Historisch Archief 1877-1940
N». 1903
Zondag 14 December
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van l?5 regels/1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
.0.30
,0.40
INHOUD
i iniiiiiMii tuin i n i iitniii
Blz. l: Treubs
Staatspensioen-ArmenZorg. Paleis-Stadhuis. Kroniek:
Artsenmpnopolie. De Fakkel.
Herman Robbers, II, interview door E.
d'Oliveira. 2: Haagsche Typen, I, door
Peet Boetser. Feuilleton naar Leonard
Merrick. /5: Tutti Frutti door N.
Mansfeldt-de W. H. Allegra. E.
Heimans: Paalwoningen. 6: Van
Herwaerdt: Speelkaarten. 7: Sloofje:
door Van der Hem, Van Warmelo,
Schilperoort. W. Steenhoff: De Moderne
Kunstkring, H. Plasschaert: Van der
Hem, I. 8: Matthijs
Vermeulen:Debussy, Mysz Gmeiner, Eva Lissmann,
Dirk Gootjes. Charivari. 9: Fin.
Kroniek door v. d. M. De
biljettencirculatie in de Ver. Staten van
NoordAmerika door v. d. S. 10: H. Zon
dervan : Holland in Duitschland.
Vaafdigheidspuzzle. 11: Schaakspel
door R. J. Loman. Damspel door J.
de Haas. Teekening Joh. Braakensek:
De Parallelstraat.
Bijvoegsel door Johan Braakensiek:
Staatspensioen-Armenzorg.
iiiiiiiiiiiimmiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiitiiiiiiii
HET EERSTE PENSIOEN
Men kan te ongeleerd zijn. Maar on
eindig veel gevaarlijker is de geleerdheid.
De heer Treub heeft als Kamerlid, toen
de algemeene beschouwingen plaats
hadden over Talma's ontwerp van wet
\>p invaliditeits- en ouderdomsverzekering,
een lange en, om al de wetenschap die
erin verwerkt was boeiende rede ge
houden, spiegeling van al zijn innerlijke
wankelingen ten opzichte van het arbei
ders-verzekeringsvraagstuk.
Nu eens scheen hij in die dagen
October 1912 naar een systeem van
staatspensioneering over te hellen, dan
weer verwierp hij dit met een volumineus
wetenschappelijk anathema. Toch, deze in
zijn verzet eenzame vrijzinnige democraat
zei van 't staatspensioen, waartoe sedert
de Engelsche wet van Asquith en Lloyd
George zoovele tegenstanders waren
bekeerd, nkele goede woorden. Hij
erkende, dat door het staatspensioen
stelsel een der ongelukkigste
Begleiterscheinungen van de armenzorg wordt
weggenomen: een gevoel van kruiperige
onderdanigheid en persoonlijke afhan
kelijkheid bij den bedeelde."
Dit is inderdaad juist, en het zou te
wenschen zijn, dat de erkenning van DIT
maatschappelijk gesproken UITNEMENDE
QOED onder alle overige muizenissen
van het overvolle hoofd des heeren Treub
niét zoozeer ware te loor gegaan.
Toen den 9den December wij getuigen
waren der eerste inning door drommen
ouden van dagen van het staatspensioen,
merkten wij het, zooals iedereen het ge
merkt heeft: dat, in het
maatschappelijkmoreele, hier in Nederland iets nieuws
begon: hier werd door de maatschappij
de ouderdom 'gesteund van wie in, en
dus in 't algemeen voor de maatschappij
gewerkt heeft, en de ouden voelden het
niet anders, de ouden (want hoe de heer
Treub dit voelt doet er per slot natuurlijk
weinig toe) deze ouden stonden met
de volkomen rust van het zelfrespect
aan het postkantoorloket hun geld te
innen, zooals men een postwissel int.
Dit was het uitstekende niéuwe, dat
plaats had; dit is van veel meer belang,
van onnoemelijk meer belang dan de
vijftig cent meer of de vijftig cent minder,
die het pensioen bedragen kon. Dit is
een eerste begin van de noodzakelijke
vernietiging en vermoording der afschu
welijkste instelling die ons, in bovendien
nog verworden toestand, is overgebleven
uit den vroegeren tijd: de gevloekte
Armenzorg.
Welnu, aan wat we dan thans hebben
verkregen door den driewerf beproefden
aanval van den heer Troelstra en door
de eindelijk gelukte poging van den heer
Duys: aan dit begin van een behoorlijk
Nederlandsch staatspensioen wordt door
de ontwerp-wet van minister Treub alle
, moreele waarde voor het volk ontnomen.
Men herinnert zich wat van dit wets
ontwerp de inhoud is. De titel kan het
al zeggen: Hij luidt: Wetsontwerp tot
verleening van ouderdomsrenten aan
behoeftigen " Het zal dus nietmeer aan
de postkantoren wezen, dat de ouden hun
twee gulden zonder schaamte innen
kunnen. Deze minister, die eens vooraan
stond voor democratische idealen, en
die ongetwijfeld, maar eenigszins ten
onrechte, meent de democratie te dienen
door een nieuwe armenzorg in te 'stellen,
deze minister kon om dit, door ons ver
schrikkelijk geachte doel te bereiken niet
beter verzinnen dan.de regeling, die hij
volgens de dagbladberichten treffen wil.
In plaats dat de Staat, desgewenscht
door stedelijke organen ingelicht, op
uniforme wijze zijn pensioen geeft aan
wie een inkomen hebben, dat te klein
is (met zoo'n regeling, als een
beginregeling, kan men meegaan) wil mr. Treub
aan alle gemeenten evenveel maal 50
gulden toetellen als in de gemeenten
zeventigjarigen wonen (behoeftigen en
niet-behoeftigen) en wil hij den gemeenten
opdragen aan de behoeftigen" onder
die zeventigjarigen (de betalende Ge
meente zal dus uitmaken wie dat zijn !)
het pensioen van 2 gulden in de week
uit te keeren, dat hun nu eenmaal be
loofd is.
In een stad als Amsterdam kan zulk
een regeling misschien, indien de ge
meenteraad meewerkt, nog iets redden van
't goede karakter van dat staatspensioen,
dat aan de postkantoren schroomloos
geïnd werd, wat dit bedenksel echter
wordt in de zuinige kleine steden en op
het geldgierige platte land ziet ieder voor
oogen: Gewone lamentabele armenzorg
wordt het, met alle kwalen van dien.
Het wetsontwerp van minister Treub,
als het werd aangenomen, zou een groote
debacle zijn van een uitstekend principe.
Het is ons dan ook volkomen onbegrij
pelijk, hoe de sociaal-democraten, blijkens
hunne korte uitlatingen in Het Volk, zoo
weinig krachtig optreden tegen dit voor
de volksmoraliteit gevaarlijke plan. Het
stemt ons treurig, dat de burgerlijke par
tijen, die in hun concentratie-eischen
opnamen staatspensioen", geen verzet
doen zien in hun dagbladen tegen deze
georganiseerde gemeentelijke Armenzorg.
Staatspensioen en Algemeen Kiesrecht,
dat warqn de eischen. Minister Cort van
der Linden heeft in een van zijn (flinke)
redevoeringen te kennen gegeven, dat
hij op die eischen van de generaliteit
des volks zijn regeering grondde. Welnu :
Heeft het Nederlandsch volk met zijn
staatspensioen-eisch armenzorg bedoeld?
Moet men dit Cort niet voorhouden als
Treub erbij blijft?
Zij die zeggen : wij aanvaarden desnoods
een verknoeid staatspensioen ter liefde
van het Algemeen Kiesrecht, laten zich
zienderoogen om den tuin leiden. Immers:
een ministerie, dat de belofte van
onvervalscht staatspensioen schenden zou,
schendt even gemakkelijk de belofte van
onvervalscht Algemeen Kiesrecht.
Vasthouden aan de principieele eischen
is altijd en ook thans de boodschap.
Geen nieuwe verkiezingen zouden hen
in 't ongelijk stellen, die aan het beleden
program trouw bleven. Er is in ons volk
een groote sympathie voor het
nieuwgekende beginsel van 't staatspensioen.
Men mag op dien nieuwen vasten bodem
gerust bouwen.
Het Stadhuis
Quo usque tandem, Roè'll,
abuteris patientia nostra?
Als Amsterdammer is de Burgemeester
van Amsterdam gedesavoueerd. Door ons
en door ieder. Ook in 't meegaande
Handelsblad" en de gaarne gezaglievende
Nieuwe Rotterdammer'1 (die in de hoofd
stad veel lezers telt) is hem duidelijk
genoeg te verstaan gegeven dat hij van
een Burgervader niets heeft. Zijn houding,
of beter houdingloosheid in de zaak van
het Paleis-Raadhuis hebben hem, en de
alle eigenheid missende wethouders met
hem, voorgoed elke aanspraak op aan
hankelijkheid of zelfs respect van de zijde
der stedelijke bevolking doen verliezen.
Sedert straks volle vier jaar is de
vraag : zal het Stadhuis als Stadhuis wor
den hersteld, voor de zooveelste keer
op ieders lippen. Sedert 14 Februari 1912
(over twee maanden zijn wij twee jaar
verder) sprak zich de Gemeenteraad uit
voor een herstel in dien geest, droeg de
Gemeenteraad Burgemeester en Wet
houders op zich in_, verbinding te stellen
met de Regeering voor dat doel. En van
te voren en daarna hebben de Stads
vertegenwoordigers, hebben Burgemees
ter en Wethouders niet anders gedaan
dan op een zoodanige ingewikkelde en
onbeschroomde manier de Voorbereiding
dezer uitspraak te dwarsboomen en de
uitvoering ervan te vertragen, dat, toen
dezer dagen, eindelijk, na een historisch
rapport van Prof. Brugmans (conclusie:
het Paleis is stadseigendom), na een
juridisch rapport van Mr. Kappeyne
(conclusie: het Paleis is stadseigendom)
het stedelijk bestuur een voordracht deed
om in geheime zitting hem te mach
tigen tot onderhandeling met het Rijk, wij,
anders dan velen die deze geschiedenis niet
minder van nabij hebbeft meegeleefd, niet
goed juichen konden. Was het de gezamen
lijkheid van alle in vier jaar losgekomen
intrigue en vernederende karakterloos
heid, die een schaduw wierp over onze
voldoening, of voelden wij instinctief, dat
er nog iets haperde?
Het is gebleken, dat er iets haperde.
Wij weten, dat er zijn, die van het vier
jaar lang met Amsterdam onwaardig
spelende stadsbestuur nog goede trouw
willen veronderstellen in deze zaak, welke
't Amsterdamsch hart zoo na raakt, maar
aan dat bestuur zoo onwelkom was.
Wij weten het, en missen dat vertrouwen.
Wij herinneren ons te bitter hoe B. en
W. vier lange jaren van uitstel tot uitstel
gingen, hoe zij een zelfgekozen
PaleisRaadhuis-commissie, waarin de oude Dr.
Cuypers en de Directeur van Publieke
Werken zaten, beleedigend hebben opzij
gezet als een onbevoegde, wij herinneren
ons hoe insinueerend hun praeadvies
klonk over de mogelijkheid, dat de
Koninklijke Bezoeken zouden vermin
deren", wij denken aan een juridisch
advies, dat een als jurist volkomen on
bekend stadhuisambtenaar voor den
Burgemeester heeft in elkaar mogen
construeeren", en wij oordeelen: In hun
tegenstand zijn dienende geesten taai.
Of konden wij het nieuwste stuk ge
schiedenis anders dan van dezelfde zijde
bezien?
In geheime zitting heeft het college
van Burg. en Wethouders den Gemeente
raad het voorstel gedaan met het Rijk
de kosten voor een nieuw paleis te deelen
en op dien grondslag de beschikking
over het oude Raadhuis terug te-vragen.
Het klonk sommigen zeer mooi. Het
genoemde college heeft hierbij echter van
te voren kunnen nagaan, dat de tegen
standers van iederen paleisbouw (de
sociaal-democraten) met de tegenstanders
van het herstel van het Paleis tot Raad
huis zouden samengaan en dat aldus zeer
waarschijnlijk, en, mocht men het erop
toeleggen, zeer zeker, een meerderheid
zoude te vormen zijn tégen het in angsten,
noodgedwongen gedane voorstel. De
geschiedenis make uit wat hier precies
heeft plaats gehad. Wij zien dezen
nieuwen val, dit nieuwe uitstel zonder
innerlijk vertrouwen aan.
Waar gaat het met de zaak van het
Stadhuis-herstel nu heen?
Formeel is de taak van Burg. en Wet
houders niet afgeloopen, feitelijk zullen
zij zich echter niet haasten haar weder
op te nemen.
Het lot van het Amsterdamsch Kapitool,
zooals de Amsterdammer honoris causa
Jhr. Victor de Stuers het voormalig
Raadhuis noemt, ligt wederom in handen
van den Gemeenteraad en van de
Amsterdamsche burgerij.
Uit den boezem van die burgerij rees
telkens weer de wensch het dood Paleis
tot levend Stadhuis hersteld te zien.
In 1873 vergaderde zij erom en schreef
erover in brochure en artikel.
In 1883 ontstond, als golf op golf, een
beweging met Alberdingk Thijm en Pot
gieter aan 't hoofd.
In 1895 noemde de Gemeenteraad de
nieuwe straat, die op 't Paleis uitmondt,
met duidelijke bedoeling Raadhuisstraat.
In 1901 kwamen de vroede vaders
onder nog sterker impulsen, trachtten
zij voor 't eerst tot de herkrijging van
't stadhuis een poging te wagen, doch
weken voor tendentieus advies.
In 1910 Januari, Februari -?begon
de groote, in alle kringen meegeleefde
strijd, die nog altijd niet mag eindigen.
Zij* moet eindigen.
Zij zal, meenen wij, ook eindigen, in
dien in den Raad nog eenig zelfrespect
schuilt, maar vooral indien de Raads
leden vroed beleid willen toonen...
Zoo is het: vroed beleid.
Zijn immers niet deze de nuchtere
feiten: Het Stadhuis op den Dam, voor
Stadhuis geschikt geoordeeld, kan Amster
dam terugbekomen, indien de gemeente,
eigenaresse van 't gebouw, bijdraagt in
de kosten van een nieuw te stichten
Paleis. De eisch van die bijdrage is
onbehoorlijk: de Regeering speculeert
op den tegenzin der Amsterdamsche bur
gerij het tot een proces te doen komen.
Alles toegegeven. Maar ons dunkt, dat dit
proces wel eens kon worden aanhangig
gemaakt tegen den zin dier burgerij en
talmgrage gemeenteraadsleden, later, hoe
spoedig wellicht!, als de vijftien sociaal
democraten in den Raad tot een club van
drie en twintig zijn uitgedijd. Wat in 't bui
tenland Marseille te zien gaf, en in zooveel
andere kleinere zustersteden gebeurd is,
wat met Zaandam passeerde, dat de ge
meenteraad er in handen overging van
socialistische republikeinen, kan in Am
sterdam plaats hebben eer men er goed
erg in heeft.... En wij veronderstellen,
dat dan weldra de Koningin het Stad
huis, na behoorlijk rechterlijk gewijsde,
zou moeten verlaten, zonder in Amsterdam
een huisvesting te vinden, geschikt om
er aanzienlijke Amsterdammers en die
zich daarvoor houden met haar hand
druk gelukkig te maken.
Men denke hierover maar eens na.
* * *
KRONIEK
DE ARTSENKWESTIE
Alvast kan men den heer S. van Houten c.s.
de verdienste niet ontzeggen een zeer smake
lijke twistappel in het perk des publieken
levens geworpen te hebben. Zulke dingen'
brengen leven in de soms wat saaie brouwerij
onzer Hollandsche maatschappij, als voet
zoekers geworpen in een zendingsvergade
ring. Vooral van de medische zijde wordt
de discussie nu niet zonder hartstochtelijk
heid gevoerd en dat is ook billijk, want het
gaat hier om mér dan brood alleen, het
gaat om het exact wetenschappelijk geloof
en een min of meer bewuste materialistische
levensbeschouwing.
En intusschen doet het geval een beetje
aan Molière denken. Dat is ook niet onbillijk.
Wij, publiek, die dokters noch kwakzalvers
zijn, wij mogen ons wel een weinig vroolijk
maken op het gezicht dier anders zoo
deftige, doch nu waarlijk opgewonden
geleerde-heeren, die geenszins,- uit valsche
schaamte, de verdediging hunner eigen
voortreffelijkheid aan anderen overlaten,
doch met overtuiging uitspreken, dat zij,
zoowel alleen als gezamenlijk, het palladium
der Volksgezondheid constitueeren. Alevel,
zódelicaat is de wereld ook niet
Maar er is een ironie van hooger orde,
die hier te blijken komt, gelijk zij dikwijls
doet, maar altijd vergeefs, naar het schijnt.
Deze kwestie van al of niet, ruimer of enger,
regeling der geneeskundige bevoegdheid,
is n.l. een van die (mogen wij zeggen:
sappige?) kwesties, waarover men het nu
precies nooit eens behoeft te worden, omdat
de argumenten vór en tegen even talrijk
en juist gelijkwaardig zijn.
Wie mr. Van Houtens Staatkundige Brief
over het onderwerp onbevooroordeeld ge
lezen heeft, gevoelde zich machtig tot diens
ideeën van vrijheid aangetrokken. Wie ver
volgens prof. Treub's deskundige en scherp
zinnige uiteenzettingen contra las, werd
stijf overtuigd, dat vrijlating van de genees
kunst een misdaad tegen het publiek belang
zou zijn. En de ongelukkige, die, steeds
gelijkelijk onbevooroordeeld, de toespraak
van mr.Van Holthe tot Echten mee aanhoorde,
vermocht zich niet te ontveinzen, dat er
historisch, noch juridisch, noch logisch iets
voor artsen-monopolie te zeggen viel. Tot
misschien de debatten hem weer in twijfel
brachten...
Zie, dat komt er van als men onbevoor
oordeeld, d. w. z. overtuigingloos, d. w. z.
karakterloos is, en zijn vrijen wil" zou
laterf spelen. Zulke kwesties nl. worden niet
door ons verstand, maar door onzen wil,
of wel karakter of wel vooroordeel opgelost
en de rede is hier (als elders, vreest men!)
een uiterst lichtzinnige deern, die zich geeft
aan wie haar begeert. En met zooveel argu
menten, als men maar wil.
Evenwel, zoomin van professoren, als van
rechters en geneesheeren, kan men vergen,
dat zij zulks zouden bemerken. Zij hebben
uitteraard geen kennis aan lichtzinnige deernen
en kunnen deze diagnose in elk geval niet
stellen.
Ik denk dat zij daar eerder fier op zijn.
Van de kwakzalvers echter kan men niet
een gelijke distinctie verwachten en het
is daarom misschien, dat zij zich niet op
hun beurt uitspreken.
Dood jammer! Zij belichamen toch zoo
zeer de Ondeugd en het Slechte in dezen
hoek der maatschappij, dat hun vergadering
zeker nog interessanter en misschien zelfs
ver makelijker zou zijn dan die der
prosteerende Doctoren.
Fakkellicht
De Urhebers van onze burgerlijke vrij
heden" togen op 't eind der achttiende eeuw
naar Amerika en overal heen om voor hun
nieuwe cultuurinzichten op te komen, die
zij niet alleen binnenshuis verdedigden. De
zelfgenoegzame naneven dezer vrijzinnige
idealisten hebben andere zorgen. Zoo de
heer Ter Spill, vrij-liberaal Kamerlid, die in
De Fakkel" protesteert tegen het gevaarlijk
enthousiasme" van het honderdtal Nederlan
ders, die een geschrift hebben onderteekend
over beweerde gruwelen" in Russische ge
vangenissen, in welk geschrift voor Rus
land en de Russische regeering zeer grie
vende beweringen zijn Vervat". Dit noemt
hij verschoonbare sentimentaliteit in pro
fessoren en artiesten, maar voor staatslieden"
misplaatst en ongepast".
ledere mogendheid is baas in eigen
huis en heeft recht als zoodanig erkend
te worden: zoowel Rusland in zijn
slavisch rijk als wij in onze vriendelijke
villa aan de Noordzee en ons paleis aan
den evenaar.
Hoe zouden wij het vinden, als Italianen
of Oostenrijkers zich bemoeiden met
onze maatregelen tegen Douwes Dekker?
De vergelijking gaat mank. Een behande
ling, als Dpuwes Dekker ondervond van
Nederland, zou hem door Oostenrijk of Italië
niet bespaard wezen en een klacht van dien
kant ware dus zonder zin en ontactvol.
Zoodra echter in beschaving en menschelijkheid
onze buren ons een flink stuk vór zijn.
zal het voor onze natie beschamend en heil
zaam zijn als de dragers van betere cultuur
tot over onze grenzen hun stem doen hooren.
Een Nederlandsch orgaan van het puurst
liberalisme, met een levensbeschouwing,
baseerend op de burgerlijke vrijheden, den
raad te zien geven Rusland zonder protest
zijn gang te laten gaan, waar het politieke
tegenstanders, vaak voorbeeldige liberale
mannen, in de gevangenissen ten bloede
geeselt en mishandelt... het is niet juist
verheffend: van zulk een Fakkel komt meer
smook dan licht.
llllllllllllllllllllllllltlItlllllllllllllllllUIIIIIIIIIIIIIIIIII
Gesprekken met socialistische
auteurs
I (Slot)
HERMAN ROBBERS (* Sept. 1868)
Geloofde hij dan niet, dat de groote
waarde van den kunstenaar, en in het bijzon
der van den schrijver daarin is gelegen, dat hij,
staande tegenover de gemeenschap, aan die
gemeenschap nieuwe geestelijke wetten
toont, en haar leert de dingen met een
nieuwen maatstaf te meten? Kon hij niet
toegeven, dat de schrijver wezenlijk is een
held in den zin van Carlyle, een absolute,
bewegende kracht in de geschiedenis, die
zijn beteekenis juist aan zijn volstrekt
alleenstaan ontleent?
Och, ja, gaf hij ten antwoord, de be
schouwingswijze van Carlyle heeft ook haar
tijd gehad. Hij kijkt zeer juist door den bril
van de winnende liberale bourgeoisie, en
dat heeft ook zijn waarde. Maar voor mij
is het ideaal de toestand van de middel
eeuwen, waar wij niet eens weten, wie een
bepaald kunstwerk gemaakt of een bepaald
boek geschreven heeft. De artiest is waar
schijnlijk in veel opzichten een fijner be
werktuigd wezen dan de meeste andere
menschen, maar een held die meer verdie
nen zou gewaardeerd of gehuldigd te wor
den boven andere menschen, die k heel
verdienstelijk werk presteeren, ben ik
heelemaal niet geneigd hem te noemen. Hij kan
ook nooit nieuwe waarden brengen, maar
door een zuivere uiting van wat er in zijn
tijd, zooals die geworden is in de ontwik
keling van de historie, diep leeft in de zielen
van sommige menschen, kan zijn beschou
wingswijze voor veel andere menschen
nieuw lijken. Maar ik zie niet in, dat hij
ooit nieuwe levenswaarden kan scheppen.
Trouwens, waarom zou een schrijver alleen
zoo fijn bewerktuigd zijn, dat men aanleiding
ziet tot de paradox: hoe zieker zenuwen,
hoe beter kunst ? Er loopen genoeg timmerlui
en metselaars rond met zenuwen, die op
dezelfde manier ziek zijn.
Maar, merkte ik op, dit merkt men
toch niet aan hun werk. Een overgevoelig
timmerman zal, als hij een lijst maakt, die
evengoed haaksch maken als een gewoon
timmerman.
Natuurlijk is het waar, dat iemand die
zich geestelijk uit, van zijn zieke zenuwen
meer in het openbaar zal 'doen blijken, en
natuurlijk vind ik een groot artiest en in
zeker opzicht een genie (want dat is nog
een heel ander begrip, laat ik dit even
mogen opmerken) een fijn bewerktuigd en
zeer interessant mensch. Maar ik vind de
artiesten volstrekt niet de besten, zoodat ik
ze helden of iets dergelijks zou moeten
noemen. Ik geloof ook, dat er diep eerbied
waardige helden bestaan, waar wij nooit
van hebben gehoord en die, als ik ze kende,
ik ontzaglijk veel beter zou vinden dan....
zoo menig bekend artiest! Allemachtig!