De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 21 december pagina 7

21 december 1913 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

21 DW. '13. - No. 1904 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V-OQR NEDERLAND '7 TH. M. ROEST VAN LIMBURG ?de nieuwe Hoofdcommissaris van Amsterdam een soort bastaardkunst, als die der Italiaaiseerende Hollanders b.v. is, een uiting-half locaal, half vaderlandsch. Veranderingen zijn tegenwoordig in dit opzicht niet meer te mis kennen; alles is grooter, algemeener. In het politieke zijn we gekomen van de stad tot den Statenbond; in de uitingen zijn wij daardoor gekomen van het locale- tot het internationale. En dit is niet kleiner; het is grooter, dus moeilijker tot in zijn belankrijke <diepten te benaderen. Wordt het echter tot deze dingen benaderd, dan hebben wij bij dezelfe gevoelskracht in de vroegere werken nog de overeenstemming in de détails en in de manier van schilderen. Deze werken zijn dus van algemeener aard dan de vroe gere en daarom toch niet zwakker? De vraag is alleen in dit bijzonder geval: tot hoe-ver gaat, naar de diepte gedacht, Van der Hem? De tweede vraag is: kan van iemand, zoo jong als hij als schilder, ver wacht worden dat ge de algemeenste oplos singen reeds vindt? De derde vraag is: dunken -zijn kleuren verwonderlijk? Op deze laatste vraag kan nog niet bevestigend ge antwoord worden; wel kan in het algemeen gezegd worden dat hij feller typeert dan zijn medestanders in Holland. 7. Een ander verwijt gaat tegen zijn vlotheid. Deze vlotheid wordt hetzelfde ge acht als vluchtigheid. Dit is van een Hol landsen standpunt te begrijpen, daar wij minder rappe dan vasthoudende kunstenaars zijn, en van nature liever langzame werkers dan virtuozen. Vermoedelijk is het langzame werken dikwijls goed, maar niet te vergeten is, dat het verwijt tegen Van der Hem komt van trage werkers, die toch niets praesteeren. Deze luie langzaamheid kan aan de bezitters misschien voor leeken een schijn van diepte geven, maar zij laat verder onverschillig. Niet te vergeten is nog, dat de meeste der groote schilders bijna allen, naast hun zoo geheeten gestadige langzaamheid, een rap heid bezaten, die ze soms glorieus in hun schetsen uitten. Deze aanval is dus een bewijs van ver warring tusschen vlotheid en vluchtigheid: en wellicht is zeékre nijd hier aan 't woord. 8. ,Van der Hem is illustratief." Dit is hij soms en dit is een der bewijzen, dat hij nog niet ?een onaantastbare autoriteit bezit. Dit duidt onvolledigheid aan. Want wat is illustra tief? Dit is, in den aanvallenden zin gebe zigd, soms verwant met vluchtigheid, maar zeker is het te definieeren als een uiting van plastische kunst, die der woordkunst niet ontberen kan, als b.v. een teekening die pas volledig is met een onderschrift. Het is dus een armoede in de uitdrukking der «tgen kunst. Hier en daar is dit bij Van der Hem, op te merken, maar, eigenaardig, is daarentegen te beweren, dat zijn illustraties, dingen, die hij als zoodanig wou maken, zwakker zijn dan, en onbelangrijker dan vele zijner schilderijen etc. Nog uit een andre oorzaak komt het verwijt: illustratief te zijn. Zekere tijdschriften, tuk van nature op het moderne, hebben van tijd tot tijd dezelfde onderwerpen zich gekozen als hij. Uit dit is dan, niet nauwkeurig doordacht, het hiervermelde verwijt gegroeid. Ik heb, uitvoeriger dan gewoonlijk, al de typen behandeld van hen, die den onwil tegen dit werk duidelijk vertoonen. Niet ?zonder reden deed ik, want er zijn dingen bij, die boven en naast en langs de persoon van Van der Hem gaan, en die ik daarom «ens, neergeschreven, vór mijn oogen, wou zien. Sommige dingen kropt een beschouwer van (kunstwerken wel's een tijd op, om ze dan in uitvoerigheid voor te dragen. Dit deed ik hier. Ik hoop dat dit alles moge baten, daar waar het baten kan, bij de enkellingen; immers van daar komt het oor deel; de menigten volgen als steeds ... Voor dat ik eindig, rest mij de invloeden te deiniëeren, die ge bij Van der Hem kunt vinden. Deze zijn natuurlijk die derfranschen, waarbij Forain genoemd is. Soms kan Degas als ondergrondschen opwekker erbij gedacht worden. De Spanjaarden zijn niet te ver geten. De groote figuurstukken uit Katwijk maken de namen van Zuloaga en Zubiaurre's duidelijk (niet dien van Sorella.) De figu ren zijn geschilderd (niet zoo goed nog t) als die der Spanjaarden; de lokale kleuren zfjn behouden gebleven bij personen buiten staand. Het landschap wordt haast vlak gegeven, en de luchten als ornament. Een andre invloed is soms die der Simplicissimus-teekenaars maar deze invloed is dikwijls oneindig sterker in het werk van Hahn, wien hij door tegenstanders van Van der Hem gemakkelijk vergeven wordt. De kieurenvoordracht van den besproken schilder is hier en daar te Duitsch (zie zijn Eispalast-teekening); is dit invloed of nog onvermogen? Hij moge zich hiervan gene zen door verborgen beweëglijkheden in de kleur; zijn .rooden'' zijn om iets hierbij te noeme», te weinig verfijnd... Verfijnd is echter wel bij hem: de model leering b.v. van een ring (hij weet uitstekend, hoe deze dingen zijn); de stillevens op de schilderijen en teekeningen zijn overal te prijzen; hij weet groot een tafellinnen in et licht te geven, evenals hij groot figuren en vlakten weet te verdeelen. PLASSCHAERT Muziek in de Hoofdstad Was het Chausson of de Castillon, die al zijne composities verbrandde en van voren af aan in de leer ging bij César Franck ? Men can niet zeggen dat Chausson 'gelijk had toen hij Massenet verwisselde met Franck. viassenet is pas dood en binnenkort zal hij het monument hebben waarvoor de kranten eene inschrijving openden, Franck stierf in 1890 en met moeite houdt hem de Scola Cantorum in de herinnering. Lijkt 't niet of Francks stijl nagezeten wordt door een noodlot? Zijne beste leerlingen bezweken aan de vermoeienissen van den FranschDuitschen oorlog, Guillaume Lekeu stierf op zijn vier en twintigste jaar, Duparc, even geniaal aangelegd, kreeg een zenuwverlam ming, Chausson verongelukte bij 't fietsen... er is eene lijst van te maken, welke deze toevalligheden den angstigen achtergrond zou geven van het antieke fatum en waar over een nieuwe symbolist zijn Tribulat Bonhomet kon schrijven, wanneer de muziek een even sociale kunst was als de weten schappen, de litteratuur of de vooruitgang. Maar zij vlucht, vlucht verder en verder van den Dag en ik weet niet tot welke onwezenlijke regionen de volgende menschen haar zullen naijlen. Zij vlucht, maar tot in den versten droom achtervolgt haar de smart en de wee moed der aarde, die zij nog uitspreekt in het stilste gebaar. Welke reden had Chausson voor zijne melancholie en Franck-imitatie ? Hij was rijk, woonde rustig op een landgoed en behoefde geen lessen te geven van 's morgens tot 's avonds; Franck was een'lobber, beulde zich af voor zijn leerlingen, componeerde in de vacantie-maand het resumé, zoo men wil, van een jaar zorgen. Doch de levende klank, de chants heureux" gelijk Grétry ze noemde, de passie voor het leven, had Chausson mogen overnemen van Ie bon père" Franck. Het is me een raadsel waarom Chausson's thema's, gedaanteloos en on wer kelijk, eene symphonie werden, daar hij toch stamt uit eene school welke het symphonische allereerst wil terugvinden in het idee; waarom elke optimistische intonatie in dit werk, zichtbaar gecalqueerd op de symphonie van Franck, verzwegen is, en welke verdiensten de compositie zou hebben behalve die eener klare instrumentatie. Chausson klonk me erger dan Brahms (een en al reactie!) Florent Schmitt, die het anders doet, klonk me erger dan Strauss. Bij Florent Schmitt, wiens Tragédie de Salomé" schijnt te spelen in het sensationeele milieu van Han d'Islande", al zegt hij dat 't stuk franchement oriental" is, stormt het altijd zeer geweldig, met bliksems en bloedroode zonnestralen, of er wandelen eenaantal zeemeerminnen over zijn behaaglijk strand. Ik las nimmer zulk een belachelijke toelichting, welke de romantiek, zooals ze na 1830 in Vlaan deren bloeide,verre overtreft en nog menschenmoordender spreekt dan een oud-Engelsche Tamerlan of andere Tartaren-koning. Ner gens verloor Johannes op zulke komische wijze 't hoofd en nergens werd ooit zoo melodramatisch gedanst als in dit stuk. Het is jammer dat we hier niet de Russische balletten kennen, waarin men te Parijs zelfs Le Après-midi d'un Faune" opvoert. Welk een vermakelijk schouwspel zou dit geven! Misschien heeft me 't programma de mu ziek bedorven? Ik vond ze alleen boeiend en dit waarschijnlijk omdat ik ze nog niet hoorde. De uitersten van dit werk zijn een zachte triangel-triller met violen-tremolo op een schaduwend, kwijnend wijsje en een frenetiek gerythmeerd oorverdoovend orchest-tutti, en zoo wankelt deze Salóme als een uitmiddelpuntige vliegmachine. Eene enkele formule van Debussy (het hypodorisch tetrachord: la, si, do, re) zingt eventjes expressief en de rest blijft noten, opzichtig genoteerd, dilettantisch gecompli ceerd voor 't oog, in Schmitt's notatie bijna onspeelbaar, maar in wezen eer eene yervergroving dan eene verfijning der techniek, waarvan het resultaat in ieder geval nihil is. Men moet Florent Schmitt ook rekenen tot de Duitsche school. Chausson, Schmitt en nog enkele be kende werken zijn gedirigeerd door A. Catherine, den tweeden dirigent van het Lamoureux-orchest. Met virtuositeit en meesterschap, doch zonder de diepere psyche van den kunstenaar, met geest en vurigheid doch zonder hartstocht en bijna zonder per soonlijkheid. Ik houd me bij deze bespreking aan de symphonieën (ofschoon ik het Hollandsche strijkkwartet een merkwaardig werk hoorde spelen van Ravel) en ga gaarne over tot het laatste Zondagmiddag-concert van Evert Cornelis waar ik buitengewoon hevige indrukken kreeg van Bruckners Vierde. Dit is 't beste wat ik hoorde van Cornelis, die me door de zeldzame onbelangrijkheid zijner pro gramma's langen tijd het zwijgen oplegde. Cornelis heeft me verbaasd, want ik wist wel dat Bruckner zoo lyrisch kon gespeeld worden, doch niet dat dit in Nederland mogelijk was. Het spijt me dat ik nooit enthousiaster schreef over Bruckner, doch hij bleef voor mij een schim welke ik nimmer iri de werkelijkheid aanschouwde. Hij leek me een der meest fantastische en geniaalste com ponisten der negentiende eeuw, doch ik zag niemand die verliefdheid en betooverende erotiek realiseeren, welke de essens is der schoonheid, en betwijfelde ten laatste of Bruckner ze bezat. Zijne techniek leek me onvergelijkelijk, doch ik heb voor dezen nooit met zekerheid geweten of ze middel was of doel. Ik vroeg me dikwijls af, of Bruckners koperbehandeling niet hinkte en merkte nu pas dat ook dit afhangt van den dirigent. Ik hoorde bij de omkeering van een motief altijd eerst den theoreticus en dan (nauwlijks) den ontroerden kunstenaar. Ook dit bezwaar werd opgeheven! Het is dus niet noodig te zeggen waarom ik Cornelis bovenmate dank voor deze repro ductie. Ik ondervond na Mahlers Vierde of Mahlers Kindertotenlieder niet meer eene zoo hartstochtelijke sensatie van door en door sublieme muziek Cornelis heeft zich Bruckner langzamerhand ingespeeld en raakte tot het diepst begrip van zijn wezen. Dit is een weinig star, maar star van geconcen treerde innigheid en gloed, star van de betoovering eener gereveleerde schoonheid. Want wat men van Beethovens laatste kwar tetten kan zeggen, mag met hetzelfde recht gezegd worden van Bruckners symphonieën: zij zijn eene revelatie en hebben geen voor gangers. Wanneer dirigeert Cornelis nu de Achtste, eene noviteit voor ons land (twin tig jaar na de eerste uitvoering te Weenen!) en een van Bruckners ontzaglijkste con cepties ? Men zou meenen dat het klein orchest van KARDINAAL RAMPOLLA f Kardinaal Rampolla (rechts op den voorgrond) tijdens de stemming aan 't slot van het Conclave van 1903, in de Sixtijnsche Kapel. Rampolla had, naar het stemmingscijfer te oordeelen, dat vór het Veto van Oostenrijk was uitgebracht, de meeste kans om Paus te worden. Deze afbeelding is ontleend aan een teekening voor de Illustration naar plaatselijke gegevens na afloop van het Conclave vervaardigd iiiiiiiiMiiitiMiiiimiiiiiiiiiiiiiiiniiiitiimmiiiiiimiim iiiiiiiiiiiiiiiiiiini HIIIIIIIIIIII iilliiiiiiiiiiii iiiiiiiiiliiiiiillllllllll HUI iliiiilillllllllllll ilillllllliiniltiwiira Diepenbrocks Marsyas (op 't zelfde pro gramma) stillend werkte na het groote, symphonische geluid van Bruckner. Geens zins! En ik ben gedurende deze gansche suite verlokt door een menigvuldige pastorale gratie en gloed, kon echter Diepenbrocks wereld ditmaal niet zoover binnentreden als die van Bruckner; de andere hoorders wel en zij hebben den meester terecht gehuldigd. MATTHIJS VERMEULEN * * * Een ballade der guzlars" Hieronder volgt een legende, gezongen door de guzlars", de Macedonische zwer vende zangers: Marco was 8 jaar in .dienst geweest bij Dette Secula, een rijk man, maar hij wilde den dienst nu verlaten, omdat elk jaar, wan neer de tijd aanbrak, dat hij betaald moest worden, zijn meester op de patrijzen- of op de vossenjacht ging, zoodat zijne schuld bij Marco zeer groot werd. Marco was over deze behandeling toornig, zoozelfs, dat hij zijn paard ook tot razernij wist aan te spo ren, en samen renden zij op en neer in wilden tred voor het huis, op het erf. Dit erf was met fijn mozaïek geplaveid, maar de tranen die uit Marco s oogen stroomden, kwamen er op neer en maakten de steenen los, zoodat het weldra een poel werd van modder. In zijn ergenls brak hij zijne vin gertoppen en liet -Wij' zfe'roo hard kraken, dat Magdalena, de jonge vrouw van Dette Secula, uit haar raam kwam kijken. Hallo! Marco; wat gebeurt er, waarom ween je zoo? Je zult je mooie tint bederven en waarom haal je de steenen uit den grond ? En kraak je met je vingers?" Ah!" zei Marco, het is verkeerd van je om met mij te spotten, en ik zal direct jouw armen en beenen komen breken en je hoofd omdraaien! Er is nog n kans voor je om er levend af te komen, en dat is, dat je de gekleurde kamer voor mij open doet waar je schoonzuster Zolva in is opgesloten, en als je het niet snel doet dan zijn je lede maten direct gebroken!" Toen Magdalena deze woorden hoorde, werd zij angstig, en alhoewel hare schoonzuster Zolva, vanwege hare buitengewone schoonheid, door geen man gezien mocht worden, bedacht zij dat, nu Marco toch den dienst verliet, het er niet op aan zou komen, of hij haar zag. Zij deed dus de deur voor hem open, maar nauwelijks was dit gedaan, of Marco gaf Magdalena een harden stoot, nam Zolva in zijne armen, en haar met zich op het paard dragende, holde hij er met haar van door. Magdalena begon te schreeuwen, maar dit hielp haar evenmin als de tranen, die zij vergoot, en toen haar man te huis kwam, riep zij hem nog voor hij aan de deur was toe: Snel snel, Marco is weg, maar hij heeft je zuster Zolva mee." Oogenblikkelijk zadelde Dette Secula zijn snelste ros, en wilde er juist op wegrennen, toen zijne vrouw bedacht, dat hij toch nooit alleen tegen Marco zou kunnen vechten. Luister Secula, wat ik te zeggen heb! Zij heeft nu eenmaal peper gezien, en peper gegeten, gedane zaken nemen geen keer, ga dus, voordat je je blootstelt aan het groote gevaar om met Marco te vechten, eerst den raad inwinnen van je oom Jancula, die ouder en wijzer is dan jij." Secula luisterde naar zijne vrouw, en ging naar zijn oom Jancula, een oude wijze man, dien iedereen gewend was te gehoorzamen als hij raad gaf. Toen Jancula hoorde wat er gebeurd was zei hij: Neef, luister naar den wijzen raad van een ouden man; peper heeft zij gezien, en peper heeft zij gegeten, en gedane zaken nemen geen keer, dus wees bedaard, en neem mij mee, want alleen kan jij Marco niet bevechten of je bent er geweest." Maar Secula dacht alleen aan de schande, die over zijn huis was gekomen, en hij riep uit: Als het zijn moet, moet het zijn, al moest ik het alleen doen." Maar de oom ging mee en beiden zouden zij desnoods samen tegen Marco vechten. Na lang gereden te hebben, bereikten zij eindelijk Marco, die juist uitruste aan de zijde van het meisje. Nauwelijks zagen de twee tegenstanders elkaar of het gevecht begon, eerst twee tegen n, maar dit kon de eer van Dette Secula niet gedoogen, en dus stond Jancula ter zijde, en de twee tegenover elkaar, terwijl Secula zich trachte in ? woede te verzetten tegen Marco; zij vochten tot de grond onder hun voeten be woog. Geen boom bleef staan, geen plant, geen gras, alles werd uit de aarde gehaald, in dit verschrikkelijke gevecht. Het was alsof de slechte geest in hen stak, maar hoe zij ook vochten, geen van beiden kon den anderen overwinnen. Toen oom Jancula dit zag zei hij: Wacht even! Jelui zijt beide even braaf en sterk! Komt laat er vrede gesloten worden. Zij heeft peper gezien en peper ge geten, daarbij blijft het, het beste is nu maar dat ieder naar zijn huis terugkeert en zijn eigen weg gaat." De twee helden vonden dit goed, en Marco nam het meisje weer mee op zijn ros, terwijl Secula en Jancula zich ook huiswaarts begaven. Toen zij een eind mee gereden hadden, zei op eens Secula tegen zijn Oom: Hoor eens Oom, wij hebben iets vergeten". Nu neef wat kan dit dan zijn?" Wel, wij vergaten dat Marco de Arap" (den zwarten Arabier) voorbij moet, en ik gaf er wat voor om te zien wat er zal gebeuren. Als hij haar opeet dan is het haar verdiende loon, maar als het tot een gevecht tusschen hem en Marco komt, zou ik het van verre wel eens willen aanzien." De Arap" nu was een zwarte man, die in spelonken leefde, in het woud, en hij was steeds op de loer om een voorbijgan ger te pakken te krijgen, dien hij dan verslond. Dette Secula en zijn oom Jancula gingen dus weer terug tot nabij de plaats, waar zij wisten dat de Arap huisde. Marco op zijn gevleugeld paard met de gulden hoeven, had reeds de plaats bereikt waar de Arap lag, maar Marco had in zijn haast vergeten dat hij gevaar tegemoet rende. Zolva zelf moest er hem opmerkzaam op maken, maar Marco stelde haar gerust door te zeggen, dat zij niets behoefde te vreezen; zoolang hij er bij was, was er geen nood. De Arap had reeds lang op den loer ge legen en daar hij in lang geen prooi had kunnen vangen, was het monster zeer hon gerig. Toen hij duidelijk Marco zag komen, en achter hem eene schoone jonge vrouw, werd hij zoo verblijd, dat hij vergat dat hij een heiden was, en hij ging zoover in zijn vreugde dat hij God dankte voor zijn groot geluk. Marco echter sprong van zijn paard en gaf het aan Zolva om vast te houden, terwijl hij den Arap toeriep om op te komen. Direct vlogen zij elkander aan, en het gevecht was van dien aard dat er geen gras meer op den grond stond: alles wat groeide werd uitge roeid, en dan was de een, dan de andere onder, en de oogen van Zolva fonkelden van fenoegen over dit verschrikkelijke gevecht. ij was vol bewondering voor hunne kracht, tot eindelijk Marco haar toeriep: Wat sta je daar te kijken, kom liever naderbij en neem een stuk gebroken degen, en snij een van ons een been af, je mag kiezen tusschen ons, en wees niet bang als je mij niet de voorkeur geeft, dat ik er boos om zal zijn." Toen nam Zolva een zwaard, dat aan stukken gebroken op den grond lag, en sneed den Arap een been af, zoodat nu Marco hem dadelijk af kon maken." Dacht je," riep hij Zolva toe, dat ik jouw hulp noodig had; neen, dat niet, maar ik wilde zien, wie van ons beiden je liever was." Toen hij dit gezegd had, plantte hij den Arap, dien hij bij de schouders opnam, tot aan het hoofd in den grond. En het hoofd nam hij mee in zijn zadelzak. Dette Secula en Jancula hadden dit ge vecht van verre mee aangezien, en waren zoo vol bewondering, dat zij naar Marco terugkeerden en hem feliciteerden en Zolva ook, dat zij zulk een held tot man kreeg. Marco ging naar huis, en gaf eene prachtige bruiloft. Hij verzocht 70 koningen bij zich, maar een enkele vroeg hij niet: dit was de reus" Guine Voi Voda. Op de bruiloftsnacht waren de kaarsen aangestoken, en zij schenen vanzelf en dit van de weeromstuit van den glans die uit de oogen der bruid kwamen. Marco vroeg aan zijne gasten wat voor maaltijd zij hebben wilden. De gasten zeiden, dat zij visschen wenschten uit het meer van Ochrida, want zij wisten allen dat deze stad zóver weg was, dat zij niet gebracht zouden kunnen worden voor deze feestmaaltijd. Marco zei, dat hij ze direct zou gaan halen en op zijn ros, welks hoeven uit gouden ponden bestonden en dat vleugels had vloog hij direct weg.-Maar zijn paard was veel wijzer dan hij, en hij had van dit beest menig lesje te leeren en meenigen goeden raad aan te nemen, anders was hij er nooit gekomen, want daar hij een erge dronkaard was, was hij niet steeds goed bij bewustzijn, en hoewel hij zoo sterk was, was hij dan dikwijls laf, en moest zijn paard voor hem zorgen. Toen zij een eindje over de bergen ge vlogen hadden, zagen zij een prachtige ster in de verte. Marco vroeg aan zijn paard wat die ster te beduiden had, maar het paard zei dat het geen ster was, wat zij daar zagen, maar dat het de reus Guine Voi Voda was die veel sterker was dan Marco, en die hem zeker zou dooden. Nu zal ik je echter zeggen, wat je doei moet,' zei het paard, anders ben jij een verloren man." Niet alleen jelui moet vechten, maar wij paarden zullen ook vechten, en als je mij ziet onderliggen, dan is dit een teeken voor jou, en dan zeg je tegen hem: Wacht even ! Waarom vechten wij eigenlijk. Het is immers om de eer om te zien wie sterker is dan de andere, en niemand ziet ons hier in de bosschen. Wacht dus tot w$ voor de anderen vechten, die ons zien kunnen. En als je zoo op zijn eergevoel werkt, dan heb je geleeendheid hem te dooden !" Zoo gezegd zoo gedaan: Marco vond het plan uitstekend, maar toen hij den reus naar zich toe zag komen, werd hij zoo woedend dat hij op zijn weg naar de visschen van Ochrida was opgehouden,'terwijl zijn gasten hem zouden uitlachen, dat hij den reus aanvloog, en weer was het gevecht zoo verschrikkelijk dat de aarde onder steboven geworpen werd en alle boomen ont worteld werden; er werd van een woud een plein gemaakt, over de rotsen duikelden de vechtende verwoede paarden over elkaar, en hielden zich vast aan de stronken die over den weg lagen om hun leven te be houden. Het was een allerverschrikkelijkst gevecht, tot Marco op eens zijn paard onder zag liggen, en hij zich herinnerde waar dit een teeken van was Toen stond hij even stil1 en zei tegen Guine Voi Voda: Halt! waarom vechten wij hier eigenlijk zoo. Is het niet om de eer, om te zien wie de sterkere is van ons beiden ? En niemand ziet ons hier. Kom liever morgen voor al mijn gasten, dan zullen wij het gevecht voortzetten." Dat is goed," zei Guine Voi Voda, en meteen stak hij zijn sabel in de schee. Op Guzlars of Boziatsi

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl