De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 21 december pagina 1

21 december 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1904 Zondag 21 December Aü. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden f 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels /l. 25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . ?0.25 . . 0.30 . 040 INHOUD Blz.l: Kinderbeschermings-Congres. Chicago. 2: Feuilleton door Raph. W. Springer. Frans Coenen over Willem Elsschots Villa des Roses. Mathematicus: Kunst door techniek. 5: Tutti Frutti door N. Mansfeldt-de W. H. Allegra. E. Heimans: Paal woningen. 6: J. G. Veldheer over Th. van Hoytema. W. Steenhoff: De Onafhankelijken. A. Plasschaert: Van der Hem, II. 7: Portretten van Th. M. Roest van Limburg en Kardinaal Rampolla. Matthijs Vermeulen: Muziek in de Hoofdstad.?ErnestineiHadkinson: De Guzlars in Macedonië. 8: Charivarius over den pennestrijd Colenbrander-Blok. Charivari. 9: Fin. Kroniek door v. d. M. 10: Buitenl. Staatsleeningen door v. d. S. De Journalist door C. J. A. van Bruggen. Negen puntenpuzzle. Damspel door J. de Haas. U: Schaakspel door R. J. Loman. Joh. Braakensiek: Mona Lisa. Bijvoegsel van Johan Braakensiek: Cort van der Linden-Orfeus. N VERRE EN VAN NA KINDERBESCHERMING Het driedaagsche congres voor Kinder bescherming, dat op initiatief van den Bond van Ned. Onderwijzers te Amsterdam heeft plaats gehad, is, in tegenstelling met bijna alle andere congressen, niet verward geweest; te danken was dit aan de strenge afbakening der te be handelen materie, en vooral te danken was dit aan het wegblijven der uitgenoodigde kerkelijke en andere be houdende elementen, wier wegblijven overigens, zooals het behoorde, betreurd" werd. Welk een zegen het kan ironisch klinken, maar het wordt hier in ernst gezegd welk een zegen, dat al die lieden, stoeiend op anderen wortel, al die Nederlandsche staatsburgers, wier sociale gedachteleven zoo heel niet past op de kennis, de inzichten, het doel van de op 't congres aanwezige socialisten en democraten, zich veraf hielden ! Bijna elk congres vaa heterogene elementen is door de onmogelijke poging van (voor enkele dagen) verzoening der uitersten niet veel meer dan een rumoerige en nutteloos verloopende rederijkerij. Op zijn best vindt men op zoo'n monster congres over een bepaald onderwerp een wilde verwarring van redeneeringen, die alle, in rapporten vermeld, en daarna gewand, gezift, en uitgelezen, den man, die op 't Congres was, iets leeren kun nen, dat hij van elders ook weten kon. De meeste groote congressen, welke niet, als- het nu afgeloopene, bijna uitsluitend door geestverwanten bezocht zijn, vibreeren van een soort oneindigheid van tegendeelen, welke haar rust, haar troost en haar eenheid gelukkig is per slot nog te kunnen vinden in eensgezinde ban ketten en kalmeerende uitstapjes. Op het nu gehouden congres vonden elkaar, bij een daartoe geschikt onder werp, en voor een niet onmogelijke samen werking, socialistische en niet-socialistische democraten. Mej. Anna Polak, die uitsluitend feministe is, viel daarom terstond uit den toon, en zij ver wekte, zoo als niet te vermijden was, een der nuttelooze scènes, waarmee de straks genoemde congressen bijna geheel plegen gevuld te zijn. Hiermee is in 't geheel niet afgedongen op de waarde van hare woorden buiten het Congres-verband, waarin zij sprak. Laat ons hier afdrukken de conclusie, die op 't eind van den derden dag zonder vél verdere discussie door het Congres is aangenomen. Zij betreft de Leerplicht, het Voortgezet Onderwijs, de Kinder voeding en -kleeding, en den Kinder arbeid. LEERPLICHT L De verplichting vangt aan uiterlijk zoodra het kind den leeftijd van zeven jaren heeft bereikt. Geen kind wordt tot gewoon lager onderwijs toegelaten, zoo lang het den leeftijd van 6 jaren niet heeft bereikt. De verplichting eindigt, indien het kind acht jaren leerling der lagere school is geweest en het de klasse heeft doorloopen, waarin het bij den aanvang van het laatste schooljaar was geplaatst. Hierin is uitgedrukt de, trouwens in de geheele onderwijswereld reeds lang gestelde eisch, dat het kind minstens tot zijn veertiende jaar school ga. Tegen woordig wordt het kind van school genomen als de weetlust begint te ont waken, of zooals de soc. predikant Ds. Bakker uit Zwolle het zei: Als bij de kinderen de geestelijke honger komt, dan is de maaltijd net afgeloopen. H. De kinderen van ouders die een vaste woonplaats missen, zijn ook on derworpen aan de bepalingen vervat in I. Van overheidswege wordt gezord, dat deze kinderen het onderwijs aan een lagere school kunnen volgen. III. Uit de wet yervalle de bepaling in art. 13, waarbij ten behoeve van werkzaamheden in landbouw, tuinbouw, veehouderij of veenderij, jaarlijks voor ten hoogste 6 weken vergunning kan worden verleend, de school niet te bezoeken. IV. In de wet worde een bepaling op genomen, waarbij onder strafbedreiging aan den werkgever alle arbeid voor schoolgaande kinderen verboden wordt. Deze klacht, dat kinderen (vór, tusschen en na de schooltijden) vaak voor aller hande loonarbeid worden gebezigd, vindt ook, en uitvoeriger, uiting onder de straks volgende paragraaf Kinderarbeid". VOORTGEZET ONDERWIJS I. De verplichting tot het regelmatig bezoeken van inrichtingen van onderwijs strekt zich uit tot het voleindigde 18e levensjaar, met dien verstande, dat na afloop van het gewoon lager onderwijs met een bepaald aantal uren per week kan worden volstaan. II. Aan de vakken van algemeen ont wikkelend onderwijs wordt, ook indien de onderwijs-inrichting vakopleiding beoogt, een bij de wet te bepalen mini mum aantal uren per week besteed. III. Zooveel mogelijk wordt er door den wetgever naar gestreefd hetvoortgezet-onderwijs, althans in de eerste jaren volgend op het gewoon lager onderwijs, overdag te geven. IV. De werkgevers zijn onder straf bedreiging gehouden de jongelieden in de gelegenheid te stellen het voortgezet onderwijs te volgen. Wat deze artikelen, en trouwens de heele conclusie beoogt, is een intellec tueel en physiek meer weerbaar maken van de jeugd uit de volksklassen. Onze arbeiders zouden er, in vergelijking met de buitenlandsche arbeiders, niet zoo schraal en zwak en armelijk behoeven uit te zien, indien zij allen tot hun acht tiende jaar naar lichaam en geest de be scherming hadden genoten, die men hier den wetgever vraagt aan het jonge Nederlandsche volk te verleenen. KINDERARBEID 1. Wettelijke bepalingen worden ge maakt tot het tegengaan van allen arbeid, die direct of indirect verband houdt met het bebrijf of de nering, welk uit geoefend wordt door hem of haar, die die de opdracht tot dien arbeid geeft, voor- kinderen, die nog niet van den leerplicht voor gewoon lager onderwijs zijn ontslagen. II. Eveneens worden wettelijke be palingen gemaakt tot sterke beperking van den arbeidsduur voor jongelieden beneden de 18 jaar. Ingeval het Voort gezet Onderwijs wordt gegeven in uren, vallende onder den arbeidstijd, worden deze in mindering gebracht. III. Nachtarbeid voor jongelieden be neden 18 jaar worde bij de Wet verboden. In deze artikels ligt dus de wensch uitgedrukt, om niet alleen uit de Leer plichtwet art. 13 te schrappen, dat verlof geeft tot het voor den arbeid bezigen van schoolplichtige kinderen deze wensch werd reeds uitgesproken onder Leerplicht" , maar de Conclusie strekt hier tot bovendien positieve hervorming. KINDERVOEDING EN -KLEEDING I. in de wet op den leerplicht wordt de bepaling opgenomen, dat rechtstreeks van overheidswege voeding en kleeding zal worden verstrekt aan leerplichtige kinderen, voor wie daaraan behoefte bestaat. II. Ouders van niet behoeftige leer lingen kunnen hun kinderen tegen be taling aan de voeding doen deelnemen. Bij de behandeling van dit onderwerp is zeer veel, en naar ons inzien misschien nog niet eens genoeg gezegd over de kindervoeding als gemeentelijke en als particuliere instelling. Wij willen hierover wat uitvoeriger zijn, omdat de school kindervoeding nog altijd, zooals de heeren Klaas de Vries en K. ter Laan deden uit komen, te veel in handen is van weldadigheid-betrachtende personen, inplaats dat daarin, ruim en tegelijk tactvol, door alle gemeenten voorzien wordt. Armen zorg luidt thans Treubs klokje van het Staatspensioen. Armenzorg is nog te veel de zoo noodige schoolvoeding, die in den winter door damespatronessen wordt uit gedeeld, maar in den zomer uitblijft, gewoonlijk, zooals . men op dit congres vernam, omdat dan de weldadige men schen uit de stad zijn en zich in vacantiestemming minder verantwoordelijk voelen voor den, toch ook in 't warme jaargetij overblijvenden nood (wat tot gevolg heeft dat de vacantie van eenige welgestelden den honger meebrengt van honderde kinderen.) De weldadigheid is niet alleen om dit haar onvast karakter voor school voeding te verwerpen. Als Armenzorg is zij voor de kinderen karakterbedervend, zooals bedeeling alles wat zij aanraakt omlaag drukt. Indien, gelijk op dit Congres democraten en socialisten het eischten, de school zelf en wel voor alle kinderen wier ouders het verlangen, betalende en niet betalende het maal bereidt, terwijl de juffrouw" de kinderen aan tafel voorgaat, zal deze eenvoudige, de armen zorg ontwijkende behartiging van des kinds belang (des kinds belang als geestelijk wezen k!) de volkskracht van onze natie sterken. Wij hopen, dat, zooals later in déze materie gebeuren moge, reeds weldra, bij de behandeling van Treubs ouderdoms rente, een groot verzet ontsta tegen al wat het merkteeken der armenzorg heeft. Laat het karakter der ouden ongerept, waar het van bedelarij en weldadigheid onge rept was, gij zult met meer geloof aan de door die afschuw npg,<wjgerepte kinder zielen weigeren ter/ ra^ën en de aal moes verbannen van de school voor iets beters: voor het maatschappelijk leermid del" der kindervoeding en -kleeding zooals het in '82 reeds door Domela Nieuwenhuis genoemd is. * * * Het Chicagosche Tempo Van ARTHUR HOLITSCHER Vertaling van L. K.?S. De Berlijnsche romanschrijver Arthur Holitscher publiceerde in een tijdschrift Indrukken" van Chicago de verschrik kelijkste stad van de aardbodem". Hieraan is het volgende, met de eigenaardige ondertitel: de kat in de pianofabriek" ontleend; een schildering van de krank zinnige uitbuiting van menschelijke arbeidskracht in de slachterijen, fabrieken en verdere groeibedrijven van deze stad, die de schrijver met recht als de hel" betitelt. Het bezoeken van de slachthuizen van Chicago is een beetje in diskrediet geraakt bij schrijvers die naar Amerika reizen. De uitnemende Wells weigerde om er naar te kijken hoe onschuldige dieren in troepen werden bijeengedreven en weerloos in de dood gejaagd. Andere geesten van mindere rang hebben Wells' voorbeeld nagevolgd. Ik vermoed, dat de reden van dat wegblijven niet zoozeer is het medelijden met de dieren, als wel de buitengewone, afdoende schil dering die Upton Sinclair in zijn meesterwerk De Wildernis" van de pakhuizen" gegeven heeft. Want ik kan niet inzien waarom men er niet naar zou kunnen kijken hoe om 10 uur 's morgens de runderen en varkens doodgestoken worden, die men zich om half 2 bij de lunch in de vorm van filets en karbonades laat opdienen. Gewichtiger dan het lot van de dieren die doodgestoken worden schijnt mij het lot van de menschen, die ze doodsteken. En daarom ben ik wél in Armour's slachthuizen gaan kijken. Ik trof Sinclair een maand later in NewYork aan en sprak met hem over zijn boek. De Wildernis" een boek, dat men niet luid genoeg kan prijzen en niet hoog genoeg boven de vloed van werken zijner tijdgenooten kan stellen, is het werk van een socialist. Hij heeft de misstanden van dit, met de heele wereld in verbinding staand bedrijf, ontdekt, en ze aan de wereld te overdenken gegeven. Het was hem er meer om begonnen het publiek in te lichten over de erbarmelijke toestanden waarin de arbei ders in die slachthuizen leven, de econo mische omstandigheden te verklaren die deze menschen te gronde brengen, dan om over het vleesch te vertellen, dat hier onder zeer onvoldoende hygiënische voor waarden voor de consumptie bewerkt wordt. Maar, zooals Sinclair van de uitwerking op het Amerikaansche publiek zegt: I wanted to hit them in the heart, I hit them in the stomach!" Hij wou ze in het hart treffen, maar hij raakte ze alleen in de maag. Nu troont in de donkere, schimmelige kwalijkriekende gang waar arme bleeke meisjes van 7 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds schijven vleesch in de blikken pakken, een manicure, rg zichtbaar voor de bezoekers die er langs gedreven worden. Zij troont daar als een waarborg dat de plakken vleesch door dagelijks gereinigde vingers in de bus worden gestopt. Haar gepolijste nagels glanzen in 't licht van de gloeilampjes. Zoo zit ze daar, een doodelijk verveeld aanschouwingsvoorwerp, midden in de stank en leest, terwijl de meisjes om haar heen koortsachtig doorwerken, een beduimelde roman. Waarschijnlijk de Wil dernis". Maar voor de rest is alles bij het oude gebleven. Rondom de vestingen van de slachthuizen strekken zich mijlen ver de open houten loodsen uit, waarin runderen, schapen en varkens op hun hemelvaart wachten. Af en toe gaat een poort open, de dieren stroomen er uit, en dan gaat het door sluizen en over schuttingen, door een labyrinth van paden en hoeken naar een overdekte gang, en dan naar boven, tegen een brug der zuchten" op, en aan 't eind daarvan valt al dat blatende, schreeuwende en loeiende gedrang plotseling in de vlijm scherpe dood. Daar is de reusachtige ronde houten schijf, waaraan de spartelende, aan hun achterpooten opgehangen varkens ronddraaien. Voor die schijf staat een kleine stevige kerel met een spitse stalen lans. Zoodra de schijf een varkensbuik op de juiste hoogte heeft gedraaid, geeft de kerel het dier de eerste korte snede, van boven naar onder. Het spartelende offer merkt nu eerst waarom het te doen is, stoot een angstgeschreeuw uit als een kind dat zich gebrand heeft, spuit de kerel een dunne, rpode, warme straal in 't gezicht, over 't lijf en over de moordenaarshanden heen en is door middel van een ketting al bij de tweede slager aangeland, die een even korte, elegante en zaakkundige snede op hem toepast. En honderd schreden verder is het dier al naar alle regelen van de kunst afgewasschen, onthaard, in stukken ontleed, in koelkamers gebracht het spoor van zijn aardsche dagen is uitgewischt en zijn roeping als menschenvoedsel heeft vaste vorm aange nomen. De schijf draait rond en de stevige kerel maakt zijn eerste snede. Sedert dertig jaren staat hij daar en maakt zijn eerste snede zeker en zelfbewust, zooals een bankdirekteur zijn handteekening onder een schriftstuk zet. Hij verdient veel geld, 60 cents (?1.50) per uur, en is een vertegenwoordigend figuur van het Amerika onzer dagen, evengoed als Dowie, Rockefeller en Roosevelt. Dertig jaren lang heeft hij dit tempo volgehouden, 25 dieren in de minuut, dat maakt 1500 per uur, 15000 per tien-urige arbeidsdag. Dertig jaren lang is hij in de Amerikaansche haast op zijn post gebleven. Millioenen varkens heeft zijn lanssnede daar heen verwezen, waar de vleeschhonger der menschen ze hebben wilde. Veracht ik deze man, die te midden van stuiptrekkingen, dunne roode stralen en angstgekrijsch het onderhoud voor zich en zijn gezin verdient, om zijn handwerk, om zijn koelbloedige, onbewust-ruwe aard ? Geen sprake van. Ik bewonder hem om zijn kracht en terwille van zijn tempo. Hij mag wat mij belreft een onmensen, een ondier, een onding, een soort duivelsgebroed wezen, hij is k een maatstaf en meter der menschelijke kracht, een recordbepaler van de handigheid waarop het in zijn beroep aankomt; dat is hij! En bovendien een vijand, niet van de varkens, maar van zijn medemenschen. Dat is deze duivelsche kerel. Zijn flinkheid is het, waardoor hij tot een vijand van zijn medemenschen wordt, hij die de Speed'" (jacht) vol kan houden. Het is immers al een oude wet, dat de flinke de vijand is van de minder flinke. Maar in dit land, dat van de flinkheid een eeredienst heeft ge maakt, een dienst, wiens tempel zich naast die der demokratie verheft, en (niet alleen in de werkuren !) grooter toeloop heeft, in het tegenwoordige Amerika heeft deze wet een kleine uitbreiding gekregen en wel deze: de flinkste is tegelijk ook de vijand van de flinkste. Een man, Frederik Taylor geheeten, was jarenlang als ingenieur werkzaam in de Bethlehem-staalwerken, die aan de Carnegietrust behooren. Als hij van het bureau naar de gieterij liep bleef hij soms even op het binnenplein staan en keek er naar, hoe de klompen ruwijzer, die daar in de zon lagen, door de arbeiders op de karren geladen werden. Een kleine Duitscher, die hij in zijn boek (Wetenschappelijk Beheer, door F. Taylor) zonder erbarmen Schmidt noemt, trok door zijn gebaren Taylor's opmerk zaamheid. Deze kleine Duitscher was een krachtige knaap, die het klaar speelde ongeveer 12 Va ton ruw ijzer op de karren te laden. Voor een dagloon van 1.15 dollar verrichtte hij deze arbeid. Taylor zag hem bezig en informeerde bij de opzichter naar de huiselijke omstandigheden van de kleine Duitscher. Schmidt was vader van een gezin, en had van zijn loontje even buiten de stad een lap grond gekocht, waarop hij 's morgens vór hij naar 't werk ging en 's avonds als hij thuisgekomen was, telkens n uur werkte om er een huisje op te bouwen waar hij met zijn gezin kon wonen. Deze Schmidt is een dief! zei Taylor bij zich zelf. Die twee uren die hij daags aan zijn huisje besteedt, bewijzen, dat hij aan de Bethlehem-staalwerken, die zijn arbeids kracht voor 1.15 dollar per dag gekocht hebben, elke dag 2 uren van die kracht ont futselt. Dat is duidelijk. Hij liet Schmidt bij zich komen en vroeg hem of hij niet liever 1.85 dollar daags wou verdienen. Schmidt antwoordde bevestigend op die zonderlinge vraag, maar kon toch niet nalaten, om Taylor naar de voorwaarden te vragen, die daarvoor Van hém verlangd zouden worden. Daarop riep Taylor een opzichter en ging met hem en Schmidt naar de ijzerklompen op het plein waar hij eenige lichaamsbewegingen voormaakte. Op verzoek van Taylor deed Schmidt die bewegingen na, arbeidde in het tempo, dat deze hem met eene-tweeë-drie aangaf, ging zitten als Taylor rust" kommandeerde... En nu begon Schmidt 1.85 dollar daags te verdienen, en daarvoor 47Vs, zegge zevenen-veertig en een halve ton daags te ver werken, inplaats van de vroegere 12Vs. Schmidt kreeg voor zijn vervierdubbelde levering' anderhalf maal zooveel geld als vroeger. Zijn huisje kon hij natuurlijk niet verder bouwen, daarvoor was hij 's avonds te moe en 's morgens te slaperig. Maar het systeem-Taylor was geboren, het systeem van de wetenschappelijke uitbuiting der menschelijke kracht ten dienste der fabrieks arbeid", het jaag-op" systeem, het sys teem van op-gebruiken, zou ik het willen noemen; van spanning en verbruik van de menschelijke energie tot aan de uiterste grenzen van de natuurlijke voorwaarden. Anderen hebben dit systeem op andere vakken toegepast; Gilbreth b.v. op het metselaarsvak. De Amerikaansche metselaar tilt de steen niet meer op met beide handen, maar met de rechterhand, terwijl de linker gelijktijdig de troffel in de kalk steekt. Op die manier wordt een baksteenen-huis ge bouwd in een tempo van 350 steenen per uur, in plaats van vroeger 120 per uur. Een nieuw type van opzichter (of hebben misschien de Pharao's en Caracalla van dit soort al een vermoeden gehad?) is nu op het Amerikaansche arbeidsveld verschenen. Vór de geboorte van het Taylor-systeem had de opzichter tot taak om na te gaan of de arbeid goed en precies gebeurde. Maar de nieuwe, de jaag-opzichter, bepaalt het tempo, het aantal stukken dat geleverd moet worden; hij is de man die van zijn ondergeschikten een rekord moet verlangen; wie dat rekord niet houden kan, vliegt er uit en moet maar zien hoe hij zich verder door 't leven slaat. Wat zijn de gevolgen van dit stukwerk, van dit moorddadige tempo, voor de arbei ders en de industrie? Eerst verdringt de flinke de niet-fiinke, dat spreekt van zelf.' Maar dan verdringt de flinkste zichzelf. Want bij dit soort ar beid wordt natuurlijk zoo'n ontzettend over schot aan waren geproduceerd, dat de fa brieken steeds vaker en steeds voor langere tijd moeten sluiten, omdat ze anders niet meer weten waar ze met de opgehoopte, opgestapelde waren heen moeten. Amerika produceert driemaal zooveel waren als het zelf verbruikt, en de uitvoer houdt met deze overproductie geen gelijke tred. (Tusschen haakjes zij hier opgemerkt dat Schmidt van de Bethlehem-staalwerken eigenlijk de on middellijke oorzaak is van de Chineesche revolutie. Had de staaltrust zijn uitvoerhonger naar het Rijk van het Midden be dwongen, dan zou meneer Sun-Jan-Sen van uit de Wallstreet niet regelrecht in de we reldgeschiedenis opgestegen zijn!) De arbeider moet dus een deel van het jaar vakantie nemen, teert zijn armzalig spaarpotje als hij er ten minste een heeft heelemaal op en heeft zich dus, zoals men ziet, uit zijn eigen flinkheid een goede stevige strop gedraaid. Het systeem echter, het ellendige, gemeene stukarbeid-vilsysteem in zijn nieuwste vari atie bloeit, verovert zich in het uitgestrekte Amerika de eene tak van industrie na de andere, strekt zijn vangarmen ook al naar Europa uit, naar Creusot, Essen, overal heen. Een verdere konsequentie van dezekrachtsuitputting tot het uiterste is de voorloopig specifiek-Amerikaansche instelling van de Age Line", de ouderdomsgrens. Het is in Amerika voor een arbeider bo ven de 40 heel moeilijk om een plaats in een fabriek of zaak te vinden. Maar het is ook heel moeilijk om met de 40 jaar zijn plaats te behouden. De opzichter-aandrijver geeft de chef een kleine aanwijzing, de brave flinke arbeider krijgt Zaterdagsavonds in het couvert met zijn weekloon een klein getypt briefje ingesloten en nu kan hij wel direct het water inloopen. Dat zou het verstandigste wezen dat hij doen kon. De opzichter tele foneert naar een bureau, en Maandags morgens om 6 uur staan een vijfhonderd jonge mannen voor de fabriekspoort waar een bord ophangt met: Wij kunnen geen arbeiders boven de 40 gebruiken" en de opzichter heeft maar te kiezen onder de krachtigsten en jongsten. In New-York heeft men mij een arbeider gewezen die zich het haar verfde; dat arbeiders, vór ze naar hun werk gaan, zich de slapen inwrijven met schoensmeer, .be hoort tot de meest alledaagsche dingen; er zijn er, die hun wangen verven; anderen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl