De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 28 december pagina 6

28 december 1913 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEiDERLANO. :. 13. No. 1005; 'L "i$r . ' .^?.-s....... r_ \v l i l De geboorte van Christus, naar de schilderij van Ghirlandaio, te Florence Van den Os en het Ezelken Het bijbelverhaal is uiterst sober in bizonderheden betreffende degebporte van den Heiland. Alleen de evangelist Lukas deelt in het tweede kapittel van zijn evangelie, vers 7, ons daarover het vol gende mede: En zij baarde haren eerst geboren Zoon, en wond hem in doeken, en leide hem neder in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg." En daarop volgt dan meer uitvoerig de geschiedenis der herders en van de Wijzen uit het Oosten", die voor de Katholieke kerk tot de heilige Drie Koningen" werden; maar van het oogenblik der geboorte is de bovenaangehaalde tekst van Lukas het eenige kanonieke fegeven, dat niettemin e kunstenaars van alle tijden inspiratie ge schonken heeft voor duizenden kunstwerken. Deze bijbelplaats legt trouwens de fantasie allerminst aan banden, want ze vermeldt nage noeg geen details; laat ons volkomen in 't onzekere of 't een stal was, dan wel een spe lonk (gelijk er rondom Bethlehem vele waren) of misschien een voederplaats der dieren in 't open veld, waar Chris tus geboren werd; de eenige duidelijke requisieten van dit tooneel der geboorte zijn de kribbe" (de voeder bak) en de doeken", waarin het kindeken gewonden" wordt, en die ook later den herders moeten dienen als kenteeken voor zijn identiteit. Nochtans hebben de kunstenaars geen gelegenheid gevonden van deze vrijheid tot fantaiseeren een al te ruim gebruik te maken, want de christelijke legende heeft al vroeg gezorgd voor een tradiNaar lingen uit de vierde eeuw worden aan getroffen, zijn vooral de os en het ezelken", welke nagenoeg nergens ge mist worden, zelfs niet, waar de Moeder des Heeren" ontbreekt. Een eerste aanleiding tot de aanwe zigheid dezer beide huisdieren werd gevonden in een onjuiste vertaling van een plaats in de profetieën van Habakuk, die in werkelijkheid luidt: maak het bekend in het midden der jaren", maar die door den ouden, niet zeer competenten overzetter was verhaspeld tot: te midden van twee dieren zal men u kennen.". Reeds in de derde eeuw bracht bovendien de kerkvader Origines ter zake een tekst uit Jesaja l (vers 3) te pas: Een os kent zijnen bezittéf en een ezel de krib zijns heeren, maar Israël heeftgeene kennis, mijn volk ver staat niet." Het goed recht van de tegenwoordigheid der beide huisdieren werd bovendien ver sterkt door de mededeeling van eenapokrief evangelie uit de vierde eeuw, waar men leest: Ja, de dieren zelfs, os en ezel, omgaven hem, en aanbaden hem zon der ophouden...." Deze aanbidding der dieren werd onafscheidelijk het geboorte tafereel. Zeer naief ge tuigt dit een oud Christus geboorte. bibli^ Paup"UIS Yan apastoor varl en deken dr. Schwarz Duitsch Dreikönigslied" : Es waren da zwey unvernünftige Thier, Sie fielen nieder auf ihre Knie. Das Oechslein und das Eselein. Die kannten Gott der Herren sein." Ze waren dus geenszins decoratief bijwerk, maar gelden als een bewijs, dat de geheele natuur en zelfs de stomme tioneele stoffeering, van welke slechts dieren het kindeke in de kribbe" erkenbij hooge uitzondering werd afgeweken, en die, een aantal excepties niet te na gesproken, tot op den huidigen dag ge volgd wordt. Twee figuren, die reeds op voorstel den als den Schepper der Wereld. Overigens hechtte men aan hun aan wezigheid ook symbolische beteekenis. In den os zag men het Jodendom, dat gebukt ging onder het juk der wet, in Fresco in een grafkamer van het kerkhof San Sebastiano te Rome 4e eeuw De geboorte van Christus Ivoren plaat in het Vaticaan l Ie eeuw den ezel, de onwetenden en geknechten, de heidenwereld, Augustines zette door zijne autoriteit aan deze opvatting kracht bij. Op bijna alle oude beeldhouwwerken en schilderijen vindt men uit dien hoofde de beide dieren steeds in de onmiddellijke nabijheid van het wikkelkindje : ze bui gen hun koppen over de trog waarin jesuken" rust en schijnen hem soms het gelaat te kussen. Door het geheele tijd perk der middeleeuwen blijft deze naieve voorstelling, die eerst in de kunst der Italiaansche renaissance bijv. bij Fra Angelico, voor vrijer begrippen plaats maakt; maar men moet tot Rembrandt gaan, om te dien opzichte een onafhankelijke realistische opvatting gehuldigd te zien. Os en ezelken" zijn de oudste tenanten van het Christuskind, later dan zij wordt zelfs de heilige moeder, hen ter zijde gesteld, doorgaans in liggende, soms in biddende houding. Vervolgens komen de drie koningen en de herders het mysterietooneel bevolken; de heilige Jozef is lang niet altijd aanwezig, maar bijna nimmer ontbreekt de ster, die vaak aan den wand schijnt opgehangen en met machtige stralen in den vorm eener cometenstaart, het kindeken recht in 't gelaat schijnt. In de onmiddellijke nabijheid van het wikkelkindje, dat in de kribbe ligt, vindt men niet zelden nog een andere voor stelling van het Christuskind, zittende, staande of liggende in een doopvont, terwijl twee vrouwen bezig zijn het te wasschen, vermoedelijk is dit een sym bolische voorstelling van den doop. Later heeft de legende 'in dit tafereel nog een andere figuur betrokken, Salome, (vermoedelijk wel de zondige dochter van Herodias) die zich eerst ongeloovig toont voor de wonderen welke Christus geboorte vergezellen en daarvoor gestraft wordt met het verbranden van haar hand. Later komt zij bij de kribbe, ziet, ge looft en wordt genezen. En dat is de traditioneele opzet van het geheele tafereel, die zelfs in later tijd groote kunstenaars als Botticelli en Ghirlandaio hebben gegehuldigd, zij het ook met persoonlijke bijvoegingen. Wel een bewijs, hoe mach tig de traditie is, zelfs wanneer ze zich vertoont in den vorm der meest kinder lijke naieviteit. J. D. C. VAN DOKKUM De heer Borel en de Chineesche kunst Naar aanleiding van zijne rede op 10 December j.l. in de Larensche Kunst handel gehouden en de aldaar geëx poseerde werken Wanneer een man als de heer Borel over de schilderkunst van China (en Japan) spreekt hij zelf heeft de wezensgelijkheid van deze beiden onderstreept, en terecht en wanneer hij aanschouwelijk materiaal demon streert, dan is het belangrijk nauwkeurig na te gaan wat hij zegt en wat hij vertoont, want zijn naam als sinoloog doet hem zoo op het eerste gezicht verschijnen als autoriteit ook op het gebied van de Oostaziatische beeldende kunsten. Wij zullen nu eerst in korte trekken den inhoud van zijne rede schetsen. Hij zeide ongeveer het volgende : Terwijl de Japansche schilderkunst in Europa een groote bekendheid heeft de namen Utamaro, Toyokuni, Hokusai zijn geen vreemde klanken meer is over de Chineesche schilderkunst, die toch de moe der der Japansche is, buiten Oost-Azië zoo goed als niets geschreven. Wat de meesterwerken zelven aangaat -7.00 kunnen alleen in het Britsch Museum, het Musee Guiraet en op enkele andere plaatsen enkele exemplaren worden aanschouwd; De Chineesche schilderkunst is afgeleid1 van de Kalligraphie. De aard van het karakterschrift brengt reeds mede dat elk beschaafd t man in China min of meer de schilderkunst machtig is».. en deze laatste is in hoofdzaal kunst van fijn, waarbij de kleur op den; achtergrond' treedt. De voorwerpen worden zonder uitwerking der, plastiek meest door eenvoudige contours». van de omringende natuur'afgegrensd. Ter beoordeeling der. perspectief moet ih het oog worden gehouden dat steeds een hoogte perspectief wordt bedoeld. De schilder moet na lange psychische voorbereiding het in alle deelen in de voor stelling uitgewerkte kunstwerk spontaan. wedergeven, daar de aard van het materiaal;, zijde of lichtelijk absorbeerend papier,, correcturen niet toelaat. Voor den Aziaat is de geheele natuur bezield, waarbij niet is bedoeld een (anthropomorphische) projectie der menscheli/ke'ziel in de voorwerpen, doch deze zelven als in realiteit geestelijke wezens worden be schouwd. De schilder zoekt nu. niet de uitwendige verschijning... maar daardoorheen deze geest te benaderen. Zoo ook bij het portret; hierbij wordt naar de persoonlijkheid' getracht en niet zoozeer naar de overeenkomst met de uiterlijke trek ken van het individu als verschijning. Su-Tung-p'o, de beroemde schilder, zeide ongeveer:: De gelaatstrekken van een slecht man kunnen gelijken op die van een goed man, maar de ziel van een slecht man zal nooit felijken op de ziel van een goed man, en eze is het die het portret moet geven." Op een andere plaats zeide dezelfde schilder: Hij die een schilderij beoordeelt naar de gelijkenis, heeft het onderscheidings vermogen van een kind." Toch worden geenszins de vormen ver waarloosd en het observatievermogen is buitengewoon scherp ontwikkeld ter illustreering van welk feit de heer Borel voorbeelden gaf van de bijna pietluttige eischen die somtijds aan de schilders in dit opzicht werden gesteld. Daarna gaf hij even een overzicht van de grondwet der Chineesche schilderkunst, nl. de zes wetten van Hsie Ho (plm. 500). Het eerste en voornaamste grondbeginsel is de Ch'iyiHi wat hij vertaalde met rhytmische vitaliteit van den geest, die zich als shêntung realiseert in de schilderij zelve." Daarna komen de voorschriften over het nauwkeurige bestudeeren van de structuur der dingen, over harmonische compositie, kleur toepassing... enz. (alle technische voorschriften die aangeleerd kunnen worden, terwijl de Ch'iyün de aangeboren gave is van den artiest.) Overgaand tot een kort overzicht van de kunst, noemde de heer Borel de namen van Kuk'aichih i 400, Wutaotzü(± 700), Wangwei (699?759), Hankan (8e eeuw). Van Wutaotzüwerd tevens verhaald hoe hij, in opdracht des keizers een klein half jaar aan een rivier vertoefde ter bestudee ring van het landschap en hoe hij terug kwam zonder n schets en toen uit deherinnering dit landschap voor het hem optgedragen fresco bezigde. De spreker wees verder op het onderscheid tusschen het wezen der copie die bij de Oostaziaat steeds eene Umdichtung" is, en dat der imitatie, die een dood ding Ls. Ter illustratie van de geweldige kracht der Shêntung werd gewezen op de legenden van geschilderde draken, paarden en andere wezens, die na het inschilderen der oogen, als zelfstandige bezielde wezens uit het schil derij losbraken en vervluchtigden. Als parallel wees de spreker op de bekende legende van Zeuxis wiens druiven zoodanig waren geschilderd dat de vogels daarop afvlogen om te pikken. Samenvattend werd liet karakter der Oostaziatische kunst als subjectief gesteld tegen over het objectieve karakter der westersche kunst. Als het bloeitijdperk werd de Sung pe riode genoemd (960?1278)waarin het Laoisme overheerscht. De kunst van dit tijdperk is wezensverwant met de lyriek. De werken zelven zijn Lieder ohne Worle" en een titel als Avondklokken in een ver wijderden tempel' wekt de herinnering aan Millets Angelus." Voorbeelden werden verder gegeven van de rijke phantaisie waarmede de oosterling verschillende onderwerpen voor schilderijen in beeld weet te brengen. Daarna werd na de pauzeering tot bezich tiging der tentoonstelling overgegaan. Deze, in hoofdzaken voortreffelijke rede, werd door een paar zinnen ingeluid die de grootste verbazing moeten opwekken. Hij zegt dat de Chineesche schilderkunst zoo goed als niet, de Japansche schilderkunst daarentegen wel algemeen bekend is en noemt voor dit laatste als bewijs de prentkunstenaars Utamaro, Toyokuni, Hokusai, die tot.de Ukioye-school behoorend, de school van het vlietend leven', als genre-kun stenaars de verschijnselenwereld afbeeldden, en juist geheel afgeweken zijn van het diep spiritueele beginsel dat door den heer Borel terecht als het wezen der schilderkunst in China en Japan is geschetst. De Japansche kunstkenners hebben dan ook deze volksartisten niet als kunstenaars in deze hooge beteekenis van het woord erkend, en geen prentwerk van dezen is in eenige eerste rangsverzameling in Japan te vinden. De schilderijen van deze artisten zijn in Europa geenszins algemeen bekend. Neen, de groote Japansche schilderkunst is in Europa bij het publiek even weinig bekend als de Chineesche, en de over strooming met bonte kleurendrukken en tienderangs kakemonos ter voldoening aan de modezucht van het groote publiek heeft ook niet medegewerkt om zelfs maar het bestaan van :die hooge geestelijke kunst te doen vermoeden. Toch is de gelegenheid om met prachtexemplaren dezer kunst bekend te worden nu zoo goed als onder het bereik van ieder een, in den zin als bijv. de Italiaansche kunst algemeen bereikbaar is voor wie in de hoofdmusea van Europa de werken kan opzoeken. De bewering dat over Chineesche schil derkunst eigenlijk zoo goed als niet ge schreven is, werpt een eigenaardig licht op de nauwgezetheid waarmede de spreker zijn onderwerp behandelde. Ik moet nu den lezer op eene tamelijk droge bibliographie vergasten maar ter beoordeeling van de autoriteit; <tes heeren, Borel op dit gebied is dit<atet te ver-.. mijden, en ook de lezer kan er^, zoo hij wil > zijn voordeel mede doen. Reeds in t904»bijna tien jajien geleden,. gaf Laurence Binyon in de Burlington Magazine" de grondige doctreproducties gedocumenteerde?studie over Ku k'ai Chih's. rol met de hofdame geschiedenissen te Lpndon, pfo*. Chavannes gaf in Tfeung Pao een, volledige studie over dezen aetist. Daarep verschenen de werken van GUes. (Introduction tp the history 1 of Chinese pictoiial art), Hirth (scraps from a collectors note book),Binyons prachtig w«rk: Painting < in the Far East", Busheil's boek over ejhineesche kunst, Münsterberg's Chiner sische Kunst-geschichte", Raphael Pejtruccis wondermooie La phitosophieL de, la Nature dans l'Art de rExtrême( Oriënt", welk werk met dat van Binyon een. schatvan fraaie reproducties bewat, de publi caties over Stein's, von Lesocq's expedities, naar Chineesch Turkestan van waar zij massa's Buddhistische kunst hebben medeegebracht, waaronder wecken zijn wier kunst waarde staat tot de exemplaren van. den heer Borel, als de wonderwerken,, vani Cimabue of de Sieneesche primitivan,staan tot de bonte slappe bidprenten die. naar: deze voorbeelden voor het dagelijifsech. ge-bruik zijn gefabriceerd. Last, not least, het bronnenwerfc vani Petrucci, de vertaling van de Chiehfczji Yüafli Hva Ch'uan onderwijzingen in de schilderrkunst van den tuin Chkht zu" in,;welk werk de heer Petrucci in,zijn conwneHitaren te)K kens hoogst belangrijke parallellen trekt met de uitspraken van Leonardo dau Vincii ito diens Traktaat over de schildejkunsti" Dat sinds een paar jaren het uitsluitend aan Oostaziatische kunst ge wij da tijdschrift: die Ostasiatischt Zeitschrift'" vereclrijat, schijnt den heer Borel pok niet' beken* *e wezen, terwijl hij evenmin gewezen heeft op Fenollosa's standaardwerk Epochs of; Chi nese and Japanese art", de groote publicaties Kokka", Seleeted Relies", Masterpieces selected from the fine Arts ofc the far East" groote verzamelingen van voortreffelijke reproducties, die wel is waar in Japan ver schijnen, maar met Engelsche text en die reeds sinds jaren als belangrijke hulpmid delen hier im Europa worden* gewaardeerd. Kostelijk was het zinnetje: Alleen in het Brjtsche Museum, het Musée Guimet en op enkele andem plaatsen kunnen ee*ete rangs schilderijen: uit China worden gezten." Deze enkele andere plaatsen zijn o.a.: de geweldige collectie Petrucci in Brussel, die met de collectie Morrison in. Loaden (nu in het Britscji museum ingelijfd) de voornaamste privaatcolkctie van Europa is,, de collectie Goloubev in Parijs, de KgL Museen te Berlijn, wier, collecties in 1912 de ken»vormden van de schitterende tentoonstelling in de Akademie der Kiinste aldaar, waar met groote omzictrtigheid alles was geweerd wat maart in, de verte herinnert aan de marktwaar die hier met scheepsladingen in'Europa is geïn porteerd en die zelfs vete ethnografiscbe musea onveilig maakt. te den heer Borel niets bekend van.de tentoonstelling ia, het Musëe Cernuschi te Parijs in 1912 gehouden, naar aanleiding waarvan Prof. Chavannes en Petrucei te zamen de schoone publicatie Ars Orientalis \ l'Art Chinoïs" met verbluffend fijne repro ducties hebben, uitgegeven ? Zelfs hier in Holland, in het Ethnografisch. ? Museum te Leiden en bij enkels particu-lieren zijn kunstwerken uit Chi»a te zien, waaruit de- spiritueele kracht straalt waar de sprekerr zoo. zeer den nadmik op heeftgelegd. Voor het geval hij eenige twijfel mochtkoesteren aan de autoriteit van sommige der genoemde schrijvers, kan ik hem melden dat de dichter Laurence Binyon tevens een der conservatoren is van bet prentenkabinet in het Eritsch Museum waaronder de voortrefflelijke collectie Chineesche en Japansche schilderijen ressorteert, en dat zija naam als. kunsthistoricus ook door werken op het gebied der Europeesche kunst bekend is. E)en heer Petrucci moet hij als collega sinoloog kennen, terwijl Fenollosa de groote man is die in het gerestaureerde Japan in opdracht der regeering de zorg voor oude kunstschatten aldaar heeft georganiseerd en tevens eene prachtcollectie heeft verzameld die nu de kern vormt van het geweldige bezit van het Bostonsche Museum. Het materiaal om de Oost-Aziatische kunst te leeren kennen is dus aanwezig, in origineelen en prachtige reproducties maar wie in den geest daarvan wil doordringen moet ten minste twee dingen vergeten: enkele der westersche kunstdogma's aan gaande perspectief en natuurgetrouwe af beelding, en het tentoongestelde schilder werk uit de collectie van den heer Borel. Doch hierover later. Zooals reeds is opgemerkt, de rede was een goede invoering in de stof, maar er waren opmerkingen die ernstig deden twijfelen of de heer Borel de draagwijdte van zijn eigen woorden wel begreep. Bijvoorbeeld hoe hij er toe kwam in aan sluiting met de anecdote van den uit de schilderij voortvliegenden draak (zie boven in het verslag der rede) de anecdote van de naturalistische druiven van Zeuxis te vermelden, is mij een raadsel. Deze laatste is juist een voorbeeld van de geheel tegen overgestelde, op natuurafbeelding gerichte tendenzen van de westersche kunst, reeds in den ouden griekschen tijd! Zoo is ook Millefs Angelus, met da sterk op de stemming der menschh'guurtjes geconcen treerde compositie in wezen tegengesteld aan dat der achtgezichten op de Hsiao Hsiang" waarvan het eene. avondklokken van een verwijderde tempel" in compositie de stem ming geeft van den kosmos die door de gar.sche natuur klinkt, waarbij de menschfiguurtjes als zeer ondergeschikteaccidentalia even een fijn toontje paren aan de grootsche harmonie van het geheel. Na het praeludium: de rede des sprekers, verwachtten wij een breed en diep choraal van Bach, en wij kregen... het Miserere" uit de Trovatore" op een ontstemd draai orgel. Neen... toch niet alleen: achter gesloten vensters klonk af en toe de fijne snarentoon van eene sphaerische melodie in hun gla zen huisjes keken de rhytmisch zuivere en stille Kwanyins weemoedig neer op het kermisgedraai om hen heen. Om uit deze beeldspraak tot de werke lijkheid terug te keeren: hoe kan een artist als de heer Borel zoo zijn eigen werk be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl