De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 7 december pagina 6

7 december 1913 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 7 Dec. '13. No. 1902 Straf voor overspel. De man moet door een naasten bloedverwant gedood worden. Daarna wordt het schuldige paar in zee geworpen. Indië in de dagen der O. I. Compagnie (NAAROUDE PRENTEN EN BESCHRIJVINGEN) Bij de behandeling dezen keer van de Begrooting voor Koloniën is misschien meer dan ooit van belangstelling voor den inlander gebleken. Voor een groot gedeelte vond dit natuurlijk zijn oorzaak in den Sarekat Islam, waarvan de ontwikkeling en groote beteekenis voor den Javaan en vooral voor ons door Z.Exc. Pleyte e'n eenige Kamerleden is geschetst. Want het was wel noodig. Wij Neder landers weten, in massa, weinig van dien bruinen broeder," die ons land tot zoo grooten voorspoed bracht. Wij weten weinig van hem. Onze foelie en notemuskaat verzamelende voorvaderen wisten er nog minder van. De oude schippers van de gouden eeuw kwamen broksgewijs met hun ervaringen en in hunn* reisverhalen beschrijven zij ook voor ons de zeden en gewoonten van de kust-landen die zij ontdekten. Het was in de dagen toen zij aan de Kaap de Goede Hoop nog voor een tinnen lepel een meisje konden krijgen, zooals we lezen in het verhaal van Hout man : ... In voeghen dat zij Frank van der Does voor een tinne lepel eens een meisje presenteerden, omtrent 10 jaren zijnde, hetwelck, mitsdien het seer weende, hij uit deernisse liet gaan." Religie of wet werd volgens dezen schrijver bij dat volk niet opgemerkt alleen dat de overspeelders alsooc de dieven metterdood gestraft werden. Kenden elkaar niet bij naam, noch wisten van weken, maanden of jaren iets af." Wat ze echter wél kenden was de alcohol! Er was in het dorp n.l. ook een herberg, waar eenige van de maats met de inwoners vroolijk gedronken hadden uit een ge zamenlijke pot, waarmede zij elkaar, toen die geledigd was, om den kop geslagen hebben ende int scheyden werd de een van sijn vrouwe gheleydt, andere seylden ende laveerden van stuerboord toe backboord, evenals de Nederlanders pleghen." (sic!) Zoo vinden we van een schipper, die na de Kaap Java zag, over de Javanen aangeteekend dat zij hare godsdienst met groote stilligheijdt doen, ootmoediglijk haer nae de Sonne keerende, waer en tusschen zij sekere getijden lezen als de monniken." Ook wat zedelijkheid en eerbied voor de vrouw aangaat, lezen we bijzonder heden, b.v. dat mannen, een vrouw ont moetende zelfs al waer 't ook de Coningh, die moet wijcken, ende sich van haer afwenden, oft anders wordt hem groote schande gesprocken." Te Bantam hielden de magistraten hunne vergaderingen in het openbaar, terwijl de aangeklaagde zelf zijn zaak moest verdedigen. Procureurs ende advocaten," staat er, verdienen aldaer geen geld, ende de Processen dueren so lange niet als hier te lande!" De landszaken werden 's nachts in de maneschijn verhandeld onder een grooten boom. Die dan wat te verzoeken had, kon het doen en allen hadden een stem, van hoogste tot laagste. Een idylle, als wij leeren dat de Batavieren ook van wisten in hun wouden. Van het eiland Banda schrijft hij, na het bijwonen van een formeelen voetbalwedstrijd, dat de spe lers er in een kring stonden om een persoon, die den bal opwierp, welke dan elkaar werd toegeschopt, want, hoe wel de Hollanders het als een soort kaatsspel beschouwden, staat in de be schrijving : ende dat met de voet, sonder handen daertoe te bezigen, zoo hooge als men soude konnen werpen. Wie deselve met de voet niet en raeckt, die wordt seer begeckt ende veracht." Maar teekenend is wat zij opTernate aantroffen. Daar werd diefstal zér ge haat en der jeugd zoo vroeg mogelijk afgeleerd. Toen zij nl. daar lagen had een jongen een blad of twee tabak ge stolen. Tot straffe werden hem de han den op 't gat gebonden, ende also leyden zij hem door het stedeken, met een groote menighte van kinderen achterae'n, die tot sijn schande riepen in haer sprake dat hij gestolen hadde." Zij vonden er ook kerken, tewijl de predicant ook schoolmeester was, want de onse hebben zijn schole gezien, voor dewelcke hing seker bord, daer nae haer manieren letteren ingeschreven stonden als krauwels, haken, ende hanepoten, seer vreemd om zien." Dat zij nog zeer bevreesd waren voor natuurverschijnselen, als zon-eclips bij voorbeeld, ligt voor de hand, evenzeer als 't hun een zeker ontzag in moest boezemen, toen de Hollanders bleken in staat te zijn zulk een eclips aan te kondigen. Een teekenend staaltje van hunne verdraagzaamheid en hun eerbied voor godsdienst van anderen, treffen we aan in het Journaal van de tweede reis van Jacob van Neck. Op de ree van Ternate werd aan boord door de equipage Zondagsmorgens gods dienstoefening gehouden, toen de Ko ning" met zijn gevolg onverwachts aan boord kwam. Zooals het gebruik was, stond de Provoost met zijn stok aan dek op wacht bij de geknielde schare matro zen. De Koning", die dit zag, vroeg hem waarom hij niet mede knielde ea toen de provoost hem te verstaan gaf dat hij daar gesteld was om op te passen dat zijn volk niets verkeerd zou uithalen, ! heeft de Coningh den stock van hem geeijscht, hem wijsende dat hij knielen soude, hij wilde selve toesien op zijn volck, dit heeft de Provoost gedaen ende de Coningh is selve soolange Provoost geweest in sijn stede, totdat de vermaninghe ende de gebeden altemael ghedaen waren, aenloopende om trent anderhalf uur." Toen hij na afloop door van Neck feestelijk ontvangen werd, merkte hij op, dat hij zeer verwonderd was over de goede orde die hij nu zelf gezien had, dat zij hielden in haer Godsdienst, heel contrarie dan hem van de Portugeezen was aengeduid." Op Amboina, tijdens de tocht van Mateliëf de Jonge, werden bewijzen van leergierigheid bij de bruine bevolking aangetroffen, die ons een gevoel kunnen geven van wat er vroeger (en nu?) in de Indische bevolking aan wetensdrang leeft. Daar lezen we van de Amboineezen, dat zij Mateliëf verzochten: indien ons Voetbalwedstrijd op het eiland Banda de Portugeezen kwalijk geleerd hebben, leert gij ons beter, wij zullen u geerne hooren". Mateliëf liet er geen gras over groeien, maar belastte onmiddellijk een zekere dokter Johannes Wogma, om twee uren voor ende twee uren na middag school te houden ende de kinderen te leeren bidden, lezen en schrijven", waar voor de dokter 18 gulden per maand zou krijgen als hij 't goed deed, anders kreeg hij niets! Zeelui houden niet van veel praatjesmaken en wel van practische maat regelen! Ook werden drie jongens van 10 a 12 jaar medegenomen, voor wier opleiding door de ouders betaald werd, om ons landt te besien ende onze manieren te leeren". Twee van de jon§ens, zonen van met de Portugeezen evriende ouders, nog voor een tweede doel, n.l. om haer te toonen dat onze landen so Barbarisch niet en sijn, als de Portugeezen haer wel hebben wijs gemaeckt". Nog een staaltje van de ontwikkeling der oorspronkelijke bevolking, nu in het gebied van Makasser. De koning van Tello, met wien onze schippers in aan raking kwamen, wordt beschreven als zeer industrieus, 't welck hij bewijst uit het maken van zijn huizen, etc., die zoo groot en net gemaeckt zijn, dat al onze Timmerlieden, die er geweest zijn, affirmeeren datter geen Meesters in ons land zijn die ze in dier voege nae konden maken". Ook stonden ze verbaasd orer het verstand en de regeeringskunst van den vorst, die o. a. alle moeite deed om den handel van zijn land te bevorderen. Leest men dergelijke dingen in zulke oude journalen, dan krijgt men 't gevoel, of de volken van den Oost-Indischen archipel onder onze overheersching sedert de 17e eeuw hun begeerte naar verruiming van gezichtskring hebben behouden en dat die heeft moeten sluimeren. J. O. Muziek in de Hoofdstad Het leven is geen morgenspel zegt Kloos en er bestaan inderdaad redenen om van de schoonheid te verlangen dat zij kracht geeft om het leven zoo optimistisch mogelijk en met de gelukkigste perspectieven te dragen, eene roeping welke de muziek in 't algemeen nog niet verloochende. Of men zich onderdompelt in de droevige Kindertotenlieder van Mahler (gezongen door Messchaert) men rijst op uit die Lethe met een vermeerderde liefde. Als het omzindzachte geluid klinkt van den hobo trekt er een floers over de oogen, men zinkt weg in de smart van den aanhef, men waait mee in kalme vlagen van leed door den aether van kalme schoonheid, en het onafzienbaar geaeterniseerde einde ontsluit de harmonische wijsheid, dat de dood even verkieslijk is als het leven en dat wij dus dwaas doen als we ons aan een van beide storen. Ik herlas naar aanleiding der opvoering van La Prise de Troie" enkele bladzijden uit Berlioz' biografie, welke dit tijdperk betref fen uit het leven van den romanticus, zijne ongelooflijke nachtmerries en huiveringen voor het graf, en me dunkt, dat we ons dan tegenwoordig rustiger mogen verhouden jegens het zeker onbevredigde, ontluisterde, vale bestaan. De Kon. Orat. Vereeniging, aan wier hoofd Ant. Tierie staat, altijd populair en enthou siast in zijne Berlioz-vereering, heeft het voorbeeld van Utrecht en Rotterdam niet verwaarloosd en gaf op zijne beurt La Prise de Troie" in concert-vorm. De hoofd persoon van dit eerste gedeelte der opera Les Troyens" is Cassandra en de dirigent stond voor het zeer moeilijke geval om eene soliste te vinden, artistiek genoeg voor deze rol. Sinds het orchest een zoo groot aandeel neemt in de uitbeelding der psyche van den speler, zijn zangers en zangeressen afgezakt en stellen zich tevreden met een schamel aangeduid contour der voorstelling. Er is geen stijl meer in 't leven, kan er dan stijl zijn op het tooneel, vraagt men zich af. Het zou eene bijzondere trouvaille van den heer Tierie geweest zijn, als hij eene prachtige mezzo-sopraan had ontdekt, die ook in staat was zich de getourmenteerde, gedrongen en opgejaagde psyche te assimileeren van Cas sandra, Berlioz' geheimzinnig evenbeeld. Men zegt dat hij slaagde doch ik kan me met die meening niet vereenigen. De sopraan van Mad. Suzanne Thévenet was Fransch geïntoneerd (dat scherpe en verfijnde caviaarsmaakje; het doet me soms ook denken aan Spaanschen wijn, soms aan eene apotheek) en zij zong het eerste bedrijf aannemelijk; daar bleef het bij. Gedurende de twee andere bedrijven leek zij me zeer verstrooid en vermoeid en meer dan ooit miste haar stem en de expressie die sisentieve concentratie, het ontroerende der boordevolle smart. Jean Reder (Chorébe) was bij de solisten de beste verschijning met zijn bronzen bariton, Plamondon (Aeneas), een zeer gedekte, klanklooze tenor, de slechtste. Ik hoop, dat Caseneuve, die vroeger wel eens optrad onder Tierie, hem voortaan vervangt. Pla mondon staat al te cynisch tegenover de muziek. Van de ondergeschikte rollen muntte 't meest uit j. Caro, zangerige, Italiaanschklare, donkere bas-baryton. De koren waren goed ingestudeerd. Het bijna-waanzinnige vrouwen-koor, waarmee het werk sluit, bracht een hoogtepunt, een strepitoso van bezieling, welke Berlioz restte uit zijne jeugd. De Trojaansche marsch der tweede acte daarentegen viel niet mee, waarvan eene zeer schrale bezetting der supplementaire blazers in de bovencorridor, de schuld draagt. Ik had vroeger gedacht dat het Amsterdam zou te beurt vallen deze gigantische machine theatrale" naar 't origineel te verwezenlijken, doch heb me vergist. Berlioz gaf den dirigenten verlof de bezetting der sax-instrumenten te arrangeeren naar vereischte doch wiet om zijne conceptie, zijne bedoelingen te wijzigen. Deze triomf-marsen is ongeveer geheel onttakeld; het geluid groeide niet, klom niet uit de stille duisternis, verdween niet in den nacht, na eene schallende manifestatie van muzikale fakkels en de geheele compositie, uitsluitend gebaseerd op zulk crescendo en decrescendo, verloor alle actie en dramatisch wezen. Dit spijt me te meer omdat het fragment de kern beteekent van deze helft der opera, doch geef de hoop nog niet op dat Tierie het eens in zijn besten vorm zal reproduceeren gevolgd door Les Troyens a Carthage". La Prise de Troie" op zijn agenda nemende wees hij zich den weg voor volgend concert. De tweede helft van Les Troyens", muzikaler dan de andere, kan het programma completeeren zonder dat het eene meer dan Fransche lengte krijgt. Zij kan ook geïsoleerd gespeeld worden en daarmee zou Tierie velen ver heugen. Want als ik me niet vergis werd Les Troyens a Carthage" nog op geen enkele wijze in ons land gegeven. MATTHIJS VERMEULEN * * * Bauer Mortimer Menpes Een der vroegste teekeningen van Bauer Een geval van japansche poppetjes, wat papieren lantaarns, eenig onbestemd gedoe van pulletjes en prulletjes, smakelijk dooreengevlochten, luchtig in de waterverf geteekend, wat onbestemd, wat vaag, te teer, te geestig, haast te onbezonnen om een vrucht te kunnen wezen van den algemeen wat tragen geest van ons, zonen van de lage landen aan de zee . Het was de reclameteekening voor Brandsma. Later of misschien wel gelijktijdig kwam zijn etswerk wat later zijn levensoeuvre is geworden. In zijn schilderwerk ontplooit zich den laatsten tijd zekere deftige kleur, maar hij is altijd gebleven, wat hij aanvankelijk aangaf: de verteller, de droomverteller van verre streken van het oosten en de oostersche landen, die immer, hoe veel beter wij ze ook leerden kennen, toch die geheimzinnige geslotenheid en ... mystieke aantrekkings kracht bleven behouden voor ons menschen, die zoo weinig vermogen te begrijpen van andere menschen, van een andere cultuur. Maar hij, Bauer, geeft dan ook juist wat wij verlangen niét te weten ; wij vreezen de werkelijkheid, en eeren de romantiek. Wij hechten aan den toover, aan de ongekende weelde, aan de wondere pracht die men ons immer voorhield dat in het oosten te vinden was. Is hij het niet, die wilde ruiter scharen met hoog-geheven vendels over de zon-verhitte steppen doet dwalen. Biedt hij niet een oostersch feest met alle de heer lijkheid die wij ons kunnen denken, maakt hij ons niet vertrouwd met het mystieke oosten zooals het zich devotelijk buigt voor Allah en zijn meestbeproefden profeet Mo hammed. Deed hij niet oprijzen voor onze dankbare verbeelding het zinnelijk samenstel eener Aziatische architectuur? Bauer gaf zelden den vasten vorm. Het zijn gemeenlijk slechts vage beelden, soms teere aanduidingen; maar is het voor ons Hollanders niet kostelijk, een man, een kunstenaar te hebben, die eens der onbe grensde fantasie zijn gunsten gaf en ons die gaven offerde? Men kan de bedenking tegen den arbeid van Bauer maken, dat hij wel eens wat zorge loos wierd en dat sommige prenten hem te snel ontgleden om belangwekkend te blijven. Dan wierd zijn werk wat leeg; maar mag men daarom niet te meer hem prijzen, waar hij zoo dikwijls de rijke fantast bleef, de Oostersche droomverklaarder uit de Duizend en n Nacht, die tegen een koninklijk ge heven decor een spel van triomfante schoon heid deed spelen. Een nieuwe groote prent van Bauer is de onlangs bij de firma Wisselingh verschenen ets Bazar". De bazarhouder een rijke oosterling, die zich de vreugden des levens blijkbaar niet ontzegt, rijdt te paard door de blanke overwulvingen van zijn klein ko ninkrijk. De verkoopers worden zijn vazallen. Hier buigt zich diep een half gekleede figuur, ginds weifelt een meisje op een drempel bij het zien van zijn almachtigheidje. De figuur van den bazarhouder is het middenpunt der ets. Luchtig is daaromheen de Oostersche architectuur gebouwd. De muren zijn van roomig wit, in de koele verte sluimert het licht. Van uit de hoogste gewelven dalen kleurrijke vaandels als zijden sluiers. Het is een blanke ets, open en toch niet van zorgelooze leegte. Met speelsch vernuft zijn hier en daar en overal allerlei interes sante détails opgemerkt en fijntjes neerge schreven. Het is een prent die haar wederga vindt in sommige dier verbeeldingsvolle prenten, welke hij uit Engelsch-Indië mee bracht. Het werk van Mortimer Menpes bij de firma Schüller en Eisenloeffel is een oogenblik naast Bauer te stellen om het zwierige, het ijle van de lijn. De ets bij Menpes is evenwel van meer stelligheid, ze is van koeler virtuositeit, ze mist het ongekunstelde, het bloemige dat Bauer zoo zeer heeft. De schaduwpartijen bij Menpes hebben die zijïge schemering door de drooge naald behandeling verwekt welke ook de donkerste kracht belangrijk doet blijven. Bauer bereikt hetzelfde resultaat met een voudiger middelen. Overigens is Menpes in het volle licht wel eens wat leeg, wat schraal en armelijk. Het licht is bij hem niet het levenwekkend element; het is eer een zuiver geconstrueerd vlak, dat kleurloos tegen de schaduw staat. Maar Menpes is toch wel sterker construc tief. Een stadsgezicht verstaat hij stevig te bouwen. En Amsterdam ziet hij grootscher en grooter dan het meerendeel der Hollan ders. Want er zijn naast het werk van Menpes eenige prenten gehangen van Am sterdam door hollandsche etsers. Behalve Witsen, die ruimte gaf aan de stille grachten, die den weedom zag van een stad, in zich zelf verloren, denkt het meerendeel onzer landgenooten wat te zoetelijk picturaal over heur hoofdstad . . . die toch zoo ontzaggelijk mooi en monumentaal is. J. G. VELDHEER Wapens, Vlaggen en Zegels van Nederland, door T. VAN DER LAARS. In dit Weekblad kunnen, uit den aard der zaak, geen kolommen worden gewijd aan deze uitgave, die in zoo velerlei opzicht uitmunt. Maar een enkel woord dient er toch over te worden gezegd, in hetzelfde blad, waarin indertijd uitvoerige artikelen verschenen over Het Wapen des Konings en des Rijks," de Nieuwe Muntbiljetten" enz., waaraan de namen verbonden zijn van Jos. Alberdingk Thijm, J. A. de Bergh, J. A. Koopmans, d'Ablaing van Giessenburg e.a. De verschijning van het boek van den Heer van der Laars is een blijde gebeurtenis in het leven van de Heraldieke kunst in Nederland, evenals die van het werk: De Heraldiek in Bouwkunst en aanverwante vakken" door J. Kuijper (1910). Aan hun beid erarbeid ging vooraf Heral dieke Modellen" door J. M. Lion, eigenlijk het eerste werk dat op Wapenkunstig gebied in ons land verscheen, indien men althans niet medetelt de uitvoerige handleiding: Het teekenen en kleuren van Wapens" door J. A. Koopmans, welke als illustraties voor 't meerendeel slechts verkleinde modellen naar Hillebrandt's Musterbuch" bevatten. Voor iemand, die, als ondergeteekende, van jongs af aan geploeterd" heeft in de Heraldiek, zijn deze Wapens, Vlaggen en Zegels van Nederland" een vreugde... want, er komt nog iets bij. Hij vertrouwt n.l., dat eindelijk, door uit gaven als deze, met de onverschilligheid zal worden gebroken, die ten opzichte van een der interessantsche hulpwetenschappen der Geschiedenis, i.c. de Heraldiek, nog algemeen heerscht, en dat onze oogen in de toekomst niet meer zullen behoeven te staren op... misproducten, waarop alleen het gezegde: Le ridicule tue!" van toepassing is (men denke aan de wanstaltige Heraldieke mis geboorten" bij gelegenheid van de jongste feesten in den Haag.) C. W. H. VERSTER * * * Chanteloup Foto Argas" l CHANTELOUP Voor mij was altijd dit het aangrijpendste wonder: de korte, licht-dansende aanloop van het toestel naar de verte van een zwaargelijnde horizon en dan in eens het licht en elegant pzweven, met een veerenden, luchtigen sprong de gloeiing van een avondlucht in. De machine, als een gonzend insect krui send langs de waaiing der wolken of de zuivere banen van een schoongespoelden hemel, maakt slechts zelden volkomen be wust het machtige en grandiose van de verovering der lucht. Het toestel zweeft met zoo een allure van groote zelfverzekerdheid, het zeilt en cirkelt zijn elegante lijnen met zulk een keurige juistheid, dat wij er niet meer anders naar zien als naar een zeer schoone en behendige vogel. De eigenlijke emotie van het vliegen, het eigenaardige gevoel dat half angst half bewondering is, vaag overhuifd door de nabijheid van den dood, kwam mij alleen in de keel kloppen als het toestel, dat, op het groene veld voorgereden, zoo geheel van ons en van deze aarde is, loslaat en dan plotseling is buiten ons. Doch Chanteloup heeft ons het vliegenzelf tot een van bewondering doortrilde emotie gemaakt, en de wendingen en kan telingen van zijn toestel hebben inzicht ge geven in het wezen der vliegkunst. Hij is ons voorgevoerd in een dermate afschrikkend entourage van variété-humbug, dat men zich al bij voorbaat schrap zette tegen de ver wachte sensatie van zijn vertooningen, doch hijzelf is het geweest, die het verzet en de argwaan onmiddellijk heeft ontwapend; hij zelf en zijn vliegtuig. Hijzelf: door zijn charmante eenvoud, wars van bravour en gewichtige aanstellerij, schichtig onder het uiterlijk vertoon dat zijn managers hem lieten meemaken; maar steeds glimlachend en vol gratie als een beminnelijk Franschman betaamt. Zijn vliegtuig: een kleine, fragile tweedek ker van lichte, elegante constructie, welke niets heeft van den geweldigen bouw der eerste Wright-tweedekkers, die uit lucifersdoozen van verschillende grootte leken opge stapeld. Het voorhoogte-stuur, dat als een luchtig balkon voor de groote draagvlakken zweefde, is vervallen en de schroef is evenals bij monoplanes, van voren aangebracht. In de lucht, tegen het rosse goud van den bloe denden avond, langs den blanken weg van den blauwen hemel, vond ik de tweedekker, die een naam van plompheid heeft, bijna even elegant als de tengere libel, die men eendekker noemt. De emotie van het opstijgen is al lang weggedreven als Chanteloup zijn banen beschrijft, gemakkelijk en schijnbaar zonder moeite. Het geluid van den motor is de muziek, die hem aan ons bindt. Plotseling knettert de motor uit in een trage stilte, en het is de stilte, die met diepe golven de ont roering weer in ons opstuwt, de ontroering en het opeens fel en scherp wordend begrip, dat de motor het leven en het hart is van den vlie ger. Iedereen weet, als in een huiver, nu de motor zwijgt, hoe de gonzende muziek daar boven de hoofden vertrouwen wekte. In de harten en oogen is nu niet dan onzekerheid. De aviateur heeft zich, door het uitschakelen van den motor, gansch van ons besef losgemaaki. Hij is in niets ons meer gemeen zaam, hij is een geheim, vaak een bang geheim. Zijn vol-piqué, een pijl-scherp en snijdend neerschieten op n vleugel is een wonder, een sensatie voor het oog, maar de spanning concentreert zich in het gehoor: pas als de motor weer aanslaat, de schroef hoorbaar voortgedreven aansnerpt, vloeit de rust terug. Als Chanteloup een looping-the-loop" wil maken, kruist hij door de lucht als een vogel, die een rustplaats zoekt; hij klimt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl