Historisch Archief 1877-1940
14 Dec. '13. No. 1903
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Niet te langzaam
SLOOFJE
MUZIEK VAN W. L. v. WARMELO
T gr
v
Ze
-Htrirr-^
=- b -b '"4
*had haar hee - Ie lan - ge
A
?~f ' : |
, *-=<H
_|
t=H : U
Ie - ven Voor
__£1
?-^=ab=
-*- V
., i
±1 ^
Pa en Ma en broer ge
f 1?1
!--~ i
Lj . _5
sloofd, Ze had haar bo-ter-hamge-sne- den, Ze had haar groen-ten gaar ge
stoofd. Pa - pa zat heel de lan - ge da - gen ge - heel al - leen op zijn kan ??
-±
J^I*=¥=±'-?|?-*
f -- ,
Tfriï1
firvP t> 1=
U J
i
i *
r*-a*
r* ^ iv -M- , -r?,
r^?d?? j j' *-|=??t
iP< -JS > I> -fc nyj: ~fl
--? ij* b* «3
:^=fl
toor. Ma -ma die haak -te aan een kleed- je En broer die ging er eens van door.
-$)-^V- ^
M' ii c:
-?H
t
-t?f- ?#?
1
=* J
-«
i
1 ^
b V1^*
J-- J
4 4
E=^-=*r
_ -1 f .{
+ 3*
*?
C3 ?
A
.J.
l
:^3
Woorden van TOM SCHILPEROORT
Ze had d'r heele lange leven
Voor pa en ma en broer gesloofd,
Ze had de boterham gesneden,
Ze had de groenten gaar gestoofd;
Papa zat heel de lange dagen
Geheel apart op zijn kantoor,
Mama, die haakte aan 'n kleedje,
En broer, die ging er eens vandoor.
Ze had nog nooit 'n man zien komen,
Die ooit iets liefs haar had gedaan.
Haar had nog niemand ooit zien droomen,
Voor niemand scheen ze te bestaan.
Mama, die maakte 't zich niet moeilijk
Die had de dag voor zich alleen,
En pa zei, als ie s'avonds thuis kwam:
Zoo'n dochter heb ik er maar een."
Ze droeg d'r moeders ouwe bloessies
Die niet meer in de mode zijn,
'n Hoedje, dat geen tnensch wou dragen,
Verkocht de juffrouw haar voor fijn;
Zoo liep ze soms dan door de straten
Wat bleek, gedrongen in elkaar,
Totdat ze iedereen ging haten,
En zelf niet wist waarom, vanwaar.
Ze kletste over kleine dingen
Als ze alleen was met mama;
Die stuurde haar naar ooms en tantes
Die noemden haar ons nichtje La".
Maar wat er niemand ooit bespeurde
Was, dat ze 's nachts te snikken lei,
En dat ze stil er dan om treurde
Dat niemand haar wat vriendelijks zei.
Ze ging wat houden van 'n poesje
Dat zacht haar streelde met z'n kop,
Ze gaf het naampjes, 't lieve snoesje,
En voerde het z'n melkie op
Mama die stierf, kort na dezen
Nadat ze wat gesukkeld had,
Papa, die volgde, en ze bleef toen
Alleen met 't huis en met d'r kat.
En toen ze eindelijk zélf ook stierf
Vermaakte ze d'r duiten aan 'n school,
Waar je aardappelen en worst leert koken
En goedkoope schotels boerenkool...
Eens had ze ergens gelezen
Dat dat 'n mensch zoo noodig had...
Dat was 't eenige wat ze leerde,
Wat 't leven haar ervaren had ...
Tentoonstelling
Moderne Kunstkring
ni
"Van de aanwezigheid van enkele Hollan
ders moet er na de reeds genoemde nog
acte genomen worden, al is de tentoonstel
ling nu alhaast gesloten Ze zijn meest alle
leden, en, in aanmerking nemend de wis
selvalligheid van de moderne kunstverrich
tingen, is het goed even aanteekening te
houden van hun verschijnirtg dit jaar, in
afwachting van het volgende.
Zoo is bijv. Weyand, met de herinnering
aan zijn vroegere inzendingen, nu haast niet
herkenbaar. Hij is van 't eene uiterste in
het andere gegaan en laat ons nu slechts
hopen, dat hij uit zijn wankelmoedige houding
moge geraken, want hij is een schilder met
precieuze hoedanigheden en van meer kunnen
dan vele anderen, die hier exposeeren.
Volmaakt in tegenstelling met hem, zijn
wankelmoedigheid en aarzeling wel aller
minst belemmerende elementen in het werk
van Kickert de stichter der vereeniging
en tevens haar werkzame spil. Het kon
hem wat meer toegewenscht worden aar
zeling althans! Durf heeft een zeer gewich
tig aandeel bij het welslagen van een
kunstwerk, maar ze mag niet gericht zijn
op een overrompelende uitwerking, waarmee
ze meer in het karakter komt van het aplomb,
dat eigen is aan het rederijkers-gebaar. Alle
doortastendheid houdt nog niet vastberaden
heid in! Zijn werk heeft ontegenzeggelijk
boeivermogen. Er is een zekere grootsche tuimel
in de samenstelling van die aan rotsblokken
zoo rijke strandgezichten, die soms doen
denken aan een voorwereldlijktijdperk,?waar
zelfs fossielen van reuzen-mannequins zijn
komen bloot te liggen! De kleur, bij voor
keur gestemd op mahonie-bruin, brons-groen
en donker blauw, geeft soms effecten van
een karbonkelachtigen gloed. Een neiging
naar het heroïke in de visie van deze woeste
landstreken aan zee is onmiskenbaar, maar
de uiting heeft iets hinderlijk rethorisch' en
vooral, is nog zeer onvoldragen.
Die stapelplaatsen van rotsblokken in de
natuur zijn al te wrak van bouw, hebben
te zeer de onwezenlijkheid van een
tooneelmatige schikking; de teekening is gebrekkig,
(de vormgrilligste steenklompen hebben k
vorm!)
Kunnen de lijnen bij Schelfhout aan ijzer
draden doen denken, bij Le Fauconnier aan
sajetdraden, dan bij Kickert aan kabeltou
wen. Bij allen mist de lijn de elastische, de tril
lende, spanning. De kleur eindelijk is van een
te troebelen gloed. Zoo gaat deze kunstver
schijning, laat me zeggen, nog te veel in
lompen gehuld. Dat ze niet veel erts inhoudt
van elementen eener toekpmstkunst, dat ze
een terugtrekkende beweging zelfs beteekent
waarop ik in den aanvang van mijn arti
kelen doelde, hoeft geen reden te zijn om haar
verwerpelijk te achten, maar wel mogen
we eisenen, dat deze jongere ons klaarder
en doordringender getuigenis geeft der aspi
raties waarvan hij vervuld schijnt te zijn.
Zijn lan is benijdenswaardig, doch mati
ging en zelfkeur zijn hier dringend geboden.
De inzending van Schelfhout doet nu
duidelijker dan te voren uitkomen zijn
wezenlijken aard en de richting waarin hij
zich voordeeligst ontwikkelen kan. Een
schilder blijkt hij allerminst te zijn, hoe
halstarrig hij ook zijn pogingen voortzet om
landschappen met Cézanne-achtige kleur naar
cubistische formules samen te stellen. Zijn
Christussen doen nog overtuigender de on
vruchtbaarheid van zijn streven in dezen lijn
uitkomen. Een schamel teekenvermogen is
daarbij slechts geëtaleerd. Zijn etsen daar
entegen releveeren eigenschappen, die zich
vroeger wel lieten vermoeden, maar nu
forsch en zelfs welig aan 't uitwassen zijn.
Een verzameling van zijn
droogenaald.prenten, nu in 't Prentenkabinet geëxposeerd,
komt dit oordeel bekrachtigen. Er is daarin
een wonderlijke vermenging van moderne
tendenzen en verzuchtingen der verbeelding
als uit een vroegere romantiek. Wel doen
de Christuskoppen steeds de Man der
Smarten bemerken dat de vorm nog zeer
onvoldoende beheerscht is, maar daar is
een geestkracht in de uitvoering, een klem
mende vasthoudendheid aan den expressie
vorm van deze techniek, waarmee de etskunst
werkelijk op een ander niveau van vrucht
bare beoefening wordt gebracht.
Een nog geheel onbekende, Ten Holt,
duidde ik reeds met een enkel woord aan,
om een werk dat naar mijn stellige meening
beloftevol is voor de toekomst. Zijn schil
derij is betiteld de Worsteling. Ik wil in 't
midden laten aan welke vormen die
gedaantelooze en wild dooreenwarrelende
(liever rond-keilende) figuren ontleend zijn.
Ik hoorde beweren dat het een strijd van
twee geharnaste ruiters voorstelt. Ik kon ze
niet vinden en 't laat mij onverschillig.
Ik prefereer voor een zakelijke kennisgeving
van vechlende menschen de uitbeelding
daarvan, die mij ondergaan doet een sterke
impressie van het schokkende en botsende
en ketsende, gelijk in de aanschouwing van
het leven zelf, ik me een beeld vorm (het
bewegingsbeeld) vaneen woedende vechtpartij.
En in kunstvorm overgebracht voel ik me
voldaan als dat woelend schouwspel vast voor
mijn oogen staat in een rythme der ordeloos
heid, gelijk hier. Dit schilderij is een en al
sidderend leven van lijn en van kleur. De
kleur is zeer rijk aan nuanceeringen, schel
en toch met overvloed van subtiele duidin
gen, al verneem ik uit het geheel een ver
klanken als van metalen geluiden.
Nu kan allicht gezegd worden, dat met
bijzondere hoedanigheden te zien in een werk
als dit, of van Kandinsky, men zichzelf wat
wijs maakt. Alsof ieder kunstwerk niet tel
kens opnieuw voor zichzelf moet begrepen
worden! De essentieele waarde van een
onbegrijpelijke voorstelling is te toetsen aan
het gehalte der onderdeden, zooals bij een
begrepen, en bewonderd schilderij ieder
willekeurig brok, los van het geheel, zich
genieten laat, zooals de toon waarop woor
den worden uitgesproken aanwijzing geeft,
ons overtuigen kan, van een al of niet fic
tieven inhoud bij hun aaneenschakeling tot
een gezegde. En die dan meenen het fijne
keurvermogen te hebben van kleur en van
vormduiding, raad ik aan dit heftige en
steile werk eens meer op de nerven van
het gansene uiterlijk te beschouwen. Dit kan
hen althans tot het organisme, dat de levende
kern bepaalt van alle geestesuiting, nader
brengen.
De meest opvallende Hollanders heb ik
nu besproken en voor de buitenlanders blijft
er niet veel ruimte meer, zelfs de machtigste
Franz Mare, Eekhoorns
onder hen, Kandinsky, mocht ik slechts
terloops aanduiden. De wonderlijke
kleurvondsten, de fascineerende kleurbeelden van
dezen merkwaardigen fantast uit onzen tijd,
trachtte men ook maar te ontdekken bij het
schorten van een voorbarig oordeel uit
het beschouwen van afzonderlijke deelen.
Jammer, dat er enkele werken van hem
tegenwoordig zijn, die in de lijngangen al
te los gesnoerd waren en waar de kleur
niel genoegzaam geaetheriseerd werd.
Ook Le Fauconnier had ik uitvoeriger
willen bespreken, daar dezen evenveel onder
als overschatting ten deel valt. Ik zeide
reeds, dat zijn inzending genietbaarder is dan
verleden jaar, en zijn vooruitgang zit hierin,
dat hij de pretentie s van een stijlvol
vormuitbeelder wat heeft afgelegd. Dat hij zijn
theorieën over de wetten en elementen van
een hoogere kunstorde (zie voorrede in
catalogus van verleden jaar) niet in de
praktijk vermag toe te passen, kan ook
nu nog blijken als uit de wangevormde
L'Abondance. Waar verleden jaar uit de
ingesopte, wat schriele toontjes binnen (en buiten)
haspelige lijnen, zich toch een
kleurgevoelige deed erkennen, heeft hij thans eieren
Van der Hem
i
Naar aanleiding van de tentoonstelling die
bij Goupil (Den Haag) heeft plaats gehad
1. Van der Hem heeft sterke tegenstanders.
(Soms zoudt ge kunnen zeggen: hij heeft
sterk tegenstanders). Deze brengen allerlei
tegen hem in; en verdedigen hunne over
tuiging met scherpe en subtiele redenen;
met harde ontkenningen of met vleyend
toegeven. Dat zij hem aangrijpen, en aan
grijpen kunnen, bewijst dat zijn talent nog
geen dwingende autoriteit bezit, zooals de
kunst van Degas. Dat zijn werk deze on
aantastbaarheid niet bezit, is onmiddellijk
toe te geven, en ook bij zijn jeugd als
schilder nog niet te verwachten. Maar deze
wijze van aangrijpen is niet standhoudend,
omdat zij berust op te vroegtijdigen aanval.
Van der Hem's autoriteit kan bij het ouder
worden stellig toenemen.
2. Onwillig zijn tegen dit werk: de schil
ders van het boerenbinnenhuis en die van
het landschap uit de Haagsche School.
Dit is de kleine zelfverdediging van epigo
nen, die zien dat het landschap, zooals zij
het na-ondervinden, zijn tijd heeft gehad;
en die bespeuren dat het boerenbinnenhuis,
zonder dat zij het merkten, vervangen werd,
als voorwerp van beschouwing, door het
atelier der magazijnen; door de interieurs,
de kleedkamers der actrices; en door de
fel-modern gekleede figuren van stoutmoedige
en brutale Venusdierkens" en wat meer
er van dergelijke gemakkelijk levend vrouw
volk gevonden wordt, staande in het
atelier van den schilder of buiten op het
duin, of, bloem van kleuren en van kleeren
zijnd wezen, in de groote bars; in de voor
den nacht verlichte restaurants, en theaters.
Het spreekt van zelf dat deze
epigonenweerstand voor geen enkele kunst-uiting van
belang is.
3. Bij deze ouderwetsch-gezinden moeten
zich de pointillisten, wellicht tot eigen ver
wondering, voegen. Deze schilders op de
stippelende (en aan-stippende) wijze vinden
Van der Hem, zonder dat het misschien
hunzelf klaar en helder wordt, strijdig met
hunne wenschen. Ik heb er in een vroeger
artikel reeds opgewezen, dat de schildering
van den aangevallen schilder slechts zoover
luistert naar het nieuwe, als zij dat noodig
heeft voor de verwerkelijking van haar
tooneelen. De schilderwijze van Van der
Hem is wel degelijk traditioneel; zijne voor
stellingen alleen zijn van de scherpste
moderniteit. Hij is veel minder
nieuwerwetsch dan Jan Sluyters ; hij is veel soberder
van kleur dan deze; hij is wanneer hij het
soberst is, en het meest licht-en-donker",
zeker het diepst; dikwijls het blijvendst.
Om nog iets anders minnen de pointillisten
hem niet.
In het algemeen zijn deze stippelende
schilders geen psychologen, geen moralisten.
Zij zijn de schilders van n oogenblik,"
en verdiepen zich soms in den lichtval,
maar zeker niet in de psychische structuren.
Ofschoon Van der Hem geen diep-tastend
psycholoog nog is (zie zijn Vicomte) en het
moraliseeren zeker hem geen heil brengt,
zijn deze neigingen in hem te vinden. De
pointillisten moeten hem dus om zijn andre
neigingen haten maar wie stierf ooit,
omdat een uiting van zijn wezen aan een
ander niet beviel ?
4. Naast, en na deze, komen, met meer recht
van spreken, de schilders der Wandschilde
ringen. Terwijl zij, als ik, meenen, dat de
Tijd nijgt naar Synthese, en terwijl zij mee
nen dat ieder individueel-gekleurde uiting
zoo niet gevaarlijk dan toch te keeren is
(dit laatste ben ik volstrekt niet met hen
voor zijn geld gekozen en schildert met
verruimden zin, zonder zwaarwichtige
nevengedachten vlot weg in een werkelijk nieuw
gamma van salmachtige kleuren. In de
groote als voorstelling ondefinieerbare com
positie, is bekorend de vloeiende en har
monieuze dooreenmengeling van rijk ver
scheiden en spiegelende kleuren, maar het
liefst zijn me toch enkele stillevens om de
stelliger gebondenheid van dat ranke, en
eenigszins wufte, kleurspel.
Van Franz Mare wordt hierbij nog een
werk in reproductie gegeven. Al kon zijn
inzending ook wat geschift worden, zijn er
toch genoeg werken, die van meer
beteekenis zijn, dan, naar het schijnt, algemeen
geacht wordt. Want zijn kleur is veelal onbe
haaglijk. (Toch niet altijd!) Maar zijn werk is
zeer belangrijk om de verdichtende en tegelijk
styleerende interpretatie van de werkelijkheid.
Daarin openbaart zich de kern van de mo
derne beweging, die de symbolische
vormspraak tegenoverstelt aan de ongebonden
uitzegging van een voorgaand Realisme.
, W. STEENHOFF
'n Art.de Onafhanklijken moet blijven liggen.
eens), zien zij juist in Van der Hem een
sterk naar het individueele toe willende
conceptie der schilderkunst. Zij voelen in
dezen, dat hij, met meer andere kosmopo
litisch aandoende genooten, ingaat tegen
dat waarnaar zij streven, en waarop zij
wachten. Tegen dezen zou ik het mij als
waar geldende theorema willen stellen, dat
niemand moet vreezen voor wat hij zeker
voelt, en dat niemand 'moet hinderen wat
talent vertoont. En is dit niet in Van der Hem,
maar zelfs is er niet een decoratieve
neiging in hem ?
5. En wie vindt hem te mondain ? Dit zijn
de bestrijders waarom ik zachtkens lachen
kan. Wie vindt hem immoreel terwijl hij,
niet tot zijn heil, moraliseert? Wie vindt
hem te modern ? Wie zijn deze ? En wat
weten deze ? Het zijn de grootheden, wel
licht in de theologie, wellicht in de Waereld
der Ambtenaren, wellicht in den souden
lakenhandel, die ieder kunstenaar niet alleen
verwaarloozen mag, maar zelfs
verwaarloozen moet. Want deze klamme bevechters
zijn de ge-etiketteerde Stilzitters en de
Handhavers van de Doode Dingen. Zij zijn
de ontkenning voor den kunstenaar van het
Werkelijke; zij zijn de Flapuiten van andrer
Meeningen, en als zij uit-stierven was de
waereld moeylijker, maar rijker. Deze heeren
die niet zijn noch zien, kunnen verder met
rust gelaten worden in de Hofjes hunner
Opinies. Zij weten niet, wat er Schoons in
de Nieuwe Moderne Nachten is, en in
de zacht-bepoeierde lichten der Verfijnde
Schouwburgen. Zij kennen als poeder niets
dan hun talk-tandpoeder; zij kennen de
schromelooze en de schromensvolle lichten
niet. Zij zien nooit op de lucht-ijle scènes
de vluchtige danseressen gaan, die Degas
tot een doel zich koos, en hebben zij den
Witten Rijkdom der Clows wel ervaren
onder de boog-lampen der fagaden; hebben
zij de oogen ooit zwart zien zijn of zien
treuren, onder de te veel aangedikte wenk
brauwen ? Zij kennen, deze Heeren, den
Weemoed niet, die, toch eenzaam, boven
de Groote Steden als een overgroote Padde
stoel vluchtig staat, of, een haast stoffelooze
Bloe m, stengelt in de Schouwburgen der
Groote Steden ! Zij kennen het begin niet van
dat, wat naar mijn wensch, Van der Hem
zelfs te weinig nog kent, en waarin Isaac
Luitenant von Foerstner
de Held van Zabern1