Historisch Archief 1877-1940
14 Dec. '13. No. 1903
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
VROUWENRUBRIEK
lllflIMIIUMIIIItlllllH
Tutti Frutti
Naar aanleiding van mijn stukje de bui
tenechtelijke kinderen in de Duitsche
koloniën" werd mij de vraag gesteld:
meent gij dat de toestanden in onze eigen
koloniën zooveel beter zijn en dat: wie
zich aan een ander spiegelt, zich altijd zacht
spiegelt", hier van toepassing is?
Als antwoord hierop citeer ik een bericht
it de Sumatra-Post getiteld: Blanke kin
deren in den kampong".
Men behoeft niet ver buiten Medan's kom
te gaan om ze te vinden: de
inlandschopgevoede kinderen, door Europeesche vaders
in concubinaat verwekt, en uitbesteed of
heelemaal verlaten. Zoo'n blond kopje boven
gore tjeldna-monjet doet aan als een aanklacht
tegen vaderlijke pnverantwoordelijkheid.Voor
zoo'n schepseltje is 't dan maar te hopen
dat het nooit het geheim zijner geboorte
verneemt maar zijn omgeving zal 't hem
wel onthullen, misschien ook wel de als
onbegeerd huisraad weggedane moeder zelve."
Kolonel de Yvrat van het Heilsleger tracht
thans geld bijeen te krijgen, tot stichting
van een Medan-kindertehuis.
De S. P. vraagt: waar blijven de blanke
rijksdaalders die deze maatschappelijke won
den moeten dichtpleisteren, al kunnen zij ze
niet helen?"
Anti-feministen, die geen steekhoudend
motief tegen het vrouwenkiesrecht kunnen
vinden, komen nog wel eens aandragen met
het bezwaar tegen de Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht, namelijk dat deze zoo
zeer door mannenhaat bezield is, dat den
mannen daarom het recht is ontzegd in die
vereeniging bestuursfuncties uit te oefenen.
De ware beweegreden tot dit besluit is
alleen deze: door mannen uit te sluiten,
worden de vrouwen gedwongen bestuurs
functies te aanvaarden en leeren deze zich
aldus bekwamen voor toekomstige gemeen
schapsplichten. Dat die opvatting juist is,
bemerkte ik nog kort geleden, toen ik het
adresboek voor Utrecht opsloeg en daarin
vond: Vrouwenvereeniging tot bevordering
van werkzaamheid en welstand in behoeftige
huisgezinnen in de Hervormde Gemeente te
Utrecht". Voorzitter, secretaris en penning
meester ... mannen!
Luthersche Diaconessen Vereeniging te
Utrecht". Voorzitter, secretaris en penning
meester ... mannen!
Is het niet absurd ?
Ik ben er van overtuigd dat men, adres
boeken van andere steden opslaande, het
zelfde verschijnsel zal waarnemen. Daaruit
zal men dan ook die conclusie kunnen
trekken en der Vereeniging voor Vrouwen
kiesrecht recht doen wedervaren en hare
opvatting in deze begrijpen.
Door een commissie uit de Provinciale
Staten van Groningen is een voorstel bij de
Gedeputeerde Staten dier provincie inge
diend, waarbij deze uitgenoodigd worden
te onderzoeken, wat er kan gedaan worden,
om 'het vervalschen van levensmiddelen
tegen te gaan, vooral met het oog op het
platteland waar knoeierijen plaats grijpen,
iiHiiiiiiiiiilliiiiiiiMMiitiinminiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMllliiii
UIT DE NA TUUR
DLVIII. Paalwoningen
Wie maar iets van de cultuurgeschiedenis,
de natuurlijke historie der menschheid weet,
denkt bij dit woord dadelijk terug naar een
nevelig verleden, naar een tijd waaruit geen
geschreven oorkonden, noch mondelinge over
leveringen tot ons zijn gekomen; naar een
spoorloos verdwenen volk, dat, wat zijn cul
tuur betreft, in staat tusschen de
kunstlievende grotbewoners' van het eind der
ijspériode en de menschen van wie althans
de oudste legenden en mythen ons iets
verhalen; naar een land, waar aan den voet
der hooge sneeuwbergen, vele groote blauwe
meeren stroomen; naar Zwitserland.
En toch, het woord zelf moest ons niet oud
en vreemd klinken! Wat ben ik en wat zijn
vele van mijn landgenooten, wat zijn alle
Amsterdammers en Rotterdammers bijvoor
beeld, anders dan bezitters of huurders van
paalwoningen ?
Keer om de stad, ze is bosch van onder!"
Niet waar? Dat weet ieder schoolkind te ver
tellen, ook in den vreemde van Amsterdam
zoowel als van Venetië; het staat zelfs in
een Japansch aardrijkskünde-boekje, waarvan
ik eens een Engelsche vertaling zag.
En de tegenwoordige paalwoningen op
Sumatra aan de Congo-oevers, op
NieuwGuinea, op Celebes, ook daarvan hebben de
meeste menschen wel eens een afbeelding
gezien in schoolboek of tijdschrift. Maar dat
zijn niet de Paalwoningen; het oeroude en
romantische van het woord schuilt niet in
de woningen, maar in de bewoners en wat
van hen door de oudheidkundigen bekend
is gemaakt.
Toen ik voor het eerst de zorgvuldig
bijeengegaarde overblijfselen van dat v
rhistorisch paalbouwend volk in natura onder
de oogen kreeg, geëtaleerd bij de modellen
van hun paalwoningen, hun water
dorpen, schoot mij den dag te binnen
waarop ik zelf een dertig jaar ge
leden aan een binnenzee stond, aan
de Zuiderzee; het was een eind
bewesten Valkeveen en de zee
stond buitengemeen laag; daar kwam
een zwarte modderlaag bloot, een
twintig pas van het toenmalig strand;
uit de donkere modder staken hier
en daar rijen van groote baksteenen
op met algen overwassen, de res
tanten van huismuren; ook enkele
toppen van palen er voor, die wellicht
eens tot een steiger hadden behoord;
het waren de laatste overblijfselen
van een verdwenen stad, waar
schijnlijk van Oud-Naarden. Dat gaf
al stof tot ernstig denken en bracht
de fantasie in werking, een verzon
ken Vineta. Maar daarvan, evenals
van Reimerswaal, waar ik eens ver
geefs naar antiquiteiten zocht, be
staat nog menschenheugenis.
Hoe anders moet het den
Zwitserschen onderwijzer Johan Appli
te moede geweest zijn, toen hij,
vlak bij zijn woonplaats, tot de
ontdekking kwam van het bestaan
van een paalwoningvolk, waarvan
niemand het bestaan had vermoed,
die uit hygiënisch en oeconomisch ooppunt
dienen bestreden te worden. Die commissie
acht het noodig dat overal streng gekeurd
wordt, doch wijst op de moeilijkheid door
wie dat moet geschieden.
Mij dunkt, hier is toch een terrein waarop
van v'rouwenhulp gebruik moet gemaakt
worden.
Deskundigen bezitten wij reeds in de vrou
wen die scheikunde gestudeerd hebben en
dus op een laboratorium werkzaam kunnen
worden gesteld n in haar, die haar oplei
ding op huishoudscholen hebben genoten.
Zij hebben daar toch zeker goede waren
kennis opgedaan.
In Amerika worden'hoofdzakelijk vrouwen
in zulke commissies benoemd.
De gemeenteraad van Weenen benoemde
kort geleden twee leden der
Huisvrouwenvereeniging" n der Socialistische
Vrouwenclub" in de commissie van toezicht op
levensmiddelen" die daar officieel bestaat.
Voor de Nederlandsche
Huisvrouwenvereeniging1' was hier zeker goed werk te ver
richten, zoo zij hare hulp aanbood. In Hil
versum had zulk een samenwerking reeds
plaats.
In het bestuur der Vereeniging voor
Melkverzorging" hebben zitting: 9 mannen en
O vrouwen!
Ter gelegenheid der jaarvergadering mocht
wel een vrouw het woord voeren; want
toen is door mejuff. A. J. Lichtenbelt, schei
kundig ingenieur, een voordracht gehouden
over Melkonderzoek."
In Utrecht bestaat een St.
Nicolaas-Commissie die reeds in 1865 is opgericht, met
het dqel aan arme schoolkinderen, onver
schillig van welken godsdienst, op 5 Decem
ber eenige versnaperingen uit te reiken. De
leden dier commissie bezoeken drie aan drie
de verschillende scholen, reiken het lekkers
zelf uit en spreken de kinderen toe.
Dit zeer sympathieke en bij uitstek vrou
welijk werk wordt verricht door 72 mannen.
Zou het reglement van 1865 niet eens her
zien moeten worden ?
Dezer dagen deed in alle couranten het
bericht de ronde, dat in Lochem en reeds
vroeger in Den Haag, zich een vrouwelijke
bankier gevestigd had.
Ik ben overtuigd dat reeds meerdere
vrouwen op dat gebied werkzaam zijn, doch
dan onder den naam van vader of broer.
Het is een verblijdend teeken, dat de publieke
opinie zich zoo begint 1e wijzigen, zoodat
de vrouwen thans openlijk zulke bedrijven
kunnen uitoefenen.
De Beurzen te Amsterdam en te Rotterdam
worden reeds geregeld door vrouwen bezocht.
Dat er vele openbare koopvrouwen zijn,
is bekend.
En toch is bepaald in een Algemeen
Reglement voor de Kamer van Koophandel
en Fabrieken" (art. 4) dat men, om lid eener
zoodanige Kamer te kunnen zijn, moet wezen:
mannelijk Nederlander."
Dit geschiedde bij een Koninklijk Besluit
van 4 Mei 1896.
Zou ook dit Reglement niet eens herzien
moeten worden ?
N. MANSFELDT?DE WITT HUBERTS
waarvan nooit een legende ook maar een
flauwe aanwijzing had gegeven.
Wel hadden sedert lang visschers verteld,
dat bij laag water hun netten beschadigd
werden door toppen van boomstammen een
vijftig pas uit den oever; ook waren er al eens
in 1829 potscherven en beenderen bij het
visschen opgehaald, maar er werd geen
aandacht aan geschonken; en toen eens in
een ander Zwitsersch meer een duidelijke
palenrij bij laag en helder water zichtbaar
werd, dacht men aan een oude Romeinsche
vesting, een waterfort of vuurtoren zooals
er ook werkelijk bestaan hebben.
Eerst zestig jaar geleden zouden door een
toevallige omstandigheid de bewijzen van
het bestaan van een oeroud cultuurvolk,
uit de diepte aan het licht komen.
Het gebeurde bij Obermeilen in den winter
van 1853 op 54, die buitengewoon koud en
droog was. De waterstand in het meer van
Zürich daalde nog een voet onder het peil
van 1670; de laagste die ooit genoteerd is
geworden. Hierdoor kwam een breede strook
van den meer-oever bloot, waar anders op
zijn minst een meter water staat. Evenals
bij ons in het Noorden de grondbezitters
er steeds op uit zijn, land op de zee te vero
veren, trachtten van oudsher de Zwitsers,
die aan n stille, tamelijk vlakke bocht van
een meer wonen, land aan te winnen door
de muren, die hun land aan de meerzijde
begrenzen, verder naar de waterkant te
verplaatsen.
In dien winter van 53-54 nu, bleef de
lage waterstand zoo lang onveranderd, dat
twee land-eigenaars Grob en Rhijnen, om
werk te verschaffen en om eigen voordeel,
op twee niet ver van elkaar gelegen plekken
een muur lieten metselen; die kwam een
twintig meter uit de ouden oever te liggen.
De diepte tusschen den ouden en den nieuwen
strandmuur moest opgevuld worden tot bo
ven hoog waterpeil; hiertoe lieten zij uit den
Allerlei
Geen zwerver
Een vriendin van mij vertelde mij onlangs
een wonderlijk geval van een oud-oom van
haar, die een echte huis-katjes natuur heeft.
Hij is een gefortuneerd oud-vrijer, krachtig
nog en gezond, en beroemt er zich op, dat hij
al de 85 jaren van zijn kalm leven heeft door
gebracht in hetzelfde huis, waar hij nog
woont, en rustig het einde van zijn dagen
verbeidt. Hij vertelt met trots, dat hij nog
in dezelfde bedstee (een ouderwetsche met
luiken) slaapt, waarin hij, vijf en tachtig
winters vór dezen, het eerste levenslicht
aanschouwde. Zijn woonplaats heeft hij
sedert dit gewichtig moment nimmer langer
dan n dag verlaten en alle nachten van
zijn lang leven rustte hij in zijn
geboortebedstee.
* * *
Fiets-bal
Hier en daar in Amerika speelt men tegen
woordig voetbal op fietsen. Het wordt daar
CyclobaH" genoemd en is een wild,
acrobatisch spel, dat groote behendigheid en
tegenwoordigheid van geest vereischt. Het
komt soms voor, dat de spelers de fietsen
onder -hun berijder .uittrappen, en er is geen
spel op rijwielen, dat zoo voordeelig is voor
de fietsreperateurs als dit Amerikaansche
nieuwtje.
Is n van mijne lezers of lezeressen ook
bekend, of dit spel hier of daar in Nederland
reeds gespeeld werd. Voor mededeeling van
een dergelijk feit houdt ik mij aanbevolen.
Te Glasgow heeft men reeds een
Cyclo-ballmatch gespeeld in 1898.
* * *
Visch-man
Een nieuw zwempakje werd uitgevonden
door een Duitsch kleermaker, den heer
Philip Raschke.
Hij demonstreerde kort geleden deze uit
vinding in de Theems en dreef op zijn met
lucht gevuld buikje van getah-pertsja van
Lambeth-Bridge naar Vauxhall-Bridge. Hij
bewoog zich in deze zonderlinge positie
met vrijmoedigheid, rookte een geurig pijpje
tabak en liet het zich ook aan eenige ver
snaperingen niet ontbreken. Hij beweert, dat
de voortreffelijkheid van dit pneumatische
costuum op een geheime vinding berust,
waarvan de wereld zal gewagen. Zinken, zegt
hij, tengevolge van punctuur, is onmogelijk.
* * *
Bachelors
In zekere kleinere Fransche plaats is
eenige jaren geleden een Oude-vrijersclub
gesticht," die twintig leden telde, allen
levenslustige jongelingen van tusschen de
veertig en vijftig, Aanvankelijk bloeide de
vereeniging, en men vertelde er wonderen
van, hoe vroolijk het daar toeging,
Na een vijfjarig bestaan, is ze echter dezer
dagen ontbonden. Van de tien leden, die er
nog over waren, gaan er thans acht trouwen.
De kleine guit Amor heeft dus blijkbaar deze
vijandige vesting met kracht en geweld be
stormd en een schitterende overwinning
behaald. Wij twijfelen niet, of hij zal ook de
verharde harten der twee verstokte leden
die nog over bleven, weten te vermurven.
* * *
Armenzorg
Men heeft berekend, dat er in Londen
drooggeloopen meerbodem tot op een dertig
pas buiten den nieuwen muur goede
zandige leem of letten" delven.
Bij het graven in dit geelachtig meerslib
kwam een daaronderliggende, zwarte laag
bloot; en daarin staken afgebroken toppen
van gespleten boomstammen. Het bleek, dat
zij op regelmatige afstanden ingeslagen wa
ren ; ze hinderden bij het graven; een werd
er losgewerkt, hij bleek acht meter lang te
zijn, van onder toegespitst, bewerkt met vuur
en bijl. Tegelijk kwamen uit de losgewerkte
zwarte modder allerlei voorwerpen te voor
schijn : hertegeweien, beenderen, potscher
ven, maar ook werktuigen, vuursteenbijlen
en serpentienen messen, steenen kralen en
een ring van been; dan ruwe latten niet
leem bestreken, touw van bast, en een ge
vlochten mat.
In het eerst werd alles achteloos
weggeworpen, slechts enkele voorwerpen bracht een
arbeider bij den Lehrer van Obermeilen,
Johannes Appli; die ging op onderzoek uit
en zag dadelijk de groote beteekenis van de
vondst in ; al had hij, evenmin als een lid
van de Antiquarische Gesellschaft aan wie
hij eenige gevonden voorwerpen toezond,
er eemg idee van, hier met een voorhistori
sche cultuur te doen te hebben ; wel zagen
zij, dat het vór-romeinsche objecten waren,
maar zij dachten aan Kelten ; van nog veel
oudere volken wist toen trouwens nog nie
mand: hetprotten-volk van Midden-Frankrijk
was nog niet ontdekt.
De vondsten vermeerderden zoo snel, en
er kwam zoo velerlei boven, tot korenaren
en beenderen van huisdieren toe, dat.Appli
alles zorgvuldig ging verzamelen en
catalogiseeren. In Januari 1854 zond hij een uit
voerige mededeeling in, met een schetsje
van de situatie, bij het Oudheidkundig Ge
nootschap in Zürich.
Niemand minder dan de archeoloog
Ferdenand Keiler, de voorzitter van het
Genootelk jaar een som van 800000 pond sterling
wordt besteed aan de openbare liefdadigheid.
En ondanks deze 9Vs millioen gulden, die
de armen der wereldstad ten goede komen,
is er in Darkest Londen" nog steeds een
ellende, als in geen andere stad ter wereld
wordt aangetroffen. De 9^ millioen plus
nog enkele millioenen van particuliere wel
dadigheid verzinken in een grondelooze put,
en onder de bruggen van de Theems logee
ren nog dagelijks honderden dakloOzen, die
niet weten, hoe ze van den eenen dag in
den anderen zullen komen.
Dure noten
Het hoogste honorarium voor een enkel
lied, dat ooit aan eene artieste werd uitbe
taald, ontving dezer dagen de beroemde
zangeres Emma Destinn.
Haar voordracht geschiedde dan ook
onder buitengewoon hachelijke omstan
digheden. Zij zong namelijk op
uitnoodiging eener bioscoop-maatschappij in
een leeuwenkooi de bekende coloratuur-aria
uit Mignon" Je suis Titania, la blonde"
en ontving daarvoor drie duizend gulden.
Precies 5 minuten vertoefde zij in de kooi,
zoodat zij voor dit stukje arbeid op den
kop af 6000 gulden per minuut verdiende.
De maatschappij had haar bovendien tegen
ongevallen verzekerd voor drie ton. Ik ver
moed, dat de zangeres met ter zijde stelling
van alle artistieke bedenkingen het tempo
der voordracht wel wat sneller genomen
zal hebben.
Poesje-geluk
Zou 't waar zijn, dat de president van de
Vereenigde Staten, de voortreffelijke Woodrow
Wilson, zoo bijgeloovig is als oud-grootje?
Ik vind het gedrukt, maar kan 't bijna niet
aannemen. Volgens een Engelsch kranten
bericht kwam kort geleden een groote zwarte
kat opeens de eetkamer van het Witte Huis"
te Washington binnenwandelen, terwijl
de president z'n ontbijt gebruikte. Het
lieve dier, dat in deze deftige omgeving
geheel vreemdelinge was, maakte 't zich
dadelijk op haar gemak en sprong snorrend
op de knie van den president.
In 't Amerikaansche bijgeloof is deze ge
beurtenis een voorteeken van groot geluk
en de president heeft besloten, dat men de
gelukskat lekkere hapjes moet geven en haar
het verblijf zoo aangenaam mogelijk maken....
hij hoopt, dat ze blijven zal.
* * *
Toilet
In een der groote steden van Canada heeft
men een nieuwe kerk gebouwd, en bij de
samenstelling van het bouwplan hebben zich
hier de rechten der vrouw doen gelden. Er
komt namelijk in dit ultra-moderne bedehuis
een kap- en kleedkamer, waar bruidjes vór
het binnengaan naar de trouwplechtigheid
nogeens de laatste hand kunnen leggen aan
haar toilet.
Dit is een verdienstelijke poging, om het
heilige met het aangename te vereenigen.
Niet vleiend
Uit een stukje over het toilet der verschil
lende Koninginnen van Europa in een
EnOCHTENDEN HUISJAPONNEN,
MAhTEE, MANTEL-COSTUME5,
GEKLEEDE-COSTülïES, BEUSES
EN VERDER ALLE ARTIKELEM
OP GEBIED
VAMDAMES ENKIfïDER-CONFECTIE
BELANGRIJK
IN PRIJS VERMINDERD
MAGAZUh DE BIJENKORF"
fi DAMRAK AMSTERDAM. JE,
gelsch blad knip ik het volgende compli
ment aan H. M. onze Koningin:
Queen Wilhelmina is accused of.showing
very bad taste in the choice of her frocks
and hats. However, she has some excuse,
for in loyalty to her own country she only
employs Dutch dressmakers, and who ever
heard of a noted Dutch modiste?
't Is niet vleiend voor de Koningin, maar
nog minder voor de Hollandsche modistes.
Deze aanklacht is trouwens geheel onge
grond : men maakt hier even goed fraaie en
sjieke toiletten als elders en onze mode
kunstenaressen hebben deze afstraffing,
dunkt me, geenszins verdiend.
ALLEGRA
schap, begon d<_' navorsching; en dadelijk op
groote schaal.
De plek bij Obermeilen bleek niet de eenige
uit de buurt te zijn, die wat kon opleveren.
In hetzelfde jaar nog publiceerde Keiler zijn
eerste bericht, dat dadelijk bij de geleerden
groot opzien baarde.
Het bleek, dat er zich op verscheidene
plaatsen onder de gele leemlaag in de stille
bochten van het meer van Zürich een dikke
laag zwart slib bevindt, die door Keiler
terecht met den naam Cultuurlaag is be
stempeld. Deze laag is inderdaad niets anders
dan een verzameling van overblijfselen van
een uitgestorven volk; een opeenstapeling,
een samenpakking van de vreemdsoortigste
dingen, van hout en steenwerk, van ver
sierde wapenen, beenderen, voedselresten
en gereedschappen, sommige met een primi
tieve maar toch al gestyleerde versiering.
Uit een lange reeks van ontdekkingen is
het gebleken", schrijft Keiler in zijn eerste
bericht van 1854, dat in vroegeren tijd
groepen van families, hoogstwaarschijnlijk
van Keltischen oorsprong, die leefden van
jacht- en vischvangst, maar die ook al bekend
waren met landbouw, aan de Zwitsersche
meren hutten bouwden; niet op het land,
maar op ondiepe plekken aan den oever.
De palen -zelf zijn van eiken, beuken,
berken of dennenhout; in de lengte gespleten
of geheel gaaf, vier tot zes duim dik; zij
staan in rechte rijen op afstanden van een tot
anderhalf voet. Uit de gevonden planken
blijkt, dat zij tot steun voor schuttingen of
houten muren dienden. Uit vlechtwerk van
bast met leem bestreken bestonden de huizen,
hoog boven water. Tusschen de hutten was
ruimte gelaten en duidelijke overblijfselen van
plankieren of vlotten, en van booten uit n
boomstam, van bruggen of steigers die het
dorp met den oever verbonden, zijn gevonden
en opgeborgen. Allerlei visch- en
jachtgereedschap, neften en matten, pijlpunten van
been, van viiursteen en serpentien zijn bij
menigte verzameld, het aantal nummers be
draagt reeds eenige duizenden."
In dit eerste bericht kon al dadelijk ge
zegd worden dat een tweede paaldorp bij
Mannedorf was ontdekt. En nu de zaak in
Zwitserland populair werd, doken overal
herinneringen op van uitlatingen over boom
stammen in de meren ; vooral op de plaatsen
waar van oudsher de vischvangst het meest
opleverde. Die werden onderzocht en nu
bleek het, dat er niet een enkel voormalig
dorp, maar de woonplaats van een geheel
volk was ontdekt. Het delven werd een
nationaal werk. Alleen uit Wolleshofen vlak
bij Zürich werden zevenduizend voorwerpen
opgeborgen, die kondschap geven van het
leven van dit oervolk. Vijftig dorpen of
stations zijn alleen in het meer van Neuchatel
gesignaleerd, veertig in het meer van Geneve.
Zoo door heel Zwitserland; slechts het
Vierwaldstatter-meer met zijn steile oevers heeft
tot nu toe niets opgeleverd, dat licht ver
spreidt over dit visschersvolk. In het Bieler
meer zijn alle vondsten met een dun laagje
kalk omgeven, waardoor ze buitengewoon
mooi en bija gaaf zijn bewaard gebleven.
Ook op plaatsen waar in den loop
der eeuwen een meer tot land werd, zijn
paalwoningen ontdekt; zoo bij Zug, waar
na een oeverafschuiving vele rijen koppen
van palen bloot kwamen.
Buiten Zwitserland zijn eveneens woon
plaatsen van dit volk gevonden; in Beieren
en Würtemberg aan de noordzij van de
Alpen, in het Salzkammergut en in het
Neusiedler-meer in Oostenrijk. In den laatsten
tijd werden ook sporen er van ontdekt in
Ierland en Mecklenburg. Over de resultaten
van het onderzoek der gevonden voorwerpen
een anderen keer weer eens.
E. HEIMANS
* *