimen door contact met andere geleerden of door onderzoekingen in vreemde landen. Ze hebben veelal geen universitairen titel, maar zijn daarom, ook in het buitenland, niet minder bekend. Het zijn deze geleerden, die hun mi croscoop, hun laboratorium of sectie-tafel een oogenblik verlaten om aan de leerlin gen hun onderzoekingsmethoden, hun inzichten en het resultaat van hun on derzoekingen nog heet van de rooster mede te deelen. Daardoor wordt men bij dien cursus doordrongen van het wetenschappelijke streven van het in stituut; de leerling krijgt wel eens een theorie te hooren zoo onrijp dat ze voor de auditoria onzer universiteiten geheel ongeschikt zou zijn, maar dat schaadt niet, want de leerlingen zijn geen eerste jaars studenten en verder staat naast de theorie het practisch onderzoek waaraan de theorie moet getoetst worden. Het is geen wonder dat bij dit onder wijs, waar men door zoo nauw contact met ernstige onderzoekers beter dan ergens elders leert zelfstandig een weten schappelijk vraagstuk aan te pakken, niet weinigen er toe gebracht worden, na afloop van den cursus, onder leiding van een der laboratoriumchefs aan het een of ander onderwerp zelf standig verder te wer ken. Dan heeft men gelegenheid de op rechte belangstelling zoowel in persoon als in werk bij die ge leerden op prijs te stellen. Ik herinner mij hoe ik onder der gelijke omstandighe den bij Mesnil kwam, de bekende onderzoe ker op parasitologisch gebied, die direkt door zijn onderzoekingen en indirekt door het aankweeken van goede krachten zooveel bijdroeg tot de bestrij ding der slaapziekte in de Fransche koloniën. Ik vroeg hem mij te willen helpen bij een onderzoek over den ver oorzaker der slaapziekte en hoewel hij mij nauwelijks kende, was hij dadelijk bereid mij een plaats in zijn laboraLouis Pasteur Het Instituut Pasteur te Parijs Het Instituut Pasteur te Parijs bestaat 25 jaar, het is een feit dat overal in de couranten en tijdschriften vermeld wordt. Men vertelt ons van de voorgeschiedenis van het instituut, van den machtigen arbeid van Pasteur, den vader der micro biologie, maar slechts heel kort wordt ver meld wat het Instituut Pasteur nu is voor ons jongeren die niet in den tijd van Pasteur leefden. ; De invloed dien het Instituut Pasteur thans uitoefent op de ge neeskundigen en bio logen, werkt door het onderwijs en door het wetenschappelijk on derzoek. i Het onderwijs dat iri het Instituut Pasteur gegeven wordt, is zeld zaam frisch en opgewekt, zoo als men het aan menige universiteit zou wenschen maar niet krijgen kan. Dit komt voornamelijk daardoor, dat men in het instituut de beschikking heeft over een groot aantal ondjerzoekers die in zeer speciale onder werpen werken. Deze onderzoekers geven Geboorteacte van Pasteur Dr. Elie Metchnikoff torium te geven en mij te steunen met zijn raad. Zoo iets is daar regel bij alle chefs de laboratoire" en zeker is die welwillendheid een van de redenen dat in het Instituut Pasteur op weten schappelijk gebied zooveel gepraesteerd wordt. Wij komen zoo tot het tweede punt, n.l. de invloed dien het Instituut Pasteur uitoefent door het daar geleverde weten schappelijke werk. Deze invloed is bij zonder groot zooals duidelijk zal worden, wanneer ik slechts enkele der voornaam ste onderzoekingen noem. Emile Roux, de tegenwoordige directeur van het Instituut Pasteur, ontdekte, onaf hankelijk van de in Duitschland werken den Behring en Kitasato, het heilserum tegen de Diphtherie; de beteekenis van dit serum kent tegenwoordig iedere leek. Roux en Elie Metchnikoff, de onder directeur van het instituut, verrichtten tezamen de belangrijke onderzoekingen over de infectie van hoogere apen met luetisch materiaal, een onderzoek dat in verband met de ontdekking van Schaudinn over Spirochaeten als veroorzakers der Lues, een nieuw en belangrijk hoofd stuk in de geschiedenis der Syphiligraphie opende. Elie Metchnikoff was bovendien de man, die door zijn onderzoekingen over het vermogen der witte bloedlichaampjes om vreemde indringers (Bacteriën enz.) in het menschelijk lichaam onschadelijk te maken (phagocytose) onze begrippen over de immuniteit (d.i. de leer der on ontvankelijkheid voor infectieziekten) een experimenteele basis gaf. Dezelfde onderzoeker heeft zich in den laatsten tijd door zijn boek Etudes sur la nature humaine, Essais de philosophie optimiste" ook onder de leeken een grooten naam verworven. In dit boek spreekt hij de meening uit, dat de ouderdomszwakte zooals we die nu kennen, niet normaal is, maar een ge volg eener chronische vergiftiging door stoffen, die gevormd worden door de rottingsbakterien van onze dikke darm. Hoe men ook over deze theorie moge denken, zeker is het dat ze reeds aan leiding heeft gegeven tot een gansche reeks belangrijke onderzoekingen, en dat is toch het voornaamste wat men van een theorie verwachten kan. Zoo gaan de directeur en onderdirec teur voor, daarbij gunstig zich onder scheidende van directeuren van zoovele groote instituten, die geheel opgaan in administratieve beslommeringen en voor wetenschappelijke studie tijd noch lust meer over hebben. Hun voorbeeld wordt door de verschillende afdeelingschefs gevolgd. In de eerste plaats zij hier de grijze Laveran genoemd, die, nog voor hij aan het instituut verbonden werd, als officier van gezondheid in Bone (Algerie) het Plasmodium vond dat de malaria ver oorzaakt, een vondst die al dadelijk als van groote waarde voor de lijdende menschheid werd erkend en zonder welke nu een rationeele bestrijding der malaria, die vreeselijkste aller tropenziekten, onmogelijk zou zijn. Ook bij andere onderdeelen der tropische ge neeskunde, heeft deze eerwaardige onder zoeker zich onschatbare verdiensten ver worven; nog onlangs heeft hij in een boek, geschreven met behulp van zijn De konijnenstallingen van het instituut Pasteur leerling Mesnil, het resultaat van jaren lange studie over den veroorzaker der slaapziekte en van verwante vormen (Trypanosomen) neergelegd. Ik zou zoo nog lang kunnen doorgaan, want de lijst der onderzoekers aan het Instituut Pasteur, die Europeesche ver maardheid bezitten, is lang: Besredka die onlangs met Metchnikoff belangrijke mededeelingen deed over de vaccinatie tegen Typhus; Levaditi met zijn studiën over den veroorzaker der Lues en over de epidemische kinderverlamming; Mesnil, de trouwe en scherpzinnige medewerker van Laveran; Borrel, Nicolle, Marie, Delezenne en zoovele anderen; maar het werk van deze mannen ook maar in het kort weer te geven zou dit opstel veel te omvangrijk maken. Toch wil ik er even op wijzen dat de werkkring van het Instituut Pasteur niet beperkt is tot ge neeskundige wetenschappen; in het laboratoire de chimie biologique" aan den overkant van de rue Dutot gelegen, wor den door Macéen anderen onderzoekin gen verricht over de Bacteriologie in betrekking tot den landbouw. Behalve door het wetenschappelijk on derzoek der leden, werkt het Instituut Pasteur tot ver over de grenzen van Frankrijk door de geleerden die binnen haar muren werden opgeleid; te Rijssel, Tunis en Algiers verrezen nieuwe Instituts Pasteur onder de leiding van oud leerlingen of oud-leden van het moeder instituut. In Hongkong ontdekte Yersin de bacil die de pest veroorzaakt, in Brazilië deden Marchoux en Salimbeni belangrijke onderzoekingen over de epi demiologie der gele koorts, in Afrika werken Martin, Bouet en Roubaud met onvermoeiden ijver aan de bestrijding der slaapziekte, in Tonkin bestudeeren Mathis en Leger de parasitologie van mensch en dier. * * * Tot voor weinige jaren was de woning van den directeur van het instituut be woond door een oude dame, de weduwe van Pasteur. Zes jaar geleden, toen ik in het instituut werkte, bezocht ik haar. Haar geest was nog krachtig en jong hoewel ze toen reeds 81 jaar oud was. Ze vertelde mij van haar herinneringen aan haar man en toonde levendige be langstelling in alles wat in verband Pasteur als leerling van de cole normale stond met het werk waaraan Pasteur al zijn kracht gewijd had. Zij was geen gestudeerde vrouw, maar geen univer sitaire opleiding had haar beter geschikt kunnen maken dan ze was, om de le vensgezellin van Pasteur te zijn. Ze deelde in zijn werk en hielp "hem daarin, ook door zooveel mogelijk te vermijden wat hem bij zijn moeilijk en inspannend werk zou kunnen storen. Hoewel een liefhebbende moeder, aarzelde ze niet, een ernstige ziekte van haar kind voor hem te verzwijgen, toen hij in Zuid-Frankrijk de ziekte der zijdewormen bestudeerde daar de tijding van den gevaarlijken toe stand waarin zijn kind verkeerde hem naar Parijs zou teruggebracht hebben en zijn onderzoek daardoor zou zijn afge broken. Zij is nu gestorven, maar de geest van toewijding en zelfverloochening die hen beiden verbond, waarbij slechts gelet werd op wetenschappelijke exactheiden het heil der menschheid, en eerzucht en eigenbelang op den achtergrond traden, blijft en zal blijven bestaan, zoolang mannen als Roux en Metchnikoff, als Laveran en Mesnil, de leiding houden in het Instituut Pasteur. Dr. N. H. SWELLENQREBEL IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIHIIIIIIMIIIIIIHIIIIIHIIItllllllllllllllllllllMinlIIIIIHIIHIHIIIItmltltlll Nederlandsche Zeeschepen van ongeveer 1470 tot 1830, bij E. J. Brill.Leiden 1913. De heer J. Philip van der Keilen heeft belangstellenden in onzen vroegeren scheeps bouw verplicht, met bij deze firma onder zijne leiding een verzameling reproducties te doen verschijnen onder bovengenoemden titel. Eigenlijk is den titel wat al te weidsch. Een verzameling van de beste prenten illustreerende de ontwikkeling van onzen Hollandschen scheepsbouw wordt hierimmers allerminst geproduceerd. Merkwaardige af beeldingen van schepen had zeker beter omschreven wat de hier besproken verza meling reproducties brengt. De belangrijkste nummers toch in van der Kellen's uitgaaf zijn gevolgd naar pren ten, waarvan 'sRijksprentenkabinet het eenig bekende exemplaar bezit of waarvan slechts weinig drukken bekend zijn. Zeer zeker wordt echter met deze uitgaaf den verzamelaars op dit gebied een dienst bewezen, ook met de opname van andere etsen, die wel is waar meer voorkomen, doch die langzamerhand tot prijzen zijn gestegen, die ze in de compleete series voor velen onbereikbaar maken. De titel Nederlandsche Zeeschepen 1470 1830 opent echter al te ruime uitzichten. Een daaraan beantwoordende verzameling zou een belangrijk grooter aantal reproduc ties moeten bevatten en namen, waaraan wij in de eerste plaats denken, zouden niet als nu geheel ontbreken. Wij willen echter aannemen dat in dezen ook de uitgever zijn meening heeft doen gelden en dat er tech nische bezwaren waren, die de opname van vele belangrijke prenten in den weg stond. Het is duidelijk, dat waar de zeer groote etsen als van Swidde en de prent van Quacq, een dankbaar materiaal voor de zooveel kleinere reproductie boden, andere als de fijne zilverachtige drukken van Bakhuyzen hier minder geschikt bleken te zijn voor het lichtdruk-procedé. Het eigenlijke prentwerk wordt voorafge gaan door een korte beschrijving der afbeel dingen van den heer v. d. Keilen, die biographische bizonderheden van de vervaardigers en uitgevers vermeldt. De eigenlijke textis van den heer E. J. Benthem, ingenieur bij de marine. Hoezeer in menig opzicht interessant is het te betreuren, dat deze gemeend heeft den lezers al te uitsluitend van een technisch standpunt te moeten inlichten. Daargelaten dat deze technische bespreking niet steeds onaanvechtbaar is, hetgeen ik aan het einde van dit overzicht met een voorbeeld wensch toe te lichten, zijn de historische bizonderheden, die toch zeker ook tot den eigenlijken text zouden moeten behooren al te zeer over het hoofd gezien. Eenig systeem schijnt geheel te hebben ontbroken. Welke ook de bezwaren kunnen geweest zijn bij een uitgave van Nederland sche zeeschepen 1470?1830, hadden niet mogen ontbreken de voorstellingen van bootschepen, katten, pinken, z.g. Rouaansche boeiers, koffen, hoekers, buizen, galjooten, of, om bij het allergewoonste te blijven, ner gens is zelfs een brik, een snauw of een schoener afgebeeld. De reeks prenten wordt geopend met een drietal uit de interessante reeks van den meester W. met den sleutel, bekend uit het werk van Max Lehrs Ein Kupferstecher der Zeit Karl des Kühnen".Zijne gravures zijn van de grootste zeldzaamheid, zoodat zelfs ons Prentenkabinet van dezen meester, die volgens de opschriften op zijn werken als Kraeck" en Baerdse" in de Nederlanden werkzaam was, niets bezit. Of deze kraak als een voorbeeld van Nederlandschen bouw kan gelden valt te betwijfelen, eerder is aan te nemen dat hier een der groote Genueesche koopvaarders, die te Antwerpen Indische voortbrengselen aan voerden, werd voorgesteld. Prent II geeft ongetwijfeld een Hollandsch schip. Zij be hoort tot de serie van 11 prenten, die naar teekeningen van Peter Breughel den Ouden door Huys werden gegraveerd. Het is de eerste reeks van prenten voorstellende Hollandsche schepen, die in oblongvormig bijeen genaaide exemplaren tot in de negen tiende eeuw zou worden vervolgd, om met de lithos van Koekkoek en Greive te eindigen. Het hier weergegeven schip is de eerste belangrijke afbeelding van een Noord-Hollandsche koopvaarder, met de wapens van Hoorn, Amsterdam en Purmerend in den spiegel. Op de afbeeldingen van Houtman's? vloot naar een zeldzame prent en van het groote schip op Vroom's wel niet gelijktijdig

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl