Historisch Archief 1877-1940
21 DW. '13. - No. 1904
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V-OQR NEDERLAND
'7
TH. M. ROEST VAN LIMBURG
?de nieuwe Hoofdcommissaris van Amsterdam
een soort bastaardkunst, als die der
Italiaaiseerende Hollanders b.v. is, een uiting-half
locaal, half vaderlandsch. Veranderingen zijn
tegenwoordig in dit opzicht niet meer te mis
kennen; alles is grooter, algemeener. In het
politieke zijn we gekomen van de stad tot
den Statenbond; in de uitingen zijn wij
daardoor gekomen van het locale- tot het
internationale. En dit is niet kleiner; het is
grooter, dus moeilijker tot in zijn belankrijke
<diepten te benaderen. Wordt het echter tot
deze dingen benaderd, dan hebben wij bij
dezelfe gevoelskracht in de vroegere werken
nog de overeenstemming in de détails en
in de manier van schilderen. Deze werken
zijn dus van algemeener aard dan de vroe
gere en daarom toch niet zwakker? De
vraag is alleen in dit bijzonder geval: tot
hoe-ver gaat, naar de diepte gedacht, Van
der Hem? De tweede vraag is: kan van
iemand, zoo jong als hij als schilder, ver
wacht worden dat ge de algemeenste oplos
singen reeds vindt? De derde vraag is:
dunken -zijn kleuren verwonderlijk? Op deze
laatste vraag kan nog niet bevestigend ge
antwoord worden; wel kan in het algemeen
gezegd worden dat hij feller typeert dan
zijn medestanders in Holland.
7. Een ander verwijt gaat tegen zijn
vlotheid. Deze vlotheid wordt hetzelfde ge
acht als vluchtigheid. Dit is van een Hol
landsen standpunt te begrijpen, daar wij
minder rappe dan vasthoudende kunstenaars
zijn, en van nature liever langzame werkers
dan virtuozen. Vermoedelijk is het langzame
werken dikwijls goed, maar niet te vergeten
is, dat het verwijt tegen Van der Hem komt
van trage werkers, die toch niets praesteeren.
Deze luie langzaamheid kan aan de bezitters
misschien voor leeken een schijn van diepte
geven, maar zij laat verder onverschillig.
Niet te vergeten is nog, dat de meeste der
groote schilders bijna allen, naast hun zoo
geheeten gestadige langzaamheid, een rap
heid bezaten, die ze soms glorieus in hun
schetsen uitten.
Deze aanval is dus een bewijs van ver
warring tusschen vlotheid en vluchtigheid:
en wellicht is zeékre nijd hier aan 't woord.
8. ,Van der Hem is illustratief." Dit is hij
soms en dit is een der bewijzen, dat hij nog niet
?een onaantastbare autoriteit bezit. Dit duidt
onvolledigheid aan. Want wat is illustra
tief? Dit is, in den aanvallenden zin gebe
zigd, soms verwant met vluchtigheid, maar
zeker is het te definieeren als een uiting
van plastische kunst, die der woordkunst niet
ontberen kan, als b.v. een teekening die
pas volledig is met een onderschrift. Het
is dus een armoede in de uitdrukking der
«tgen kunst. Hier en daar is dit bij Van der
Hem, op te merken, maar, eigenaardig, is
daarentegen te beweren, dat zijn illustraties,
dingen, die hij als zoodanig wou maken,
zwakker zijn dan, en onbelangrijker dan vele
zijner schilderijen etc. Nog uit een andre
oorzaak komt het verwijt: illustratief te zijn.
Zekere tijdschriften, tuk van nature op het
moderne, hebben van tijd tot tijd dezelfde
onderwerpen zich gekozen als hij. Uit dit
is dan, niet nauwkeurig doordacht, het
hiervermelde verwijt gegroeid.
Ik heb, uitvoeriger dan gewoonlijk, al de
typen behandeld van hen, die den onwil
tegen dit werk duidelijk vertoonen. Niet
?zonder reden deed ik, want er zijn dingen
bij, die boven en naast en langs de persoon
van Van der Hem gaan, en die ik daarom
«ens, neergeschreven, vór mijn oogen, wou
zien. Sommige dingen kropt een beschouwer
van (kunstwerken wel's een tijd op, om ze
dan in uitvoerigheid voor te dragen. Dit
deed ik hier. Ik hoop dat dit alles moge
baten, daar waar het baten kan, bij de
enkellingen; immers van daar komt het oor
deel; de menigten volgen als steeds ...
Voor dat ik eindig, rest mij de invloeden
te deiniëeren, die ge bij Van der Hem kunt
vinden. Deze zijn natuurlijk die derfranschen,
waarbij Forain genoemd is. Soms kan Degas
als ondergrondschen opwekker erbij gedacht
worden. De Spanjaarden zijn niet te ver
geten. De groote figuurstukken uit Katwijk
maken de namen van Zuloaga en Zubiaurre's
duidelijk (niet dien van Sorella.) De figu
ren zijn geschilderd (niet zoo goed nog t)
als die der Spanjaarden; de lokale kleuren
zfjn behouden gebleven bij personen buiten
staand. Het landschap wordt haast vlak
gegeven, en de luchten als ornament. Een
andre invloed is soms die der
Simplicissimus-teekenaars maar deze invloed is
dikwijls oneindig sterker in het werk van
Hahn, wien hij door tegenstanders van
Van der Hem gemakkelijk vergeven wordt.
De kieurenvoordracht van den besproken
schilder is hier en daar te Duitsch (zie zijn
Eispalast-teekening); is dit invloed of nog
onvermogen? Hij moge zich hiervan gene
zen door verborgen beweëglijkheden in de
kleur; zijn .rooden'' zijn om iets hierbij te
noeme», te weinig verfijnd...
Verfijnd is echter wel bij hem: de model
leering b.v. van een ring (hij weet uitstekend,
hoe deze dingen zijn); de stillevens op de
schilderijen en teekeningen zijn overal te
prijzen; hij weet groot een tafellinnen in
et licht te geven, evenals hij groot figuren
en vlakten weet te verdeelen.
PLASSCHAERT
Muziek in de Hoofdstad
Was het Chausson of de Castillon, die al
zijne composities verbrandde en van voren
af aan in de leer ging bij César Franck ? Men
can niet zeggen dat Chausson 'gelijk had
toen hij Massenet verwisselde met Franck.
viassenet is pas dood en binnenkort zal hij
het monument hebben waarvoor de kranten
eene inschrijving openden, Franck stierf in
1890 en met moeite houdt hem de Scola
Cantorum in de herinnering. Lijkt 't niet of
Francks stijl nagezeten wordt door een
noodlot? Zijne beste leerlingen bezweken
aan de vermoeienissen van den
FranschDuitschen oorlog, Guillaume Lekeu stierf op
zijn vier en twintigste jaar, Duparc, even
geniaal aangelegd, kreeg een zenuwverlam
ming, Chausson verongelukte bij 't fietsen...
er is eene lijst van te maken, welke deze
toevalligheden den angstigen achtergrond
zou geven van het antieke fatum en waar
over een nieuwe symbolist zijn Tribulat
Bonhomet kon schrijven, wanneer de muziek
een even sociale kunst was als de weten
schappen, de litteratuur of de vooruitgang.
Maar zij vlucht, vlucht verder en verder van
den Dag en ik weet niet tot welke onwezenlijke
regionen de volgende menschen haar zullen
naijlen. Zij vlucht, maar tot in den versten
droom achtervolgt haar de smart en de wee
moed der aarde, die zij nog uitspreekt in het
stilste gebaar. Welke reden had Chausson
voor zijne melancholie en Franck-imitatie ? Hij
was rijk, woonde rustig op een landgoed en
behoefde geen lessen te geven van 's morgens
tot 's avonds; Franck was een'lobber, beulde
zich af voor zijn leerlingen, componeerde
in de vacantie-maand het resumé, zoo men
wil, van een jaar zorgen. Doch de levende
klank, de chants heureux" gelijk Grétry ze
noemde, de passie voor het leven, had
Chausson mogen overnemen van Ie bon
père" Franck. Het is me een raadsel waarom
Chausson's thema's, gedaanteloos en on wer
kelijk, eene symphonie werden, daar hij
toch stamt uit eene school welke het
symphonische allereerst wil terugvinden in het
idee; waarom elke optimistische intonatie
in dit werk, zichtbaar gecalqueerd op de
symphonie van Franck, verzwegen is, en
welke verdiensten de compositie zou hebben
behalve die eener klare instrumentatie.
Chausson klonk me erger dan Brahms
(een en al reactie!) Florent Schmitt, die het
anders doet, klonk me erger dan Strauss.
Bij Florent Schmitt, wiens Tragédie de
Salomé" schijnt te spelen in het sensationeele
milieu van Han d'Islande", al zegt hij dat
't stuk franchement oriental" is, stormt het
altijd zeer geweldig, met bliksems en
bloedroode zonnestralen, of er wandelen eenaantal
zeemeerminnen over zijn behaaglijk strand. Ik
las nimmer zulk een belachelijke toelichting,
welke de romantiek, zooals ze na 1830 in Vlaan
deren bloeide,verre overtreft en nog
menschenmoordender spreekt dan een oud-Engelsche
Tamerlan of andere Tartaren-koning. Ner
gens verloor Johannes op zulke komische
wijze 't hoofd en nergens werd ooit zoo
melodramatisch gedanst als in dit stuk. Het
is jammer dat we hier niet de Russische
balletten kennen, waarin men te Parijs zelfs
Le Après-midi d'un Faune" opvoert. Welk
een vermakelijk schouwspel zou dit geven!
Misschien heeft me 't programma de mu
ziek bedorven? Ik vond ze alleen boeiend
en dit waarschijnlijk omdat ik ze nog niet
hoorde. De uitersten van dit werk zijn een
zachte triangel-triller met violen-tremolo op
een schaduwend, kwijnend wijsje en een
frenetiek gerythmeerd oorverdoovend
orchest-tutti, en zoo wankelt deze Salóme als
een uitmiddelpuntige vliegmachine. Eene
enkele formule van Debussy (het
hypodorisch tetrachord: la, si, do, re) zingt
eventjes expressief en de rest blijft noten,
opzichtig genoteerd, dilettantisch gecompli
ceerd voor 't oog, in Schmitt's notatie bijna
onspeelbaar, maar in wezen eer eene
yervergroving dan eene verfijning der techniek,
waarvan het resultaat in ieder geval nihil
is. Men moet Florent Schmitt ook rekenen
tot de Duitsche school.
Chausson, Schmitt en nog enkele be
kende werken zijn gedirigeerd door A.
Catherine, den tweeden dirigent van het
Lamoureux-orchest. Met virtuositeit en
meesterschap, doch zonder de diepere psyche
van den kunstenaar, met geest en vurigheid
doch zonder hartstocht en bijna zonder per
soonlijkheid. Ik houd me bij deze bespreking
aan de symphonieën (ofschoon ik het
Hollandsche strijkkwartet een merkwaardig werk
hoorde spelen van Ravel) en ga gaarne over
tot het laatste Zondagmiddag-concert van
Evert Cornelis waar ik buitengewoon hevige
indrukken kreeg van Bruckners Vierde. Dit
is 't beste wat ik hoorde van Cornelis, die me
door de zeldzame onbelangrijkheid zijner pro
gramma's langen tijd het zwijgen oplegde.
Cornelis heeft me verbaasd, want ik wist wel
dat Bruckner zoo lyrisch kon gespeeld worden,
doch niet dat dit in Nederland mogelijk
was. Het spijt me dat ik nooit enthousiaster
schreef over Bruckner, doch hij bleef
voor mij een schim welke ik nimmer iri de
werkelijkheid aanschouwde. Hij leek me een
der meest fantastische en geniaalste com
ponisten der negentiende eeuw, doch ik zag
niemand die verliefdheid en betooverende
erotiek realiseeren, welke de essens is der
schoonheid, en betwijfelde ten laatste of
Bruckner ze bezat. Zijne techniek leek me
onvergelijkelijk, doch ik heb voor dezen
nooit met zekerheid geweten of ze middel
was of doel. Ik vroeg me dikwijls af, of
Bruckners koperbehandeling niet hinkte en
merkte nu pas dat ook dit afhangt van den
dirigent. Ik hoorde bij de omkeering van
een motief altijd eerst den theoreticus en
dan (nauwlijks) den ontroerden kunstenaar.
Ook dit bezwaar werd opgeheven!
Het is dus niet noodig te zeggen waarom
ik Cornelis bovenmate dank voor deze repro
ductie. Ik ondervond na Mahlers Vierde of
Mahlers Kindertotenlieder niet meer eene
zoo hartstochtelijke sensatie van door en
door sublieme muziek Cornelis heeft zich
Bruckner langzamerhand ingespeeld en raakte
tot het diepst begrip van zijn wezen. Dit is
een weinig star, maar star van geconcen
treerde innigheid en gloed, star van de
betoovering eener gereveleerde schoonheid.
Want wat men van Beethovens laatste kwar
tetten kan zeggen, mag met hetzelfde recht
gezegd worden van Bruckners symphonieën:
zij zijn eene revelatie en hebben geen voor
gangers. Wanneer dirigeert Cornelis nu de
Achtste, eene noviteit voor ons land (twin
tig jaar na de eerste uitvoering te Weenen!)
en een van Bruckners ontzaglijkste con
cepties ?
Men zou meenen dat het klein orchest van
KARDINAAL RAMPOLLA f
Kardinaal Rampolla (rechts op den voorgrond) tijdens de stemming aan 't slot van het Conclave van 1903, in
de Sixtijnsche Kapel. Rampolla had, naar het stemmingscijfer te oordeelen, dat vór het Veto van Oostenrijk
was uitgebracht, de meeste kans om Paus te worden. Deze afbeelding is ontleend aan een teekening voor de
Illustration naar plaatselijke gegevens na afloop van het Conclave vervaardigd
iiiiiiiiMiiitiMiiiimiiiiiiiiiiiiiiiniiiitiimmiiiiiimiim
iiiiiiiiiiiiiiiiiiini
HIIIIIIIIIIII iilliiiiiiiiiiii iiiiiiiiiliiiiiillllllllll HUI
iliiiilillllllllllll
ilillllllliiniltiwiira
Diepenbrocks Marsyas (op 't zelfde pro
gramma) stillend werkte na het groote,
symphonische geluid van Bruckner. Geens
zins! En ik ben gedurende deze gansche
suite verlokt door een menigvuldige pastorale
gratie en gloed, kon echter Diepenbrocks
wereld ditmaal niet zoover binnentreden als
die van Bruckner; de andere hoorders wel en
zij hebben den meester terecht gehuldigd.
MATTHIJS VERMEULEN
* * *
Een ballade der guzlars"
Hieronder volgt een legende, gezongen
door de guzlars", de Macedonische zwer
vende zangers:
Marco was 8 jaar in .dienst geweest bij
Dette Secula, een rijk man, maar hij wilde
den dienst nu verlaten, omdat elk jaar, wan
neer de tijd aanbrak, dat hij betaald moest
worden, zijn meester op de patrijzen- of
op de vossenjacht ging, zoodat zijne schuld
bij Marco zeer groot werd. Marco was over
deze behandeling toornig, zoozelfs, dat hij
zijn paard ook tot razernij wist aan te spo
ren, en samen renden zij op en neer in
wilden tred voor het huis, op het erf. Dit
erf was met fijn mozaïek geplaveid, maar de
tranen die uit Marco s oogen stroomden,
kwamen er op neer en maakten de steenen
los, zoodat het weldra een poel werd van
modder. In zijn ergenls brak hij zijne vin
gertoppen en liet -Wij' zfe'roo hard kraken,
dat Magdalena, de jonge vrouw van Dette
Secula, uit haar raam kwam kijken.
Hallo! Marco; wat gebeurt er, waarom
ween je zoo? Je zult je mooie tint bederven
en waarom haal je de steenen uit den grond ?
En kraak je met je vingers?"
Ah!" zei Marco, het is verkeerd van je
om met mij te spotten, en ik zal direct jouw
armen en beenen komen breken en je hoofd
omdraaien! Er is nog n kans voor je om
er levend af te komen, en dat is, dat je de
gekleurde kamer voor mij open doet waar
je schoonzuster Zolva in is opgesloten, en
als je het niet snel doet dan zijn je lede
maten direct gebroken!" Toen Magdalena
deze woorden hoorde, werd zij angstig, en
alhoewel hare schoonzuster Zolva, vanwege
hare buitengewone schoonheid, door geen
man gezien mocht worden, bedacht zij dat,
nu Marco toch den dienst verliet, het er niet
op aan zou komen, of hij haar zag. Zij deed
dus de deur voor hem open, maar nauwelijks
was dit gedaan, of Marco gaf Magdalena
een harden stoot, nam Zolva in zijne armen,
en haar met zich op het paard dragende,
holde hij er met haar van door.
Magdalena begon te schreeuwen, maar dit
hielp haar evenmin als de tranen, die zij
vergoot, en toen haar man te huis kwam,
riep zij hem nog voor hij aan de deur was toe:
Snel snel, Marco is weg, maar hij
heeft je zuster Zolva mee."
Oogenblikkelijk zadelde Dette Secula zijn
snelste ros, en wilde er juist op wegrennen,
toen zijne vrouw bedacht, dat hij toch nooit
alleen tegen Marco zou kunnen vechten.
Luister Secula, wat ik te zeggen heb!
Zij heeft nu eenmaal peper gezien, en peper
gegeten, gedane zaken nemen geen keer, ga
dus, voordat je je blootstelt aan het groote
gevaar om met Marco te vechten, eerst den
raad inwinnen van je oom Jancula, die ouder
en wijzer is dan jij."
Secula luisterde naar zijne vrouw, en ging
naar zijn oom Jancula, een oude wijze man,
dien iedereen gewend was te gehoorzamen
als hij raad gaf. Toen Jancula hoorde wat
er gebeurd was zei hij:
Neef, luister naar den wijzen raad van
een ouden man; peper heeft zij gezien, en
peper heeft zij gegeten, en gedane zaken
nemen geen keer, dus wees bedaard, en
neem mij mee, want alleen kan jij Marco
niet bevechten of je bent er geweest."
Maar Secula dacht alleen aan de schande,
die over zijn huis was gekomen, en hij riep uit:
Als het zijn moet, moet het zijn, al moest
ik het alleen doen."
Maar de oom ging mee en beiden zouden
zij desnoods samen tegen Marco vechten.
Na lang gereden te hebben, bereikten zij
eindelijk Marco, die juist uitruste aan de
zijde van het meisje. Nauwelijks zagen de
twee tegenstanders elkaar of het gevecht
begon, eerst twee tegen n, maar dit kon
de eer van Dette Secula niet gedoogen, en
dus stond Jancula ter zijde, en de twee
tegenover elkaar, terwijl Secula zich trachte
in ? woede te verzetten tegen Marco; zij
vochten tot de grond onder hun voeten be
woog. Geen boom bleef staan, geen plant,
geen gras, alles werd uit de aarde gehaald,
in dit verschrikkelijke gevecht. Het was alsof
de slechte geest in hen stak, maar hoe zij
ook vochten, geen van beiden kon den
anderen overwinnen. Toen oom Jancula
dit zag zei hij:
Wacht even! Jelui zijt beide even braaf
en sterk! Komt laat er vrede gesloten
worden. Zij heeft peper gezien en peper ge
geten, daarbij blijft het, het beste is nu maar
dat ieder naar zijn huis terugkeert en zijn
eigen weg gaat."
De twee helden vonden dit goed, en Marco
nam het meisje weer mee op zijn ros, terwijl
Secula en Jancula zich ook huiswaarts
begaven.
Toen zij een eind mee gereden hadden,
zei op eens Secula tegen zijn Oom:
Hoor eens Oom, wij hebben iets vergeten".
Nu neef wat kan dit dan zijn?"
Wel, wij vergaten dat Marco de Arap"
(den zwarten Arabier) voorbij moet, en ik gaf
er wat voor om te zien wat er zal gebeuren.
Als hij haar opeet dan is het haar verdiende
loon, maar als het tot een gevecht tusschen
hem en Marco komt, zou ik het van verre
wel eens willen aanzien."
De Arap" nu was een zwarte man, die
in spelonken leefde, in het woud, en hij
was steeds op de loer om een voorbijgan
ger te pakken te krijgen, dien hij dan verslond.
Dette Secula en zijn oom Jancula gingen
dus weer terug tot nabij de plaats, waar
zij wisten dat de Arap huisde. Marco op
zijn gevleugeld paard met de gulden hoeven,
had reeds de plaats bereikt waar de Arap lag,
maar Marco had in zijn haast vergeten dat
hij gevaar tegemoet rende.
Zolva zelf moest er hem opmerkzaam op
maken, maar Marco stelde haar gerust door
te zeggen, dat zij niets behoefde te vreezen;
zoolang hij er bij was, was er geen nood.
De Arap had reeds lang op den loer ge
legen en daar hij in lang geen prooi had
kunnen vangen, was het monster zeer hon
gerig. Toen hij duidelijk Marco zag komen,
en achter hem eene schoone jonge vrouw,
werd hij zoo verblijd, dat hij vergat dat hij
een heiden was, en hij ging zoover in zijn
vreugde dat hij God dankte voor zijn groot
geluk.
Marco echter sprong van zijn paard en
gaf het aan Zolva om vast te houden, terwijl
hij den Arap toeriep om op te komen. Direct
vlogen zij elkander aan, en het gevecht was
van dien aard dat er geen gras meer op den
grond stond: alles wat groeide werd uitge
roeid, en dan was de een, dan de andere
onder, en de oogen van Zolva fonkelden van
fenoegen over dit verschrikkelijke gevecht.
ij was vol bewondering voor hunne kracht,
tot eindelijk Marco haar toeriep:
Wat sta je daar te kijken, kom liever
naderbij en neem een stuk gebroken degen,
en snij een van ons een been af, je mag
kiezen tusschen ons, en wees niet bang als
je mij niet de voorkeur geeft, dat ik er boos
om zal zijn."
Toen nam Zolva een zwaard, dat aan
stukken gebroken op den grond lag, en sneed
den Arap een been af, zoodat nu Marco hem
dadelijk af kon maken."
Dacht je," riep hij Zolva toe, dat ik jouw
hulp noodig had; neen, dat niet, maar ik
wilde zien, wie van ons beiden je liever was."
Toen hij dit gezegd had, plantte hij den
Arap, dien hij bij de schouders opnam, tot
aan het hoofd in den grond. En het hoofd
nam hij mee in zijn zadelzak.
Dette Secula en Jancula hadden dit ge
vecht van verre mee aangezien, en waren
zoo vol bewondering, dat zij naar Marco
terugkeerden en hem feliciteerden en Zolva
ook, dat zij zulk een held tot man kreeg.
Marco ging naar huis, en gaf eene prachtige
bruiloft. Hij verzocht 70 koningen bij zich,
maar een enkele vroeg hij niet: dit was de
reus" Guine Voi Voda. Op de bruiloftsnacht
waren de kaarsen aangestoken, en zij schenen
vanzelf en dit van de weeromstuit van den
glans die uit de oogen der bruid kwamen.
Marco vroeg aan zijne gasten wat voor
maaltijd zij hebben wilden. De gasten zeiden,
dat zij visschen wenschten uit het meer van
Ochrida, want zij wisten allen dat deze stad
zóver weg was, dat zij niet gebracht zouden
kunnen worden voor deze feestmaaltijd.
Marco zei, dat hij ze direct zou gaan halen
en op zijn ros, welks hoeven uit gouden
ponden bestonden en dat vleugels had
vloog hij direct weg.-Maar zijn paard was
veel wijzer dan hij, en hij had van dit beest
menig lesje te leeren en meenigen goeden
raad aan te nemen, anders was hij er nooit
gekomen, want daar hij een erge dronkaard
was, was hij niet steeds goed bij bewustzijn,
en hoewel hij zoo sterk was, was hij dan
dikwijls laf, en moest zijn paard voor hem
zorgen.
Toen zij een eindje over de bergen ge
vlogen hadden, zagen zij een prachtige ster
in de verte. Marco vroeg aan zijn paard wat
die ster te beduiden had, maar het paard
zei dat het geen ster was, wat zij daar zagen,
maar dat het de reus Guine Voi Voda was
die veel sterker was dan Marco, en die hem
zeker zou dooden.
Nu zal ik je echter zeggen, wat je doei
moet,' zei het paard, anders ben jij een
verloren man." Niet alleen jelui moet vechten,
maar wij paarden zullen ook vechten, en
als je mij ziet onderliggen, dan is dit een
teeken voor jou, en dan zeg je tegen hem:
Wacht even ! Waarom vechten wij eigenlijk.
Het is immers om de eer om te zien wie
sterker is dan de andere, en niemand ziet
ons hier in de bosschen. Wacht dus tot w$
voor de anderen vechten, die ons zien
kunnen. En als je zoo op zijn eergevoel
werkt, dan heb je geleeendheid hem te
dooden !" Zoo gezegd zoo gedaan: Marco
vond het plan uitstekend, maar toen hij den
reus naar zich toe zag komen, werd hij zoo
woedend dat hij op zijn weg naar de visschen
van Ochrida was opgehouden,'terwijl zijn
gasten hem zouden uitlachen, dat hij den
reus aanvloog, en weer was het gevecht
zoo verschrikkelijk dat de aarde onder
steboven geworpen werd en alle boomen ont
worteld werden; er werd van een woud een
plein gemaakt, over de rotsen duikelden
de vechtende verwoede paarden over elkaar,
en hielden zich vast aan de stronken die
over den weg lagen om hun leven te be
houden. Het was een allerverschrikkelijkst
gevecht, tot Marco op eens zijn paard onder
zag liggen, en hij zich herinnerde waar dit
een teeken van was Toen stond hij even
stil1 en zei tegen Guine Voi Voda:
Halt! waarom vechten wij hier eigenlijk
zoo. Is het niet om de eer, om te zien wie
de sterkere is van ons beiden ? En niemand
ziet ons hier. Kom liever morgen voor al
mijn gasten, dan zullen wij het gevecht
voortzetten."
Dat is goed," zei Guine Voi Voda, en
meteen stak hij zijn sabel in de schee. Op
Guzlars of Boziatsi