Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
7 Dec. '13. No. 1902
Straf voor overspel. De man moet door een naasten bloedverwant gedood
worden. Daarna wordt het schuldige paar in zee geworpen.
Indië in de dagen der
O. I. Compagnie
(NAAROUDE PRENTEN EN BESCHRIJVINGEN)
Bij de behandeling dezen keer van de
Begrooting voor Koloniën is misschien
meer dan ooit van belangstelling voor
den inlander gebleken.
Voor een groot gedeelte vond dit
natuurlijk zijn oorzaak in den Sarekat
Islam, waarvan de ontwikkeling en groote
beteekenis voor den Javaan en vooral
voor ons door Z.Exc. Pleyte e'n eenige
Kamerleden is geschetst.
Want het was wel noodig. Wij Neder
landers weten, in massa, weinig van dien
bruinen broeder," die ons land tot zoo
grooten voorspoed bracht. Wij weten
weinig van hem. Onze foelie en
notemuskaat verzamelende voorvaderen wisten
er nog minder van.
De oude schippers van de gouden eeuw
kwamen broksgewijs met hun ervaringen
en in hunn* reisverhalen beschrijven zij
ook voor ons de zeden en gewoonten
van de kust-landen die zij ontdekten.
Het was in de dagen toen zij aan de
Kaap de Goede Hoop nog voor een
tinnen lepel een meisje konden krijgen,
zooals we lezen in het verhaal van Hout
man : ... In voeghen dat zij Frank van
der Does voor een tinne lepel eens een
meisje presenteerden, omtrent 10 jaren
zijnde, hetwelck, mitsdien het seer weende,
hij uit deernisse liet gaan."
Religie of wet werd volgens dezen
schrijver bij dat volk niet opgemerkt
alleen dat de overspeelders alsooc de
dieven metterdood gestraft werden.
Kenden elkaar niet bij naam, noch wisten
van weken, maanden of jaren iets af."
Wat ze echter wél kenden was de alcohol!
Er was in het dorp n.l. ook een herberg,
waar eenige van de maats met de inwoners
vroolijk gedronken hadden uit een ge
zamenlijke pot, waarmede zij elkaar, toen
die geledigd was, om den kop geslagen
hebben ende int scheyden werd de een
van sijn vrouwe gheleydt, andere
seylden ende laveerden van stuerboord toe
backboord, evenals de Nederlanders
pleghen." (sic!)
Zoo vinden we van een schipper, die
na de Kaap Java zag, over de Javanen
aangeteekend dat zij hare godsdienst
met groote stilligheijdt doen,
ootmoediglijk haer nae de Sonne keerende, waer
en tusschen zij sekere getijden lezen als
de monniken."
Ook wat zedelijkheid en eerbied voor
de vrouw aangaat, lezen we bijzonder
heden, b.v. dat mannen, een vrouw ont
moetende zelfs al waer 't ook de Coningh,
die moet wijcken, ende sich van haer
afwenden, oft anders wordt hem groote
schande gesprocken."
Te Bantam hielden de magistraten hunne
vergaderingen in het openbaar, terwijl
de aangeklaagde zelf zijn zaak moest
verdedigen. Procureurs ende advocaten,"
staat er, verdienen aldaer geen geld,
ende de Processen dueren so lange niet
als hier te lande!"
De landszaken werden 's nachts in de
maneschijn verhandeld onder een grooten
boom. Die dan wat te verzoeken had,
kon het doen en allen hadden een stem,
van hoogste tot laagste. Een idylle, als
wij leeren dat de Batavieren ook van
wisten in hun wouden. Van het eiland
Banda schrijft hij, na het bijwonen van een
formeelen voetbalwedstrijd, dat de spe
lers er in een kring stonden om een
persoon, die den bal opwierp, welke
dan elkaar werd toegeschopt, want, hoe
wel de Hollanders het als een soort
kaatsspel beschouwden, staat in de be
schrijving : ende dat met de voet, sonder
handen daertoe te bezigen, zoo hooge
als men soude konnen werpen. Wie
deselve met de voet niet en raeckt, die
wordt seer begeckt ende veracht."
Maar teekenend is wat zij opTernate
aantroffen. Daar werd diefstal zér ge
haat en der jeugd zoo vroeg mogelijk
afgeleerd. Toen zij nl. daar lagen had
een jongen een blad of twee tabak ge
stolen. Tot straffe werden hem de han
den op 't gat gebonden, ende also leyden
zij hem door het stedeken, met een groote
menighte van kinderen achterae'n, die
tot sijn schande riepen in haer sprake
dat hij gestolen hadde."
Zij vonden er ook kerken, tewijl de
predicant ook schoolmeester was, want
de onse hebben zijn schole gezien,
voor dewelcke hing seker bord, daer
nae haer manieren letteren ingeschreven
stonden als krauwels, haken, ende
hanepoten, seer vreemd om zien."
Dat zij nog zeer bevreesd waren voor
natuurverschijnselen, als zon-eclips bij
voorbeeld, ligt voor de hand, evenzeer
als 't hun een zeker ontzag in moest
boezemen, toen de Hollanders bleken in
staat te zijn zulk een eclips aan te
kondigen.
Een teekenend staaltje van hunne
verdraagzaamheid en hun eerbied voor
godsdienst van anderen, treffen we aan
in het Journaal van de tweede reis van
Jacob van Neck.
Op de ree van Ternate werd aan boord
door de equipage Zondagsmorgens gods
dienstoefening gehouden, toen de Ko
ning" met zijn gevolg onverwachts aan
boord kwam. Zooals het gebruik was,
stond de Provoost met zijn stok aan dek
op wacht bij de geknielde schare matro
zen. De Koning", die dit zag, vroeg
hem waarom hij niet mede knielde ea
toen de provoost hem te verstaan gaf
dat hij daar gesteld was om op te passen
dat zijn volk niets verkeerd zou uithalen,
! heeft de Coningh den stock van hem
geeijscht, hem wijsende dat hij knielen
soude, hij wilde selve toesien op zijn
volck, dit heeft de Provoost gedaen
ende de Coningh is selve soolange
Provoost geweest in sijn stede, totdat
de vermaninghe ende de gebeden
altemael ghedaen waren, aenloopende om
trent anderhalf uur."
Toen hij na afloop door van Neck
feestelijk ontvangen werd, merkte hij op,
dat hij zeer verwonderd was over de
goede orde die hij nu zelf gezien had,
dat zij hielden in haer Godsdienst, heel
contrarie dan hem van de Portugeezen
was aengeduid."
Op Amboina, tijdens de tocht van
Mateliëf de Jonge, werden bewijzen van
leergierigheid bij de bruine bevolking
aangetroffen, die ons een gevoel kunnen
geven van wat er vroeger (en nu?) in
de Indische bevolking aan wetensdrang
leeft.
Daar lezen we van de Amboineezen,
dat zij Mateliëf verzochten: indien ons
Voetbalwedstrijd op het eiland Banda
de Portugeezen kwalijk geleerd hebben,
leert gij ons beter, wij zullen u geerne
hooren". Mateliëf liet er geen gras over
groeien, maar belastte onmiddellijk een
zekere dokter Johannes Wogma, om twee
uren voor ende twee uren na middag
school te houden ende de kinderen te
leeren bidden, lezen en schrijven", waar
voor de dokter 18 gulden per maand zou
krijgen als hij 't goed deed, anders kreeg
hij niets! Zeelui houden niet van veel
praatjesmaken en wel van practische maat
regelen! Ook werden drie jongens van
10 a 12 jaar medegenomen, voor wier
opleiding door de ouders betaald werd,
om ons landt te besien ende onze
manieren te leeren". Twee van de
jon§ens, zonen van met de Portugeezen
evriende ouders, nog voor een tweede
doel, n.l. om haer te toonen dat onze
landen so Barbarisch niet en sijn, als de
Portugeezen haer wel hebben wijs
gemaeckt".
Nog een staaltje van de ontwikkeling
der oorspronkelijke bevolking, nu in het
gebied van Makasser. De koning van
Tello, met wien onze schippers in aan
raking kwamen, wordt beschreven als
zeer industrieus, 't welck hij bewijst uit
het maken van zijn huizen, etc., die zoo
groot en net gemaeckt zijn, dat al onze
Timmerlieden, die er geweest zijn,
affirmeeren datter geen Meesters in ons land
zijn die ze in dier voege nae konden
maken".
Ook stonden ze verbaasd orer het
verstand en de regeeringskunst van den
vorst, die o. a. alle moeite deed om den
handel van zijn land te bevorderen.
Leest men dergelijke dingen in zulke
oude journalen, dan krijgt men 't gevoel,
of de volken van den Oost-Indischen
archipel onder onze overheersching sedert
de 17e eeuw hun begeerte naar verruiming
van gezichtskring hebben behouden en
dat die heeft moeten sluimeren.
J. O.
Muziek in de Hoofdstad
Het leven is geen morgenspel zegt Kloos
en er bestaan inderdaad redenen om van
de schoonheid te verlangen dat zij kracht
geeft om het leven zoo optimistisch mogelijk
en met de gelukkigste perspectieven te
dragen, eene roeping welke de muziek in 't
algemeen nog niet verloochende. Of men
zich onderdompelt in de droevige
Kindertotenlieder van Mahler (gezongen door
Messchaert) men rijst op uit die Lethe met
een vermeerderde liefde. Als het
omzindzachte geluid klinkt van den hobo trekt er
een floers over de oogen, men zinkt weg in de
smart van den aanhef, men waait mee in
kalme vlagen van leed door den aether van
kalme schoonheid, en het onafzienbaar
geaeterniseerde einde ontsluit de harmonische
wijsheid, dat de dood even verkieslijk is
als het leven en dat wij dus dwaas doen
als we ons aan een van beide storen. Ik
herlas naar aanleiding der opvoering van
La Prise de Troie" enkele bladzijden uit
Berlioz' biografie, welke dit tijdperk betref
fen uit het leven van den romanticus, zijne
ongelooflijke nachtmerries en huiveringen
voor het graf, en me dunkt, dat we ons dan
tegenwoordig rustiger mogen verhouden
jegens het zeker onbevredigde, ontluisterde,
vale bestaan.
De Kon. Orat. Vereeniging, aan wier hoofd
Ant. Tierie staat, altijd populair en enthou
siast in zijne Berlioz-vereering, heeft het
voorbeeld van Utrecht en Rotterdam niet
verwaarloosd en gaf op zijne beurt La
Prise de Troie" in concert-vorm. De hoofd
persoon van dit eerste gedeelte der opera
Les Troyens" is Cassandra en de dirigent
stond voor het zeer moeilijke geval om eene
soliste te vinden, artistiek genoeg voor deze
rol. Sinds het orchest een zoo groot aandeel
neemt in de uitbeelding der psyche van den
speler, zijn zangers en zangeressen afgezakt
en stellen zich tevreden met een schamel
aangeduid contour der voorstelling. Er is
geen stijl meer in 't leven, kan er dan stijl
zijn op het tooneel, vraagt men zich af. Het
zou eene bijzondere trouvaille van den heer
Tierie geweest zijn, als hij eene prachtige
mezzo-sopraan had ontdekt, die ook in staat
was zich de getourmenteerde, gedrongen en
opgejaagde psyche te assimileeren van Cas
sandra, Berlioz' geheimzinnig evenbeeld. Men
zegt dat hij slaagde doch ik kan me met
die meening niet vereenigen. De sopraan
van Mad. Suzanne Thévenet was Fransch
geïntoneerd (dat scherpe en verfijnde
caviaarsmaakje; het doet me soms ook denken aan
Spaanschen wijn, soms aan eene apotheek)
en zij zong het eerste bedrijf aannemelijk;
daar bleef het bij. Gedurende de twee andere
bedrijven leek zij me zeer verstrooid en
vermoeid en meer dan ooit miste haar stem
en de expressie die sisentieve concentratie,
het ontroerende der boordevolle smart. Jean
Reder (Chorébe) was bij de solisten de
beste verschijning met zijn bronzen bariton,
Plamondon (Aeneas), een zeer gedekte,
klanklooze tenor, de slechtste. Ik hoop, dat
Caseneuve, die vroeger wel eens optrad
onder Tierie, hem voortaan vervangt. Pla
mondon staat al te cynisch tegenover de
muziek. Van de ondergeschikte rollen muntte
't meest uit j. Caro, zangerige,
Italiaanschklare, donkere bas-baryton.
De koren waren goed ingestudeerd. Het
bijna-waanzinnige vrouwen-koor, waarmee
het werk sluit, bracht een hoogtepunt, een
strepitoso van bezieling, welke Berlioz restte
uit zijne jeugd. De Trojaansche marsch
der tweede acte daarentegen viel niet
mee, waarvan eene zeer schrale bezetting
der supplementaire blazers in de
bovencorridor, de schuld draagt. Ik had vroeger
gedacht dat het Amsterdam zou te beurt
vallen deze gigantische machine theatrale"
naar 't origineel te verwezenlijken, doch
heb me vergist. Berlioz gaf den dirigenten
verlof de bezetting der sax-instrumenten te
arrangeeren naar vereischte doch wiet om
zijne conceptie, zijne bedoelingen te wijzigen.
Deze triomf-marsen is ongeveer geheel
onttakeld; het geluid groeide niet, klom niet
uit de stille duisternis, verdween niet in den
nacht, na eene schallende manifestatie van
muzikale fakkels en de geheele compositie,
uitsluitend gebaseerd op zulk crescendo en
decrescendo, verloor alle actie en dramatisch
wezen. Dit spijt me te meer omdat het
fragment de kern beteekent van deze helft
der opera, doch geef de hoop nog niet op
dat Tierie het eens in zijn besten vorm zal
reproduceeren gevolgd door Les Troyens
a Carthage". La Prise de Troie" op
zijn agenda nemende wees hij zich den
weg voor volgend concert. De tweede
helft van Les Troyens", muzikaler dan de
andere, kan het programma completeeren
zonder dat het eene meer dan Fransche
lengte krijgt. Zij kan ook geïsoleerd gespeeld
worden en daarmee zou Tierie velen ver
heugen. Want als ik me niet vergis werd
Les Troyens a Carthage" nog op geen
enkele wijze in ons land gegeven.
MATTHIJS VERMEULEN
* * *
Bauer Mortimer Menpes
Een der vroegste teekeningen van Bauer
Een geval van japansche poppetjes, wat
papieren lantaarns, eenig onbestemd gedoe
van pulletjes en prulletjes, smakelijk
dooreengevlochten, luchtig in de waterverf
geteekend, wat onbestemd, wat vaag, te teer,
te geestig, haast te onbezonnen om een
vrucht te kunnen wezen van den algemeen
wat tragen geest van ons, zonen van de
lage landen aan de zee . Het was de
reclameteekening voor Brandsma.
Later of misschien wel gelijktijdig kwam
zijn etswerk wat later zijn levensoeuvre
is geworden.
In zijn schilderwerk ontplooit zich den
laatsten tijd zekere deftige kleur, maar hij
is altijd gebleven, wat hij aanvankelijk aangaf:
de verteller, de droomverteller van verre
streken van het oosten en de oostersche
landen, die immer, hoe veel beter wij ze
ook leerden kennen, toch die geheimzinnige
geslotenheid en ... mystieke aantrekkings
kracht bleven behouden voor ons menschen,
die zoo weinig vermogen te begrijpen van
andere menschen, van een andere cultuur.
Maar hij, Bauer, geeft dan ook juist wat
wij verlangen niét te weten ; wij vreezen de
werkelijkheid, en eeren de romantiek. Wij
hechten aan den toover, aan de ongekende
weelde, aan de wondere pracht die men ons
immer voorhield dat in het oosten te vinden
was. Is hij het niet, die wilde ruiter
scharen met hoog-geheven vendels over de
zon-verhitte steppen doet dwalen. Biedt hij
niet een oostersch feest met alle de heer
lijkheid die wij ons kunnen denken, maakt
hij ons niet vertrouwd met het mystieke
oosten zooals het zich devotelijk buigt voor
Allah en zijn meestbeproefden profeet Mo
hammed. Deed hij niet oprijzen voor onze
dankbare verbeelding het zinnelijk samenstel
eener Aziatische architectuur?
Bauer gaf zelden den vasten vorm.
Het zijn gemeenlijk slechts vage beelden,
soms teere aanduidingen; maar is het voor
ons Hollanders niet kostelijk, een man, een
kunstenaar te hebben, die eens der onbe
grensde fantasie zijn gunsten gaf en ons
die gaven offerde?
Men kan de bedenking tegen den arbeid van
Bauer maken, dat hij wel eens wat zorge
loos wierd en dat sommige prenten hem te
snel ontgleden om belangwekkend te blijven.
Dan wierd zijn werk wat leeg; maar mag
men daarom niet te meer hem prijzen, waar
hij zoo dikwijls de rijke fantast bleef, de
Oostersche droomverklaarder uit de Duizend
en n Nacht, die tegen een koninklijk ge
heven decor een spel van triomfante schoon
heid deed spelen.
Een nieuwe groote prent van Bauer is de
onlangs bij de firma Wisselingh verschenen
ets Bazar". De bazarhouder een rijke
oosterling, die zich de vreugden des levens
blijkbaar niet ontzegt, rijdt te paard door
de blanke overwulvingen van zijn klein ko
ninkrijk. De verkoopers worden zijn vazallen.
Hier buigt zich diep een half gekleede figuur,
ginds weifelt een meisje op een drempel bij
het zien van zijn almachtigheidje. De figuur
van den bazarhouder is het middenpunt der
ets. Luchtig is daaromheen de Oostersche
architectuur gebouwd. De muren zijn van
roomig wit, in de koele verte sluimert het
licht. Van uit de hoogste gewelven dalen
kleurrijke vaandels als zijden sluiers.
Het is een blanke ets, open en toch niet
van zorgelooze leegte. Met speelsch vernuft
zijn hier en daar en overal allerlei interes
sante détails opgemerkt en fijntjes neerge
schreven. Het is een prent die haar wederga
vindt in sommige dier verbeeldingsvolle
prenten, welke hij uit Engelsch-Indië mee
bracht.
Het werk van Mortimer Menpes bij de
firma Schüller en Eisenloeffel is een
oogenblik naast Bauer te stellen om het zwierige,
het ijle van de lijn. De ets bij Menpes is
evenwel van meer stelligheid, ze is van
koeler virtuositeit, ze mist het ongekunstelde,
het bloemige dat Bauer zoo zeer heeft. De
schaduwpartijen bij Menpes hebben die
zijïge schemering door de drooge naald
behandeling verwekt welke ook de
donkerste kracht belangrijk doet blijven.
Bauer bereikt hetzelfde resultaat met een
voudiger middelen.
Overigens is Menpes in het volle licht
wel eens wat leeg, wat schraal en armelijk.
Het licht is bij hem niet het levenwekkend
element; het is eer een zuiver geconstrueerd
vlak, dat kleurloos tegen de schaduw staat.
Maar Menpes is toch wel sterker construc
tief. Een stadsgezicht verstaat hij stevig te
bouwen. En Amsterdam ziet hij grootscher
en grooter dan het meerendeel der Hollan
ders. Want er zijn naast het werk van
Menpes eenige prenten gehangen van Am
sterdam door hollandsche etsers. Behalve
Witsen, die ruimte gaf aan de stille grachten,
die den weedom zag van een stad, in zich
zelf verloren, denkt het meerendeel onzer
landgenooten wat te zoetelijk picturaal over
heur hoofdstad . . . die toch zoo ontzaggelijk
mooi en monumentaal is.
J. G. VELDHEER
Wapens, Vlaggen en Zegels van Nederland,
door T. VAN DER LAARS.
In dit Weekblad kunnen, uit den aard der
zaak, geen kolommen worden gewijd aan deze
uitgave, die in zoo velerlei opzicht uitmunt.
Maar een enkel woord dient er toch over
te worden gezegd, in hetzelfde blad, waarin
indertijd uitvoerige artikelen verschenen over
Het Wapen des Konings en des Rijks,"
de Nieuwe Muntbiljetten" enz., waaraan
de namen verbonden zijn van Jos.
Alberdingk Thijm, J. A. de Bergh, J. A. Koopmans,
d'Ablaing van Giessenburg e.a.
De verschijning van het boek van den
Heer van der Laars is een blijde gebeurtenis
in het leven van de Heraldieke kunst in
Nederland, evenals die van het werk: De
Heraldiek in Bouwkunst en aanverwante
vakken" door J. Kuijper (1910).
Aan hun beid erarbeid ging vooraf Heral
dieke Modellen" door J. M. Lion, eigenlijk het
eerste werk dat op Wapenkunstig gebied in
ons land verscheen, indien men althans niet
medetelt de uitvoerige handleiding: Het
teekenen en kleuren van Wapens" door
J. A. Koopmans, welke als illustraties voor
't meerendeel slechts verkleinde modellen
naar Hillebrandt's Musterbuch" bevatten.
Voor iemand, die, als ondergeteekende,
van jongs af aan geploeterd" heeft in de
Heraldiek, zijn deze Wapens, Vlaggen en
Zegels van Nederland" een vreugde... want,
er komt nog iets bij.
Hij vertrouwt n.l., dat eindelijk, door uit
gaven als deze, met de onverschilligheid
zal worden gebroken, die ten opzichte van een
der interessantsche hulpwetenschappen der
Geschiedenis, i.c. de Heraldiek, nog algemeen
heerscht, en dat onze oogen in de toekomst
niet meer zullen behoeven te staren op...
misproducten, waarop alleen het gezegde:
Le ridicule tue!" van toepassing is (men
denke aan de wanstaltige Heraldieke mis
geboorten" bij gelegenheid van de jongste
feesten in den Haag.)
C. W. H. VERSTER
* * *
Chanteloup
Foto Argas"
l
CHANTELOUP
Voor mij was altijd dit het aangrijpendste
wonder: de korte, licht-dansende aanloop
van het toestel naar de verte van een
zwaargelijnde horizon en dan in eens het licht en
elegant pzweven, met een veerenden,
luchtigen sprong de gloeiing van een avondlucht
in. De machine, als een gonzend insect krui
send langs de waaiing der wolken of de
zuivere banen van een schoongespoelden
hemel, maakt slechts zelden volkomen be
wust het machtige en grandiose van de
verovering der lucht. Het toestel zweeft met
zoo een allure van groote zelfverzekerdheid,
het zeilt en cirkelt zijn elegante lijnen met
zulk een keurige juistheid, dat wij er niet meer
anders naar zien als naar een zeer schoone
en behendige vogel. De eigenlijke emotie
van het vliegen, het eigenaardige gevoel dat
half angst half bewondering is, vaag
overhuifd door de nabijheid van den dood, kwam
mij alleen in de keel kloppen als het toestel,
dat, op het groene veld voorgereden, zoo
geheel van ons en van deze aarde is, loslaat
en dan plotseling is buiten ons.
Doch Chanteloup heeft ons het
vliegenzelf tot een van bewondering doortrilde
emotie gemaakt, en de wendingen en kan
telingen van zijn toestel hebben inzicht ge
geven in het wezen der vliegkunst. Hij is
ons voorgevoerd in een dermate afschrikkend
entourage van variété-humbug, dat men zich
al bij voorbaat schrap zette tegen de ver
wachte sensatie van zijn vertooningen, doch
hijzelf is het geweest, die het verzet en de
argwaan onmiddellijk heeft ontwapend; hij
zelf en zijn vliegtuig.
Hijzelf: door zijn charmante eenvoud, wars
van bravour en gewichtige aanstellerij,
schichtig onder het uiterlijk vertoon dat zijn
managers hem lieten meemaken; maar steeds
glimlachend en vol gratie als een beminnelijk
Franschman betaamt.
Zijn vliegtuig: een kleine, fragile tweedek
ker van lichte, elegante constructie, welke
niets heeft van den geweldigen bouw der
eerste Wright-tweedekkers, die uit
lucifersdoozen van verschillende grootte leken opge
stapeld. Het voorhoogte-stuur, dat als een
luchtig balkon voor de groote draagvlakken
zweefde, is vervallen en de schroef is evenals
bij monoplanes, van voren aangebracht. In
de lucht, tegen het rosse goud van den bloe
denden avond, langs den blanken weg van
den blauwen hemel, vond ik de tweedekker,
die een naam van plompheid heeft, bijna even
elegant als de tengere libel, die men eendekker
noemt.
De emotie van het opstijgen is al lang
weggedreven als Chanteloup zijn banen
beschrijft, gemakkelijk en schijnbaar zonder
moeite. Het geluid van den motor is de
muziek, die hem aan ons bindt. Plotseling
knettert de motor uit in een trage stilte, en
het is de stilte, die met diepe golven de ont
roering weer in ons opstuwt, de ontroering en
het opeens fel en scherp wordend begrip, dat
de motor het leven en het hart is van den vlie
ger. Iedereen weet, als in een huiver, nu de
motor zwijgt, hoe de gonzende muziek daar
boven de hoofden vertrouwen wekte. In de
harten en oogen is nu niet dan onzekerheid.
De aviateur heeft zich, door het uitschakelen
van den motor, gansch van ons besef
losgemaaki. Hij is in niets ons meer gemeen
zaam, hij is een geheim, vaak een bang
geheim.
Zijn vol-piqué, een pijl-scherp en snijdend
neerschieten op n vleugel is een wonder,
een sensatie voor het oog, maar de spanning
concentreert zich in het gehoor: pas als de
motor weer aanslaat, de schroef hoorbaar
voortgedreven aansnerpt, vloeit de rust terug.
Als Chanteloup een looping-the-loop" wil
maken, kruist hij door de lucht als een
vogel, die een rustplaats zoekt; hij klimt